Een oude man was
bezig een grote vis te vangen. Zijn hengel knapte bijna. Achter hem stond een
man glimlachend toe te kijken. De man had een bijna kaal hoofd; de man die
toekeek. De man die aan het vissen was had nog wel wat haar. Hij had een geel t-shirt
en een blauwe korte broek aan, die man die aan het vissen was. De vis was
grijs, donkergrijs en zeker wel twintig centimeter lang. Helaas ben ik niet
zo’n viskenner dus kan ik niet zeggen wat voor soort vis het was. Het meest
waarschijnlijk lijkt het me dat het een brasem was, want als mensen een grote
vis hebben gevangen zeggen ze meestal dat ze een brasem gevangen hebben of een
snoek dat kan ook . Ik weet het in ieder geval niet. Ik liep op een brug en aan
de linkerkant van waar ik liep werd die vis gevangen en aan de rechterkant waar
ook een man zat te vissen daar werd niks gevangen. Die man aan die rechterkant
lette ook helemaal niet op zijn dobbertje. Hij zat schaapachtig omhoog te
kijken naar mij, die op de brug liep. Zo vang je natuurlijk geen vissen. Die kale man van de linkerkant liep ineens
hard naar een fiets, die tegen een boom stond. Ik nam aan dat dat zijn fiets
was. Uit zijn fietstas haalde hij een plastic
tas en daarmee rende hij weer naar de man met het gele t-shirt en die
haalde de grote vis uit zijn schepnet en liet die in de plastic zak van de man
glijden. De kale man pakte zijn
portemonnee uit zijn broekzak en gaf de visser daaruit een biljet van tien
euro. De visser leek er blij mee want hij gaf de kale man een hand, lachte en stopte
het geld in zijn broekzak. De kale man ging linea recta naar zijn fiets deed
hem van het slot sprong op de fiets en bewoog
zich in de richting van een flat die gerenoveerd werd, doch nog wel bewoond
was.
Ik liep toevallig ook met een plastic zak in mijn hand maar
dat was meer een plastic zak om brood in te doen. In die zak van mij hadden
twee rozijnenbollen gezeten, die ik al met smaak gedurende het eerste deel van
mijn wandeling opgegeten had. Nu moest ik alleen nog een plekje vinden voor de
lege plastic zak. Toevallig stond achter de vissende man aan de rechterzijde
van de brug een prullenbak. Toen ik daar
naar toe liep draaide die loze visser daar, zich ineens heel alert om en zei
tegen mij:
‘Nee, sorry hoor meneer, maar ik heb nog niks gevangen.’
Alsof ik met die plastic zak een vis wilde komen kopen bij hem. Ik wilde alleen
maar die plastic zak weggooien.’
‘Nee hoor meneer, ik wil alleen maar even die zak in die
prullenbak gooien.’
Het is hier zeker de gewoonte om vissen van vissers te
kopen. Ik had het nog nooit gezien of gehoord. Voor vandaag had ik al makreel
gekocht dus ik bleef niet staan wachten tot de volgende vis gevangen werd.