maandag 4 december 2017

RAMP

Geen enkel moment had ik het gevoel dat ik greep had op de gebeurtenissen, die volgden op het neerstorten van een toestel in de  buurt waar ik toevallig aan het wandelen was. Het begon met een enorm geraas vrij dicht boven mijn hoofd. Een helikopter!! Ik wist niet wat moest doen vooruit of achteruit sprinten. Ik wilde dat ding niet op mijn kop hebben. Ik koos voor vooruit en dat was mijnredding achter me stortte de heli neer…..Ik kreeg nog wat lichte onderdelen tegen mijn lijf aan maar daar voelde ik uiteindelijk  weinig van. Ik kon niet nalaten om achterom te kijken en zag dat  de heli in de fik stond en ook de school waar het ding bovenop te pletter was geslagen. Of er mensen in de heli zaten kon ik niet zien want het luchtvoertuig was grotendeels de school in gezakt.  Wel zag ik heel in de verte enkele parachutisten uit de lucht komen vallen ….. zullen dat dan de bemanningsleden van de heli zijn? Gelukkig! Dan hebben zij in ieder geval het vege lijf gered.
Terwijl ik omkeek kwamen uit alle openingen van de school kinderen, sommigen sprongen met hun brandende kleren en haren van de eerste verdieping in het struikgewas; anderen waren nog ongedeerd en renden verschrikt de schooldeuren op de begane grond uit. Hartverscheurend was het gekrijs dat om en nabij de school op steeg. Leerkrachten kwamen natuurlijk ook naar buiten maar wisten duidelijk met deze voor hen geheel nieuwe situatie niet zo veel raad. Een enkele onderwijzer pakte een brandende leerlinge beet en gooide haar in de nabij gelegen vijver om haar daar het volgende moment direct weer uit te halen. Veel brandende kinderen en leerkrachten  volgden het voorbeeld en sprongen al brandend de vijver in. Instinctief kwamen ook de brandende schooldieren aangerend om de brand op hun lijf te blussen. Gelukkig was de vijver niet zo erg diep en kon vrijwel iedereen, ook de allerkleinsten, er makkelijk weer uitklauteren. Soms lukte het ook niet helemaal en daarom besloot ik ook een handje te helpen.  Ook de parachutisten schakelden zich onmiddellijk in bij de reddingsoperatie. Wij heb zo nog een stuk of tien van de allerkleinste kinderen van de verdrinkingsdood kunnen redden. De meeste kinderen hadden zeer ernstige brandwonden waar snel iets aan gedaan moest worden.
De enigen wezens die het niet zouden redden was een aantal meeuwen. Die hadden op het dak van de school vlam gevat en al tijdens hun vlucht naar de nabijgelegen vijver was hun vederdek te zeer verbrand om zich nog te kunnen redden in het water. Zij gingen met hun veraste veren helaas al snel kopje onder in de vijver ….om nooit meer boven te komen.
Alle schooldieren hebben het overleefd, en zijn met spoed voorlopig overgebracht naar het dierenasiel. Alleen de dwergschildpadjes gaven er duidelijk de voorkeur aan te blijven zwemmen in de vijver. Blijkbaar vonden ze dat water als omgeving aangenamer.

Vanuit de verte klinkt het geluid van misschien wel tien ambulances voor de verbrande kinderen en leerkrachten. Hulp is onderweg. IK hoop het allerbeste voor deze mensen. Ik ga er vandoor. Voor mij ia hier verder niets zinnigs meer te doen; op de gebeurtenissen hier kan ik toch geen greep meer krijgen.  

zondag 3 december 2017

FAAS

Zo rond een uur of 7 ’s avonds was ik  eigenlijk maar een beetje toevallig in Faas terecht gekomen. Faas is een buurtcafé op ongeveer 5 minuten lopen van mijn huis. Ik was de hele dag op sjouw geweest om nieuwe kleren voor mezelf te kopen maar het was me niet gelukt. Ik heb blijkbaar iemand nodig die tegen me zegt of iets te strak is, te lang, te kort, te kleurrijk, veel te duur of veel te goedkoop of anderszins niet goed bij me past. Ik was die zaterdagochtend om half twaalf van huis gegaan en ben van Bristol, naar C&A, naar Smoorenburg, naar Gerson, naar WE en He en nog wat meer zaken gelopen maar nergens hadden ze iets waar ik mee thuis durfde te komen.
 Ik heb zat spul gepast…..wat een gedoe is dat als je in je eentje bent ….eerst nieuwe kleren uitzoeken, dan een pashokje zoeken, dan oude kleren uit, nieuwe kleren aan, in de spiegel kijken, blijkt dat het niks is, nieuwe kleren weer uit, oude kleren  weer aan, nieuwe kleren weer terughangen en weer andere nieuwe kleren gaan zoeken, hopen dat er een pashokje vrij is ….. ik wordt ziek als ik weer aan denk….. en dat in 7 winkels achter mekaar en dan nog niet kunnen slagen omdat ik zelf de knoop niet kan doorhakken. De volgende keer moet er echt iemand met me mee zodat ik me niet keer op keer in mijn oude kleren hoef te hijsen. Zelden heb ik op een dag zo’n behoefte gehad aan een pilsie.
Ik schoot tussen 5 en 6 Café de Draaitol in voor een tappie, Jupiler hadden ze, lekker koud. Het was er niet druk. In de gauwigheid zag ik een man of zes en twee stelletjes. De stelletjes zaten een beetje apart aan een tafeltje, de mannen stonden of zaten in de buurt van de bar.
Feyenoord had gisteren gespeeld en verloren van Excelsior. Een blamage was het volgens een man met een Feyenoordsjaal. Hij zei dat hij voor bijna driehonderd euro een seizoenkaart gekocht had maar dat had ie niet gedaan om Feyenoord te zien verliezen van Excelsior. Hij stond bijna te janken, die man. Nou, zeg ik tegen die man: ‘Feyenoord zien verliezen is nog niet zo erg  als in je eentje kleren lopen kopen en bij geen enkele winkel kunnen slagen. Dat is denk ik nog veel meer  om te huilen.’
De man schudde meewarig zijn hoofd om zoveel onbegrip en verliet Café de Draaitol.
‘Ja,’ zei een bijna twee meter lange man aan de bar, ’je moet ook nooit alleen kleren gaan kopen, je hebt altijd iemand nodig die een beetje kijkt of die spullen een beetje bij je passen of niet. Je kan natuurlijk wel in de spiegelkijken maar spiegels vertekenen altijd, soms een beetje soms heel veel. Een keer kocht ik een te klein kostuum, ik heb er drie jaar mee voor lul gelopen.’

Ik kon die man niet anders dan groot gelijk geven. Ik gaf die man een tappie, nam er zelf ook een en ging toen ik het biertje op had richting huis.  Toevallig kwam ik zo in Faas terecht. Ik was toen al niet meer zo nuchter maar bij Faas heb ik er nog een paar genomen…… tenslotte heb ik zeker de helft van mijn kledinggeld aan biertjes  besteed.

zaterdag 2 december 2017

CLOSET

Ik heb altijd al gedacht dat je je kont nooit helemaal schoon geveegd kreeg na het poepen, hoe je ook je best deed.  Zelfs al besteedde je er een halve rol aan, er was altijd wel een bruinig streepje te zien ….. en was er geen bruinig streepje dan controleerde je  je kont voor de zekerheid even met een van je vingers en dan was dan toch nog die onmiskenbare poepgeur. Kortom schoon werd het nooit en op de Nederlandse wc’s met papier, kon je dan niet anders dan genoegen nemen met dit resultaat.
Kort geleden overkwam mij iets dat ik nog niet eerder meemaakte: het was gedurende twee weken dat ik de normale dagelijkse hoeveelheid poepte maar er was iets bijzonders aan. Het leek als of elk drolletje in een stukje plastic folie verpakt was. Zo voelde het ook: de drolletjes gleden zonder enige moeite mijn poepgat uit en om te zien waren het echt netjes ingepakte drollen. Het mooie hiervan was dat ze geen enkel spoor op mijn billen achter lieten. Ik veegde mijn kont voor de zekerheid wel af maar dat was helemaal niet nodig hij was helemaal schoon en ook de nacontrole met mijn vingers was overbodig: reukloos. Helaas was deze situatie na twee weken even abrupt geëindigd als hij begonnen was. Wat zou het toch geweest zijn vraag ik me nog steeds af……..ik ben er niet achter gekomen, ik heb geen plasticfolie gegeten……en geen bijzondere medicijnen geslikt of zo. Het gaat nu weer net zo onzeker makend als het voordien altijd ging ….. een enkele keer heb ik de laatste tijd zelfs moeten besluiten om na het poepen naar de wasbak te lopen met mijn broek op mijn enkels om daar met een warm nat  washandje mijn kont schoon te poetsen ……. was mijn broek gelijk ook weer nat..  
Nu lees ik vandaag in het Volkskrant-Magazine een verhaal over een geavanceerde wc in Japan:
-         Het deksel gaat open zodra er iemand binnenkomt
-         Als je gaat zitten merk je dat de bril aangenaam warm is.
Naast de wc is een computerscherm met knopjes; als je op  de wc zit en op de knopjes drukt,  gebeurt er iets heel aangenaams: er schuift een buisje uit de bovenkant van de pot en vervolgens spuit er een doelgerichte warmwaterstraal recht naar boven, die de taak van het papier vol overgave overneemt. Na het water is er een föhn die alles droog blaast. Het gehele proces wordt  ondersteund door klassieke muziek, die ook uit de wc komt.
Zo’n toilet kost 8000 euro. Ik vraag me toch wel af of alle poepresten en –geurtjes door deze toilet werkelijk weggewerkt zullen worden. Als het werkelijk zo is dan is dit een ultieme vooruitgang en moet deze 8000 euro-toilet onmiddellijk aangebracht worden in alle Nederlandse woningen zowel huur als koop want er lopen gegarandeerd te veel  mensen met een te vuile kont rond …….. dat is toch te onhygiënisch voor woorden ……… zij vormen in feite een grote en ontoelaatbare bron voor besmettelijke ziektes.

Misschien zijn er Nederlandse politici te vinden die willen strijden voor zo’n Japanse watercloset.

vrijdag 1 december 2017

GEELZUCHT

Ik was ziek thuis; ik mocht van mijn moeder in mijn bed blijven liggen. De dagen hiervoor was het weekend en was ik de hele tijd moe. Eten had ik geen trek in.  Mijn pies werd donker geel, heel mijn lijf was lichtgeel gekleurd, mijn oogwit werd geel en mijn poep kreeg een heel ander kleurtje. Ik was 8 jaar en zat in de derde klas van de lagere school bij meester Lansbergen, de leukste meester tot dan toe. Diezelfde maandag kwam de dokter nog langs. Hij was een grote man met een zware Sinterklaasstem. ‘Zo jongeman,’……  ‘Hij heet Leo ,’ zei mijn moeder. ‘Zo Leo,’ begon de dokter opnieuw, ‘ik heb zelden zo’n mooi voorbeeld gezien van geelzucht. Het is jammer voor jou maar ik kan er niets aan doen, het moet vanzelf overgaan. Ik bedoel: je moet natuurlijk niet ingespannen gaan lopen voetballen, dat zeker niet, maar als je nog een weekje in je bed blijft, veel melk drinkt en elke dag netjes je bordje leeg eet, dan weet ik zeker dat het volgende week over is en dat je dan weer naar school kan.’
Omdat ik nog een week in bed moest blijven, liggen besloot mijn moeder mijn bed te verhuizen van mijn slaapkamer naar de woonkamer. ’Dan hoefde ze niet zo veel trappen te lopen, met allerlei eten en drinken, ik heb al genoeg te doen’, zei ze, mijn slaapkamer was immers op de bovenetage.
Mijn moeder had al genoeg te doen, dat klopt. Want ik was geen enig kind. Ik had nog drie zussen en een broer. Van die twee zussen en die ene broer had ze niet zo heel erg veel last …… de twee zussen waren 6 en 5 jaar en gingen dus al naar school. De derde zus daar had mijn moeder heel veel werk aan want die was nog maar net voor ik ziek werd geboren. Die derde zus lag heel veel te huilen en te poepen in haar luiers maar daar kon zij ook niks aan doen, dat hoorde er gewoon bij. Vreemd genoeg liet mijn moeder dat jongste zusje wel boven slapen in haar wiegje. Als mijn jongste zusje huilde stuurde mijn moeder me wel eens naar boven om mijn babyzusje een speen te geven of zo. Mijn (oudste) broer, die was 7 jaar en had ik nog nooit gezien, ….. ja op een fotootje…….. Mijn moeder zei: ‘Je oudste broer, jongen, die is niet goed, die zit voor altijd bij de nonnetjes in Limburg. Dus daar had mijn moeder ook niet zo veel werk aan.
Ik vond het altijd wel mooi om ziek beneden in de huiskamer te mogen liggen. Eerlijk gezegd verlangde ik er soms wel eens een beetje naar om ziek, te zijn zodat mijn bed verhuisd werd van mijn slaapkamer naar de woonkamer. Ik kon dan lekker alle belangrijke dingen  zien en horen die er in huis gebeurde …. èn …. mijn lieve moeder was altijd in de buurt …..ik hoefde maar te kikken om een beetje drinken of een beetje eten of ze ging voor me aan de slag.
Mijn vader voer in die tijd op cruiseschepen en was veel en langdurig van huis. Ik denk dat mijn vader het nooit goed gevonden had  dat mijn moeder mij zo verwende.

Precies zoals de dokter voorspelde was ik wel na een week weer beter.

donderdag 30 november 2017

ENERGIE

Zijn waterige ogen deden hem aan mijn opa denken maar het lag meer voor de hand dat hij gewoon dronken was, want ‘uit zijn straatje’ stonk hij behoorlijk naar jonge jenever.
‘Heeft u er wel eens over gedacht om te veranderen van energieleverancier, meneer? ….o , neem me niet kwalijk ik vergeet m e helemaal aan u voor te stellen, mijn naam is van Grutten en in werk bij Econet’
Ik zeg: ’Ik heb geen flauw idee waarom ik zou veranderen van energieleverancier. Ik betaal volgens mij een goeie prijs aan Eneco.’
‘Hoeveel betaalt u dan als ik zo vrij mag zijn?’ vraagt van Grutten , een klein beetje lallend.
’Bij Eneco betaal ik 950 euro per jaar voor gas en licht en de hele infrastructuur,’ zeg ik, ‘Dat vind ik een mooie prijs.’
 Van Grutten:’ Dan kan ik u, denk ik, de komende momenten een beetje blij maken meneer …..hoe heet u eigenlijk ….o, dat staat natuurlijk op het naambordje ….meneer van Wijk….ik kan u voor 750 euro het zelfde pakket aanbieden als Eneco doet. Dat scheelt u toch ruim tien euro per maand, niet mis toch?’
Ik zeg van Grutten dat ik al zolang ik huur tot volle tevredenheid met Eneco te maken heb gehad en ook met de voorganger van Eneco het Gemeentelijk Energiebedrijf Rotterdam (het GEB) heb ik goede ervaringen.
Meneer van Wijk, ik maak er 600 euro per jaar van, alle energiekosten voor 600 euro per jaar; bijna dertig euro voordeliger per maand dus. Wat vind u daarvan,’ vraagt hij terwijl hij zichzelf een borreltje inschenkt. ‘Wilt u ook een glaasje meneer van Wijk, dat kan je toch wel gebruiken op zo’n koude dag als vandaag.’
‘Neen, dank  wel meneer van Grutten, ik drink geen alcohol, als ik het koud heb kleed ik me goed en drink een warme kop chocolademelk; soms ga ik ook wel eens een paar kilometer hard lopen.  Ik krijg het daar warm van en het levert me ook flink wat energie op.’
Voor die 150 euro of 350 euro voordeel per jaar  ga ik me niet in een avontuur storten met het voor mij volkomen onbekende bedrijfje Econet. Misschien is Econet over een half jaar wel failliet of zo en dan moet ik weer op zoek gaan naar een nieuwe energieleverancier, die misschien wel weer stukken duurder is dan Econet en Eneco . ‘Bovendien’ zeg ik tegen meneer van Grutten, ’U maakt niet echt reclame voor uw bedrijf door in flink beschonken toestand bij mij aan de deur te komen.’
‘Het is niet dat ik alcoholist bent meneer van Wijk, Ik lust ook wel andere drankjes, graag zelfs, ik drink graag thee en koffie, vooral als ik thuis ben. Op mijn werk gebruik ik zoals u gemerkt hebt alcoholica. Niet omdat ik het zo lekker vind die jonge jenever; ik drink het meer om bestand te blijven tegen de intens hoge werkdruk bij Econet.  Het is namelijk zo dat vrijwel niemand bij wie ik aan de deur komt een contract wil aangaan met Econet……..hoe voordelig de aanbieding ook is …… de mensen vertrouwen het gewoon niet …….. en als ik aan de jenever ben kan ik het helemaal wel schudden’ en van Grutten neemt nog een slok, nu uit de fles: ’Proost.’

‘O, meneer van Grutten, heeft u er wel eens over gedacht om te veranderen van  drankleverancier?’

woensdag 29 november 2017

OPGESLOTEN

Ze stonden dicht tegen elkaar aan in de kleine ruimte. Ze waren daar met zijn twaalven terwijl er hooguit ruimte voor drie was. Maar er zat nu eenmaal niets anders op dan daar met zijn twaalven te staan. Een of andere grapjas had ze opgesloten en was er vandoor gegaan. Het gebouw waar ze in zaten was 24 verdiepingen hoog en ze zaten in een kleine archiefruimte op de elfde.  De deur was door de grapjas hermetisch dichtgegooid. Want het twaalftal: acht mannen en vier vrouwen, waarvan twee echtparen, waaronder een homostel, had al verscheidene pogingen ondernomen om de deur weer open te krijgen maar tevergeefs. Zelfs de poging om met zijn elven tegelijk tegen de deur aan te dreunen, zo van: ‘ene, tweejë,  driejë’ en dreunen maar  met zijn allen, zelfs die poging is mislukt. Ja ze deden het met zijn elven omdat er een zwangere vrouw bij zat en die kon onmogelijk mee dreunen. Om de beurt ging er iemand op de deur staan bonken en tegelijk iets roepen als ‘Help’, ‘hallo’, ‘we zijn hier opgesloten’, ‘er zijn hier mensen’. ‘We hebben dorst’, ‘we hebben honger’. Die twaalf hadden pech dat er weinig hoop op verlossing was uit die kleine ruimte. Want het was een zaterdag en het was slechts de archiefruimte van het allerkleinste bedrijfje van het 24 verdiepingen tellende gebouw. Dat kleine bedrijfje had een open dag gehouden deze zaterdag en deze twaalf mensen waren door de zogenaamde grapjas naar de archiefruimte geleid en daar opgesloten. De eerste de beste kans op bevrijding zal waarschijnlijk zijn op maandagochtend vroeg als het bedrijfje weer ging draaien.
Hoogstwaarschijnlijk had iemand staan te piesen want er heerste opeens een penetrante zeiklucht: ‘Zo ‘zei er een in het donker, want er was geen hand voor ogen te zien, ’zo, heeft er iemand staan zeiken misschien. Niemand wist wie het gezegd had, alleen degene die naast hem stonden (het was een mannenstem). ‘Ik’ liet een heel hoog piepstemmetje zich horen. ‘Maar dat doe je toch niet hier, dan houd je het toch zeker even op, viespeuk.’
‘Ja, jij kan mooi lullen, maar ìk moet vreselijk bouten,’ zei iemand met een rauwe stem, ’ik ga het echt niet lopen ophouden; ik zoek hier wel een hoekje van deze ruimte op en daar ga ik hem lekker neerleggen.’
‘Heeft iemand misschien iets te eten bij zich?’ ‘ Het zou mooi zijn als we wat met elkaar kunnen delen,’ zei  een zacht-sociale stem.
‘Nee Bouter’, deze stem klonk al bijna doldriest, ‘jij gaat niet in een of andere hoek zitten meuren; ik ga persoonlijk alle hoeken hier af en als je daar wat hebt neergelegd smeer ik je haren er mee in.
De eerste (een vrouw) zei: ’Ik heb een Mars, een Bounty en twee boterhammen met pindakaas.’ Een tweede (een vrouw)zei: ’Ik heb een plak ontbijtkoek,  hard gekookt ei, en een stukje kaas.’ De derde (een man) zei: ik heb een stuk speculaas, een stuk chocola en een lolly.’ en de vierde ook een man zei:’ ik heb een rookworst, drop en pepernoten.’
‘Oké,’ zei een tamelijk holle mannenstem, ‘we vormen een kring en gooien al dat eten vòòr ons op de grond, dan gaan we op ons knieën, pakken ieder één stuk eten van de grond en om de beurt zeggen we dan wat we aan het eten zijn. Dat maakt het extra lekker.

Toen werd met een grote zwaai de deur open gegooid door de grapjas, die nu ook  weer hard wegrende. Alle jonge mannen renden achter hem aan maar kregen hem niet te pakken. In de kleine archiefruimte zat links achterin een hoekje nog een klein dik manspersoon te poepen met zijn spijkerbroek op zijn knieën. Hij was nog de enige in de ruimte. Ook de zwangere vrouw was achter de grapjas aan.

maandag 27 november 2017

SOMBER

Er zijn momenten in mijn leven dat mijn somberheid ondragelijk wordt. Het lijken soms maar kleine dingetjes maar kleine dingetjes kunnen in wezen gigantisch worden. Zo ging ik bijvoorbeeld kaarten kopen bij de AKO. Een kaart voor een jarige en een kaart voor een zieke. Ik ben iemand die niet zomaar een kaartje uit een rek plukt en denkt: zet er maar ‘nog vele jaren’ op of ‘kop op, joh’…….. en klaar is Kees. Neen die kaarten worden door mij zorgvuldig bekeken en na ongeveer een kwartier bepaal ik mijn keuze. Na een half uur was ik dus klaar met die kaarten ….De verjaardagskaart was voor een kind van 17, de kaart stelde een clowntje voor (rood neusje natuurlijk); tien ballonnen in zijn hand; blauwwit geruit jasje en hij viel bijna lachend over een doos met knikkers. Verder had hij dunne kronkelende behaarde beentjes en grote flapschoenen …….. NOG VELE JAREN stond er in grote letters onderop die kaart. Die andere kaart was voor een zieke. Was niet echt voor een zieke, want ze had haar been gebroken en dat ben je dus niet echt ziek, je bent dan meer  geblesseerd. Op die geinige kaart stond natuurlijk in grote letters VAN HARTE BETERSCHAP. Op de kaart was een ouderwetse auto getekend die over een vrouw was heen gereden  of liever gezegd over het  been van een vrouw. Eén voorband stond nog op het been van de vrouw. De rest van de vrouw lag naast de auto. De vrouw  lag te kermen van de pijn (‘au,  au, au’ riep zij). De automobilist probeerde haar onder de band vandaan te rukken, maar dat zal hem zó toch nooit gaan lukken. Leuke kaart trouwens voor iemand met een gebroken been.
Dus ik ga naar de kassa en zeg tegen de kassière: ‘Ik wil deze kaarten graag kopen mevrouw en heeft u er ook postzegels bij ……………….toen kwam ik er achter dat ik geen pinpasje bij me had ….en ook geen portemonnee en zelfs geen los geld in een van mijn broek- of jaszakken. Dan moet ik dus zeggen: tegen de kassière: ‘Sorry mevrouw ik heb helemaal geen geld bij me, dus ik kan helemaal niks bij u  kopen; ik kom later nog wel eens terug en dan mèt het  geld.’ Maar dat laatste doe ik natuurlijk niet, ik schaam me dood voor die kassière…..ik ga gewoon ergens anders een paar mooie kaarten kopen. Ik word hier toch zo gedeprimeerd van.
Mijn somberheid stijgt ook huizenhoog op bij dingen die ik me niet meer kan herinneren. Dan hoor ik bijvoorbeeld een leuk stukje muziek op de radio, op de tv, op de pc het maakt verdomme niet uit waarop ik het hoor, waar het om gaat is: ik weet precies wie het zingt of wie het zingen (als het een groep is) maar ik kan niet op zijn (of haar) naam komen. Het ergste is nog dat ik vroeger toen ik nog jong was, ik dat leuke stukje muziek in mijn platenverzameling had zitten. Ik kan ook het hele stukje muziek mee neuriën soms zelfs de hele tekst meezingen maar de naam van de groep of de zanger……ho maar!
Dit zijn nog maar twee van die somberheid creërende momenten in het leven van deze zeven en zestiger. Naar verluid zullen deze momenten met het klimmen der jaren gestaag toenemen.

Oh. hee, nou weet ik het ineens weer, de naam van die zanger van daarnet: Johnny Hoes:  ‘O was ik maar bij moeder….. (Die plaat had ik bij nader inzien toch niet in mijn verzameling zitten).