Veertien jaar was ik toen
mijn moeder bepaalde dat ik haar praatpaal zou zijn. Ze moest heel wat aan mij kwijt.
Veel vriendinnen had ze niet. De meeste buurvrouwen vertrouwde ze niet en voor
haar zussen was ma zelf een soort uitlaatklep.
Mijn moeder was voor haar
kinderen een heel leuke, lieve, vrolijke moeder. Als praatpaal hoorde ik haar echter
wel eens uit haar rol schieten.
Ik voelde me vereerd in
die rol en (ook niet onbelangrijk) ik wist altijd precies wat ma over alles en
iedereen dacht. Ook wat ze dacht over mij: ik was geweldig, een ijverige
middelbare school leerling en altijd bereid om zijn moeder een handje te
helpen, hetzij met het huishouden, hetzij bij het verzorgen van de jongere
broertjes, het zij bij het doen van boodschappen.
Over mijn twee oudste
zussen was ze niet alleen maar positief. Zo piesten Ria, mijn oudste zus, en
Lenie, nog heel lang in hun bed. Dat deden ze natuurlijk niet expres. Daar
konden ze ook niks aan doen. Maar hoe lief en aardig ma doorgaans ook was, ze
noemde mijn zussen tegenover mij nogal eens ’zeiknesten’ en zei dat ze doodmoe
van werd van dat bedplassen.
Ria had er nooit zin in om
naast het kostgeld, dat ze betaalde, nog eens extra bij te dragen aan het uiterst
krappe gezinsbudget.
(Ria besteedde haar
verdiende centjes liever aan leuke kleding en mooie schoenen. Ze zag er graag
leuk uit en geef haar eens ongelijk?!)
Maar ma was daar ontstemd
over en ze bleef er tegen mij over zeiken.
Lenie en ik waren ma’s
oogappels omdat wij wèl bereid waren een extra duit in het gezinszakje te doen.
Op een avond vertelde ma
me het ‘belangrijke’ nieuws dat Ria jaloers was. Ze noemde haar toen zelfs een ‘jaloers kreng’. Ik kon toen als veertienjarige
het begrip ‘jaloezie’ amper doorgronden.
Wat ma niet wist (of ze
wist het wel en ze hield haar mond erover) was, dat ik in die periode als een
gek lag te masturberen in mijn bedje. Ik werd helemaal opgeslurpt door mijn wilde
fantasieën met de mooie overbuurvrouw. Ik zorgde er wèl voor dat mijn lakens niet
bevuild raakten: ik ving mijn kleverige goedje op, in een oud t-shirt en
verstopte dat tussen mijn matras en het spiraal van mijn bed. Als ma dit
geweten had, zou ze mij zeker een ‘stiekeme viespeuk’ hebben genoemd.
Over mijn vader heeft ze
me ook verteld. Niks positiefs. Daar heb ik al wat over geschreven. Volgens ma
wilde hij alleen maar ‘dat’. Meer dan ‘dat’ hoefde voor hem niet. Kon hij ook
niet. Ze zei: ‘Als er een natte dweil tegen zijn ‘gevalletje’ kwam kreeg hij al
‘zo’n grote’.. ook zei ze tegen mij dat ze misselijk werd, als zijn ‘gevalletje’
haar aanraakte. Dat ze samen toch nog zoveel kinderen hebben gemaakt, snapte ze
nog steeds niet.
Ik zat er bij en keek …eh … luisterde ernaar, soms kon ik haar
begrijpen, heel vaak ook niet. Het was tenslotte de belevingswereld van een
volwassene. Toch bleef ik het aanhoren, want ik voelde me vereerd, dat ze mij had
uitgekozen om stoom af te blazen.