zaterdag 27 februari 2016

SCRABBLE

 Het leven op een boerderij gaat ’s nachts, zij het wat minder heftig, gewoon zijn gangetje. Zeker op de hooizolder kan je daar flink last van hebben. Ook ’s nachts wordt er door de dieren toch ook gewoon stevig doorgeneukt en verder blijven de kippen kakelen, de varkens knorren, stoeien en gillen (soms van de pijn) en geven de koeien zo af en toe wel eens een loeiriedel weg. Ratten worden ’s nachts heel actief, op zoek naar etensresten en niet te vergeten de katten, die nieuwsgierig komen snuffelen aan een voor hen onbekende indringer zoals Rob. Door al dat leven in de boerderij zal  Rob niet zo veel slapen .. zeker niet deze eerste nacht.
Ik zal niet zo veel last hebben als Rob; ik lag dan ook in het logeerbedje in de logeerkamer. Het was een aangename verrassing voor mij dat, tamelijk laat in avond, Tonia nog even op mijn kamer kwam. Zij was al in haar pyjama, een baby-doll. Na mijn ervaring van vorig jaar met haar (ze heeft toen drie weken gedaan alsof ik lucht was) had ik zoiets niet verwacht. Bovendien … als ik zag hoe ze nu met Rob omging, had ik het idee dat ik toch weer niet meetelde voor haar.

Ze vroeg of ik zin had in een spelletje scrabble, in bed. Ik làg al in bed en zij kroop er dus bij aan het voeteneinde. Met één voet lag ik tegen haar kruis zij met een voet tegen het mijne. We moesten er een beetje om lachen maar meer niet. Het scrabblebord lag op onze schenen … we moesten dus verder wel een beetje stil liggen anders zouden alle letters van het bord af kieperen.
Tonia stelde voor een bonus te geven voor elke vies woord dat op het bord werd neergelegd  … een bonus van vijfentwintig punten bovenop de gewone woordwaarde. Ik vond dat wel een grappig idee maar ik wilde wel goed afspreken, wat nou precies een vies woord was. Kijk: ‘kut’, ‘lul’  en ‘neuken’ vind ik heel duidelijk vieze woorden en ‘drol’ en ‘gulpknoopje’ ook. Het moest in ieder geval met seks of met poep en pies ofzo te maken hebben. Tonia vond ‘gulpknoopje’ absoluut géén vies woord. Ik wel!
Tonia legde als eerste woord ‘condoom’ neer … gelijk al een bonus! Ik sloot bij de ‘c’ aan met het woord ‘clitoris’. We vonden dit allebei géén vies woord. We vonden dit een heel mooi woord.

‘Eh, Jee, wat vind jij nou van  Rob? Is hij nou ècht een vriend van je? Ik vind hem maar een raar, opschepperig, overdreven mannetje. Je merkt aan zijn hele gedrag dat ie er van overtuigd is, dat ik hem geweldig vind. Ik durf  er om te wedden dat ie paar grote zussen heeft, die altijd bewonderend om hem heen cirkelen.
Zal ik eerlijk eens zeggen wat ik van hem vind?’
‘Nou?’
‘Een zak!’.
‘Dat is een bonuswoord,’ zeg ik.
‘Neen, nou even serieus Jee: hééft ie zussen Jee, ja of nee?’

Met c van condoom legt ze ‘scrotum’ neer.
‘Mooi woord hè, Jee? Heel knap en weer een bonus. ‘
‘Nou Tonia, zei ik, ik vind scrotum eigenlijk ook geen vies woord. Het is een heel net woord voor klootzak. Dus ik vind: geen bonus.

‘Zussen, of Rob zussen heeft? Ja hij heeft er wel drie en ze zijn inderdaad allemaal gek op hem. Een van hen was ook gek op mij. Ik heb wel eens met haar gevreeën. Eén keer. Dat was geen succes.  Ze was dan wel 16 maar nog erg kinderlijk; ze hield bijvoorbeeld haar mond stijf dicht met zoenen.’
Dat ik gevreeën had met die zus van Rob vond Tonia duidelijk niet zo leuk om te horen; haar gezicht betrok een beetje. Zou ze mij dan nu misschien ineens wèl leuk vinden?


Ik leg bij de ‘t’ van clitoris het woord ‘tongen’ neer; geen bonus. Tonia vindt van wel. ‘Wat is er dan vies aan ‘tongen’ vraag ik haar?

donderdag 25 februari 2016

~HOOIZOLDER

Rob was er al. Dat had ik goed aangevoeld. Ik hoorde hem kraaien van plezier. Het geluid kwam van de hooizolder. Hij was een soort kussengevecht aan het doen maar dan met strobalen. Twee kleine Grollemansjes, jongens van7 en 8 jaar deden mee en Tonia het oudste kind (16)  van Grollemans ook. Rob was in korte broek en ontbloot bovenlijf, net als die kleine ventjes. Alleen Tonia was nog geheel in de kleren.
‘Hé, Rob’ riep ik naar boven, ‘dat heb je snel gedaan! Je was er nog eerder dan ik!’
Rob stopte onmiddellijk met het spel liep naar Tonia toe pakte haar beet, tilde haar een klein stukje op en kuste haar op haar neus. Toen kwam hij van de zolder naar me toe om me met een stevige hug te verwelkomen.
Rob zei dat hij het laatste stukje van Deventer naar Nieuw Heeten niet met de bus was gegaan maar was gaan liften. Dat scheelde anderhalf uur! Hij had alleen een heel vervelende lift. Op zich een leuke chauffeur, Peter heette die, prima auto ook maar ik moest op de achterbank gaan zitten naast een Duitse herder. Naast de chauffeur zitten ging niet, omdat op die stoel een grote vogelkooi stond met een papagaai, die onophoudelijk ‘opzij klootzak!’ riep.
Die Duitse herder was duidelijk blij met mij. Ik niet zo met hem. Met zijn natte neus besnuffelde hij vreugdevol alle nieuwe geuren, die met mij de auto in waren gekomen. Het beest snuffelde voor en achter me langs en probeerde ook nog met zijn neus onder mijn schoenen te komen. Ik was ondertussen kotsmisselijk van die oude benauwde bijna verstikkende lijfgeur van het op zich heel goedmoedige dier.
Peter zei: ‘Als je last hebt van Wodan, dan moet je hem maar een zet geven, hoor Rob.’
‘Ik ben hier nou een half uurtje … wat was ik blij dat ik uit die auto kon stappen.’

Rob zei dat hij inmiddels kennis had gemaakt met boer en boerin Grollemans en drie van de zes kinderen.  Rob vond Tonia wel een lekker ding en ik wist dat wanneer hij zoiets zei, hij vrijwel zeker zou proberen haar te ‘pakken’, zo was hij nu eenmaal.

De Grollemansjes begroetten me hartelijk maar maakten me meteen wel duidelijk dat er in de woning geen plaats was voor twee gasten. Er was maar één logeerbed. Van het boerenechtpaar mocht Rob wel blijven maar dan moest ie op de hooizolder slapen.

Rob vond dat geen enkel probleem. Hij had een slaapzak bij zich. Rob zou Rob niet zijn als hij de allereerste avond Tonia niet had weten te verleiden bij hem op de hooizolder te komen.  Tonia had een zak engels drop mee naar boven genomen en die hadden Rob en zij samen lekker liggen oppeuzelen en ze hadden gezellig met elkaar gepraat over scheldende  papaaien en snuffelende honden. Toen de zak engels drop bijna leeg was gaf ze een kusje op Rob zijn voorhoofd wenste hem welterusten en ging slapen in haar eigen bed in de woning.

woensdag 24 februari 2016

LIFT

Dit was de dag dat ik bij de boeren in Nieuw Heeten wilde aankomen. Het was nu nog nacht, pikkedonker, maar over anderhalf uur, om half zeven zou de zon al een beetje op zijn. Ik wou zeker om één uur vanmiddag in dat piepkleine dorpje zijn, omdat anders Rob er misschien nog eerder zou zijn dan ik. O ja …. Rob … Rob was een vriend van me. Die kwam ook naar Nieuw Heeten. De boeren wisten dat nog niet maar Rob en ik hadden dat zo met elkaar afgesproken. Rob ging met de trein. Hij reisde eerst van Rotterdam naar station Deventer; het laatste stukje ging hij met de bus.
Eén uur zou ik wel niet halen want die colère brommer vertoonde weer kuren. Ging die ineens héél langzaam rijden en net als ik dan af wilde stappen ging die ineens weer sneller … en dat niet één keer … dat deed die tig keer per uur. Ik hield dit getreiter niet lang meer vol en ik sprak met mezelf af: nog twee keer accepteer ik dit en bij derde keer zou ik de brommer verzuipen in de IJssel (of hoe die waterpartij hiernaast ook moge heten).
Het leek wel of die Magneet mijn gedachten kon lezen: een uur lang reed iezonder haperen! Toen was het weer een kwartier mis: met hooguit vijf kilometer per uur … ik kwam nauwelijks vooruit. Omdat ik toch moest pissen stopte ik op een gegeven moment maar even en zette de Magneet, stationair draaiend, op zijn standaard … ik stond net even de laatste druppeltjes pis van mijn lul af te zwiepen, toen ik tot mijn grote verbazing zag hoe de Magneet van zijn standaard wipte …. en geheel automatisch wegreed … gewoon rechtdoor en tot mijn grote verbazing stuurde hij in de eerste de beste bocht keurig bij en volgde de weg langs de rivier. Ik kon niks anders doen dan hem nakijken, tot hij uit mijn gezichtsveld verdwenen was. Nooit heb ik die Magneet meer gezien, nooit meer!
Ik had geen idee waar ik was. Het was ongeveer halverwege de ochtend, dacht ik. Om zo rond één uur in Nieuw Heeten te zijn, moest ik nu wel flink doorstappen … en dat in deze hitte: 28 graden was het … gevoelstemperatuur … in de schaduw. In de verte zag ik een brug. ‘Mooi zo,’ dacht ik, ‘daar zou ik toch een lift moeten kunnen krijgen …’. en dat lukte.
Een aardige vent (met een Ford Mustang) gaf me een lift. Het was geen flikker. Een dommige oom van me (ome Toon) had me gezegd, dat vooral  homo’s graag mooie jongens een lift geven in ruil voor een blowjob (Ik wist toen niet eens wat een blowjob was). Maar die man van wie ik een lift kreeg had een hond, een vrouw en drie kinderen (vertelde hij tenminste) … hij vroeg me  (en dat vond ik wel een beetje raar) of ik een vriendin had en of ik haar al es geneukt had. Ik zei dapper, dat hem dat niks aanging. Hij had er toch ook niks mee nodig dat ik nog steeds geen vriendin had en me alleen nog maar aftrok op ‘vieze plaatjes’?
Het was nog een klein kwartiertje rijden naar Nieuw Heeten, zei de man. In dat kleine kwartiertje spraken wij nog gezellig met elkaar over koetjes en kalfjes. Om klokslag één uur zette hij me af bij de boeren in Nieuw Heeten.

Opeens kreeg ik het gevoel dat Rob er ook al was.

dinsdag 23 februari 2016

AGENTEN

Midden in de nacht ‘in the middle of nowhere’ werd ik aangehouden door een stel, zich vervelende politieagenten, die nog net wakker genoeg waren om mij in het donker voorbij te zien tuffen op mijn brommertje. Sinds ik die boerenpummels met die Exotaflessen tegen de grond had geslagen, reed ik langs een brede rivier. Ik dacht dat het de IJssel was maar het kan net zo goed een andere rivier geweest zijn. Het was te donker om het op mijn wegenkaartje op te zoeken. Ik vroeg het nog aan die agenten maar die keken me aan alsof ze het in Keulen hoorden donderen.
De agenten waren zichtbaar blij dat ze deze nacht eindelijk wat te doen hadden: ze deden een beetje druk en lacherig met elkaar … voor mij was het niet om te lachen. Van de twee agenten was er een jong en een oud. Allebei hadden ze een snor, de oude had een grote grijze snor, de jongere had een klein, smal, blond snorretje. De oudere agent had een bromstem terwijl de jongere een piepstem had … een piepstem, die iedere politieagent bij voorbaat al lachwekkend maakt.
‘Meneer,’ piepte de jonge agent, (ik had gelijk al moeite om mijn lachen in te houden) ‘meneer, u bent in overtreding … u rijdt namelijk in het donker, zonder verlichting op uw voertuig … noch aan de voorzijde noch aan de achterzijde van uw voertuig functioneert de verlichting, daarom moet ik u vragen of u in staat bent dit euvel hier ter plekke te verhelpen?
‘Ja, heer,’ bromde de andere agent, ‘ heeft u misschien reservelampjes bij U’.
‘Nee’ zei ik, ‘bedankt voor uw belangstelling, ik heb geen lampjes bij me en kan  niks repareren … dus … ik ga d’r maar weer es vandoor. Dag heren.’ …  en ik gaf vol gas, het donker in.
‘Hé, hé, dat gaat zo maar niet, jongeman! Staan blijven … staan blijven,’ werd er achter me gepiept. Ze hadden natuurlijk op me kunnen schieten maar dat vonden ze, denk ik, de moeite weer niet waard … bovendien had ik duidelijk géén kleurtje want daar schiet onze dappere politie graag en snel op. Maar goed, ‘Piep en Brom’ vonden het blijkbaar wel leuk om de achtervolging op me in te zetten met sirene, zwaailicht en grootlicht.  Inmiddels had ik een ruime voorsprong opgebouwd. Voor mij was het lekker manoeuvreren langs die rivier. Eindelijk deed die kutmagneet eens wat ik wilde. Het leek wel of de magneet er ook lol in had om langs al die soms scherpe bochten langs de rivier te sjezen en de politie voor te blijven. Net toen ik het gevoel kreeg dat ze me gingen inhalen hoorde ik opeen gierende remmen, kapot springend glas en het knallen van het politiebusje achter me op de dijk langs de rivier ... dan de plons in het water, het ontsnappen van lucht uit het busje en tenslotte het gesmoorde hulpgeroep (gepiep & gebrom) van de agenten.
Ik kon niet nalaten nog even die kant op te rijden … gewoon om te kijken … niet om iets te doen ofzo. Er bubbelde zo af en toe nog wat lucht naar de oppervlakte van het water … ik wist wat dat was … het duurde niet zo lang meer voordat dat helemaal stopte. Natuurlijk betekende dat ook, dat het afgelopen was met twee plichtsgetrouwe agenten.
Veel is er voor de politie niet aan deze twee heren verloren gegaan. Die twee gaven hun  leven voor het achtervolgen van een bromfietser zonder licht. Twee dwaze agentjes … zij rusten in vrede … dat zij vervangen mogen worden door wijzere mannen of vrouwen.

Ik ging weer verder op mijn brommertje, langs de rivier. Zonder licht, het laatste stukje nacht in.

maandag 22 februari 2016

VAKANTIE

Met het rondbrengen van de krant had ik een paar centen verdiend. Het meeste geld was weliswaar in de huishoudpot verdwenen maar ik had toch nog  voldoende geld over voor een paar leuke vakantiedagen. Ik had niet zo veel nodig. Ik ging op de brommer, de Magneet … naar de boeren, nabij Deventer in Nieuw Heeten. Die zouden raar op staan kijken als ik ineens voor hun neus stond. Zo maar ineens. Boem. De vorige keer, ik was toen dertien,  was ik nog gestuurd door een maatschappelijk werkster … toen moest ik daar aansterken, bij die boeren … nu ging ik daar aangesterkt naar toe. Ik had er nu zelf wel voor gezorgd, dat er thuis voldoende te vreten was voor iedereen.

Ik was van huis weggegaan met een tas vol kleren voor twee weken: drie t-shirts, vijf onderbroeken, twee korte broeken, twee lange broeken. een warm vest, een poncho, vijf paar sokken en twee petjes. Ook had ik een proviandtas mee voor … één dag: acht boterhammen (allemaal met pindakaas), twee appels, een banaan en twee flessen Exota priklimonade.

Ik was nog niet bij Capelle aan de IJssel of die klote Magneet sloeg al af. Het is ook mijn eigen schuld … ik had hem ook even moeten nakijken of laten nakijken. Zelf had ik niet de ballen verstand  van brommers maar als ie afsloeg kon dat maar met twee dingen te maken hebben: of er zat geen benzine in dat ding of er zat een vuile bougie in de motor ... er zat dus geen benzine meer in dat klote ding en de dichtstbijzijnde benzinepomp bleek op een uur lopen  te zijn. Voor de zekerheid heb ik bij die benzinepomp ook maar drie nieuwe bougies gekocht. Want je zal altijd zien als je géén bougies koopt, gaan ze juist verrot. En het is maar goed dat ik het gedaan heb, want …. precies …. bij Culemborg al. Ik moest ook niet vergeten bijtijds  bij te tanken want op die Magneet kan je niet aflezen hoeveel benzine er nog in zit. Toen ik die bougies verwisselde was de benzinetank nog half vol (of half leeg; dat maakt natuurlijk geen reet uit). Ik waagde het er op naar het volgende tankstation. Hortend en stotend haalden we het. De Magneet reed net zo langzaam als hij zuinig was:  benzineverbruik: 1 liter op 25 kilometer en hij reed 25 kilometer per 1 uur.
Met dat slakkengangetje redde ik het niet vòòr het donker in Nieuw Heeten te zijn.

Als het donker ging worden zou ik stoppen, mijn warme vest aantrekken en tegen een dikke boom gaan zitten pitten tot het weer licht werd.
Midden in de nacht werd ik wakker geschopt door een paar minkukelige boerenzonen (een dikke en een dunne): ‘Hoe kommie an die brommer,’ vroegen ze (of zoiets) ik verstond met moeite wat er gezegd werd … zo’n achterlijk  taaltje brabbelen ze daar…
Ik zei: ’ Van mij natuurlijk en blijf er nou maar met je poten van af klootzak.’
‘Je sleuteltje …geef!’ zei die ene dikke gast .. hij maakte zo’n autoritair gebaartje met z’n dikke papvingertje …. 

En die lul had niet eens in de gaten,  dat die sleutel gewoon in de Magneet zat. Ik stond op liep naar de brommer, pakte het sleuteltje en tegelijk greep ik razendsnel uit mijn proviandtas de nog volle fles Exota priklimonade en sloeg er alle twee die klootzakken mee tegen hun domme kop. Out waren ze. Ik pakte vlug mijn spulletjes bij elkaar, startte de Magneet en racete weg. Hij deed het zowaar gelijk!!! Alleen het licht niet …. er is altijd wat met die kutbrommer.

zondag 21 februari 2016

DIENSTPLICHT

Ik moest voor mijn militaire dienst bij de marechaussee. In de Koning Barend III- kazerne in Apeldoorn.  Ik was al twintig toen ze me voor de eerste keer opriepen. Normaal ben je achttien als je op moet voor je nummer.  Maar dat komt omdat ik eerst nog een jaar voor clown heb mogen studeren en toen nog eens een tijdje geprobeerd heb om met goochelen mijn brood te verdienen. Maar die man van wie ik het moest leren, noemde zichzelf nou wel goochelaar maar hij had er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zaten altijd twee witte duiven vredig naast elkaar … ze kwamen er alleen af om een hapje te eten … en op de vloer van zijn oefenruimte … dat was een vreselijke aanblik, daar lagen enkele dooie tortelduiven weg te rotten. Een walgelijke stank, die je niet zo 1,2,3, wegtovert. Ik ben niet lang bij die grapjas geweest .. die zogenaamde goochelaar.
Toen moest ik dus ineens naar Apeldoorn. Het Ministerie van Defensie had mij al een kaartje toegestuurd voor een enkele reis met de trein. Toevallig speelden er toen op dat moment twee voor mij persoonlijk heel belangrijke dingen:
1.        ik had me voorgenomen  om bij het Nederlands Talen Instituut gitaar en boekhouden te gaan studeren en
2.        ik wou nou eindelijk op mijn twintigste wel eens een keertje serieus verkering krijgen met een leuk wijf.

Die twee dingen zijn natuurlijk niet te combineren met een baantje bij
de Marechaussee. Ik zag me daar al in boekhouding staan met mijn gitaar en
mijn lekkere wijf. Het moest wel een móóie vrouw worden. Voor minder deed
ik het niet.
Dat van die cursussen was een fluitje van een cent, maar dat scoren van een‘stoot’was
nog een hele opgave, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste was, nee …
ik zeg het maar eerlijk … zo is het nu eenmaal.

Op een bankje in het park zat een mollige, in het zwart geklede meid met ultrakorte  onnatuurlijk rooie haren. Ik houd van rode haren, mijn moeder had ook rode haren en … ik hield veel van moeder dus dat is voor deze vrouw al een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrooie vrouw werd getekend door een sympathiek ogende Chinees (een vriendelijke lach, een vlassige snorrretje en dito sikje).
Om de aandacht van die rooie te trekken, ging ik naast haar op het bankje zitten en zei met een grappig, beetje mal,  knerpstemmetje:
 ‘Zo, hé. wat een knalrode haren zeg, wat een contrast met dat bleke-betten-koppie van je.. .heb je misschien ook een beetje van dat rood over voor mij?’
‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop met je spleetoogjes.’ En dat zegt zij tegen mij … maar eerlijk is eerlijk, het klòpt inderdaad wel. Ik heb kleine oogjes maar nog niet van die superspleetjes als die Chinese tekenaar.
Wat kan die man tekenen zeg! Ze was het precies … als twee druppels water. Toen ik dat zo hardop zei, was het ijs tussen haar en mij gelijk gebroken, want ze grabbelde even in haar tas en gaf me wat van die rooie haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’
Om haar aan het lachen te maken deed ik het spul ogenblikkelijk in mijn haar. Ze moest er inderdaad hard om lachen; ze vond het heel grappig maar ook  heel dom.
De Chinees hield het nu voor gezien: ‘Morgen verder Ro,’  zei hij.
Ro ging met me mee naar huis; ze bleef bij me eten .. en is lange tijd bij me gebleven.

Dus nu met  Ro en die cursussen, had ik jammer genoeg geen tijd meer voor militaire dienst. Dat heb ik dan ook maar aan de minister geschreven.

‘Doe maar een beroep op de wet Gewetensbezwaren,’ schreef hij mij terug.
Oké dat gaan we doen.

zaterdag 20 februari 2016

CLOWN

Toen ik zestien werd kreeg ik een brommer. Een Magneet. Daarvoor leende mijn moeder driehonderdvijftig gulden bij de bank. Het was een brommer van niks … binnen het jaar was ie naar de klote. Het was 1966. Ik zat in de derde klas van de hbs. Ik had twee jaar over de tweede klas gedaan. Dit jaar ging het alwèèr niet zo best. Ik was niet zo’n goede leerling, al dacht mijn moeder van wel. Op de lagere school, alweer heel lang geleden, toen was ik goed. Toen had ik rapporten met achten, negens en tienen. Dat waren nu vijven, zessen geworden en een enkele zeven (voor gymnastiek). Ik vond het ook echt moeilijk die lesstof … te moeilijk soms en ik  dacht er dan ook over om na dit schooljaar van school af te gaan … gewoon te gaan werken. Wat eigenlijk ook meespeelde, was, dat er bij mij thuis simpelweg te weinig geld binnenkwam. Mijn vader werkte wel erg hard maar hij kon niet voldoende bij elkaar verdienen.
Als ik ergens aangenomen zou worden kon ik een centje bijdragen aan het huishouden. Ik had al een paar sollicitaties lopen, meestal voor ‘beginnend of aankomend financieel medewerker’ bij een bank of zo. Een van die bazen bij wie ik gesolliciteerd had, belde direct naar de directeur van mijn school om informatie over mij te vragen. Na dat telefoontje kwam de schooldirecteur naar me toe om me die onzin ‘om te gaan werken’ uit mijn hoofd te praten. Hij zou ook wel met mijn vader bellen maar mijn vader liet dat soort gesprekken altijd aan mijn moeder over. Mijn moeder wist wel dat ik solliciteerde. Dat vond ze op zich niet erg. Enthousiast was ze nou ook weer niet. Maar zo’n extra centje zag ze heus wel zitten. Binnen twee minuten was ze door mijn schooldirecteur omgepraat. Ze praatte nu de schooldirecteur na, die zei, dat mijn toekomstperspectief veel beter was met vijf jaar hbs dan met drie jaar.
Ik wist zo net nog niet of mijn toekomstperspectief dan wel zo veel beter zou zijn. Ik had namelijk het plan opgevat om clown te worden. Daar had ik het nog nooit met iemand over gehad. Wie zou dat nou geloven? En …. ik dacht dat als de schooldirecteur dat zou weten, hij  dat ook wel weer uit mijn hoofd zou willen praten.
Mijn sollicitaties hadden nog wel een vervelend gevolg. Nu de schooldirecteur officieel wist wij thuis arm waren, regelde hij hulp voor ons, van rijke ouders, zodat ik onbezorgd de hbs kon afmaken. Opeens werd veel fruit, groente en  vlees bij ons thuis bezorgd en … nog goed bruikbare gedragen kleding. Erg vervelend vond ik dat de ouders van Joris, die naast mij in het schoolbankje zat, zeer welgesteld waren. Wij kregen bij ons thuis onder andere de afdankertjes van Joris en zusje. Dat wist ik pas toen ik op een dag naast Joris ging zitten en hij zei: ’Hé, hoe kom jij nou aan die broek van mij.’  
Maar ik gaf Joris natuurlijk geen gelijk: ’Die broek is niet van jou, die is van mij, heb ik van mijn neef gehad, die was hem te klein geworden.’ Tja, later kwamen natuurlijk ook Joris’ zijn truien, overhemden en schoenen. Ik kon niet blijven ontkennen.

Zolang ik op de hbs zat kregen we voedsel- en kledingpakketten van de rijke ouders en daarna ging ik een paar jaar voor clown studeren (bij een ex-clown aan huis) maar dat is helaas (sapperdeflap!) op niets uitgelopen. Ik ben toen maar een simpele boekhouder geworden; had ik toch nog wat aan mijn hbs-diploma. Heel af en toe kon ik iets bijdragen aan het arme huishouden van mijn ouders.