Ik noem hem Martin, want zo
heet ons broertje nu eenmaal. De naam Tinus is jaren geleden aan hem gegeven,
toen hij ergens in Limburg woonde. Geen flauw idee waarom. Maar ik vind het
prima, hoor … blijf hem vooral zo noemen en herinneren als je gewend was… òf als
Tinus òf als Martin.
Martin is er niet meer.
Hij was al een tijdje erg ziek. Gisteren, woensdag 22 juli, stierf hij, 64 jaar
oud.
Martin is de eerste van de
tien kinderen Mastwijk die naar de hemel gaat. Misschien wel de laatste ook …
hoewel Marco en ik maken ook nog wel een redelijke kans …… (grapje).
Zijn broers en zussen
wisten wel, dat er een Martin bestond, we kenden allemaal zijn naam. Allemaal wisten we ook dat hij ‘niet goed’ was
maar veel wisten we niet van hem. Dat komt omdat we hem nauwelijks of niet
hebben meegemaakt als gezinslid.
Martin was anderhalf toen
hij in Limburg, bij de nonnetjes, moest
gaan wonen. Als dreumesje was hij thuis, ongewild, een ongeleid projectiel: een
gevaar voor zichzelf en anderen in het gezin. Ik was tweeëneenhalf en zus Lidy lag nog in de luiers
toen die kleine wildebras het huis uit moest.
In Limburg, waar Martin bijna
zestig jaar woonde, kreeg hij alleen op zijn verjaardag, op 11 juli, bezoek, meestal
van mamma. Er was daar dan taart voor iedereen en er waren kado’s, altijd weer
diezelfde kado’s: een kleurboek, kleurpotloden, een nephorloge, een tasje, een
petje of fel gekleurde kralen om kettingen van te rijgen. Met Sinterklaas
stuurde ma altijd iets nuttigs: een warme trui, die ze zelf breide of een paar pantoffels.
Sporadisch ging pa of een
van de broers of zussen mee naar Limburg. Dus bleef Martin een vreemde voor
ons, behalve voor mamma natuurlijk. Tja, ook via dat kleine fotootje op de
schoorsteenmantel leerden we hem natuurlijk niet echt kennen.
Marco de jongste van de
Mastwijken heeft Martin misschien nog wel het meest bezocht.
Op haar sterfbed in 2004 vroeg
ma me of ik contact wilde houden met Martin. Dat heb ik gedaan, de eerste paar
jaar bezocht ik hem in Limburg, net als ma zelf deed, één keer per jaar, op
zijn verjaardag. De laatste vijf jaar ging ik maandelijks naar zijn laatste
woonplek: Middelharnis.
Voor mij waren die
bezoeken een feest, vooral die in Middelharnis: ik genoot van Martins eetmanieren:
schrokken en klokken … van onze wandelingen door het park: we schetterden luid allerlei
bekende kinderliedjes. We smulden softijs bij een super chagrijnige patatboer. De
helft van het ijs lag op de grond en Martin stond er in te dribbelen.
Voordat ik op de bus
stapte naar Rotterdam zong Martin zijn Marco-mantra. Die luidde zo: Marco,
Marco, Marco, ……Jajajajajaa, zei ik dan, de volgende keer neem ik Marco mee. En
wannèèr ik die volgende keer Marco meenam, negeerde Martin hem compleet. Vreemd
hoor.
Sinds Martin zijn voet op
drie plekken brak, mocht hij niet meer wandelen. Martin vond het eigenlijk wel
prima in die rolstoel: hij zag me graag duwen. Vond ik zelf óók leuk, hoor. Racen
en abrupt remmen. Hij kraaide van plezier.
Ik fantaseerde de laatste
maanden nog wel eens over ‘een leven met een normale even oude broer’. Hoe
anders zou mijn leven gelopen zijn?! We schelen precies één jaar. Samen naar
school, sporten, naar de bios, achter de meisies aan …. In gedachten idealiseer
ik dat nu wel een beetje maar we zouden natuurlijk ook een stelletje etterbakken
kunnen zijn naar mekaar … we zouden mekaar de tent uit kunnen vechten.
Laat maar die fantasie …. Ik neem onze Martin gewoon
zoals hij was: niet normaal, maar hij is wèl mooi zijn hele leven vrolijk,
vriendelijk, lief en sociaal gebleven voor iedereen in zijn omgeving. Ik zou
willen dat zoiets als ‘wèl normaal’ beschouwd zou gaan worden.