zondag 17 mei 2015

ZWAANSHALS

Eindelijk konden mijn schoonouders geen uitvluchten meer bedenken en dus kwamen ze voor de eerste keer naar het Oude Noorden om ons daar op te zoeken en om onze woning te bekijken. We woonden inmiddels al  vijf jaar op het Zwaanshals,waarvan 4 jaar officieel getrouwd.  Onze huisbaas wilde namelijk uitsluitend getrouwde stelletjes in zijn huizen hebben; geen hokkers!
Dat ze na vijf jaar bij ons op bezoek kwamen was, omdat ze niet eerder hadden willen toegeven aan het idee, dat het werkelijk wat zou worden tussen mij en hun dochter. Hun smoes om nu pas langs te komen was, dat eindelijk hun gezondheidstoestand het enigszins toeliet. Me reet! Vijf jaar terug zaten ze mijns inziens stukken beter in hun lijf. Oké, mijn schoonvader had net een hartaanval gehad, waarvan hij herstellende was en mijn schoonmoeder was constant ziek of misselijk. Ze at brood met gluten en die gluten maakten haar ziek. Coeliakie heet die ziekte. Nou, van de gevolgen van die hartaanval had schoonpapa na een half jaar geen last meer en nadat mijn schoonmoeder een paar weken het juiste dieet gevolgd had, was ze weer zo kwiek als een hoentje. Dus, zeg maar viereneenhalf jaar geleden, hadden ze net zo goed langs kunnen komen. Maar neen, alsmaar klagen, klagen, klagen,  alsmaar moeilijk doen. Ook op onze trouwdag schitterden ze door afwezigheid. Ze hadden heel graag gekomen, zeggen ze maar dat zou ten koste gaan van hun gezondheid. Mijn vrouw en ik waren nog  zulke debieltjes om op onze trouwdag bij hun langs te gaan. Met de fotograaf erbij nog wel. Ze probeerden allebei zo zuinig mogelijk te kijken en zo zuur mogelijk te lachen. Die foto moet je zien dan snappie het pas.  Vijf jaar woonden we op het Zwaanshals, vier jaar zijn we getrouwd en wij worden vereerd met een staatsiebezoek van mijn schoonouders. Zij verlaten even hun villa aan de Avenue Concordia in Kralingen  om ons te bezoeken. Na elke stap die schoonpapa zet moet hij drie stappen uitrusten. Schoonmama heeft zware migraine en ademnood. Kortom: viereneenhalf jaar terug waren ze er stukken beter aan toe.
Mijn schoonouders vonden het beneden hun stand dat hun dochter gedwongen was een woning te betrekken in de achterbuurt ‘het Oude Noorden’. De buurt met de veel te nauwe en benauwde straatjes, waarin kinderrijke  arbeidersgezinnen  in veel te kleine huizen werden gepropt. Hij kwam het liefst zo min mogelijk in die buurt, mijn schoonvader: het was daar niet pluis, vond hij, met die talrijke café’s, de dronkenlappen op straat en vechtpartijen ten gevolge daarvan. Mijn schoonouders hadden liever gezien dat hun dochter getrouwd was met een kerel uit Kralingen en in hun buurtje was blijven wonen.
Wij woonden drie hoog op het Zwaanshals. Het was drie steile trappen opklauteren, naar onze woning. Als ze überhaupt al helemaal boven zouden komen, dan zouden ze direct aan de beademing moeten. Dan moest ik gegarandeerd een ambulance laten aanrukken. Wat we verwachtten gebeurde: ze haalden het niet  … al halverwege de eerste trap maakte schoonpapa rechts omkeerd en belde een taxi.
M’n vrouw zat al een tijdje in de woonkamer te grienen. Ze hoorde haar vader die taxi bellen en snelde naar beneden. Mijn schoonmoeder trok net de deur van de taxi achter zich dicht. Somber zwaaide ze van achter het autoraampje naar haar dochter  en schudde ‘neen’. Mijn schoonvader zat ogenschijnlijk vrolijk te keuvelen met de chauffeur, toen de taxi wegreed richting Kralingen.
Op het stoepje voor ons huis heeft mijn vrouw een tijdje flink zitten janken.  


zaterdag 16 mei 2015

LEUKE DINGEN

Leuke dingen doe ik veel te weinig de laatste tijd. Vroeger ging ik volop naar toneel, cabaret, muziek, theater, hoeren, voetbal, bioscoop. Dat mag ik, alles bij elkaar genomen, toch wel ‘leuke dingen’ noemen. O, natuurlijk ging ik vroeger ook vaker dan tegenwoordig, bij mensen op bezoek. Zomaar, onverwachts ergens binnenvallen, beetje praten, drinken, lachen of met een bepaald doel: verjaardag, hapje eten, pim-pam-petten. Als ik praat over vroeger dan bedoel ik meer dan vijf jaar terug, toen ik nog werkte. Jarenlang zat ik drie dagen per week op een stoel achter een bureau met een telefoon en een pc, mijn werk te doen. Ik was een soort boekhouder bij de zorginstelling de Stromen (nu: Aafje) in Zwijndrecht.

Stomvervelend werk.
(Hallo u spreekt met mevrouw Rozengeur. Meneer, ik krijg een rekening van de Stromen voor tien uur huishoudelijke hulp in week drie,  terwijl ik maar zes uur huishoudelijke hulp in week drie gehad heb, dat klopt niet dus ………. En zoiets dus minstens 167 keer per dag ... had ik maar een vak geleerd!)
Wel met erg leuke collega’s. Vooral Wil, Mariska en Sonja! 

Mijn werkend leven was druk maar niet bepaald opwindend. Na zo’n drukke werkweek verlangde ik erg naar iets leuks. Ik zou dan ook een dvd kunnen huren maar dat is toch weer heel andere categorie. Na saai werk, naar huis … eten … koffie drinken en dan saai thuis voor de buis geplakt zitten …. nee, dat is niks.

Sinds ik gepensioneerd ben, is het leven zo veel gevarieerder. Ik ga vier  keer per week naar de sportschool. Op mijn volkstuin moet hard gewerkt worden. Helaas moet ik op de tuin veel te vaak stoppen met werken om praatjes te maken met collega - tuinders, die om een praatje verlegen zitten.
Verder geef ik aan een stel ‘nieuwe-nederlanders’ een soort Nederlandse les, daar ben ik helemaal een hoop tijd mee kwijt. Ik vind het wel leuk hoor.
 En … tja … niet te vergeten … één hele (leuke) dag per week, ben ik oppasopa.

Eigenlijk komt het in de loop van zo’n drukke week niet bij me op om eens te kijken of er ergens misschien iets leuks te doen is …. In feite is het, denk ik, gewoon zo dat mijn week, nu al leuk genoeg is …. Iets leuks erbij, is helemaal niet nodig!

Desondanks ben ik gisteravond toch iets leuks gaan doen: cabaret gaan kijken in het Oude Luxor. De groep Oeloek trad op. Nooit van gehoord. Het programma heette: Prille Roest. Spannend. Het was de laatste uitvoering van die show. Leuk dat het was! Als Oeloek weer eens komt ga ik zeker kijken!
Er waren wel dertig leuke Oeloek-acts in Prille Roest. Ik kan er hieronder maar drie kwijt:

-          boze vrouw belt postorderbedrijf: man die ze daar kocht doet ‘het’ niet.
-          begrafenisondernemer (een sprekende pop) praat met nabestaanden.
-          verstandelijk gehandicapte in rolstoel met grote softijs alleen op podium.

Is dat nou leuk? Ja! Hartstikke leuk! Maar je moet het zien

donderdag 14 mei 2015

FOOD-TRUCK

Food-Truckfestival in het Vroesenpark. Het  leek ons, mij en mijn vrouw, leuk om vandaag te doen. Een festivalletje met lekker en gezond eten. Hoeven we zelf niet te koken. Heel bijzonder daar is dat  je eerst je eigen glas moet kopen voor twee euro vijftig. Dan kan je pas een drankje bestellen, je glas leegdrinken, het laten afwassen en als je weer dorst hebt, het weer laten volgieten. In het huis-aan-huis krantje de Havenloods las ik dat er ook  grappig theater en lekkere muziek zou zijn. Het nieuwe weer.nl  voorspelde goed weer  … wat wil je nog meer?
Tsja, wat ik nog meer zou willen?? Simpel: daar naar binnen kunnen! Meer niet 
Het feest begint om twee uur. Ik dacht: laten we niet gelijk om twee uur op de stoep staan. Dan moet alles nog opgestart worden, zijn de artiesten nog niet wakker, is het bier nog lauw en zijn de bietjes nog rauw. We gaan tegen half vier. ’t Is goed weer. Niet te warm, niet te koud. Wat  ons opvalt, als wij op bijna een kilometer van het Vroesenpark zijn, is, dat tegen alle bomen, lantaarnpalen en hekken fietsen geparkeerd staan, meestal vier tegen elkaar aan soms drie soms twee.  Na lang zoeken, vinden we in een van de zijstraten een vrij tuinhek om onze fietsen ‘dubbel-op-slot’ te stallen. Achter ons horen we stevig gebonk op een raam. Waarschijnlijk van de ‘eigenaar’ van het tuinhek, die wil dat we onze fietsen daar weghalen. We doen deze keer eens net of we gek zijn en zetten er stevig de pas in, naar het park.
Er komen ons al flink wat mensen tegemoet. Mijn vrouw zegt dan : ‘Zo, die hebben het al snel bekeken  … dan zal het wel niet zo veel bijzonders wezen.’  Als we het park inlopen, verbazen we ons over de drukte.
Het is nu half vier. Op de grasperken verpozen vele stelletjes zich, al dan niet in gezelschap van  hun kleine grut. Veelal geduldig, vreedzaam glimlachend. De stroom mensen, die het Vroesenpark verlaat houdt niet op.
Een stukje park ter grote van een voetbalveld. Dat is het hele festivalterrein! Op het verharde pad dat ons naar het festival moet leiden, krijgen we van een jongeman een flyer in handen gedrukt. Zal wel een hamburger of milkshake aanbieding zijn.  
Op zo’n honderd meter voor de ingang, kunnen we onze ogen haast niet geloven. Tussen dranghekken staan honderden mensen. Velen met jonge kinderen. Ze willen allemaal naar binnen. Maar ze mogen er niet gelijk in. Want het is vol. Paar mensen eruit, paar mensen erin. Zo gaat het nu. Tussen drie en vier uur ’s middags is de wachttijd zeker een uur. Dat zien we niet zitten.
Op die flyer staat trouwens niks over goedkope hamburgers of zo. Er staat op:

Het is nu helaas te druk.
U kunt beter weg gaan.
En een andere keer terugkomen.
Vrijdag, zaterdag en zondag is het festival er ook nog. 

 ‘Ja, daaaaaag,’ zegt mijn vrouw teleurgesteld, ‘wat mij betreft kunnen ze de mooi pot op.’
Jammer,  want we hadden hier zo graag  gezond gegeten en gedronken.
De organisatie heeft blijkbaar niet geleerd van eerder gemaakte fouten.

Onderweg naar huis fietsend besloten we lekker makkelijk te eten.  Niet zo gezond misschien. Zij eet gado gado. Ik een roti rundvlees kerrie. Biertje erbij uit eigen glas! Heerlijk toch?!  

woensdag 13 mei 2015

BUUF

Mandy ligt met een rood aangelopen gezichtje in haar wieg, de wangen nat van de echte tranen. Dat ze nu al weer wakker is. Misschien heeft ze wel een kwartier liggen huilen. Ik dacht dat ik vòòr haar volgende voeding makkelijk even de was kon ophangen.  We hebben nog, ouderwets, waslijnen gespannen  van de achtergevel van ons huis tot de pergola voor in de tuin. Veertig meter waslijn, heerlijk, altijd voldoende plek. Ja, als je met zijn zessen bent, heb je dat wel nodig.  Mijn buurvrouw heeft zo’n droogmolen. Daar gaat ook wel veel was op maar als ik haar elke keer weer zie hannesen met dat ding, dan prijs ik mij gelukkig met mijn recht toe recht aan waslijnen.
Leuk mens, mijn buurvrouw.   Ze vraagt direct naar de kleine.
‘Kom straks even een bakkie doen, dan kan je haar gelijk zien.’  Zelf is de buurvrouw, ’buuf’, zeg ik altijd, al uit de kleine kinderen. Ze zijn allemaal de deur uit. Ook Carel, haar tweede man. Van haar eerste man is ze afgegaan toen hij wegens ontucht met jonge meisjes veroordeeld was tot vijf jaar cel.
 Carel heeft ze zelf om persoonlijke redenen onlangs de deur uitgewerkt.  Op zich is hij een doodgoeie man, dat ontkent buuf niet maar ze kon hem gewoon niet meer luchten of zien. Zijn asymmetrische grote hoofd niet. Zijn bril met de jampotglazen niet. Zijn uitpuilende buik niet. Zijn stemgeluid niet. Van dat laatste heeft buuf het meeste last. Sinds Carels tweede tia, hij was toen pas drieënzestig,  hangt zijn tong een beetje buitenboord. Hij is echt heel moeilijk te verstaan. Volgens buuf heeft hij er zelf geen erg in dat ie, oneerbiedig gezegd, de boel onderspettert als hij wat zegt. Dat is vervelend, vooral voor Carel zelf. Maar buuf is een harde. Ze heeft het met hem gehad. Zij is ook blij dat die stinkende brommer van hem het huis uit is.  Jazeker ook, die brommer! Carel is een Jan Lul eerste klas maar zijn brommer, een Zundapp, moet per sé binnen gestald worden. In de bijkeuken. Buuf is dolblij dat haar huis nu vrij is van die uitlaatgaslucht:
‘Bij ons thuis sloeg het bier bij het inschenken al meteen dood,’ grapt ze, want humor heeft ze altijd gehad. Buuf heeft nog wel een huisje voor Carel geregeld, want dat was hem zelf beslist niet gelukt, met zijn slechte ogen en zijn spraakgebrek.  
‘Gisteren is hij officieel verhuisd. We hebben er gisteren nog een neut op genomen met mekaar. Toen is hij vertrokken … op zijn brommertje. Zijn accordeon heeft hij ook meegenomen. Heeft ie straks wat te doen, daar. Ja, op het laatst werd hij wel een beetje emotioneel. Maar dat soort dingen druk ik altijd gelijk de kop in, hoor,’ zegt buuf.
De was hangt inmiddels. Het is prima droogweer. Er staat een zacht briesje en het zonnetje komt steeds iets meer te voorschijn van achter de wolken.
‘Nou buuf, kom  kijken naar mijn kleine meisje. Het is toch zo’n lekkere scheet!’
‘Ja, ik kom er gelijk aan.’
Mandy ligt in haar wiegje te snikken. Haar betraande gezichtje is helemaal rood aangelopen.
Daar is buuf al. Ze neemt een duik in het wiegje om Mandy te bekijken:
‘Krijg nou niks’ zegt ze, ‘dat is een mongooltje, joh! Had je dat nog niet gezien?’

‘Is het geen schatje?’ zeg ik …. ‘alleen melk in je koffie, hè buuf?’

dinsdag 12 mei 2015

MOEDERDAG

Zondag jongstleden was het weer moederdag. De tweede zondag in mei. Deze dag gaat al enkele decennia aan mijn vrouw en mij voorbij. Alleen enkele jaren na ons trouwen, begin zeventiger jaren, deden we er nog wat aan en gingen we ’s ochtends, op de koffie bij haar moeder en  ’s middags, op de thee bij die van mij. Met een bosje bloemen, gewoon een eenvoudig bosje bloemen, fresia’s of zo.
Volgens de traditie zouden we eigenlijk een bos anjers moeten geven. Althans volgens de bedenkster van moederdag: de Amerikaanse mevrouw Anna Jarvis. Zij maakte het zelfs zo bont, door te stellen dat ook op graven van moeders, grootmoeders en overgrootmoeders witte anjers zouden moeten worden gelegd, op die tweede zondag in mei.
Met die moederdag zijn we destijds gestopt om emancipatorisch-feministische, anti fascistische en anti-commerciële redenen. Daarover later meer.

Tot onze grote verbazing … mijn vrouw zei tegen mij: ’Ik viel zowat van mijn stoel  …’, belde onze jongste zoon, afgelopen zaterdag met de vraag of hij op moederdag kon langs komen.
De laatste keer dat hij daar spontaan zelf iets aan gedaan had was zo’n dertig jaar terug. Hartstikke leuk natuurlijk … toen wilde hij per sé voor zijn moeder een ontbijtje op bed maken. Precies weet ik het niet meer maar ik dacht dat het een croissantje met kaas was, een boterham met dik jam en een gekookt eitje, niet te hard niet te zacht en als drinken een kop zwarte koffie met suiker. Hij had goed opgelet, want dat was wat zijn moeder zo’n beetje elke zondagochtend wegwerkte. De grote moeilijkheid van dit ontbijtje-op-bed was het naar boven brengen ervan. Daar moest ik hem, tegen zijn zin, wèl even bij helpen … tsja, anders was het hoogstwaarschijnlijk een ei geworden op een doorweekt bedje van kaascroissant, koffie en brood. Mams was blij verrast. Zoonlief sloeg zijn etende moeder apetrots gade en vroeg wel vier keer of ze het lekker vond.
Beneden zat de oudste. Die deed net als zijn ouders niet aan moederdag.  Een speciale reden had hij daar niet voor. Gewoon …. In de eerste vier of vijf groepen van de basisschool had hij braaf de goed-bedoelde-moederdag-rotzooi in elkaar geknutseld en in zijn moeders handen gedrukt. Daarna was het meestal  weer de hoogste tijd om een balletje te gaan trappen. Hij zat, terwijl mams op bed ontbeet, tv te kijken, naar Rembo en Rembo. Niet echt een moederdag-duo.
De bedenkster van moederdag, wilde dat op die dag de vrouw, als de hard werkende spil van het drukke gezin, in het zonnetje werd gezet. Aanvankelijk werd moeders als blijk van waardering een bosje anjers of een flesje eau de cologne gegeven ook werden wensjes voor mams opgezegd. Maar allengs werd dat bosje bloemen een giga - boeket, het flesje eau de cologne werd een schoonheidsbehandeling en van wensjes was al helemaal geen sprake meer. Daar kwamen ovenwanten, strijkijzers of nog veel duurdere zaken voor in de plaats. Moederdag werd een dag waar door bakkers, bloemisten en Blokkers met grote dollartekens in hun ogen naar werd uitgekeken.

De zeventiger en tachtiger jaren van de vorige eeuw was de bloeiperiode van het feminisme. Veel emanciperende vrouwen, waaronder ook mijn vrouw, zagen in moederdag een poging, hen in hun traditionele moeder- en vrouwenrol terug te drukken. Dat die vrouwen niet meer aan moederdag wilden doen, noch voor zichzelf noch voor anderen, sprak voor zich.
In de Tweede Wereldoorlog voerden de nazi’s, ook in Nederland, de Duitse moederdag in op de tweede zondag van mei. Voor elk gebaard kind werd moeder geëerd met medailles; hoe meer koters, hoe mooier en duurder de medailles. Een soort fok-premie was dat dus. Dit moederdag-idee staat me heel erg tegen en ik kan het op die tweede zondag in mei niet loslaten.


Hoe zou dat nou zitten met vaderdag? Dat kan toch zeker wèl normaal gevierd worden zoals vroeger? Met voor paps eenvoudige kado’s als een luxe doos herenzakdoeken, een paar fleurige sokken of een potje brylcreem.

zondag 10 mei 2015

WIET

Ik word wakker van het gemorrel van een sleutel in het slot van de voordeur. Voor de tv ben ik in slaap gevallen. In de gauwigheid zie ik de mislukte clownskop van Matthijs van Nieuwkerk. Het is tien voor half twee in de nacht.  Ik verwacht niemand meer. Mijn vouw is al vanaf half twaalf onder zeil. Mijn kinderen zijn al jaren de deur uit.
Ik sla met mijn vuist op de deur: ‘ Wat moet dat daar?! Oprotten. Dit is niet jouw huis!’zeg ik zo stoer als ik maar kan.

‘Oh, sorry, ja, nu zie ik het ook. Ik sta bij de verkeerde deur, sorry, nogmaals. Ik ben Manuel, je buurman van nummer tweehonderd zevenentachtig. Ik herken zijn stem. Hij ziet eruit als een verzopen kat. Zonder er goed bij na te denken bied ik hem een bak koffie aan.
‘Dat sla ik niet af,’zegt hij.

Hij vertelt me dat hij uit het ziekenhuis is weggelopen. Zijn opgezwollen voeten heeft hij kapot gelopen en de wonden waren gaan etteren. In het ziekenhuis hebben ze zijn voeten gedesinfecteerd en verbonden. Het zou het beste zijn als hij de hele nacht in het ziekenhuis zou blijven. Hij was te onrustig. Langer dan een half uurtje hield hij het daar niet uit.
Normaal is het van het ziekenhuis naar huis drie kwartier lopen. Nu, met die pijnlijke poten zou die er zeker anderhalf uur over doen.

Het was erg druk in zijn hoofd, dat had hij van zijn moeder. Hij had daar wel pilletjes voor ingenomen. Die wilden nog niet zo helpen. Hij was al meer in dit ziekenhuis geweest. Nu wist hij alleen niet welke kant hij op moest om thuis te komen. 
Vanmiddag was hij nog even langs geweest bij zijn zwaar depressieve moeder. Zij is suïcidaal, daarom zit ze in een verpleeghuis. Zijn moeder had hem gezegd, dat hij bij het ziekenhuis langs moest gaan voor zijn voeten. Dat deed hij braaf. Onderweg naar het ziekenhuis kwam hij toevallig langs de coffeeshop. Hij kon de verleiding niet weerstaan om een grammetje wiet te scoren.

Hij dacht dat ie de kant van de parkeergarage op moest. Het liep daar  dood. Dat muurtje over klimmen kon wel ... over dat muurtje … een sloot! Tot aan zijn middel plonsde hij daar in. Niet zo best voor zijn voeten …  zo’n gore sloot.
‘Den Haag’ stond op het informatiebord boven de weg … dat was de verkeerde kant op …  of toch niet? … hij moest nog ergens een plattegrondje hebben ... tureluurs werd hij van die krioelende sterren hoog aan de hemel. Alsof er van binnenuit tegen zijn schedeldak gebeukt werd, zo voelde het.
Zijn rugzak was godzijdank nog droog. De wiet in het zijvakje ook. Hij  plofte neer op een bank om een jointje te bouwen. Wiet en Javaanse jongens waren Manuel een puike combinatie. Hij nam een flinke lange hijs van zijn joint, hield de rook zo lang mogelijk in zijn longen en ademde weer uit. De heftige binnenwaartse druk op zijn schedeldak nam vrijwel meteen af. Langzaam kwam de  sterrenhemel  tot rust. Schuin boven hem hing een bord met grote oogverblindend witte letters op een knalblauwe achtergrond: ‘Oude Noorden’ … die kant moest hij op. Hij zat niet op een bank maar op de vlijmscherpe vangrail van de A13. Vòòr hem, op de grond lag zijn plattegrondje … zeiknat. Dat had hij niet meer nodig, nu wist hij weer precies hoe hij thuis moest komen ... eerst lopen richting Gordelweg ... oversteken … nee stoppen … het stoplicht stond op superknalrood. Manuel negeerde het. Er kwam toch niks aan.
Na een uurtje stond hij hier bij mij aan de deur te morrelen.

De koffie smaakte goed. Dat zei hij  tenminste: hij was er helemaal van bijgekomen.

Op tv zat dat ventje van  DWDD nog steeds vreselijk druk te lullen (met het geluid uit nog wel). Ik heb mijn tv snel uitgedrukt en ben naar bed gegaan.

zaterdag 9 mei 2015

GAST

Sjoerd, een collega van me,  is voor het eerst bij me op bezoek.
M’n vrouw is een dagje shoppen in Amsterdam. Met een vriendin.
Ze eten daar ook wat.
Sjoerd, een collega, eet vandaag bij mij. We gaan samen wat maken.
 ‘Wat wil je drinken? vraag ik.
‘Wat hebbie? vraagtie.
‘Pils, wijn, fris, sap.’
‘Rode of witte wijn?’
‘Ik heb alleen witte.’
‘Geef dan maar een biertje … o, eh, wat voor bier heb je eigenlijk in huis?
‘Ik heb altijd maar één soort, dat Best Bier, weet je wel? Moet je er een glas bij?
‘Nou nee, Jee, lamaar  …  doe maar een sappie, sinasappelsap graag.’
‘Sinasappelsap heb ik geloof ik niet, nee … wel  appelsap, lekkere koude appelsap.’
‘Prima, dan neem ik dat toch; maar eerlijk gezegd  hóéft sap van mij nooit zo koud te zijn ... op kamertemperatuur komt de zuivere vruchtensmaak  vaak veel beter tot zijn recht, vind ík dan, hoor.’
‘Jammer, maar dàt kan ik je niet aanbieden. Alle sappen die ik in huis heb, staan nu koud. Ik  kan natuurlijk nú wel even een pak appelsap uit de koelkast halen, dan is het  over een dikke twee uur wel op kamertemperatuur.’
‘Heb je ook abrikozen-perziksap koud staan?
‘Jazeker.’
‘Wil je dan voor mij een pak abrikozen-perziksap uit de koelkast halen … voor straks. Maar voor nu lust ik wel een  koud appelsapje van je.’

‘Na het werk moet ik altijd even bijkomen in mijn schommelstoeltje, die stoel waar jij nu zo lekker in zit, Sjoerd. Daar drink ik altijd een biertje, een koud Best Biertje. Maakt niet uit of het nou zomer of winter is.’
‘Proost Sjoerd, op een fijne avond.’
‘Ja, Jee, proost, een leuke avond.’
‘Stom hè? Ik vind dat Best Bier goed te drinken, maar mijn zonen noemen het zwerversbier.’
‘Die zonen van jou hebben geen verkeerde smaak, jongen,dat Best Bier is echt niet te zuipen, sorry hoor.

Iets anders …  heb jij misschien een kat in huis. Er hangt in dit huis een verstikkende kattenpislucht.’
‘Onze kater is een beetje kierewiet. Hij piest altijd náást in plaats van ìn zijn blauw – oranje kattenbak en zijn pies gaat  in, onder en tussen het zeil en het houtwerk zitten … en stinken natuurlijk. Schoonmaken is haast niet te doen. Vandaar die penetrante lucht.
‘Kijk, daar is Thijs, onze kater, de grote boosdoener. Ja, hè, dat komt nou allemaal door jou, hè Thijs, door jou zitten we hier samen in de stank, ouwe viespeuk.’ Thijs begint enthousiast te snuffelen aan Sjoerd, die angstig stijf met zijn knieën tegen elkaar gedrukt op mijn schommelstoel zit. Thijs kijkt Sjoerd even recht in zijn ogen en in een wip zit hij, luid spinnend, bij hem op schoot en staat hij te dauwtrappen op zijn corduroybroek. Onze kater heeft een voorliefde voor bange mannen.
Heel voorzichtig, om Thijs niet te storen, pakt hij zijn glaasje koude appelsap en neemt een paar slokken. Sjoerd vermant zich en durft Thijs voorzichtig te aaien. Voor Thijs is dan de lol er af en hij verdwijnt weer naar zijn hoekje in onze werkkamer.
‘Hebbie ons nieuwe uittenue al gezien, Jee? Bespottelijk toch?’
‘Zeker, dat blauw - oranje, het doet gewoon pijn aan mijn ogen, joh … weet  je wat ik denk, volgend seizoen worden we bij elke wedstrijd keihard uitgelachen en ingemaakt of andersom.’

‘Ja, zeker weten. Maar eh … zullen we dan nu eerst de keuken in gaan, Sjoerd? We eten peentjes en peultjes met biefstuk. Schil jij aardappelen? Een pond is wel genoeg voor ons tweetjes. De aardappelen staan in dat blauw-oranje mandje onder het aanrecht. Dan begin ik vast met de peultjes af te halen.’