dinsdag 14 april 2015

GLIBBERIG

Door het ontbreken van  tribunes, was voor mij het zicht op de wedstrijd zeer matig. Als ik op mijn tenen ging staan, zag ik tussen de schouders van twee mannen vóór mij,  hoofden  van voetballers bewegen. Een bal heb ik de hele dag niet zien rollen. Mijn vader, die naast me stond, kwam niet op het idee om me op zijn schouders te nemen. Misschien was ik te zwaar. Zo’n krachtpatser was mijn vader nu ook weer niet.

Gejuicht werd er regelmatig in de finale, die gespeeld werd tussen Feijenoord en Sparta.  De score liep op naar 5  - 4. De mannen voor me waren supporters van Feijenoord, de club die al vijf keer scoorde. Een van die kerels landde met zijn grote poten op mijn kleine koude teentjes. (De zaal was onverwarmd dus ijskoud). Een vent achter ons, sprong bij alle doelpunten van zijn favoriete club tegen me aan. Daardoor knalde ik telkens tegen een man voor me. Die merkte het gelukkig niet eens. Hij gaf in ieder geval geen krimp.

Bij een soort verkoper had pa vijf chocolade-koetjesrepen gekocht. Dát kon ik wèl zien! Hij gooide een reep naar mij en zelf at hij die andere vier op. Pa was natuurlijk veel groter … maar mijn moeder zei altijd, dat ìk er nog van moest groeien … dus. Achteraf ben  er niet rouwig om, want die reep was dan wel  bruin en ook zoet maar smaakte helemaal niet naar chocola.  

Ik geloof dat er weer gescoord is. Hoewel … alleen die vent achter me staat te springen. Met kleine sprongetjes in mijn rug, duwt hij me naar voren. Vrij abrupt stopt hij er weer mee. Omdat die kerel nogal bruut tegen mijn schouder had staan te duwen, ging ik even met mijn hand naar die plek  Het was daar een beetje pijnlijk. Onderweg kom ik met mijn hand iets vlezigs, iets warms iets nattigs tegen …. verbaasd voelde ik door en toen wist ik het: het was een pik ……. nee een eikel! De eikel iemand achter me. Ik schrok me rot. Ik durfde niet eens te kijken.  Toen ik die eikel losliet, voelde ik een warme slijmerige substantie achterop mijn jack.
 Ik kijk nu toch om. Geen pik te zien. Hoe komt dat slijmerige spul daar? Wie kan dat nou gedaan hebben? Vogels misschien? Iedereen staat naar ’t voetballen te kijken. Geen vogel te zien hier binnen.
Geen idee wat dat was, dat plakkerige spul. De vreemde flauwe geur ervan kan ik ook niet thuisbrengen. Als tien jarige kón ik dat natuurlijk ook nog niet herkennen. Ik heb het er nòòit met iemand over gehad. Ik zou niet weten met wie ik daar over zou moeten praten.
Drie jaar later, nadat ik me, in mijn bedje, weggedoken onder mijn dekens,  voor het eerst had afgetrokken, herkende ik meteen dat plakkerige, dat slijmerige … de geur niet direct. Maar pas toen begreep ik, wat er daar in die opgewonden voetbalmannenmenigte gebeurd moest zijn.
Wat zou zo’n klootzak er toe bewegen, zijn sperma uit te storten op het kleine ventje dat ik was? Dit keer dus géén Rooms Katholieke geestelijke … hoewel, misschien was hij wel vermomd als burger. Het bevlekte jack heb ik nog zeker twee maanden, ongewassen, aan gehad.  Daarna heeft mijn moeder het in de   lorrenzak gegooid, omdat het te klein geworden was.

Feijenoord won uiteindelijk de finale van Sparta met 6 – 5. Kort na dat zaalvoetbaltoernooi gingen de temperaturen wat omhoog, zodat er weer op de velden kon worden gespeeld.


maandag 13 april 2015

jeejeepee zo af en toe: LOVE

jeejeepee zo af en toe: LOVE: Sinds een week is de lucht weer geklaard in de relatie tussen mij en mijn vrouw. Na een zeker twee maanden durende periode van elkaar haten...

LOVE

Sinds een week is de lucht weer geklaard in de relatie tussen mij en mijn vrouw. Na een zeker twee maanden durende periode van elkaar haten, met scherp sarcasme,  schelden, geniepige acties, verwijten, valse beschuldigingen, kwetsende onthullingen, huilen, zwijgen, schreeuwen, elkaar ontlopen,  treiteren,  wantrouwen, elkaar afsnauwen maar leuk en gezellig doen tegen vrienden, vriendinnen en familie, elkaar voor leugenaar uitmaken, elkaar lelijk zitten aankijken, niet tegenover elkaar zitten met eten, alleen je eigen kleren wassen, koffie of thee alleen voor jezelf maken, alleen de ‘troep’ van jezelf opruimen, geen ‘hallo’ zeggen bij het thuiskomen, geen ‘dag’ zeggen bij het weggaan, niet zeggen wat je gaat doen of wat je gedaan hebt, alleen leuke dingen doen met vrienden of vriendinnen maar niet meer met elkaar, geen overleg over te bekijken muziek of tv programma’s: geen rekening houden met elkaars voorkeur, niks vertellen over wat je beleefd hebt, geen ‘goede morgen’  of  ‘welterusten’ zeggen, met de deuren slaan als je weet dat de ander al slaapt en als er bezoek is, huichelen alsof er niks aan de hand is. Gelukkig ben ik me er in onze diepste crisis ooit, steeds van bewust geweest, dat haat en liefde ontiegelijk dicht bij elkaar liggen. Ik kon niet bij mijn liefde, zij kon niet bij die van haar maar we wisten, dat die er wel degelijk was. Anders houd je het natuurlijk geen 45 jaar bij elkaar uit.
Sinds een week zijn we weer ‘on speaking terms’ en zelfs meer dan dat. Zij was eigenlijk al een paar jaar, na mijn laatste uitgelokte psychomanie, aan het dreigen met het aanvragen van echtscheiding. Al die jaren kwam het er niet van. Die scheiding bleef dus als maar dreigend in de lucht hangen. Begin vorige week wilde ik duidelijkheid van haar.  Onomwonden vroeg ik haar wanneer ze nu eindelijk eens naar een advocaat zou stappen, want ik wilde ook wel eens weten waar ik aan toe was.  Ik voegde daar wel aan toe dat ik het doodzonde vond, zo’n echtscheiding. ’Jarenlang hebben we lief en leed gedeeld! Dan moeten we het nu, voor die laatste paar jaar toch niet laten ploffen!
‘Ik weet,’ zei ik haar, ‘dat ik  je een paar jaar terug, door mijn medicijnen niet te slikken, een hoop ellende bezorgd heb. Sorry, sorry, sorry daarvoor. Dat was echt stom. Maar ik wil wel, dat je weet, dat ik altijd veel van je gehouden heb.’
‘Ik heb natuurlijk net zo goed stomme fouten gemaakt, kleine, grote,’zei m’n vrouw ootmoedig. ‘Sorry daarvoor,’ … ze stond op van tafel en met een wat gebogen hoofd zei ze tegen mij: ‘Zullen we  dan voortaan maar weer normaal tegen mekaar doen?’
‘Hartstikke graag!’ zei ik,’en liefst ook een stuk warmer dan het de laatste tijd geweest is graag.’
Ik stond ook op en we hielden elkaar innig vast. Best nog lang eigenlijk. Zij kon haar tranen niet bedwingen. Ik zei nogmaals ‘sorry’ voor mijn stomme gehannes met die pillen.
‘Nu pas kan ik je dat vergeven’ zei ze, ‘al die jaren heeft dat onze relatie verstoord.’

En … sindsdien strelen we elkaar weer, zoenen we (alleen nog geen tongen, hoor), praten we elkaar weer de oren van het hoofd,  lachen we weer en doen we weer leuke dingen, vragen we weer aan elkaar wat we willen drinken of  eten, kortom sindsdien doen we weer bijna alles met en voor elkaar wat mensen die echt van elkaar houden ook met en voor elkaar doen.

zondag 12 april 2015

DOOD

De vierde slapeloze nacht was nog enigszins grappig te noemen met de conducteur in zijn roze onderbroek en die grappenmaker met zijn waterpistool. De vijfde slapeloze nacht was een ware kwelling.  Dat weet ik natuurlijk nog niet, als ik mijn bed in stap, want net als elke andere avond ga ik naar bed met de intentie om lekker te gaan pitten. Ik stond wel een paar keer op het punt om in slaap te vallen maar steeds werd ik weer wakker geschud, nu eens door een deur die hard wordt dichtgeslagen, dan weer door een kat, die ineens als een gek gaat lopen miauwen. Dan lig ik voor de rest van de nacht weer klaar wakker.
Ik vermoed halverwege de nacht, zit er ineens  iemand naast me op de rand van mijn bed, met zijn rug naar me toe.
‘Hallo hé, waar kom jij nou ineens vandaan?’
‘Ineens? Ineens? Ik zit hier al zeker drie kwartier. Ik kan er toch zeker niks aan doen, dat jij hier met je ogen stijf dicht in je bed ligt.’ Langzaam draait hij zich naar mij toe. Een lijkbleek, niet onvriendelijk gezicht vertoont zich aan mij. Hij draait een shagje.
‘Noem me maar Ted, dat is makkelijk, want zo heet ik toevallig ook.’t Stinkt hier naar sigarenrook, dus ik neem aan dat ik hier mag roken.’
‘Geen probleem Ted, ik rook zelf ook, zoals je al dacht. Alleen geen sigaren maar Javaanse Jongens.’
‘Je weet toch zeker wel dat roken dodelijk is, jongen?
‘Jazeker Ted, dat staat toch op elk pakje sigaretten of shag.’
‘Voor mij maakt dat allemaal geen reet meer uit, knul. Ik ben al jaren de pijp uit. Ik kan dus roken zoveel ik wil. En het kost me nog niks ook. In elke supermarkt winkel ik, vermomd als onzichtbare man, geheel gratis.
Tsja, ik zou niet anders meer willen en eerlijk gezegd lijkt mij zoiets ook wel wat voor jou. Nee! Laat ik het zo zeggen: ik weet het wel zeker, jongen!’
‘Nou ….. nu al dood ….. ik ben nog zo jong. Net vijftig. Ik weet het nog niet zo net, Ted.
‘Kom op!’ zegt Ted. Hij grijpt me opeens vast en sleurt me met kracht aan mijn bovenarm naar het balkon. Ik woon op vijftien hoog. Hij wil me over het balkon duwen. Ted is echt sterk. Sterker dan ik.
‘Dit wil ik niet, Ted. Laat me godverdomme los, klootzak.’
‘Ontspan je toch jongen, relax, geef je over.   
‘Neen, dit wil ik helemaal niet.’
‘Ontspan je, laat je toch gewoon vallen jongen, dan ben je er geweest en ben vrij om te doen en te laten wat je maar wilt. Alles wat je hartje begeert, huizen, auto’s, vrouwen, sigaretten, shag en nog veel meer staat tot je beschikking en het kost je geen rooie cent.’
Neen …… neen …… neen, pleur op. Laat me met rust!!

‘Buurman ……hé  buurman! Vanwaar al die rotherrie? Ik lag net zo lekker te pitten man...,’ hoor ik mijn buurman zeggen. Ted is ineens van de aardbodem verdwenen.
‘Ik? Rotherrie? Geen idee. Sorry hoor, buurman. Geen idee hoe ik hier beland ben. Rare droom denk ik.’ Het is al weer een klein beetje licht aan het worden.

Pas na deze vijfde slapeloze nacht krijg  ik eindelijk het slaappilletje krijgen dat mij aan een goede nachtrust helpt.

zaterdag 11 april 2015

ROZE

Het is nu half zes.  Ik heb nog geen minuut geslapen deze nacht. Daarom ben ik maar achter de pc gekropen om dit stukje schrijven. De vorige drie nachten heb ik wel geslapen maar slecht. Woensdag drie uur, donderdag twee uur vrijdag een uur  en nu dus niks. Slechter dan vannacht kan het niet. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn medicijncocktail pas veranderd is. Maar dit moet niet  veel langer duren. Zo weinig slapen kan funest zijn voor mij. Als ik komende nacht weer zo slecht slaap verdubbel ik gewoon maandag de voorgeschreven dosis lorazepam, mijn slaappil, want ik moet dan echt slapen. Volgende week dinsdag heb ik een afspraak met mijn psych, dan moeten we het er maar over hebben, hoe verder.
Drie jaar terug had ik ook zo’n slapeloze periode. Die was erger. Vijf nachten  achter elkaar deed ik geen oog dicht. Ik hield me aan goed bedoelde tips van mensen in mijn omgeving, familie, vrienden en professionals. Geen koffie,  geen tv, geen pc, niet te laat sporten, niet te laat eten, geen alcohol, enzovoorts. Na het avondeten at ik niks meer en ik dronk alleen de lafste aller laffe thee’s: kamille thee. Maar slapen? Ho maar! Vreemde ervaring die slapeloosheid. De eerste drie nachten voelde ik me net een reiziger in een trein met geblindeerde ramen. Ik lag roerloos en gedachteloos. Ook zonder besef van tijd, dat pas weer ging dagen bij het opkomen van de zon. Met een zwaar hoofd, zo’n hoofd dat je krijgt als je te veel hebt gezopen, stond ik op en maakte me klaar voor de dag. Alles wat ik lees komt drie keer zo traag binnen en op straat moet ik extra voorzichtig zijn want ik zie alles net te laat. Ook lieve buren groet ik niet. Ik zie ze gewoon niet en mijn vrouw krijg daar moppers over. Ik ben kortom een beetje in trance.
Na de vierde en vooral de vijfde nacht, dacht ik dat ik gek werd. De nachtelijke trein was de vierde nacht nog wel hetzelfde maar er reisden dwaze figuren in mee. Het begon ermee dat de conducteur in een roze outfit binnenkwam.
‘Dames en heren, goede nacht, mag ik uw plaatsbewijzen zien, alstublieft’. Hij was nog nauwelijks uitgesproken of een uitgesproken chagrijn, Maarten van Rossum, dacht ik,  loopt op de conducteur af, zet hem een pistool, duidelijk een waterpistool op zijn hoofd en zegt: ’Stop toch potverdikkeme eens met dat zogenaamd vrolijke gedoe: ‘dames en heren, goede nacht enzovoorts enzovoorts’. Trek om te beginnen dat homo pakje eens uit en roep gewoon een beetje nors: ’Plaatsbewijzen!’’ De conducteur doet wat hem gezegd wordt;  Maarten van Rossum gaat weer naast zijn vrouw zitten en spuit haar voor de grap nat.
Maar ach, deze norse conducteur die, in roze onderbroek, op roze schoenen ‘Plaatsbewijzen’ roept, werkt alleen maar op de lachspieren.
Ik zat met mijn ogen open en ervoer de scene van zojuist alsof ik er midden in zat en er toch niks mee te maken had.  Precies wat de meeste treinreizigers  dezer dagen doen als er een conducteur vlak naast ze in elkaar wordt geslagen.

Het was geen droom die vierde nacht. Ik was klaarwakker. Bij zonsopkomst waren mijn medereizigers allemaal uitgestapt. Ik ging ik me, met een zwaar hoofd,  maar weer wassen en aankleden.

vrijdag 10 april 2015

HOER

Mijn vrouw en ik hebben besloten onze benedenburen drie punten  in mindering te geven. Onze nachtrust wordt steeds verstoord door hun gesmijt met deuren en hun veelvuldig en luidruchtig toiletbezoek. Een paar maanden geleden hadden we ze ook al eens drie punten afgepakt maar daar trokken ze zich verder niks van aan. Toen was de buurman jarig . Er kwam de hele dag door veel visite voor hem. Dus ging de bel vaak. Er was druk gekrakeel in het trappenhuis. 
Als mijn vrouw en ik iets irritant vinden dan is het wel, dat de bel heel vaak en heel hard gaat bij onze buren. Dat gekakel is natuurlijk ook niet om aan te horen. Wij zijn benieuwd of ze nu wèl onder de indruk zijn. Ze moeten nu wel reageren, want zo kan het niet doorgaan. Nog eens drie punten in mindering en ze worden uit hun woning gezet. Dat is de regel bij negen minpunten. Zo staat het in het reglement ‘Huurders Onder Elkaar Reglement’ (HOER).
Ja, kort na de tweede reglementaire puntenaftrek stond de benedenbuurman voor onze deur. Buurman was een schriel mannetje, erg bleek, hij had een baard van drie dagen en hij had zich vandaag nog niet aangekleed. Ik weet niet of hij zich op andere dagen wèl aankleedde. Maar nu stond hij hier voor mijn neus in zijn slobberende onderbroek en zijn oranje t-shirt met het opschrift: ROBBEN.    
‘Dag heer’, zeg ik zo neutraal mogelijk, ‘waarmee kan ik u van dienst zijn?’
‘Ik heb van u en uw vrouw twee brieven gekregen  over puntenaftrek. Ik smijt ’s nachts met deuren’ schrijft u,’ en maak lawaai op mijn wc. Op mijn verjaardag, één keer per jaar dus, wordt er te veel op mijn te harde bel gedrukt.’
‘Dat klopt precies, meneer, vandaar onze brieven.’
‘Kunt u misschien alstublieft die puntenaftrek ongedaan laten maken. Ik wil hier namelijk heel graag blijven wonen met mijn vrouw en mijn vijf kinderen. Want als u mij straks misschien wel wèèr een brief met een klacht stuurt, dan heb ik in totaal negen minpunten. Dan moet ik mijn huis uit.’
‘Jaaaa, dat is mij bekend, beste man!’
‘Maar ik smijt toch al een paar weken niet met de deuren.’
‘Helemaal waar, waarde heer, maar mijn vrouw en ik hadden u toch óók geschreven, dat wij last hadden van het lawaaierige gedoe op uw toilet?’
‘Wat bedoelt u dan met luidruchtig gedoe, meneer?’
‘Dat zal ik nu zeggen, waarde heer: met dat luidruchtige gedoe, bedoel ik het veelvuldig en met veel herrie doorspoelen van het toilet èn tevens het laten vliegen van oorverdovende winden.’
‘Maar meneer ... wij moeten toch ook gewoon onze behoeften kunnen doen ...’
‘Nee, nee, nee, brave borst, mijn vrouw en ik willen er geen last van hebben als u, uw vrouw en uw vijf kinderen ’s nachts hun behoefte doen.’
‘Goed meneer, dan zullen wij beneden de wc ’s nachts niet meer doorspoelen. Trekt u dan uw brieven in?’

‘Geen denk aan, beste man ….. en wat dacht u van de winden? Wanneer u het een maand lang rustig weet te houden, dan pas trek ik mijn brieven in. Prettige dag verder!’

donderdag 9 april 2015

POT

Mijn psychiater, Otto, belt omdat hij me graag zo spoedig mogelijk wil zien. Dat is raar! In de afgelopen 15 jaar moest ik bellen of ik alstublieft mocht komen. Heeft iemand hem misschien ingeseind, dat ik geld aan het verkwisten ben in het Casino of dat ik leuke dames oneerbare voorstellen doe of dat ik onophoudelijk ruzie zoek met mensen in mijn omgeving of dat ik er potsierlijk bijloop in een oranje kostuum met dito hoedje. Dat zijn goede redenen voor Otto om me bij zich te roepen;  zulk gedrag  is namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.
Ik mag om 13.00 uur bij Otto op audiëntie komen. Precies om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer, om 13.05 uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand. Volgens mij met pindakaas, dat weet ik niet zeker. Dat ruik ik dadelijk wel, want we zitten altijd heel dicht op elkaars lip. Otto loopt om 13.07 uur nog op zijn gemak zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn spreekkamer in loop.
‘Hallo! Ik moet nog wel even mijn boterhammetje opeten. Wil je even wachten in de wachtkamer?’ zegt Otto.
‘Neen Otto,’ zeg ik, ‘dat wil ik niet, we hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik ga vast op je kamer zitten.’

Even later komt Otto zijn kamer binnen en doet een jammerlijke  poging grappig te zijn:’Ik hoop dat je geen last hebt van onverwachts uit mijn mond schietende broodkruimeltjes. Je hebt me zo opgejaagd, dat ik niet alle brooddeeltjes heb kunnen door slikken.’
Ik weet het gelijk! Er zat pindakaas op en niet zomaar pindakaas maar pindakaas met kleine stukjes noot.
‘Het is echt geen stukje brood dat net uit je mond schoot, Otto, het was een stukje noot en het zit nu op mijn linkerwang. Kijk, hier.’
Otto gaat achter zijn beeldscherm zitten en doet net alsof hij niets gehoord heeft.
‘Ik ben me er niet  van bewust dat ik stoms heb gedaan, Otto.’
‘Welnee! Dat was ook niet de reden dat je gevraagd heb te komen,’ zei Otto.

Om in balans te blijven slik ik een medicijn (lithium). Dat medicijn is een beetje riskant is voor andere organen van mijn lichaam. Daarom moet ik elke drie maanden mijn bloed laten controleren, zodat wanneer er in mijn lichaam iets misgaat, er bijtijds maatregelen genomen kunnen worden.
Welnu, uit die bloedcontrole is gebleken dat het lithiumgehalte in mijn bloed te hoog is en dat heeft tot gevolg dat mijn nieren niet goed meer functioneren. Dat is het goede nieuws dat Otto me even wilde doorgeven.
‘Slik je jarenlang trouw je medicijnen,dan  krijg je als beloning problemen met je nieren, ’dacht ik vol zelfmedelijden.
Hoe erg het nu is met mijn nieren moet ook weer onderzocht worden. Ze moeten nu niet mijn bloed maar mijn pies hebben. Ik moet  24 uur uitsluitend piesen in een bruine kunststof pot. Die geeft Otto mij mee. Er gaat tweeëneenhalve liter zeik in. Overmorgen wil Otto weer een gevulde pot terug.
Het is lekker weer, de dag dat ik die pot wil vullen.  Ik wil naar buiten, een stuk fietsen. Thuis heb ik al een half litertje in de pot gepiest. Ik stop de pot in mijn rugzak en doe er een banaan, een appeltje en een pakje brood bij. Zo fiets ik richting  Zoetermeer en weer terug naar huis. Een paar keer onderweg houd ik een plaspauze. Diep weggedoken in de bosjes, niemand mag me zo met die pot zien.  Nu ben ik weer thuis. De ton is al ruim voor de helft gevuld.
Tot negen uur ’s ochtends moet ik in de pot plassen. Ik zet de pot (afgesloten) naast mijn bed op de grond. ’s Nachts doe ik er nog drie plasjes in. Een keer heb ik een klein beetje naast de pot gepiest. Mijn ochtendplas wordt mijn laatste voor het onderzoek. Er is nog wat ruimte dus ik hang mijn plasser in de pot  en laat mijn plas lopen, alleen …… er is onvoldoende ruimte in de ton. De warme urine loopt over mijn handen, op mijn voeten en over het zeil van mijn slaapkamer.

Het onderzoek kan beginnen, want de pot is gevuld met mijn urine van 24 uren.