De winter van
1960 was lang, eenzaam en erg koud. De voetbalcompetitie lag al wekenlang stil.
Zowel publiek als voetballers hongerden naar de bal. Sponsors besloten in de
Energiehal, destijds op de Westzeedijk, een zaalvoetbaltoernooi te organiseren
tussen Rotterdamse, Schiedamse en Delftse profclubs: Feijenoord, Sparta,
Excelsior, SVV en DHC. De hal was afgeladen. Mijn vader had twee kaartjes
bemachtigd. Sterren van dit toernooi waren, volgens mijn vader, mannen als Coen
Moulijn, Reinier Kreijermaat (beiden van Feijenoord) en Tinus Bosselaar (Sparta). Ik had ze nooit eerder zien spelen. Tien jaar
was ik en vrij klein nog. Ingeklemd stond ik tussen grote kerels. De vent
achter me wilde geloof ik door me heen; nou ja … hij zal zelf ook wel geduwd
zijn.
Door het ontbreken van tribunes, was voor mij het zicht op de
wedstrijd zeer matig. Als ik op mijn tenen ging staan, zag ik tussen de schouders
van twee mannen vóór mij, hoofden van voetballers bewegen. Een bal heb ik de
hele dag niet zien rollen. Mijn vader, die naast me stond, kwam niet op het idee
om me op zijn schouders te nemen. Misschien was ik te zwaar. Zo’n krachtpatser
was mijn vader nu ook weer niet.
Gejuicht werd er regelmatig in de finale,
die gespeeld werd tussen Feijenoord en Sparta. De score liep op naar 5 - 4. De mannen voor me waren supporters van Feijenoord,
de club die al vijf keer scoorde. Een van die kerels landde met zijn grote poten
op mijn kleine koude teentjes. (De zaal was onverwarmd dus ijskoud). Een vent achter
ons, sprong bij alle doelpunten van zijn favoriete club tegen me aan. Daardoor knalde
ik telkens tegen een man voor me. Die merkte het gelukkig niet eens. Hij gaf in
ieder geval geen krimp.
Bij een soort verkoper had pa vijf
chocolade-koetjesrepen gekocht. Dát kon ik wèl zien! Hij gooide een reep naar
mij en zelf at hij die andere vier op. Pa was natuurlijk veel groter … maar
mijn moeder zei altijd, dat ìk er nog van moest groeien … dus. Achteraf
ben er niet rouwig om, want die reep was
dan wel bruin en ook zoet maar smaakte helemaal
niet naar chocola.
Ik geloof dat er weer gescoord is. Hoewel
… alleen die vent achter me staat te springen. Met kleine sprongetjes in mijn
rug, duwt hij me naar voren. Vrij abrupt stopt hij er weer mee. Omdat die kerel
nogal bruut tegen mijn schouder had staan te duwen, ging ik even met mijn hand
naar die plek Het was daar een beetje
pijnlijk. Onderweg kom ik met mijn hand iets vlezigs, iets warms iets nattigs
tegen …. verbaasd voelde ik door en toen wist ik het: het was een pik ……. nee een
eikel! De eikel iemand achter me. Ik schrok me rot. Ik durfde niet eens te
kijken. Toen ik die eikel losliet, voelde
ik een warme slijmerige substantie achterop mijn jack.
Ik kijk nu toch om. Geen pik te zien. Hoe komt
dat slijmerige spul daar? Wie kan dat nou gedaan hebben? Vogels misschien? Iedereen
staat naar ’t voetballen te kijken. Geen vogel te zien hier binnen.
Geen idee wat dat was, dat plakkerige
spul. De vreemde flauwe geur ervan kan ik ook niet thuisbrengen. Als tien jarige
kón ik dat natuurlijk ook nog niet herkennen. Ik heb het er nòòit met iemand
over gehad. Ik zou niet weten met wie ik daar over zou moeten praten.
Drie jaar later, nadat ik me, in mijn
bedje, weggedoken onder mijn dekens, voor
het eerst had afgetrokken, herkende ik meteen dat plakkerige, dat slijmerige … de
geur niet direct. Maar pas toen begreep ik, wat er daar in die opgewonden voetbalmannenmenigte
gebeurd moest zijn.
Wat zou zo’n klootzak er toe bewegen,
zijn sperma uit te storten op het kleine ventje dat ik was? Dit keer dus géén Rooms
Katholieke geestelijke … hoewel, misschien was hij wel vermomd als burger. Het
bevlekte jack heb ik nog zeker twee maanden, ongewassen, aan gehad. Daarna heeft mijn moeder het in de lorrenzak
gegooid, omdat het te klein geworden was.
Feijenoord won uiteindelijk de finale
van Sparta met 6 – 5. Kort na dat zaalvoetbaltoernooi gingen de temperaturen
wat omhoog, zodat er weer op de velden kon worden gespeeld.