Van de achtentachtig
jarige mevrouw ’t Honk heeft niemand last. Vanaf 1977 woont ze al op dit
trappenhuis; op de tweede verdieping. Sinds
kort beweegt ze zich voort met behulp van een rollator. Ze had last van
duizelingen en was al een paar keer gevallen. Haar behandelende artsen vonden
het veiliger om haar voortaan achter een rollator aan te laten lopen.
Op een bepaalde manier is
mevrouw ’t Honk de ideale huurder, want, zo heb ik begrepen, klachten meldt ze niet en de huur betaalt ze trouw
en zo is ze ook de ideale buurvrouw,
want haar hoor je niet en ze zal zelf nooit bij haar buren klagen, ook al
veroorzaken die overlast, herrie of
stank, zoals die Marokkaanse familie van boven.
Dat wil niet zeggen dat
mevrouw ’t Honk zo vreselijk verdraagzaam is … nee, ze is gewoon bang voor de
huisbaas en als de dood voor de buren en dat snap ik ook wel. De mensen
accepteren tegenwoordig niet meer zo makkelijk kritiek; men voelt zich al snel
op de pik getrapt en is sneller agressief dan voorheen. Ik kan me dondersgoed
voorstellen dat mevrouw ’t Honk, als achtentachtig jarige, agressie zo veel
mogelijk mijdt. Dat zal ook de reden zijn,
dat ze zich zo min mogelijk in het
trappenhuis vertoont. Ik woon hier zelf nu ruim acht jaar en ik ben haar om
precies te zijn, drie keer in de lift en twee keer op straat tegen gekomen,
waarvan een keer onlangs, met haar rollator. Onze benedenburen, Kees en
Liesbeth, wonen hier nu krap zes jaar en
toen ik met mijn vrouw bij hen op bezoek was, want we komen daar zo af en toe
wel eens, vroegen ze aan mij wie er toch naast hun in het trappenhuis woonde …
Kees en Liesbeth hebben mevrouw ’t Honk dus zelfs nog nooit gezien in die zes
jaren!
Bezoek heb ik ook nog
nooit bij haar zien komen of gaan. Mevrouw ’t Honk vind ik nou echt zo iemand,
die al een paar jaar dood in haar huisje ligt, voordat ze gevonden wordt, vrees
ik.
Liesbeth en Kees zijn
diametraal anders dan mevrouwtje ’t Honk: zwaaien, lachen, een gezellig praatje
en belangstelling: ‘hé hallo, gaat het goed met je?’. Heel behulpzaam zijn ze
ook, want wij hebben bijvoorbeeld geen auto en zij wel en als we soms eens iets
te vervoeren hebben, hoeven we maar een kik te geven of Kees staat voor ons klaar. Ik mag onderhand wel zeggen dat, mijn vrouw en ik inmiddels een soort van
vertrouwensband opgebouwd hebben met Kees en Liesbeth, want we verzorgen hun twee
hamsters, Snip en Snap en de papegaai Alfredo,
wanneer zij ergens in Europa bivakkeren. En dat komt nogal eens voor, want het
zijn echte levensgenieters die twee. Kees en Liesbeth belonen ons altijd rijkelijk
voor onze bewezen diensten: òf ze nemen ons mee naar een top-musical zoals
bijvoorbeeld ‘Soldaat van Oranje’ òf ze bereiden voor ons viertjes een copieuze
maaltijd. De laatste keer had ik dat eigenlijk niet verdiend, omdat ik Snap uit
zijn kooitje had laten ontsnappen; dat was op zich zo erg nog niet, want, toen ik heen en weer zat te wippen op de
schommelstoel hoorde ik opeens een zacht gekraak, een licht paniekerig kreuntje:
Snap, geplet tussen de schommelstoel en
een plavuis. We hebben dit ongelukje niet aan Kees en Liesbeth durven
opbiechten maar toen wèl een nieuwe Snap
gekocht, die blijkbaar zò veel op hem leek, dat Kees en Liesbeth hem in eerste
instantie niet miste. Pas toen Snap een
nestje jongen wierp kwam het bedrog aan het licht: dèze Snap was een vrouwtje.