Het regent deze ochtend pijpenstelen. schiet ik onwillekeurig in de lach als ik mijn buurvrouw Lia in de deuropening
zie staan met die ruim bollende witte wollen pet met klep half over d’r ogen,
haar lange bruine gewatteerde jas en een dikke sjaal omgeslagen. Ze móét er
echt even uit voor een paar boodschappen, anders was ze binnengebleven, zegt
ze.
‘Je lach me toch niet uit, hè?’ vraagt ze.
Een beetje wel eigenlijk. Ik moet lachen omdat ze er nu net zo
uitziet als de mongool die ik, op weg naar de sportschool, altijd tegenkom. Uitsluitend
qua kleding bedoel ik dan hè … want verder is Lia een knappe, intelligente
vrouw.
Die mongool die ik bedoel is een vrouw van een jaar of
veertig die samen met haar moeder, die toch al een eindje in de zeventig lijkt
te zijn, op weg is naar … tja, ..
waarnaar? Het kan eigenlijk van alles zijn, naar familie of de supermarkt
bijvoorbeeld maar ik heb het sterke vermoeden dat ze zo steeds om diezelfde
tijd ’s ochtends naar de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten gaat.
Vrijwel altijd zijn ze samen en vrijwel altijd hebben ze mot
met elkaar. Moeder kan het niet gauw goed doen. Met haar lage damesstem gooit ze haar moeder allerlei voor
mij onverstaanbare verwijten naar het hoofd, althans zo komt het bij mij over. Soms
loopt ze stampvoetend een paar meter voor haar moeder uit, met een gezicht dat op
onweer staat. Een andere keer loopt ze juist weer tergend langzaam een paar
passen achter moeder aan. Haar zo dwingend steeds weer achterom te kijken en óók
haar pas in te houden.
Een heel enkele keer zie ik haar alléén op pad gaan. Ook dan
heeft ze dezelfde boze uitstraling die waarschijnlijk
gewoon bij haar hoort. Met grote stappen loopt ze me tegemoet; zonder op of om
te kijken vervolgt ze haar weg.
Ik heb wel eens medelijden met die oude moeder, die het
altijd fout doet in de ogen van haar dochter. Wanhoop straalt uit moeders ogen.
Het valt niet mee als je op weg bent naar de tachtig en je zit constant
opgescheept met zo’n recalcitrante dochter.
Mijn jongste broer M. is ook een mongool. Drieënveertig is
hij nu. Mijn moeder was 39 toen ze van hem beviel. Hij is diametraal het tegenovergestelde van
die bozige dame: meestal erg rustig, vriendelijk en meegaand. Wat dat betreft is het natuurlijk net als bij
gewone mensen: elke mongool is weer anders.
Hoewel mijn broer M. niet zo’n moeilijk persoon is, heeft
mijn moeder er verstandig aan gedaan om hem, toen hij nog een tiener was uit
huis te plaatsen naar een begeleide woonvorm.
Het viel haar niet mee dit zo te besluiten. Ze heeft er menig traantje om
gelaten maar het was een goede beslissing. Een verstandelijk gehandicapt kind
in huis blijft tot in lengte van dagen een hele zorg, ook al is M. nog zo rustig
en vriendelijk.
Mijn moeder heeft zo doende een redelijk rustige ‘oude dag’
gehad en M. heeft het in zijn eigen huisje met zijn begeleiders en andere
gelijkgestemde bewoners ogenschijnlijk naar
zijn zin … zowel voor mijn moeder als voor M was het altijd weer een klein
feestje als ze elkaar weer zagen bij hem of bij haar thuis … of op een
verjaardag … want dán was het dubbel feest.