zondag 15 april 2012

Gelaagd

Het is alweer een jaar geleden, dat ik wat over mijn toneelvereniging Echte Liefde schreef. Het ging over het leren van mijn teksten. Dat deed ik al wandelend of fietsend langs het recreatieve deel van de Rotte of in het Kralingse Bos. De tekst stond op mijn mp3. Soms was ik zo in trance bezig, dat ik er geen erg in had hoe onwijs hard ik die teksten de wereld in schreeuwde. Onbedoeld heb ik zo mede-recreanten en omwonenden soms de stuipen op het lijf gejaagd. Met ongekende kracht denderden de woorden van mijn toenmalige personage over de Rotte:
‘Neen!!! Niet alléén Joden!’. De kracht van die woorden deden de rimpels in de Rotte aanzwellen tot een krachtige vloedgolf. In een tuintje op de Rottekade liet een oude man, verschrikt een vol dienblad uit zijn handen flikkeren.

Nu ben ik bezig met de tekst voor een nieuw stuk: Rimpels in de Rotte. Ik oefen een scene tussen Hans (ik dus) en Sabine, zijn vrouw. Weer studeer ik op de fiets, dat werkt nu eenmaal het best bij mij. Begin maart was ik net zo fietsend-oefenend, bezig in de buurt van een bouwproject bij Maassluis, toen ik bijna wild van woede de tekst:
‘Ben je d’r nou eindelijk klaar mee?’ uitschreeuwde. Ik kreeg niet eens de kans om door te oefenen op mijn fietsje, want een bouwvakker bulderde:
‘Neen, nog stééds niet! Steek zelf  je klauwen eens uit, man!’

Vandaag oefende ik dat ben-je-d’r-nou-eindelijk-mee-klaar-zinnetje, dat ik in Vlaardingen zo woest uitschreeuwde, nog eens. Nu niet op de fiets maar met mijn tegenspeler en de regisseur. Nu weet ik, voel ik, dat het veel beter is deze tekst met liefde uit te spreken dan met die woede. Het klinkt nu lief, zo lief zelfs, dat Sabine zich gestreeld voelt door zijn woorden.

Nog één kleine week slapen, dan gaat het vijfdelige feuilleton Rimpels in de Rotte in première met deel één genaamd:  Sabine. Twee keer wordt dat eerste deel gespeeld: op zaterdagavond 21 april om 20.00 uur en op zondagmiddag 22 april om 14.00 uur. Daarna gaat Echte Liefde verder met deel twee: Farida, dat op 12 en 13 mei gespeeld wordt; ook op zaterdagavond en zondagmiddag.

Vanaf begin 2012 wordt aan dit nieuwe stuk gewerkt. Het speelt in Rotterdam-Noord in de periode 2002 – 2012. De titel was al snel: Rimpels in de Rotte. Zo’n dertig bewoners uit Noord vertelden aan Echte Liefde hun verhalen. Verhalen, die als uitgangspunt dienen voor de scènes, die uiteindelijk in het feuilleton vertoond zullen worden. De verhalen van bewoners vormen het uitgangspunt. De verhalenvertellers zullen dus niet al hun woorden letterlijk kunnen terugvinden in het feuilleton. De schrijvers van het toneelstuk, hebben zich de creatieve vrijheid veroorloofd om hùn eigen draai aan de gebeurtenissen te geven, waardoor situaties voor de vertellers alleen bij benadering herkenbaar zullen zijn.

Voorafgaand aan het instuderen van Rimpels doet de groep een cursus commedia dell’arte. Een belangrijk leerpunt van de cursus is dat in het leven van alledag, mensen regelmatig van masker gewisseld wordt:
-           Nu eens dragen ze het masker van degene die ze denken te zijn.
-           Dan weer het masker van degene die ze werkelijk zijn
-           Dan weer het masker dat ze gemeenschappelijk met een of meer anderen hebben.

In Rimpels zal het geleerde in praktijk worden gebracht. Het kan in het feuilleton dus zomaar gebeuren dat een personage, dat vrolijkheid vertoont, diep van binnen verdrietig is en andersom natuurlijk.  Gelaagd spel wordt gevraagd van de acteur.
De kijker naar Rimpels moet er dan ook attent op zijn dat onder een masker van chagrijn, bijvoorbeeld liefde schuil kan gaan. In dit feuilleton is kortom niet alles altijd wat het lijkt te zijn. Dat krijg je met gelaagd spel!

dinsdag 10 april 2012

Tribune (2)

Voor de allerlaatste keer hebben we de Tribune, het maandblad van de SP, voor de regio Rotterdam verzendklaar gemaakt in het voormalige SP- Hoofdkantoor aan de Vijverhofstraat in Rotterdam. De SP heeft namelijk een nieuw hoofdkantoor betrokken in Amersfoort. Waar we de volgende maand dit werkje moeten gaan doen is nog niet bekend. Met ‘we’ bedoel ik een klein stel voornamelijk ouwe maar vooral zeer trouwe SP- vrijwilligers. Met mijn vierenzestig jaar ben ik veruit de jongste van dit stel en bovendien ben ik ook nog het kortst lid: anderhalf jaar pas. Het is een groep die bestaat uit een stuk of tien mensen. In dit stukje noem ik dit groepje, enigszins oneerbiedig misschien,  het T-kransje, waarin de ‘T’ en dit voor alle duidelijkheid, staat voor Tribune. Vijf leden van dit 'T' - kransje  doen dit werk al meer dan dertig jaar. Ik hobbel nu pas een jaartje mee.

Waarom zit ik hier nou eigenlijk over te denken en te schrijven????? Omdat ik denk dat het maar eens afgelopen moet zijn met deze maandelijks manier van verzendklaar van de Tribune. Binnen de SP heb ik hier overigens nog met niemand over gesproken, hoor. Dat zal binnenkort ongetwijfeld wel gaan gebeuren. 
Anno 2012 werkt een stel meer dan gemiddeld intelligente mannen en vrouwen acht á tien uur per maand aan die Tribune. De eerste deeltaak is het in de Tribune stoppen van de Rooie Rotterdammer, het blaadje met uitsluitend Rotterdams nieuws. Vervolgens, moet er een wikkel om de Tribune heen en die wikkel wordt met een stukje plakband stevig om het tijdschrift vastgezet.

Tsja, wikkels, ik kan me niet herinneren, hoezeer ik ook peins, dat ik de laatste pakwek dertig, veertig jaar ooit nog post ontving  met een wikkel er omheen. Ik kom uit een Rooms-Katholiek nest, sorry hoor, daar kan ik ook niets aan doen, een nest heb je nu eenmaal niet voor het uitkiezen als jonggeborene. In dat Rooms Katholieke nest kregen we, ruim vijftig jaar geleden dus,  het officiële orgaan van het Bisdom Rotterdam per post toegestuurd: de ´Sursum Corda´. Zo´n bruine wikkel zat er om dat krantje. Handgeschreven op die wikkel:  naam, adres, woonplaats van ons en dan zat er ook nog eens een postzegel op geplakt.
Adressen schrijven en postzegels plakken is er godzijdank bij de SP ook niet meer bij. Etiketten plakken wel; etiketten met adressen. Zelfklevende etiketten zijn het, dat dan weer wel, alhoewel ik op zich geen hekel heb aan likken. Zeker niet als er een lekker luchtje aan de lijm zit.

Maar kom, ik dwaal af, als dan die Rooie Rotterdammer in die Tribune zit, de wikkel er vast omheen is gewikkeld en met dat plakbandje stevig is vastgezet, dan……. moet er nog twee touwtjes om. Daartoe heeft de partij al heel lang geleden een even handige als griezelige  bindmachine aangeschaft, die net zo gemakkelijk stapeltjes van vijfentwintig Tribunes bindt, als in een onbewaakt ogenblik een of meerdere vingers van je hand afsnijdt. Met dat touwtje eromheen gebonden gaat de Tribune in stapeltjes van vijfentwintig de postzakken in voor verspreiding in de Rotterdamse Regio. En klaar is het T-kransje nu; voor de maand april althans.

Alles bij mekaar is dus de hoogste prioriteit van ons werk, dat de Tribune op tijd bij de leden in de bus ligt. Behalve dat, is er nog een belangrijke nevendoel namelijk, dat de T-krans lekker en gezellig aan het werk is voor de SP. Dat is op de maandag- en vrijdagochtenden ook precies wat er gebeurt: dit T-kransje, ervaart de bezigheid duidelijk als uitermate aangenaam. Op het enkele groepslid na dan, voor wie hard dòòrwerken nu eenmaal meer voldoening geeft dan babbelen over koetjes en/of kalfjes.
Dit clubje viert ook steevast elke verjaardag met gebak en door het hele jaar heen wordt met de  lief-en-leed-muts rondgegaan om een aardigheidje te kunnen kopen voor een jarige of een zieke, want zieken zijn er ook geregeld en zij worden zeker niet vergeten.

Is deze manier van verzendklaar maken van die Tribune in de Regio Rotterdam nu effectief, kostenbesparend en biedt het ook perspectief? Het  T-kranswerk bespaart de SP zeker enige portokosten. De vraag is alleen of deze geringe besparing wel opweegt tegen de kosten die weldra gemaakt zullen moeten worden voor een te huren/kopen ruimte en het gebruiksklaar maken daarvan.

De gemiddelde leeftijd van ons  T-kransje is zeer hoog is: circa 70 jaar. Het is een kwetsbaar groepje. De kans op tijdelijke of definitieve uitval van een of meerdere leden is niet denkbeeldig en elke uitval trekt weer een grote wissel op deze relatief kleine groep. Het mag zeker niet gaan gebeuren dat straks binnen de SP een luttel aantal zeventig plussers zit te stressen om de Tribune op tijd in de Rotterdamse brievenbussen te krijgen. De gedachte dat deze T-krans aangevuld of overgenomen zal gaan worden door jeugd, is een illusie. Dat gaat ècht nooit gebeuren. Misschien  een enkel keertje maar structureel: nooit!

Goed. De besparingen zijn waarschijnlijk minimaal en de continuïteit van het werk kan op de lange termijn niet gegarandeerd worden. Awel, is het moment van verandering van werkplek niet het juiste moment voor bezinning op een wat professionelere aanpak van de Tribune – verzending.

Binnen de Socialistische Partij (de grootste partij van Nederland inmiddels) zullen toch zeker wel de financiële middelen gevonden kunnen worden om dit werk wat professioneler aan te kunnen pakken. De verhuizing van het partijbureau is m.i. een uitgelezen moment voor een heroriëntatie hierop. 
Nu krijg ik zelf, naast de Tribune, nog enkele tijdschriften thuisbezorgd. Helemaal ‘up to date’ lijken me de wekelijks verschijnende VPRO-gids en het maandelijkse katern van de Consumentenbond. Op de achterkant van die bladen is wat ruimte uitgespaard om naam, adres, woonplaats en lidmaatschapsnummer van de abonnee af te drukken. Er komt bij die bladen geen wikkel, plakbandje, postzegel, touwtje of plasticje aan te pas.
Ik zou er als SP’er trots op zijn als de Tribune zo verzonden werd en dat moet toch makkelijk kunnen: bij zo’n grote en rijke politieke partij als de SP. De nu nog gehanteerde zeventiger jaren werkwijze mag eindelijk wel eens overboord gegooid worden, dunkt me.

De postbode kan dan voor de VPRO-gids, de Consumentengids en straks misschien ook voor de Tribune, tijdens zijn werk, een momentje voor zichzelf inlassen en die bladen doorbladeren. Voor de postbode is een blad als de Tribune, zeker in deze woelige tijden, een bijzonder en inspirerend, welhaast onmisbaar blaadje.

Indien die professionalisering doorzet, zal er voor, door of met het T-kransje eens per maand iets georganiseerd worden. Plannen zijn er al en gaan in de richting van bioscoopbezoek, excursies, bingo, een-en-dertigen, ezeltje prik, jokeren, blindemannetje. Plannen te over dus; alleen een geschikte locatie ontbreekt. Een vertegenwoordiger van het T-kransje is al wel in gesprek met Jan Marijnissen, We willen hem graag vast leggen voor het draaien van enkele bingo’s per jaar in het Rotterdamse.

donderdag 5 april 2012

Gedumpt

Op ons fraaie binnenterrein in het Oude Noorden staan uitdagende klim- en klauterobjecten voor kleuters, zoals de levensgrote giraffe, de gifgroene reuzensprinkhaan en een eigenlijk iets te enge krokodil. Voor de vele voetbalgekke jochies is er de mini-cruyff-court.  Appel- peren- en abrikozenboompjes staan uitdagend in de nog wat kille zon te pronken met hun bloesem. De bloembollen zijn vrijwel allemaal mooi uitgekomen: narcissen, blauwe druifjes, krokussen, hyacinten, tulpen. Leuk, vooral voor de kinderen, die vlak voor de winter de bloembollen gepoot hebben. Ze hebben er goed op gelet dat er niet in de buurt van de bollen werd gevoetbald en kunnen trots zijn op het resultaat.

Al van af de Kerst staat er op het binnenterrein een Albert Heyn-winkelwagen in een perk rozenstruiken. Moeilijk mannetje Vujul, de kleinzoon van Rosa, heeft de kar, althans volgens Koos Vogel, een rotzet gegeven de rozenstruiken in! 
Een beschimmelde spaanplaat van ruim één vierkante meter is rechtop in de AH-kar gezet. Er ligt ook een paar grote groene kaplaarzen in, een paar geitenwollen sokken, een eind prikkeldraad, een verdorde vingerplant en een verroest strijkijzer. De rozenstruiken rondom de kar groeien stug door en zullen weldra het winkelwagentje hebben ingekapseld. Als moeilijk mannetje Vujul wordt aangesproken op zijn actie met AH-kar ontkent hij, zoals gewoonlijk. Hij doet nooit geen kwaad! Natuurlijk wordt hij zoals altijd gedekt door omaatje Rosa, in wier ogen haar kleine Vulultje een braaf kereltje is.

De ketting ligt er af, veel spaken ontbreken, de banden staan leeg, een trapper is zoek, het stuur is dol en de koplamp hangt op half zeven. Het was twee maanden terug nog een mooie fiets maar toen kwamen de fietslessen voor kleine Memmetje. Eén week lang probeert pappa Ahmed het. 
Een week lang; elke dag met pappa Ahmed oefenen met fietsen. Langer dan een kwartier fietsles zit er niet in. Dan is Memmetje het zat.  Hij valt van zijn fiets. Woest scheldend schopt hij tegen zijn  fiets. Jankend en stampvoetend rent hij naar huis, alwaar hij met deuren gaat lopen gooien. De eerste dagen probeert paps nog om Memmetje weer terug op de fiets te zetten. Dat  heeft geen enkele zin. Het kind raakt buiten zinnen. Wild slaat het ventje om zich heen. Ook pappa Ahmed krijgt klapjes en accepteert het gelaten. Na de zevende les hebben vader en zoon het fietsje onbeheerd laten liggen in de buurt van het bankje bij de giraffe. In twee weken tijd is de fiets afgeragd door wat oudere jeugd. De laatste weken ligt het fietsje maar een beetje weg te roesten.

Tsja, dan staat daar, op de vroege ochtend, opeens op een van de gazonnen van ons binnenterrein een ogenschijnlijk in goede staat verkerende bedbank met een leuke donker rode bekleding, die heel fraai afsteekt tegen het groen van dat grasperk. ’s Ochtends vroeg zie ik hem staan. Moet dus in het geniep hier zijn neergezet gisteravond of vannacht. Komt waarschijnlijk bij Lenny vandaan, want die heeft net haar vent de deur uit gezwiept en ze gooide zijn bedbank achter hem aan. Ze had natuurlijk Roteb-Grof-Vuil moeten bellen. Die voert de bank kostenloos af.  Geen goede beurt van Lenny trouwens, net zo min als van die andere vuildumpers op het binnenterrein.

Ik bel nog even naar de chef van wijkschoonmaakploeg, de mannen en vrouwen in de blauw-oranje pakkies. Ik word bijna uitgelachen na mijn vraag of ze de troep even willen komen weghalen. Nee, daar zijn ze niet voor. Wel wil de chef voor de volgende dag een vuilophaalwagen regelen als we die troep zelf langs de stoep zetten, op een parkeerplaats of zo. Dat gaan we doen!

Ik kijk eerst even naar het voetballen op de tv (Barcelona- Milan) en daarna, zo rond een uur of elf ’s avonds zetten wij, Corina, Ella, haar zoon Tim en ik dus, die troep langs de straat. Het valt nog niet mee om het AH-winkelwagentje los te wrikken uit de rozenstruiken. Tim en ik zitten onder de schrammen. Niet alleen op mijn handen en armen. Maar ook in mijn gezicht en op mijn kuiten zitten krassen. Tim is maar gelijk naar huis gegaan om het bloeden te stelpen en de wondjes te ontsmetten. Hij moet er altijd snel bij zijn; hij heeft weinig weerstand en heeft snel ontstoken wondjes.

De rotzooi staat nog maar goed en wel op een vrije parkeerplaats of enkele ‘gieren’ komen al aangecirkeld. Twee kleine vrachtbusjes komen langzaam aangereden en de chauffeurs houden halt, duidelijk  om te kijken of er iets van hun gading is.  Het zijn Wilders-mensen en dan bedoel ik niet die gore brievenbus-zeikers van de PVV zelf. Neen, ik bedoel van die mensen, die we van Wilders moeten aangeven, als we last van ze hebben. Oost-Europeanen, dat soort mensen zijn het. Met een begerige blik in de ogen kijken ze naar al dat ijzer. Lachend, een beetje verlegen, kijken ze van de spullen naar ons. Het is ons wel duidelijk, dat ze die fiets en die AH-wagen mee willen nemen. Okay, zeggen wij, neem maar lekker mee! Maar dan moet je ook dat hout, die laarzen, de sokken, de grote vingerplant en dat prikkeldraad  (dat is toch ook ijzer?!) voor ons afvoeren. Die bedbank kan wat ons betreft hier langs de weg blijven staan tot morgenochtend. Geen probleem voor die jongens. Dat doen ze! Zij blij, wij blij. Ons binnenterrein is nu weer schoon en aan Wilders niks te melden.
Tim is weer terug. Ondanks dat het al bijna middernacht is, drinken we bij mij thuis nog even een borreltje op met zijn viertjes. Het moet wel leuk blijven, toch? 

zondag 1 april 2012

Pap in de benen

Al een paar jaar maak ik mensen, die vanuit het buitenland in Rotterdam komen wonen enigszins wegwijs in hun nieuwe woonplaats. Zowel de nieuwe als de oude Rotterdammers melden zich bij de organisatie Welkom in Rotterdam (WIR). WIR organiseert kennismakingsbijeenkomsten met als doel een match te krijgen tussen een oude en nieuwe Rotterdammer.  Als ze een match hebben, maakt het duo binnen drie maanden  minimaal drie afspraken in Rotterdam en omstreken. De voertaal is dan altijd Nederlands. WIR geeft voor die drie bijeenkomsten iedere deelnemer 12,50 euro onkostenvergoeding. De match is na drie uitjes over en beiden  kunnen zich dan weer opgeven voor een nieuwe kennismakingsbijeenkomst.

Met de Spanjaard Julio met een driedubbele achternaam heb ik mijn eerste match. Waarom we matchten? Hij leek me een leuke sportieve vent en net als ik is hij fan van voetbalclub Barcelona en van film regisseur Pedro Almodovar
 Hij was naar de matchbijeenkomst gekomen met zijn vriendin, die net zo goed zijn moeder had kunnen zijn. Een aantrekkelijke, welgevormde vrouw, die Eva,  daar niet van, maar zeker vijftien jaartjes ouder dan de vijfentwintig jarige Julio. We spreken af om als eerste activiteit een middagje samen te gaan fietsen. Het zou korte broekenweer worden die vrijdag. Langs de IJssel fietsen richting Gouda is het plan. Ik ben een fervente fietser; hij, minder maar is toch akkoord.  We spreken af bij de Brienenoordbrug. Drie kwartier na afspraak is Julio er nog steeds niet. Eva beantwoordt mijn telefoontje:
‘Hij is al ruim een uur geleden hier weggefietst.’
Op een krakende,  hinderlijk doortrappende opoefiets, zonder versnelling maar mèt terugtraprem, arriveert Julio, een uur te laat, bij de Brienenoordbrug. Totaal bezweet. Zeiknat is zijn spijkerbroek; zeiknat zijn zwarte t-shirt.  Daar staan we dan aan de start: een uitzonderlijk koppel. Ik, nog helemaal okselfris, met mijn nieuwe Gitane mountain bike, maandje oud pas, ontelbaar versnellingen en Julio, die het door die ouwe rotbrik, in feite nu al helemaal gehad heeft met fietsen.    
Meteen doorknallen richting Gouda, besluiten we desalniettemin. Er is al tijd genoeg verloren gegaan! Julio komt nauwelijks vooruit op die kutfiets, dus stel ik na een kwartiertje maar voor om even van fiets te wisselen. Dat voorstel was niet aan dovemansoren gezegd.  Na een korte instructie aan Julio over mijn fietsje,  racet hij richting Gouda. Die instructie had hij echt niet nodig gehad. Met de vingers in zijn neus komt hij in Gouda aan.
Ik, daarentegen, kom met het snot  voor mijn ogen bij de brug bij Gouda aan. Als ik met mijn eigen fietsje in de boter rijd ben ik er, zeker weten, in drie kwartier.  Nu,  met die kloterige opoefiets van Julio, heb ik na een kwartier al pap in de benen en doe ik over zo’n lullig ritje drie en een half uur.

Dan vindt Julio het nodig om mij een beetje te gaan lopen dollen, daar bij die brug over de Gouwe bij Gouda.  Meneer weigert me mijn fietssleutel terug te geven. Daar komt een beetje lacherig stoeien van en er ontstaat een onschuldig woordenwisselingetje zo van:
‘Non, desea en su moto a Rotterdam.’ Wat zoveel zal betekenen als dat hij op mijn fiets naar Rotterdam terug wil. Ik zeg dan:
‘Hé joh, kom op nou man, doe niet zo lullig man, geef dat sleuteltje nou terug, Julio.’ Een heel ultralicht zetje geef ik hem dan, waardoor hij, ongelukkig,  achterover in het gras van het talud langs de Gouwe tuimelt. Ter nauwer nood weet hij te voorkomen dat hij het riviertje in rolt. Gelukkig vat hij het allemaal heel sportief op. Lachend geeft hij mij mijn sleuteltje terug.
‘Sólo era broma.’ zegt hij in goed Rotterdams. (‘Was maar een geintje.’)

‘Julio, ik weet niet wat jij doet,’ zei ik, ’maar ik kan geen deuk meer in een pakkie boter rijden. Ik pak de trein terug naar Rotterdam.’  Van dat pakkie boter snapt hij natuurlijk niks maar dat ‘met de trein terug’’ snapt hij uitstekend en daar is hij het van harte mee eens.
Met een sierlijke boog gooit Julio zijn afgeragde opoefiets de Gouwe in.
‘Adios koetefietsa.'  
Julio belt zijn vrouw en zegt haar dat hij met de trein onderweg is naar Rotterdam CS. Ik heb van te voren al de benodigde kaartjes gekocht (voor mij en de fiets). Zo ben ik dus op de eerste de beste afspraak al door die twaalf en een halve euro onkostenvergoeding heen. Julio geeft er de voorkeur aan om in de trein een kaartje te kopen. Hij zwijnt, want er komt geen controle.
Op het perron staat Eva. Ze heet ons welkom in Rotterdam.      

dinsdag 27 maart 2012

Geluk is

Mij vervulde het zeker van blijdschap als ik haar totale ontspanning zag,  haar hoorde lachen en zacht kreunen. Ik dacht een weinig bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, vooral ook creatieve dingen, lekker een beetje vrijen of gewoon met z’n tweetjes chillen voor de tv. Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld was buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw Carola was, dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en gingen werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddag.
Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden, dacht ik. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.
En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa…..een soort wedstrijd maakte ik er van.  Een wedstrijd die ik om de een of andere, mij onduidelijke reden maar niet leek te kunnen winnen.
Met groot élan liet ik de jongens met van alles en nog wat kennis maken; duizend en een dingen deed ik met ze. Eerlijk gezegd werden zowel ik, als ‘the boys’ daar af en toe tureluurs en chagrijnig van.  Terwijl het mij er alleen maar omging om de jongens een beetje geluk en wijsheid mee te geven.
Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben zij ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden de jongens hem al op zondag, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar als volwassen man alleen, voor de prijs van drie,  bij de grandioze poppenspeler Jozef Vandenberg of bij Frank Groothoff, die weer een of andere opera voor de jeugd had verknipt. Tot op de dag van vandaag hebben mijn zonen de pest aan theater en daar ben ik niet echt blij mee.
Ik was een tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet; maar blijheid is altijd weer zo snel verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn meissie Carool ook graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waarde blijdschap rondom ons; geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam zij mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. 
‘Dat neem ik je niet kwalijk, knul, ik zorg wel voor mijn eigen geluk.’ voegde Carola er monter aan toe. ‘Geluk is!  Met iets duurzaams en alomvattends als geluk is de rol van de ander vrijwel nihil. Doe als ik: koester je eigen geluk, jongen. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is. Komt allemaal goed, zeker weten. ’ 

vrijdag 23 maart 2012

Kikker koken

Woensdag zie ik het toneelstuk Boiling Frog, van theatergroep Oostpool, in  de Kleine Zaal van de Rotterdamse  Schouwburg. Het zaaltje, dat plaats biedt aan 160 toeschouwers,is bijna uitverkocht voor dit tragikomische, absurde stuk van Peter de Graef.

Jammer toch, dat in bijna elk theater, de toeschouwers pas drie minuten voor aanvang van de voorstelling de zaal in mogen, nadat ze eerst een half uur voor de ingang van de zaal in elkaars nek hebben staan hijgen en tegen elkaar op hebben staan rijen. Waar dient dat toch toe? Bij voorstellingen met ongeplaceerde kaarten moeten bezoekers vervolgens hals-over-kop een geschikte plaats bemachtigen en mogen ze blij zijn als ze lekker zitten, voordat de voorstelling begint.

Als het aan mij ligt mag de zaaldeur een half uur voor aanvang open gegooid worden. Ik mag bijvoorbeeld graag even van het decor genieten, voorafgaand aan de voorstelling; even lekker rustig binnenkomen, rondkijken, leuk plaatsje uitzoeken, zodat ik later dubbel zo fijn kan genieten van een mooie voorstelling. Ik zit nu op de hoekstoel van de eerste rij. Twee vrije plaatsen naast mij.

Het décor van Boiling Frog is niet zo sensationeel. Een woonkamer met een bankstel, een fauteuil, een grote eettafel met bijpassende stoelen, een halfzichtbaar werkkamertje met een computer, een gangetje richting slaapkamer, een gangetje richting tuin en de deur van de keuken.  Achterin de zaal wordt vanaf de eerste scène buitengewoon hard gelachen door een vrouw, die, zo te horen, ergens bovenin zit.  Moet even zien wie dat is. Lijkt Loes Luca wel…..ze is het nog ook! Tsja, die is zelf actrice en zelfs als toeschouwer wil ze natuurlijk duidelijk aanwezig zijn.

Kort na het begin van de voorstelling komen nog twee dames binnen, die op de twee plaatsen naast mij komen zitten. De dikste van de twee neemt naast mij plaats. Ik moet een halve zitplaats opschuiven. Dat is even slikken want voor mij heeft dat tot gevolg dat ik de rest van het toneelstuk (drie uur min 5 minuten) op één bil moet zien uit te zitten.  

Mijn buurvrouw heeft overigens nog lang niet de omvang van de ultra-dikke hoofdrolspeelster van Boiling Frog,  die heeft waarschijnlijk aan twee stoelen nog niet genoeg. Die actrice, Bianca van der Schoot,  is van zichzelf helemaal niet dik. Ze is met allerlei hulpmiddelen zo dik gemaakt.
Over de titel Boiling Frog staat in het programmaboekje: als je een kikker in een pan met kokend heet water gooit dan springt hij er ogenblikkelijk weer uit. Als je daarentegen een kikker in een pannetje koud water laat glijden, verstijft hij en  zonder tegensputteren laat hij zich langzaam aan de kook brengen. Als je dus mensen geleidelijk aan laat wennen aan een bepaalde manier van doen, hoe verschrikkelijk ook, zullen ze er toch niet snel tegen in verzet komen; een kwestie van kokende kikker. Iets dergelijks speelt  in het huis van Adriënne Berkema.

Als toeschouwer ben ik niet te benijden. Okay, de kwaliteit van de voorstelling is van een zeer hoog gehalte maar in de zaal tref ik het niet. Zo is daar allereerst mijn linkerbil.  Een heel vervelende bijkomstigheid is dat iemand naast of achter mij,  een bijzonder slechte adem heeft. Het is geen knoflook-, ui-  of alcoholgeur. Ik zou het eerder een strontlucht noemen. Tijdens de voorstelling kom ik er niet achter wiens adem ik ruik. Trouwens, ook al kom ik er wel achter dan maakt dat verder toch niks uit. Ik kan kwalijk zeggen:
‘Mevrouw of meneer, u ademt een soort strontlucht uit, daar heb ik last van. Wilt u alstublieft ergens anders gaan zitten? Dat doe je toch niet?!’

In Adriënne’s huis woont de familie en wat huispersoneel. Adriënne is een huistiran. Letterlijk en figuurlijk is zij de meest zwaarwegende persoon in huis. Ze is grof; commandeert, schoffeert en terroriseert  iedereen in haar omgeving. Niemand durft haar tegenspel te bieden. Boiling Frog is een hilarisch schouwspel. Met name de dialogen tussen Adriënne en haar man, een huichelachtige draaikont en de dialogen tussen Adriënne en de geniepige, fascistoïde tuinman zijn  bijzonder komisch.
Halverwege ontstaat er wat onenigheid over familiebezit. Het stuk krijgt dan een bizarre wending, waarvan ‘bullebak’ Adriënne gewelddadig slachtoffer dreigt te worden. De voorstelling wordt steeds fysieker en soms echt eng. Gaan zien! Zeer de moeite waard.


http://www.toneelgroepoostpool.nl/Speellijst-70271-Boiling-Frog.aspx 

maandag 19 maart 2012

Taaie Toos

De weekboodschappen doe ik het liefst zo vroeg mogelijk op de zaterdag. Het liefst zou ik al om exact acht uur bij Bas van der Heyden binnen staan. Maar dat lukt meestal niet. Het wordt meestal kwart over acht.  Het is dan nog steeds heerlijk rustig. 

Op de vroege zaterdagochtend dreigt evenwel een groot gevaar:  Taaie Toos. Altijd heb ik de hoop dat ze er niet is. Maar als ik de super nader, zie ik haar elektrische fiets al staan glimmen. Ze heeft haar rijwiel met een kettingslot vastgezet aan de beugel voor honden.
Ze is een dame van in de zestig.  Sportief gekleed. Niet te dun. Niet te dik. Luide stem. Ze winkelt met zo’n grote leren tas op wieltjes, die ze onder haar winkelwagen heeft gepropt. Zo’n tas heeft ze trouwens helemaal niet nodig. Een netje mandarijnen en een pakje boter koopt ze,  meer niet. Voor de boodschappen komt ze ook niet. Ze komt gewoon om te lullen en om zodoende heel veel aandacht te krijgen, daarvoor komt ze. Tegen wie, van wie, met wie: het zal haar worst wezen. Ze loert constant op mogelijke slachtoffers en als ze eenmaal beet heeft laat ze niet meer los, Taaie Toos.

Zodra ik Bas binnenloop, doe ik snel even de oordopjes van mijn MP3 speler uit zodat ik de positie van Toos in de super kan traceren. Ik weet nu dat ze bij de toiletrollen staat. Ze zoekt de aanbiedingen altijd op: vandaag 14 rollen voor 2,80 euro; kwaliteit driedubbel pakken.
Nu ik weet waar ze staat gaan de oordopjes weer in en de mp3-speler hard aan (Guns and Roses; Knocking on Heavens door). Zoals ik al schreef,  rommelt Taaie Toos meestal wat in de buurt van koopjes. Ze doet dan net alsof ze verpakkingen van alle kanten nauwkeurig staat te bestuderen. Maar pas op, als ze een slachtoffer ziet naderen, meestal zo’n oud mannetje als ik,  dan slaat ze hard en meedogenloos toe. Ze heeft een voordeelpak chocoladespritsen uit een vak gepakt en houdt daarmee de wat wazige, ongeschoren en sjofel geklede Surinamer staande:
‘Dat is toch geen geld, hè, meneer, 79 cent voor zulke heerlijk spritsjes. Voor dat geld kan je ze toch niet laten liggen.  Waar kunnen ze het van doen, hè? Ik heb ze vorige week ook meegenomen, die spritsjes,  en ze gingen er bij ons  thuis in als koek. Jahaaa, die  man van mij die lustte er wel pap van. Zou u ook eens moeten proberen, meneer.’ De man maakt een afwerend gebaar naar het pak spritsen waarna Taaie Toos hem nog laat weten, dat hij er beslist geen spijt van zou krijgen. Vervolgens roept ze hem op luide toon na dat ze het wel begrijpt:
'Want jullie Indo's eten natuurlijk veel liever spekkoeken en olienotenkoeken,  dan spritsen, hè meneer of niet soms?' De man mompelt nog, dat hij geen Indo is maar Congolees en loopt dan verder naar het bierschap, alwaar hij één blikje BestBier uit een sixpack wrikt. Hij opent dat bierblikje, neemt enkele stevige teugen en loopt naar de kassa.
  
Schielijk passeer ik haar en de Surinamer, die dan nog druk bezig zijn met hun koekjes. Ik heb gewoon geen zin in haar gezeik op de vroege ochtend. Ben blij dat ik haar nu van me heb afgeschud. Althans, dat denk ik. Want nadat ik melk, yoghurt, boter, krentenbollen en croissantjes in mij winkelwagen heb gegooid staat Taaie Toos met haar breedbekkikkerlach mijn weg te versperren. Prominent naast de koopjesbak, bij de flessenautomaat:
‘Halló meneer,’ zegt ze fris en vrolijk als een uitgelaten kleuter, u bent er ook altijd zo vroeg bij op de zaterdag, hè? Vroege vogels zijn we allebei, haha. Het zijn altijd dezelfden, hè?  Ik zeg altijd maar zo: je kunt er maar beter vróég bij zijn, dan te laat. Toch?’ Ik zeg wijselijk niks terug, want als ik wat terug ga zeggen ben ik verkocht. Wijs naar mijn oordopjes; maak haar met een grimas duidelijk, dat ik haar niet versta en wat doet ze: ze gaat alles nog eens op zeer luide toon herhalen. Nog harder dan daarnet. Alle klanten staan me gelijk aan te gapen. Terwijl ik niks misdaan heb. Gelukkig is het niet zo druk in de super. Ik wil verder lopen. Dan haalt ze uit de bak een koopje: pleisters en wappert er mee voor mijn neus:
‘Vijf pakken betadinepleisters voor twee euro vijftig. Als dat geen koopje is weet ik het niet meer. Hoe kunnen ze het doen voor die prijs, hè?  Ik heb maar gelijk tien pakken gekocht. Pleisters, daar kan je maar beter niet om verlegen zitten. Een ongeluk zit tegenwoordig in een klein hoekje, toch? Bij mij thuis wel tenminste! Ik heb voorlopig genoeg voor de eerste tien jaar, toch? En  het zijn ook zulke grappige pleistertjes allemaal van die frisse felle kleurtjes en zo leuk verpakt ook in dat schattige gele doosje.’ Het is Taaie Toos blijkbaar ontgaan dat ik inmiddels weggeslopen was naar de vrieskist om daar een zak zalmmoten uit te vissen. Zij had niet eens gemerkt dat ik weg was.  Het deerde haar niet. Naadloos zette ze haar gezever over die pleisters voort tegen haar volgende slachtoffer: de negentig jarige Fin.

Wat staat er nog op mijn lijstje? Drie flessen Spa Rood. Sixpack BestBier, het huismerk van Bas van der Heijden, een zeer voordelig en desondanks lekker biertje, al zeg ik het zelf.  Als ik mijn zonen dit Bestbier voorzet, kijken ze me hoofdschuddend aan vragen me dan:
‘Waarom koop je toch nou altijd dat zwerversbier, ouwe gek?’

Als ik heb afgerekend, zie ik dat er nog tien lege Spa rood flessen in mijn Bastas zitten. Vergeten ze in de flessenautomaat te stoppen. Nu ga ik echt niet meer terug die winkel in. Weer langs dat wijf. Oh nee. Die lever ik volgende week wel in. Ik kom nu natuurlijk wel een tas tekort voor de boodschappen. Nieuwe Bastas kopen dan maar; zit niks anders op.

Kijk, dat is nou waarom ik zo vreselijk de pest heb aan dat mens. Door haar geouwehoer vergeet ik gewoon dingen. Volgende zaterdagochtend toch maar eens bij een ander Basfiliaal boodschappen doen.  Of zou in elke Basfiliaal zo'n Taaie Toos gedetacheerd zijn?