De IFFR-feesten zijn doorgaans bijzonder vet. Dit jaar vind ik het allemaal wat minder. Misschien komt dat wel omdat ik niet zo veel energie heb of wat down ben. Dat laatste komt dan waarschijnlijk weer doordat ik mijn lieve Argentijnse IFFR-vriendinnetje Julieta Seco, een beetje veel mis. Volgend jaar komt ze weer schrijft ze me in Facebook; maar daar heb ik nou toch geen klote aan. Niet alleen de feesten waren vorige jaren leuker, eigenlijk was alles in andere jaren leuker. Het eten, de films ook het weer was lekkerder: minder nat, minder koud en meer zon.
In de foyer van de Concertzaal de Doelen sta ik mezelf een
beetje wijs te maken dat het IFFR 2023 helemaal shit is, wanneer een jongetje
van hooguit 25 jaar, me breeduit lachend
begroet met een boks. ‘Hé man, ouwe
swinger! Ken je me niet meer? In Exit-café. Hebben we staan swingen, man. Weet
je dat nou echt niet meer? Zo, hé, jij was echt retegoed. Ik ben Davey. Ik was
toen met mijn vriend Lionel, die is erg ziek nou. Kanker. Tsja. Voor mij en
mijn vriend was jij de onbetwiste dance-king. Wat een energie voor een man van
jouw leeftijd.’
‘Ja, nou begint het me weer een beetje dagen. Davey, Lionel,
ja…..ja, nu weet ik het weer,’ zeg ik, ‘we stonden daar op dat podium van Exit
te swingen, springen en hard mee te zingen met de puike muziek van deejay
‘Correction’. Ik had tijdens dat IFFR
het uithoudingsvermogen van een renpaard … ik kon wel blijven gaan.’
Van die avond herinner ik me naast deze enthousiaste boy ook
nog wel de zuur-zuinig kijkende koppies van een aantal tamelijk truttige meiden
van begin twintig. Ik zag ze denken:
‘Wat staat die kale oude man aanstellerig jong te doen, zeg.
Ik ben blij dat hij mijn vader niet is. Ik zou me compleet dood schamen … ik
zou snel wegwezen uit deze tent … no doubt.’
Gelukkig compenseerde Julieta, ook een meid van begin
twintig dat, door net zo wild met ons mee te swingen en me aan te kijken met
een lieve lach. Dat was zeker geen uitlachen.
‘Weet je trouwens nog dat ik in de kelder van die tent een
krat bier heb gesnaaid?’ vraagt Davey me. ‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog,’ zeg
ik. ‘Dat was toch een kratje Westmalle Tripple? Je had de krat onder het podium
geschoven en elk halfuurtje namen we er eentje. Zowat de hele avond gratis
gezopen. Alleen het eerste biertje betaalden we zelf.’
Het was eigenlijk achteraf wel wat te zwaar al die Trappistjes,
om zo maar achter elkaar weg te klokken. Ik woon op een uurtje fietsen van de
feestlocatie. Op weg naar huis, ben ik zeker drie keer op mijn bek gegaan: gat
in mijn broek gevallen, hoedje afgewaaid in de blubber (heb ik maar laten
liggen), deuk gereden in mijn velg (zag een stoeprand te laat). Tot mijn grote
vreugde zat de politie blijkbaar op het bureau te pitten of te gamen … anders was ik misschien wel in de cel terecht
gekomen. Misselijk ben ik trouwens helemaal niet geweest van die sloot
monnikenbier. Vreemd eigenlijk.
Davey en ik spreken af om zaterdag, op het eerstvolgende feest,
weer flink uit te pakken. Maar ik hoorde het gelijk al toen ik daar binnenkwam:
ondansbare kutmuziek van een voor mij onherkenbaar genre. Dansen op deze muziek
kost geen druppel zweet en kan
straffeloos geschieden zonder een spraytje deodorant. Davey staat, leunend
tegen een pilaar op de dansvloer, beteuterd te kijken. Niks voor hem, niks voor mij. Op deze sound
kunnen we onze energie niet kwijt. Wij willen dansen, wild swingen. Zweten als
otters als we op de dansvloer staan. Dat zit er vanavond dus niet in. Vanavond
houden we het dan maar op coma zuipen en zwaar ouwehoeren. Ook niet mis
trouwens; alleen de andere dag moest even niet bestaan.