maandag 19 december 2022

ZE LEEFT ZICH HELEMAAL UIT

 Ze kan zich helemaal uitleven.

Wie in deze periode zichtbaar tevreden is, is grootmoeder Maria. Ze heeft nooit onder stoelen of banken geschoven, dat ze dol is op kinderen en vooral op heel kleine kindertjes. Ze mag zich vandaag helemaal uitleven. Haar kleinkinderen Stefan van vijf en Brian van anderhalf  zijn bij háár, want haar zoon Paul en schoondochter Marieke moeten vandaag ergens naar toe. Ze hebben de kids vanmorgen om acht uur al afgeleverd bij oma. Van opwinding heeft ze de afgelopen nacht haast niet kunnen slapen. Om zeven uur vanochtend stond ze  al ongeduldig, gewassen en aangekleed voor het woonkamerraam, naar ze uit te kijken.   

Rond half negen zouden Paul en Marieke vertrekken. Afgesproken  is dat ze eerst samen ontbijten.   Het heeft gesmaakt. Oma Maria heeft voor de gelegenheid gisteren al lekkere croissantjes gekocht. Ze heeft ze  belegd met chocoladepasta. Stepha n, maar vooral die kleine Brian ziet er niet uit. Het is nog een hele kunst om een croissantje te eten. ‘Blijf even zitten, jongens, dan haalt oma even een washandje om jullie toetjes af te vegen, want zó lijken jullie wel een paar zwarte pieten … foei oma … dat mag oma helemaal niet meer zeggen.  

De jongens blijven netjes op hun stoel zitten. Oma is alweer vlug terug: ’Nou kom op met je gezichtje, Stephan, lekker warm he? Nu jij, kom hier Brian. Zo, nu hebben jullie allebei weer een schoon bekkie.

Paul en Marieke hebben een sjoeltoernooi in Glanerbrug.  Ze gaan eerder van tafel om boven hun sjoelbak te halen. Elk team moet met z’n eigensjoelbak komen. Paul had dat best alleen kunnen doen. Maar Marieke is een beetje bijgelovig.  Op zo’n toernooi moet je alles samen doen, vindt ze. Dat geeft energie straks.

Paul  heeft jaren hoog gesjoeld. Vormde een duo met  zijn vader. Zij zaten bij de Nederlandse Top Tien. Tot vijf jaar terug. Toen zijn vader kwam te overlijden. God hebbe zijn ziel. Ze hebben wat prijzen binnengehaald, de ‘Vergulde Sjoelsteen’ op de Dordtse Dagen, was wel de mooiste.  Vader en zoon speelden altijd met een heel bijzondere sjoelbak. Een Dorenmeister 34,  van gefineerd bronsgroeneikenhout, met lichte beukenhouten stenen. Geschatte marktwaarde vijfduizend euro. Al vijf jaar na de dood van pa staat hun bak onaangeroerd onder ma’s bed.

Het sjoelen zit Paul in het bloed. Hij wil dolgraag met Marieke samen sjoelen. Hij duikt onder het bed om de sjoelbak te pakken. Maar er is daar geen bak. Ook op de andere kamers ziet hij niks. Hij rent naar beneden: ’De Dorenmeister 34 ligt er niet meer. Waar staat ie nu ma?’

‘O, die bak van jou en je vader, bedoel je? Ach lieve schat, je weet sjoelen was zijn lust en zijn leven. Het was zijn op een na laatste wens om, samen met de sjoelbak, gecremeerd te worden.’  

Paul barst in tranen uit: ‘Waarom heb je me dat  nooit verteld, ma?’

‘Dat was pecies de láátste wens van je vader.’

Brian en Stephan hebben hun vader nooit zo verdrietig gezien.

Als Paul zich heeft herpakt, zoekt hij met Marieke de spulletjes van de kinderen bij elkaar. Brian en Stephan zijn onthutst als ze nu al hun jasjes aan moeten.

‘Zeg maar, dag oma Maria.’

‘Dag oma Maria’ zegt Stephan. Brian zwaait.

‘Dag lieve jongens.’

Met zijn vieren stappen ze de deur uit.

Oma Maria blijft alleen achter. Kan ze zich vandaag toch niet uitleven

zondag 18 december 2022

LEKKER BADDEREN

‘Hé, Babsie,’ zegt Jacob tegen Laura’s lieve hondje, ‘dat vind je lekker hè? Zo badderengemorst,druppels, in je warme kleine teiltje, ja! ’ 

Na meer water náást dan in zijn glas gemorst te hebben en bij het drinken ervan, wat druppels op zijn kin te hebben laten vallen. Het kan Jacob aan zijn reet roesten. Het zal zijn tijd wel duren die energiecrisis en de alsmaar oplopende inflatie. 

‘Opgepast, mensen, we leven in zwaar weer en er komen nòg zwaardere tijden aan.’ Jacob heeft daar absoluut geen boodschap aan. Net zoals een meerderheid van de Nederlanders. Ons volk heeft alles bij elkaar opgeteld in november en  december  miljarden van de overheid gekregen om de energiekosten straks te kunnen betalen. Maar wat doen de meeste ontvangers van die twee maal honderdnegentig euro? Die koopt er chocoladeletters, glühwein, kerstkransen, een kerstboom, kerstverlichting, een paar nieuwe schaatsen, oliebollen, appelflappen, een retourtje Barcelona en knalvuurwerk voor. Dus dadelijk is er geen geld meer om de energierekening te betalen.

Jacob neemt nog een slok water. Dit keer verslikt hij zich en proest die slok,  de lege woonkamer in. Een geluk bij een ongeluk. Maar: wat een verspilling? Nou neen, dat zal Jacob worst wezen. We gebruiken sinds de klimaatverandering met z’n allen liters minder water en wat doen dan de gezamenlijk waterbedrijven: ze gooien de prijs per kuub aso omhoog. Dat heeft Jacob lang geleden al voorspeld. Het interesseert hem helemaal geen f…,  omdat hij geld heeft als water. Jacob piekert er dan ook niet over, een seconde minder onder de douche te staan.  

Hij neemt een paar van zijn favoriete cd’s mee de badkamer in en staat dan minstens een halfuurtje mee te brullen met ‘Them’’, the Stones’ èn … de Zangeres zonder Naam.’ Vreemde verzameling?’ Ja, dat wel. Vooral van dat nummer Mexico is hij helemaal idolaat. Altijd gaat Mexico mee de badkamer in, altijd èn dan nog twee willekeurig andere cd’s. Als Jacob nu een poosje heeft staan douchen, komt zijn zusje  Laura waarschuwen, dat het de hoogste tijd is om Babs, haar dwergpoedeltje, in het teiltje te zetten. 

Jacob kijkt Laura dankbaar aan. Vandaag mag hij Babs in het teiltje doen. Laura gaat even wat huishoudelijk werk doen, want: druk, druk, druk … Babs staat wat jankerig met zijn ruggetje tegen de onderkant van de openstaande wasmachinedeur te bibberen.  Even speelt   Jacob met de gedachte om Babs in de wastrommel te zetten. Vlug de wasmachinedeur dicht te doen en hupsakee de wasmachine aan te zetten! Neen ... geen Ariël blokjes, lavendel wasverzachter of Calgon erbij. Gewoon op 30 graden. Of zou dat een beetje te koud zijn voor hem dezer dagen?  Zestig graden is veel te warm voor dat kleine ventje.  Ik heb zo het idee dat het voor Babsje een supersoort Eftelinggevoel moet geven. Langzaam links- en rechtsdraaiend  beginnend, steeds wat sneller in het rond en tot slot intensief centrifugerend. Het moet voor Babs zijn alsof hij in een dolgedraaid reuzenrad zit.  Nou, als ik de kans kreeg, zou ik graag met hem ruilen.

Laura komt er aan, hoort hij. ‘Gaat het Jacob?‘  ‘Ja, prima hoor Laura.’

‘Hé, Babsie, lekker hè, zo? Badderen in je kleine warme teiltje, ja! ’

zaterdag 17 december 2022

HET HANDJE.

 

Op weg naar huis zoek ik alvast even naar mijn huissleutels. Ik schrik, want ze zitten niet, zoals gebruikelijk, in mijn linker broekzak. In een razendsnelle actie gaan mijn handen van mijn rechter broekzak, naar mijn rechter jaszak en dàn voel ik in de beide binnenzakken van mijn jas. ‘Godverdomme!’ Mijn sleutels kwijt! Misschien zijn ze wel uit mijn broekzak gevallen toen ik mijn OV-chipcard pakte. Dus ik ren terug naar het metrostation. Geheel onbewust steek ik mijn hand in mijn linker kontzak en laten daar nou net die sleutels zitten! Lekker handig! Ik stop ze daar nóóit. Waarom deze keer wel?  … echt …  helemaal geen idee … nou ja … nu ik er wat langer over nadenk … in mijn linker broekzak zit mijn OV-chipcard. In mijn linker jaszak zitten mijn handschoenen  .. ja en dan besluit ik die sleutels maar in mijn kontzak te steken.  Logisch!? Afijn,  ik kan weer gewoon verder naar huis. 

Ik loop langs een Heras hekwerk van bijna twee meter hoog met zo’n ligusterstruik erachter. Hoor ik daar toch ineens, van achter die struik, een hoop kabaal:

‘Zo, tyfuslijder, nou heb je eindelijk eens een koekie van eigen deeg. Je hebt het allemaal aan jezelf te wijten, onvoorstelbare klootzak, die je er bent.’

Dan klinkt er een pijnkreet, die gaat me door merg en been. Op datzelfde moment komt er iets bloederigs uit de lucht vallen. Bijna op mijn schoenen. Het lijkt een kinderhandje. Mijn splinternieuwe witte Nikes vol bloedspetters ... 

‘Blijf staan, eikel, blijf staan,’ klinkt het van achter dat  hekwerk, half jankend, half bevelend. Er wordt geschoten en ik hoor: ‘Ahhhhh’ … dat schot is duidelijk raak …. of het dodelijk is durf ik niet te zeggen. 

112 maar bellen. Bij de politie zijn ze gelijk overtuigd van de urgentie van deze zaak. Binnen de kortste keren staan er twee politiewagens met zwaailicht op het fietspad naast me (er is op die plek namelijk geen autoweg; er is alleen een fietspad en een voetpad).

 ‘Moet u mijn nieuwe Nikes eens zien … ,’ zeg ik tegen de agente … ze kijkt me aan alsof ik niet helemaal spoor. Twee agenten gaan met dat roodwitte plastic lint de plek afzetten waar dat handje in het bloed moet liggen.

 Zegt die agente: ’Dat plasje bloed zie ik wel, meneer, maar waar is dat handje gebleven?’

‘Verrek’ … mijn bek valt open … dat handje is pleite! Net lag het er nog. ‘Zou een rat er mee vandoor zijn? Een meeuw of een kat?’  ‘U moet maar eens gaan kijken aan de andere kant van de heg. Misschien wordt dan meer duidelijk.’

‘Ik heb die heibel achter dat hek aan 112 doorgegeven. Er is geschoten. Daar moeten jullie maar even gaan kijken,’ zeg ik tegen de agenten, alsof ik van de recherche ben. Ik loop met ze mee..

Achter het hekwerk, ligt naast het clubhuis van de handbalvereniging Roda, het levenloze lichaampje van de bekende ‘kleine-mensenclown’ Poepie. De lilliputter heeft zijn kleurrijke clownspak nog aan. Door zijn linkerslaap is een kogel gejaagd. Zijn rechterhand is afgehakt. De bebloede hakbijl ligt naast zijn lichaam. In zijn linkerhandje houdt hij een pistool geklemd. 

Van het dak van het clubhuis vliegt, een kraai op, met in zijn bek Poepie’s handje ... met vier hele vingertjes en … nog duidelijk zichtbaar … een half aangevreten duimpje. 

Van de dader geen spoor. De agenten houden gelijk al rekening met een in scène gezette zelfmoord. Op zich is Poepie er gek genoeg voor.  

vrijdag 16 december 2022

KOOR EN COMA ZUIPEN.

Zingen doe ik nog steeds elke donderdagmiddag. Het koor is verhuisd naar het nieuwe zorgcentrum in Prinsenland. Die organisatie ziet het wel in ons koortje zitten, want we hebben zomaar een splinternieuwe piano gekregen.

Het is een seniorenkoor. Het zou me niet verbazen als ik, met m’n 72 jaar, een van de jongsten ben. Het is niet alleen een koor voor oudjes. Het is tot gisteravond ook een koor voor witte mensen. Tot gistermiddag: want toen meldde zich een echtpaar van kleur. Ik merk al snel, dat ook zij bewijzen: ‘iedereen kan zingen’ …   en als iedereen zijn best doet, gaat het nog leuk klinken ook.

 

Best moeilijk voor die nieuwe mensen om zo voor de eerste keer mee te zingen, zonder liedteksten.  Ik geef ze mijn tekstboek, dan kijk ik mee bij Piet, die naast me zit. Maar daar is Piet niet van gediend. Piet laat duidelijk merken dat hij ‘het niet zo heeft op die lui’. Als ik mijn boek zo nodig aan hun wil geven, moet ik het maar bekijken.

 

In deze nieuwe ruimte hoor ik mezelf veel duidelijker zingen dan voorheen; de koorzang  klinkt wel wat minder vol. Op het repertoire staan liedjes als: Sophietje, Edelweiss, Droomland, Hava nagila. Het toppunt van de avond is het nummer ‘Jungen komm bald wieder’, dat gezongen wordt door ‘alle’ mannen … nu dus door die nieuwe Stanley, Piet en mij. Na afloop van dat lied applaudisseren de dames voor ons mannen … onze neuzen krullen.

Genoeg bullshit over dat koor. Heel wat anders nu.

 

 

Coma zuipen.

 

Ik wil het effect van coma-zuipen eens op mezelf uitproberen. In de koelkast staat, al veel te lang, een nog ongeopende fles Ketel. Jonge jenever (alcoholpercentage 25%). Die zóú ik in één teug leeg kunnen drinken, bij wijze van experiment. Toch maar niet.  

 

Ik herinner me, jaren terug, ik was op een feestje en heb daar in een lekker warme woonkamer flink wat bier zitten hijsen … en een paar glazen whisky achterover geslagen. Moest daar natuurlijk erg van plassen. Op die wc daar is het steenkoud … en daar ging ik ‘out’. Door een andere feestganger werd ik gevonden, liggend voor de wc-pot met mijn plasser in mijn hand. Hoe ik die avond thuis gekomen ben? Geen flauw idee. Zo deed ik onbewust mijn eerste en tot nu toe enige coma-zuip ervaring op. Sindsdien houd ik het op één of twee pilsjes per dag. Bij feestelijke gelegenheden is zes de limit, als ik tenminste niet hoef te rijden.  

 

donderdag 15 december 2022

ONDERSTEBOVEN GELOPEN

 Het is een mooie winterse dag in december. Strak blauwe lucht. Ik ben op het strand van Hoek van Holland. Drie graden onder nul. Dat voel ik aan mijn water. Ben met de metro gekomen.  De laatste twee haltes zit ik in m’n uppie in het treinstel. Wat een luxe! Met de metro kom ik nog steeds niet verder dan Hoek van Holland Haven.

Naar het Rotterdamse strand  gaat  de metro ‘ergens volgend jaar’ pas rijden. De gemeente durft  inmiddels niet eens meer een streefdatum vast te stellen, nadat  de startdatum van het traject keer op keer niet werd gehaald. Vandaag betekent dat voor mij, dat ik een half uurtje moet lopen naar het strand. Toch goed dat vriendin Els niet is meegegaan. Zij is niet zo van het wandelen.  Ik zou ook de pendelbus kunnen nemen. Dat is nu helemaal niks voor mij: die bus zit stampvol met een klas tieners en een  ruime verzameling grijs en kaal. Te veel zinloos gekwetter om me heen, vrees ik. Nee, ik ga wel lopen. Fijn met dit weer. Doet me goed. Een weldaad  voor mijn lijf. Maakt mijn hoofd fris.

Mijn zware bergschoenen, met zo’n diep profiel, wil ik droog houden. Dat betekent wel goed opletten, want de golven rollen steeds iets verder  mijn kant op. Het is duidelijk vloed. Grote schuimkoppen drijven op  de golven mee naar het strand. Bij de eerstvolgende terugslag moeten ze weer snel mee naar dieper water.  In een mum van tijd zijn de schuimkoppen opgegaan in lucht en water. Nieuwe schuimkoppen zijn dan alweer in de maak.

Druk discussierend, wild gebarend, luid lachend en hun honden commanderend, passeren mij vier personen, gehuld in ogenpijnigende  winterkledij. Twee mannen, twee vrouwen. Een van de vrouwen roept plotseling : ’Hector!’. Dat blijkt toch niet de naam te zijn van haar man of vriend. Hector is de afgetrainde hazewindhond, die als een speer op haar afkomt. In één moeite door rent de hond achter het tennisballetje aan, dat de vrouw, waarschijnlijk geheel per ongeluk,  tegen mij aan gooit. Dat beest heeft in de gauwigheid niet in de gaten, dat ik vòòr dat balletje sta, want hij knalt me met een rotvaart onderste boven. Met een natte broekspijp tot gevolg.  Ik steek mijn hand vlug op naar de vrouw, ten teken dat ‘alles okee  is’. (‘Loop alsjeblieft gauw door lawaaipapegaaien. Verdwijn zo gauw mogelijk uit mijn comfort-zone, please!’). Die arme hond zal er denk ik meer pijn van over houden dan ik. Ik heb alleen maar last van dat natte, koude been.

Naast me in de branding zijn tientallen strandlopertjes voedsel uit het natte zand aan het pikken. Snel rennen ze nu in zuidelijke richting weg als er een golf aan komt rollen.  

Ik loop nu ook in zuidelijk richting. Naar de zon toe. Die geeft me wat warmte.

Op mijn dooie gemakkie loop ik naar de pendelbus richting metrostation Hoek van Holland Haven. Ik bof, ben de enige passagier.  Als ik thuis kom is mijn broek alweer bijna droog.  Heerlijk rustig thuis. Bijna zoals aan het strand.

Neen, eigenlijk is het hier toch nog net een Ietsje rustiger. Els zie ik voorlopig even niet. Ze heeft een paar dagen voor zichzelf nodig. Prima toch!?  Ik kan zelf goed (en soms graag) alleen zijn. Els ook trouwens.   

woensdag 14 december 2022

GEWOON EVEN KIJKEN.

 Midden in de nacht ‘in the middle of nowhere’ wordt hij aangehouden door een stel, zich vervelende politieagenten. Zij zijn nog net wakker genoeg om hem in het donker voorbij te zien tuffen op zijn brommer.  Hij rijdt langs een brede rivier, de IJssel, misschien? Het is te donker om het op het wegenkaartje op te zoeken. Hij vraagt het aan die agenten maar die kijken hem aan alsof ze het in Keulen horen donderen.

De agenten zijn zichtbaar blij, dat ze deze nacht eindelijk eens iets te doen hebben: ze doen een beetje druk en lacherig met elkaar. Een van de agenten is nog jong. Allebei hebben ze een snor, de oude heeft een zogenaamde zeiksnor, de jongere een iel, vlassig, snorretje.

‘Meneer,’ zegt de jonge agent met een piepstemmetje, ‘meneer, u bent in overtreding … u rijdt namelijk in het donker, zonder verlichting. Noch aan de voorzijde noch aan de achterzijde van uw voertuig, functioneert de verlichting. Daarom moet ik u vragen of u in staat bent dit euvel hier ter plekke te verhelpen?’

‘Jahaa, heer,’ bromt die oude, ‘ heeft u reservelampjes bij u?’

‘Nee’ zegt hij, ‘bedankt voor uw belangstelling. Ik heb geen lampjes bij me en kan niks repareren. Dus … ga ik er maar weer eens vandoor. Dag heren.’ Hij geeft een flinke dot gas en verdwijnt in het donker.

‘Hé, hé, dat gaat zo maar niet, jongeman! Staan blijven … staan blijven,’ wordt er achter hem gebromd en gepiept. Ze hàdden natuurlijk op hem kunnen schieten  … het zou wat anders zijn, als hij een kleurtje had gehad. Op donkere mensen schieten onze ‘dappere’ politieagenten bijna impulsief. Maar goed, ‘Piep en Brom’ vinden het blijkbaar leuk om hem te achtervolgen, zoals op veel spannende  actiefilms. Met sirene en zwaailicht.  Inmiddels heeft hij een ruime voorsprong opgebouwd. Voor hem is het lekker manoeuvreren langs de rivier. Eindelijk doet die slome brommer, wat hij wil: met hoge snelheid, de scherpe bochten langs de rivier nemen èn de politie voorblijven. Net als hij het gevoel krijgt, dat hij ingehaald wordt, hoort hij gierende remmen, kapot springend glas, het over de kop slaan en over de dijk rollen van het politiebusje. Dan de plons in het water. Het ontsnappen van lucht uit het busje en tenslotte het gesmoorde hulpgeroep (zacht gepiep & gebrom).

Hij kan niet nalaten nog even terug te rijden. Gewoon, om even te kijken. Niet om iets te doen ofzo. Af en toe bubbelt er nog wat. Hij weet wat dat betekent. Het duurt nog even dat bubbelen. Dan houdt het op. Het is gedaan met plichtsgetrouwe duo.

 

Voor de politie is er aan deze twee heren niet veel verloren gegaan. Zij offerden hun  leven op voor het achtervolgen van een bromfietser zonder licht. Moge de agenten rusten in vrede. Laat het optreden van hun opvolgers doortastender zijn.

Hij rijdt weer verder langs de rivier. Zonder licht. Het laatste stukje nacht in.

dinsdag 13 december 2022

ALVAST FIJNE DAGEN.

ALVAST FIJNE DAGEN

Het is de koudste ochtend van het jaar tot nu toe. In het Grand Café van het buurthuis is het behaaglijk. Vandaag is het kerstmarkt. Allerhande, al dan niet kerst gerelateerde waar, wordt ter verkoop aangeboden: waxinelichtjes, kerstkaarsen, kandelaars, coltruien, sjaals, kerstkransjes en sieraden.

Het koor, met een hoog  wit ‘pruimen op sap’- gehalte, zingt met verve  belegen kerstliederen. De toehoorders zijn razend enthousiast. Zo ook ik. In het gezellige Grand Café is het lekker warm en behoorlijk druk.  Vrijwilligers zijn er genoeg om de boel in goede banen te leiden. Zelf koop ik kettinkjes en armbandjes. Deels  voor eigen gebruik, dat vind ik leuk, kleurrijke armbandjes en kettinkjes. Deels om met de kerst cadeau te doen. Voor onder andere mijn jongste broer Marco, een mongool, heb ik wat gekocht. Niemand mag doorvertellen wat ik hem geef.

Hier beland ik gelijk op het cruciale punt van dit stukje. Mag dat? Een mongool? Uit ervaring weet ik dat vele lezers er aanstoot aan zullen nemen, dat ik mijn broer Marco, een mongool noem. Dat woord ‘mongool’ mag ik eigenlijk niet gebruiken. Volgens de ‘Down-politie’ moet ik zeggen: mijn broer Marco heeft het Syndroom van Down.  Als ik het zo zeg ben ik, volgens de ‘Down-politie’, goed bezig. Daarop zeg ik vervolgens: ‘Fuck you!’ Mijn broertje is nu 52 jaar en al die 52 jaren hebben we thuis over onze broer gesproken als  het mongooltje en toen hij ouder werd noemden we hem  een mongool. Heeft Marco het Syndroom van Down?? Mijn vader, mijn moeder, sommigen van mijn broers en zussen kunnen en willen die benaming  niet eens uitspreken.  

Marco komt Nieuwjaarsdag bij mij op bezoek. Hij wordt met een taxi opgehaald uit Zwammerdam. Dat is wel zo makkelijk, want daar woont hij toevallig ook. Hij woont ‘begeleid’. Zelfstandig wonen kan hij niet, die lieve man. Het is eigenlijk nog net een jong knulletje. Een lieve jongen. Gevoelig. Hij is doof, matig-ziend en altijd maar verkouden aan al die openingen in zijn hoofd.

Behalve Marco, komen ook mijn vriendin Andrea,  mijn zus en haar vrouw … ja dat leest u goed, háár vrouw, bij mij op bezoek. Dat maakt het een stuk makkelijker voor mij om die dag door te komen. Met oliebollen, appelflappen en bier vermaken Marco en ik ons wel. Maar het is gezelliger, leuker om met z’n vieren spelletjes doen, bij lekker weer te wandelen en te babbelen. Nou ja, babbelen? Ik versta eerlijk gezegd geen woord van wat Marco zegt. Maar mijn zus en schoonzus kunnen hem wel een beetje volgen en dat is al weer een heel end meer dan ik.  

Awel: op nieuwjaarsdag  maken we het gezellig voor Marco en voor onszelf ook natuurlijk.

maandag 12 december 2022

MIJN HOMETRAINER

M’n hometrainer.

 

Ik zit thuis de Volkskrant te lezen, als er op mijn bel wordt gedrukt. Het is Hasna, mijn Iraanse buurvrouw, 62 jaar, hoofddoekje, brilletje, tamelijk klein , dik,  breed maar heel erg aardig. Ze is me al heel vaak eten komen brengen. Meestal nog lekker ook. Hasna staat vrolijk lachend te zwaaien op de galerij achter mijn keukenraam. Ook nu heeft ze weer een bordje eten voor me in haar hand.  Ik zwaai glimlachend  terug en open de voordeur.

‘O wat heerlijk, kom je me nu alweer verwennen?!’ zeg ik. Ik zie op de berg rijst een kippenpootje, een paar stronkjes bloemkool en eetlepel spinazie liggen. Hasna duwt me het bord in mijn handen en ze probeert me  met een lachend en tegelijk vragend gezicht, in haar onbegrijpelijke mengeling van Farsi en Nederlands, iets duidelijk te maken. Het enige woordje dat ik in haar hele verhaal  versta is ‘fiets’.

En weer volgt er een hele riedel van Hasna, wederom met het woord ’fiets’ centraal en nu wijst ze met haar wijsvinger naar zichzelf. ‘Oh, zal dat het zijn?’ denk ik.  Zij rijdt zelf op een driewieler, zo’n grote driewieler voor volwassenen, die niet (meer) goed kunnen fietsen. Ik denk dat ik haar nu begrijp: ik mag haar driewieler lenen.

‘Nee, nee, dat hoeft echt niet, hoor, ik heb zelf een heel goeie fiets.’ zeg ik. Het bordje eten zet ik even op de keukentafel.

 

Hasna volhardt in haar verhaal. Meer elementen worden me nu duidelijk. Ik hoor haar zeggen ‘zoon’ en ‘één maand’ en dan wéér ‘fiets’. Ik kan daar toch ook niet direct chocola van maken. Dan heeft ze plotseling genoeg van mijn onbegrip, duwt me zachtaardig doch resoluut opzij, loopt brutaalweg mijn woonkamer in en stapt meteen op mijn hometrainer af. Hasna doet een poging het ding op te tillen maar die is veel te zwaar voor haar alleen. 

 ‘Ik dik … ik fietsen thuis …   zoon kopen fiets … één maand,’ zegt ze en kijkt me bijna wanhopig aan. Nu pas begrijp ik haar verhaal. Ze wil mijn hometrainer voor een maandje lenen, tot haar zoon er een voor haar gekocht heeft.  

 

Helaas moet ik haar teleurstellen. Ik gebruik die hometrainer zelf iedere dag,  omdat ik anders dichtslib. ‘Maar,’ zeg ik, ’je mag hier wel  elke dag komen fietsen, hoor,  als je wil.’ Hasna verstaat kennelijk het Nederlands beter dan dat ze het spreekt, want ze moet hard om mijn voorstel lachen. ‘Nee, nee,’ zegt ze en ze gaat in het haar typerende schommelende loopje weer naar buiten. Ik excuseer me nogmaals dat ik de hometrainer echt zelf nodig heb. Dat begrijpt ze wel. Ze wijst nog naar het bordje eten op de keukentafel en zegt: ’Eten ….eten …lekker warm.’

‘Ja, lekker, nog bedankt, hè, Hasna.‘

 

Alléén het kippenpootje eet ik op, lekker, lekker. De rest van dat eten heb ik in de wc geflikkerd. Ik houd namelijk helemaal niet van de combinatie bloemkool en spinazie.

 

Dan duik ik weer snel in mijn krantje. 

zondag 11 december 2022

IN EEN VLOEK EN EEN ZUCHT.

Een ouwe man in een invalidenwagentje, Scheepsma,  zit onderaan een pittige heuvel en kijkt naar boven. Hij moet naar Ambachtsveen, hier drie kilometer vandaan.  De man moet naar een pedicure. In dat dorp aan de andere kant zit er een. Hij heeft last van zijn tenen. Hamertenen, vreest hij. Verdomd lastig, hamertenen. Het zijn maar drie tenen, de drie middelste tenen, die een beetje omhoog staan. Oppassen met schoenen kopen! Ze moeten bij de neus wat meer ruimte hebben. Klemmen moet voorkomen worden. Met blaren is hij nog verder van huis. Hij moet er niet aan denken. Hamertenen met blaren. Godzijdank heeft hij ze maar aan één voet. Moet ie een paar schoenen kopen voor één voet mèt en één voet zonder hamertenen. Dat zal nog niet meevallen, ja bij de orthopeed. Maar daar betaalt hij zich blauw.

Schimmelnagels heeft hij al jaren. Aan beide voeten. Doet nauwelijks pijn. Heeft wel een schurftige aanblik, die geel-groen-grijze nagels. Vooral die aan de grote tenen zijn zo dominant. Helemaal als je blootsvoets loopt of op sandalen zonder sokken aan. Nou ja. Het is een mooie dag vandaag. Desalniettemin heeft de invalide toch gewoon sokken aan in zijn sandalen. Hij schaamt zich voor die schimmelnagels. Jarenlang  dag in dag uit doet ie er al azijn op zonder resultaat. Pillen zijn beter, heeft hij gehoord.  Vandaar die pedicuur. Dat zit hij  te denken als hij daar, toch een tikkeltje wanhopig, onderaan die heuvel, naar boven zit te kijken. Als Scheepsma geweten had, dat hij deze heuvel op zou moeten, had hij wel een pedicure-aan-huis gegoogled.

Van boven de  behoorlijk steile heuvel komt iets zijn kant op. Helemaal duidelijk is het nog niet. Zijn ogen zijn ook niet meer wat het geweest is.  Ho, dit stukje gaat niet over ogen maar over tenen. Het lijkt wel een fiets. Jazeker, het is een fiets. Een gestalte op een fiets. Ja, heuveltje af, op een fiets, dat gaat razendsnel. Hier ook. In een vloek en een zucht zijn ze beneden. Ja! ‘Ze’. Want er zitten er twee op die fiets. Nee, het is geen tandem, het is een doodnormale fiets met een bagagedrager, twee wielen en een bel.  De een trapt niet, de ander zit achterop. De fietsers zijn luchtig gekleed. ’t Is lekker weer. Sportief. Korte broeken en hemdjes met blote armen.  Ze zien Scheepsma in zijn invalidenwagen staan. Minderen vaart.  De gehandicapte is machteloos, dat is meteen zonneklaar voor hen. De invalide krijgt hem zelf niet omhoog, die invalidenwagen. De fietsers bieden aan om hem de heuvel op te helpen. Daar heeft Scheepsma wel oren naar. Nu wil het toeval dat deze fietsers tevens de pedicuren zijn van Ambachtsveen. Toch heel bijzonder: zo’n pedicuur-stelletje. Bij hen is de gehandicapte aan het goeie adres: ’voor al uw hamertenen: pedicuur Van Rehnen’. De pedicuur heeft stevige kuiten en spierballen; nou niet echt noodzakelijk voor een pedicuur, maar goed. Hij stelt voor zelf de invalidenwagen naar boven te rijden. De invalide kan bij de vrouw achterop. Het duurt nog wel even voordat ze een gangetje hebben. In een mum van tijd hebben ze de invalidenwagen ingehaald. Scheepsma  kan tevreden zijn. Er wordt aan zijn problemen gewerkt. Nog even en ze zijn daar boven op die heuvel. Hij  houdt zich goed aan de pedicure  vast. Op zijn handen en zijn wang voelt hij haar warme huid.

zaterdag 10 december 2022

LEUKE MAATJES.

Ik heb kort geleden al eens geschreven over de meiden die mijn leven opfleuren. Zo zijn er ook mannen, die een bijzondere plaats in mijn leven hebben. Ook hier geldt weer: ik ben niet verliefd op ze, zo is mijn geaardheid nu eenmaal niet. Neen, Nigel, Lars, Fred en Bert, we zijn gewoon heel goeie maatjes. Ruim over de zestig inmiddels allemaal.

Keith is een Engelsman uit Liverpool. Supporter van de gelijknamige voetbalclub en van …. Sparta Rotterdam, dat laatste bindt ons haast vanzelf. Hij woont al bijna dertig jaar in Rotterdam. Eerst in Crooswijk, de laatste twintig jaar in het Oude Noorden. Daar heb ik hem ook ontmoet, op de sportschool. We drinken daar koffie. Later bij elkaar thuis. Keith is een ouwe zeerot. Heeft meer tijd op zee doorgebracht dan aan land. Al dertig jaar is hij vrijgezel. We gaan samen regelmatig naar de bios en natuurlijk naar Sparta. De laatste jaren is hij slecht ter been. Heup, knie. Daarom bellen we elkaar. Elke woensdagavond om zeven uur laten we, een uur lang, het ‘wereldleed’ de revue passeren.

Lars is nog kennis uit Spangen, de wijk waar ik geboren en getogen ben. Van al mijn goede vrienden woont hij het verst weg. Hij is net zo’n liefhebber van theater en cinema als ik. Toch gaat de voorkeur van Lars uit naar wandelen. Twee à drie keer per maand wandelen we ergens in het land, met elkaar, soms gaat zijn visueel gehandicapte vriendin, Tara, ook mee en soms haken we aan bij een groepje. Vijftien tot twintig kilometer lopen we dan op zijn minst. Lars is een goede schaker. Ik vind het erg jammer dat ik daar niet slim genoeg voor ben. Tja, daar ben ik eerlijk in. Lars en ik dammen ook regelmatig. Daar ben ik wel weer goed in, al zeg ik het zelf. Meestal speel ik Lars van het bord. Makkie.

Fred  en ik kennen elkaar nog niet zo lang; een jaar of drie. We hebben elkaar leren kennen op de ‘Leesclub.’ Lezen en praten over lezen. Recensies over boeken lezen, boekenprogramma’s op tv kijken. Podcasts luisteren. Dat bindt ons allemaal. Beetje eenzijdig, dat wel. We blijven niet persé binnen zitten. Ook met Fred ga ik er bij lekker weer op uit. Soms vinden we onszelf terug onder een grote parasol op het strand. We lezen dan boeken die voor enige afkoeling zorgen zoals ‘De overwintering op Nova Zembla’ of de boeken van Leon de Winter. Deze maand leest de club het boek  ‘de mitsukoshi troostbaby’ van de schrijver Auke Hulst. Het gaat over het leven van een man alleen, met zijn robot-dochter. Intrigerend. Heel bijzonder ook.

Met Bert is het gezellig eten en drinken. Bert is zijn roeping als kok misgelopen. Zijn goulash is verrukkelijk, zijn Indische maaltijden zij uit de kunst. Zijn soepen: caribische pompoensoep of preiproll: fingerlicking good. Elke week schuif ik een keer bij hem aan. Hij mag vanzelf ook bij mij komen eten maar daar is hij niet zo happig op. Dat begrijp ik wel. Ik ben niet zo’n keukenprins. Ter compensatie neem ik hem zo af en toe eens mee naar Resto Van Harte. Prima eten daar en betaalbaar. Maar Bert eet toch het liefst zijn eigen maaltijden. Dat zal hij me niet midden in mijn gezicht zeggen; beetje achterbaks is hij wel.  Inmiddels heeft Bert zich tot zo’n kleine 103 kilo volgegeten. Ook de nodige lekkere biertjes, jonge jenevers en wodka’s hebben daaraan bijgedragen. Ik hoop dat ik het mis heb maar eerlijk gezegd vrees ik dat Bert zich aan het doodzuipen is.

Op zich heel fijn zo’n vriendenkoppel. Ik voel me prima met hen om me heen!

 

vrijdag 9 december 2022

PREVENTIEF BEHEERSEN.

Dinsdagmiddag was ik bij de tandarts. Ik dacht, laat ik eens voorzichtig  aan de tandarts, mevrouw Mercado, vragen of er iemand hier met mijn smartphone wat foto’s van me kan maken, als zij mijn gaatje vult. Ik lig daar dan hulpeloos  op die vermaledijde tandartsstoel.

Ik ben onthutst van de reactie van haar en haar assistente: dolenthousiast. Eindelijk gebeurt er vandaag iets leuks .. alsof ze een gaatje in de lucht springen, zo ziet het er tenminste uit voor mij. De tandarts zegt, nog een beetje struikelend over haar woorden, dat ze dit nog niet eerder heeft meegemaakt. Ik heb dus de primeur van haar aan het werk op een kiekje. Niet alleen ik, de tandarts en de assistente worden gefotografeerd. Ook Jürgen, de ‘hoofdtandarts’ wil gezien worden. Opeens hoor ik luid gelach. Geen idee waarom. Want ik lig het plafond te bestuderen. Als ik later de foto’s bekijk, zie ik dat Jürgen de clown uithangt. Het wordt zo een klein feestje voor de tandartspraktijk. Ze nemen nog eens uitgebreid de tijd om van de foto’s te genieten. Als ik de praktijk verlaat, word ik hartelijk bedankt (uitgezwaaid bijna). Alsof ìk hùn gaatjes heb gevuld. ‘Fijne dagen,’ zeggen ze bijna in koor. Ik besluit meteen om hen voor het fotogedoe hier, niks in rekening te brengen. Het plezier dat we samen hadden is voor mij al beloning genoeg.

In de metro terug … altijd weer dat gezeik over die metro, waar heeft dat nou steeds weer voor nodig?!  Als die metro aankomt op Beurs zit ie al tien  procent te vol. Tien procent gaat er hier uit maar er moet wel weer twintig procent gefrustreerde passagiers mee.  In Japan hebben ze ‘pushers’: mannen, die ervoor betaald krijgen om, bij grote drukte, alle passagiers, die mee moeten naar binnen te persen. De RET heeft voor dit pushen een ploeg robuuste vrijwilligers klaar staan.

Voor andere functies kan het vervoersbedrijf überhaupt geen personeel krijgen en omdat het ziekteverzuim daar de pan uit rijst, rijden de metro’s met kortere treinen en minder frequent.

Ik word met mijn kruis tegen het harde zadel van een mountainbike gedrukt. Zeker één van mijn ballen heeft daardoor zijn vaste stekje moeten verlaten. De eigenaar van die fiets, een vriendelijk ogende,  donkere jongen, kijkt me verlegen lachend aan. Ik wil hem en zijn fiets naar achteren duwen maar doordat gepush, kan ik met mijn armen geen kant op. Die knul heeft natuurlijk geen flauw idee wat er tegen zijn zadel aan gedrukt staat. Met het pijnlijke gevolg. Dus beheers ik me maar preventief.

Ik kan me niet voorstellen, dat de gemiddelde spitsuurpassagier ongehavend de metro uitkomt. Zo draagt de RET enerzijds bij aan een stijgend ziekteverzuim en anderzijds lost de vervoerder zo het probleem van overbelasting  op. Want wie wil er zo nog mee met de RET? Misschien kan de frequentie nog wat lager; het treinstel nog wat korter. 

Met moeite wurmt die mountainbiker zich op Capelse brug uit de metro. Met één hand aan het stuur en zijn andere hand op het zadel, loopt hij naar de uitgang. Ik voel dat zadel dat hij in zijn hand heeft, nog steeds in mijn kruis zitten.    

woensdag 7 december 2022

BLOEMEN OP DE RAMEN.

 Ik hoor het klokje tikken boven mijn hoofd. ‘t Is niet bruikbaar als wekker. Daar gebruik ik nu mijn mobiel voor. Eigenlijk ben ik altijd ruim vòòr het alarm wakker. Vandaag ben ik voor het eerst  gewekt door mijn smartphone. Ik ben beetje laat naar bed gegaan. Voor het slapen neem ik nog een borreltje. ‘t Is half twee en ik moet er om half acht al weer uit, omdat ik die ochtend om negen uur ‘conversatie’ heb.

Voor wie het nog niet weet: bij conversatie praat ik, in het buurthuis, één op één, een uurtje met een immigrant, die de Nederlandse taal al een klein beetje machtig is. Het doel daarvan is dat die immigrant langzamerhand beter Nederlands gaat praten.

’t Is net half acht geweest en ik heb net mijn zwarte thermoshirt en –broek aangetrokken. Ik ben in mijn zwarte periode. Zwart is goed tegen de kou. Het is hier stervenskoud vanochtend.  Doe twee zwarte t-shirts aan, met lange mouwen. Vlug  vlug, mijn denimbroek, twee vesten, sokken en schoenen. De temperatuur hier in huis is veertien graden. Doe ook de capuchon van mijn hoodie op. Koude rillingen lopen over mijn rug. Ik zal toch niet ziek worden? Uit inflatieoverwegingen laat ik de thermostaat ’s nacht en ’s ochtends op 13 graden staan. Ik ben heel erg krenterig bezig, hoor. Soms hoor ik me tegen mezelf zeggen: ’Schei toch uit met dat obsessieve  gedoe man, zet die thermostaat  lekker op tweeëntwintig graden, zoals in al die vorige winters. Heerlijk temperatuurtje in alle ruimtes. Toen douchte ik nog elke dag maar nu vind ik twee keer per week, vijf minuten, eigenlijk al te veel kou. Scheelt me behoorlijk in mijn gas. Ik heb er tot nu toe nog niemand over gehoord dat ik zou stinken.  Dus …     

Vorig jaar heb ik al achter alle radiatoren van dat aluminiumfolie geplakt (wat een klote-werk is dat, zeg!). De bedoeling daarvan is, dat de warmte van achter de radiatoren het huis in wordt gekaatst.

Voor het eerst sinds ik hier woon, zet ik alleen de radiator in de woonkamer aan. Voor de  balkon- en voordeur leg ik boa’s om de tocht te stoppen. De deuren van alle vier de vertrekken houd ik dicht. Het gevolg daarvan is wel dat in de woonkamer, slaapkamer en de keuken bij wijze van spreken bloemen op de ramen staan.

Verder heb ik ook nog de kieren van de voor en achterdeur afgeplakt met een tape om de koude luchtstroom te stoppen.

Nog even dit: Overdag en ’s avonds staat bij mij de thermostaat op zeventien. Ik zit dan te lezen of tv te kijken, met een plaid over mijn benen, een muts op, een elektrische slof voor mijn voeten en een warme kop thee. Dan is het prima uit te houden.

Bijna negen uur. Ik moet nu echt naar het buurthuis voor conversatie. Mag die Syrische meneer natuurlijk niet op me  laten wachten. Ik verheug me er nu al op: straks in het buurthuis … hèèrlijk temperatuurtje!

ERVARING VOOR BEGINNERS.

 In deze podcast praat cabaretier Theo Maassen  met de schrijver  Judith Maassen, zijn drie jaar oudere zus (59), tevens zijn impresario.  Een heel gezellig gesprek.

Judith debuteert op haar vijfenvijftigste , in 2019, met: ‘Het nabestaan van Anna Portier.’ Inmiddels is dit jaar haar tweede boek gepubliceerd: ‘Niet van hier.’ Vrij recent is ze gestart met haar derde boek. Ze krijgt vaak te horen: ‘Je kan niet echt schrijven, anders was je er wel eerder mee begonnen.’ Dat maakte ze zichzelf ook lange tijd wijs. Het frustreerde haar ook.  Toch moet ze al  lange tijd weten dat ze wel degelijk talent heeft: op de basisschool wint ze een schrijfwedstrijd.

Judith is een intelligente vrouw, die mede door de invloed van haar ouders, kiest voor degelijkheid:  een universitaire rechtenopleiding. Ze voelt zich niet zo creatief. Tussen haar keuze voor de degelijkheid en haar late schrijversdebuut is haar leeshonger niet te stuiten. Haar allereerste leeservaring heeft ze als drie jarige. Haar vader leest haar voor. Zij zit bij hem op schoot en ziet onbekende lettertekens in het boek dat hij voorleest, ze vangt de bijbehorende letters uit vaders mond op. Niet veel later pakt ze een boek  en leert zichzelf in korte tijd lezen. Hoeveel schrijvers ze heeft gelezen? Veel maar nooit genoeg.  Ze heeft veel van ze opgestoken. Stephen Kings ‘On writing.’ Noemt ze.  Ze imiteert ze, bestudeert hun manier van kijken en de onderwerpen die ze kiezen.

Dan komt ze als schrijver uit de kast. Het omslagpunt is het overlijden van haar man. Doe zoals Judith, spoort Theo de luisteraars aan. Laat je talent niet zolang sluimeren als zij. Durf obstakels te overwinnen: je weet pas wat er in je zit als je werkelijk gaat schrijven; wáár je terecht komt weet je nooit.

Tegenwoordig schrijft Judith meer dan ooit. Ze leest nog wel maar mondjesmaat omdat ze geplaagd wordt door macula, een oogziekte, die haar zicht steeds waziger maakt. Luisterboeken zijn een uitkomst  voor haar.

Wat zijn haar hulpmiddelen om tot schrijven te komen en haar werk te ontwikkelen?

Ze begint elke dag , nog voor haar ontbijt met  schrijven.

Zo maar in het wilde weg.  Ze laat haar vingers een uur lang tikken op het toetsenbord.  Er komt altijd iets verrassends op. Echt goede dingen komen vanzelf.

Muziek helpt haar met het schrijfritme.

Ze maak geen afspraken op een schrijfdag.

Heeft een notitieboekje voor gedachten, situaties, (flarden van ) gesprekken, die gaan gisten in je brein tot iets boeiends.

Ze denkt niet aan hen die het gaan lezen. Dat zou haar blokkeren.

 

Goede informatie voor beginnende schrijvers, deze podcast. Ben benieuwd hoe haar boeken verkopen. Ik ga haar in ieder geval lezen.

dinsdag 6 december 2022

LEUKE MEIDEN

Wederzijds koesteren wij warme gevoelens voor elkaar maar verliefd zijn we niet. We vinden elkaar gewoon leuk. Ondernemen graag ‘dingen’ met elkaar. Vier leuke meiden en ik.  Hannah, Els, Andrea en Marieke.  

Hanna is het sportieve type. Fijn om langeeuthanasie, wandelingen mee te maken, te fietsen, spelletjes mee te doen. Hele gesprekken hebben we onderweg met elkaar. Onder andere over euthanasie, feminisme, Oekraïne. Meestal wel behoorlijk serieus. Hannah is getrouwd. Haar man Rob vindt het prima wat we samen doen. Soms wandelt hij ook mee maar alleen als het lekker weer is. Leuke goser, echt waar. Hij is net als ik supporter van Sparta.

Met Els begint het wat moeilijker. Hij mag mij niet, haar kater. Als ik eens bij haar op de thee ben krabt hij, zomaar ineens mijn hand open, tot bloedens toe, dat kutbeest. Ik deed helemaal niks!  Els heeft de krabbel kundig verzorgt. Daar is ze goed in. Wij drinken afwisselend, nu eens bij mij, dan eens bij haar, een kopje thee (met wat lekkers). Maar dat ‘bij haar’ hebben we moeten cancelen, vanwege kater. Bij mij thuis is het geen probleem. De enige huisdieren die ik heb zijn een paar doodkalme goudvissen in een kom. Die doen geen vlieg kwaad. Eindeloos gezellig is het  met Elsje te ‘theeën’ en te babbelen over onze gezamenlijke idolen: U2 en Beirut, over Schiedam, ons nostalgische geboorteplaatsje en over onze dochters en kleinkinderen.  

Met Andrea is het steevast een feest met heel veel (soms sterke) verhalen. Zij kan vijf kwartier in een uur lullen en dan kan ik op den duur ook niet meer achterblijven.  Borreltje, wijntje erbij.  Wat ons bindt is, dat we alle twee een ‘Oude Noorden verleden’ hebben. Zij is daar geboren op het Noordplein en heeft er tot haar twintigste, tot haar trouwen toe, gewoond. Ik ben er op mijn twintigste op het Zwaanshals komen wonen. Heb daar tot mijn vijfenzestigste gewoond. Andrea is inmiddels al weer een tijdje van haar man af. Hij was gokverslaafd. Tsja, dat was wel wat! Ze werd aan alle kanten bedonderd door die slapjanus en dan moest ze ook nog zien rond te komen van een bijstandsuitkering. Ze had beter verdiend. Heel leuke meid. Creatief, artistiek ook.

Marieke zit ook in mijn relax-zone. Leuk wijf. Altijd  kleurrijk gekleed. Ik zie haar de laatste tijd veel te veel bij Verhage, onze buurtpatatboer zitten. Zij dijt behoorlijk uit. Ik ben daar nóóit zo veel in de buurt  maar als ik daar toevallig rondloop, hoor ik iemand enthousiast mijn naam roepen, hoi Jee, ze zwaait ... zit weer te patatten-mèt  … zou ze maar een beetje sporten ... maar dat zit er gewoon niet in bij haar. Regelmatig eten we bij elkaar. Marieke kookt heerlijk. Door háár maaltijden heb ik de vegetarische keuken leren waarderen. Mijn  oudhollandse maaltijden, die ik haar voorschotel: boerenkool met gebakken spekjes en worst, spruitjes met sukadelapjes en  bietjes met een bal, kunnen daar niet aan tippen.

Ik mag mag wel zeggen dat ik een gelukkig mens ben met  zulke vriendinnen om me heen.

maandag 5 december 2022

ROZENGEUR.

 In eerste instantie schaamt hij zich voor zijn vrienden. Hun schimpscheuten hoort hij in gedachten al. ’Hebbie lekker met dat lelijke wijf staan vrijen’.

Lekker? Ja! Zo lekker als rechtopstaand vrijen kan zijn.  Face to face, nog in de kleren, slijpen en een beetje zoenen, nee, daar komt hij als patente vijftienjarige zelfs niet klaar van. Logisch toch! Wat deden we nu helemaal? Tongen! Okee, dat is een beetje intiem en voor hem als  vijftienjarige de limit … voor Dinie ook trouwens, die is nog geen eens veertien. Ze wilde eigenlijk liever gelijk doorlopen naar huis maar omdat hij het ‘zo lief’ vroeg bleef ze nog even bij hem. 

Dan de dag er na. Hij is nauwelijks wakker. Twijfels bekruipen hem. Dinie is spontaan. Tikkeltje naïef. Humor heeft ze.  Ze is klein en veel te dik. Maar vooral: heel erg  tof! Geen tieten. Althans geen duidelijk zichtbare. Een achterste? Nou en of! Van de buitencategorie! Nu al. Nog geen eens geen veertien! Feestbillen en flaporen … ook  king size!

Maar moet iedereen dan voldoen aan hoge schoonheidseisen? Dinie is niet mooi. Wel  superlief!

 Dinie en hij vrijen staand en met kleren aan. Precies op het moment, dat hij haar op die hoek ‘zo lief’ vraagt, nog even bij hem te blijven, lijkt het alsof ze zich aan hem overgeeft.  Zelf voelt hij dat dan nog niet eens zo. Bij hèm komt dat later pas ... zij straalde al gelijk zoiets uit als: alleen de dood kan ons scheiden.

Dinie ruikt altijd zo lekker. Ze ìs die geur helemaal! Ze is de geur van de grote donkerrode roos. Heerlijk zoet en zacht. De rozengeur doet wonderen; zijn schaamte voor Dinie is voorbij.

 Zo kort na zijn vrijpartij met Dinie, ziet hij zijn vrienden liever even niet. Hij weet al wat ze  gaan zeggen. Dat is niet veel goeds. Hij komt er niet onderuit het aan te horen.  Hij weet dat als zijn vriend Arie gisteren met Dinie had gevreeën, hij ook zijn partijtje zou meeblazen in dat ‘vriendenkoor’. 

Mijn vrienden zijn jaloers èn ze hebben ook een beetje gelijk: Dinie is geen schoonheidskoningin. Zeker niet. Ze is wèl een toffe meid. Gisteravond had hij het supertof met haar. Nee, niet alleen met vrijen. Natuurlijk, dat is lekker. Ook het dansen is fijn. De gesprekjes, de gein over van alles. De ontspanning. Ja, dat vooral. We zijn relaxed bij elkaar. Het klikt … en wat ruikt ze lekker, die zalig zoete rozengeur! 

Een paar mooie  jaren zijn we samen, Dinie en ik. Ze is er nu al weer een tijdje niet meer. Tweeënveertig jaar geleden stierf ze: 10 juni 1980. Hersentumor. Ze is verdomme net achttien!

zondag 4 december 2022

MUTSENWEER

Het Rundfunkachtige optreden heeft zo’n hoog tempo, hoger dan we ooit hebben gezien. De grapdichtheid ligt hoog. De grenzen van het betamelijke worden veelvuldig overschreden maar het publiek blijft vrolijk lachen neen, sterker nog, het publiek gaat steeds hàrder lachen, hoe harder de grap hoe uitbundiger.

Na een wild dansje van de twee cabaretiers, op spijkerharde techno-beat klanken, met oogverblindend flitsend licht, is er een oorverdovende stilte voor de eerste snelle  act.

Een gevangene ligt in zijn dodencel. De cipier kijkt door het schuifje van de celdeur op hem neer: morgen wordt de ter dood veroordeelde geëxecuteerd. De cipier deelt de gevangene mede, dat de elektrische stoel defect is. Als een kind zo blij is die veroordeelde.  Er is iets mis met de bedrading, waardoor het executieproces langer duurt en ook veel pijnlijker is. Dan zegt de cipier grijnzend dat desalniettemin de executie morgen gewoon door zal gaan.

Het duo rent/danst dan weer rond. Luid klinkt opzwepende muziek, zijn er lichtflitsen en dan is er in een klap weer die rust en stilte.

Twee heren staan op zo’n twee meter afstand van elkaar bij de bushalte. Ze kijken elkaar af en toe schichtig aan; aarzelend raken ze toch nog ‘in gesprek’.

Heer 1:                 Het valt vandaag tegen, nietwaar?

Heer 2:                 Inderdaad. Het is kouder dan gister om deze tijd.

Heer 1:                 Zeker. Ik heb me er goed op gekleed.

Heer 2:                 Heel verstandig. U loopt vast geen kouwtje op.

Heer 1:                 Geen handschoenen, U? Brrrr.

Heer 2:                 Geen handschoenen, ik. MAAR wèl een muts, hè!

Heer 1:                 Had ik nu mijn muts maar op, potverdrie.

Heer 2:                 Tsja, het is heden waarlijk mutsenweer.

Heer 1:                 De wind waait guur, hier, zo over mijn schedel.

Heer 2:                 Als ik u niet ontrief, meneer, mag ik dan even bij u voelen?

Heer 1:                 Geen sprake van, zeg! Met uw koude hand zeker?.

Heer 2:                 Neen, neen, gelijk hebt u. Mijn handen zijn zeker koud

Heer 1:                 Vertel me eens, beste man, waar blijft onze bus?

Heer 2:                 Geen flauw, meneer, geen flauw. Ik wacht hier op geen bus.

Heer 1:                 En nu voor de draad ermee, kerel: wat voert u in uw schild?

Heer 2:                 Schep een luchtje, meneer. Ik woon hier achter.

 

Oerendharde muziek, wild rondrennende artiesten. Lichtflitsen, een minuutje maar. Dan ‘tableau’. Klaar voor een volgende act.

Defecte computer. Toetsenbord wordt gebracht. Het bord doet niks meer. Alle toetsen en snoertjes worden gecontroleerd: niks geks opgemerkt. Tot slot van de controle houdt technicus het toetsenbord op zijn kop en schudt het stevig heen en weer. Tot zijn verbijstering druipen er klodders sperma uit. Hij geeft het bord een zwiep, achter de coulissen.

Donderend, flitsende electrorock. De troep wordt opgedweild en ze dansen en springen weer over het podium.

 De as van hun gecremeerde vriend blijkt in een vibrator te zitten. Ze gaan zijn as verstrooien in het theater en wel over rij vier. Opgewonden gelach, gegiechel en oehhh-geroep.

Gefopt! De rijstkorrels in de vibrator worden over het publiek verstrooid.

The End  

zaterdag 3 december 2022

WEER IN MIJN KRACHT

Die nacht vat ook Vera  kou. Ze ligt te woelen op haar bed en voortdurend te ijlen tot ruim na middernacht. ‘Neeeen! … waarom … niet doen! … het is veel te heet … ik kan het niet … het is te hoog … neen … laat me … laat me met rust. De kleine meid slaat met haar armpjes wild om zich heen …  ga weg!

Dan valt ze stil. Lijkt nu in diepe slaap. Haar gezicht is bezweet. Haar kussen zeiknat. Af en toe hoor ik nog een kreuntje.    

Ik ben net weer beter.   Heb het behoorlijk voor mijn kiezen gehad. Hoge koorts. Alsmaar onrustig woelen in bed. Een duivels figuur probeert op slinkse wijze mijn kamer binnen te dringen. Door het ventilatiekanaal, door het slaapkamerraam op zestien hoog in te slaan, onder de slaapkamerdeur door te glippen. Ik moet alles in de gaten houden … zodra ik hem in zijn ogen kijk is hij  verdwenen.

Vera slaakt een huiveringwekkende kreet, zit rechtop in haar bed te huilen; haar handen voor haar gezichtje.. Ik, haar grote broer, schuifel naar haar toe om haar hoofdje droog te deppen. Ik leg haar hoofd rustig terug op het kussen. Verdrietig snikkend valt ze weer in slaap.    

Ik ben te moe om attent te blijven op die achterbakse indringer. Ik zak steeds weer weg in een onrustige slaap. De in het zwart gehulde engerd verrast me, wanneer ik net iets te diep weg dut.  Hij trekt de dekens over mijn hoofd. Kan hem niet zien. Met zijn armen om mijn borst troont hij me mee: ‘Kom , niet bang zijn, we gaan naar je balkon, loop mee. Ik lijk wel gehypnotiseerd, loop als een mak schaap mee.  Op het balkon trekt hij de deken van me af. Hij staat achter me: ‘Je gaat nu vliegen … ik weet dat je het kan … jij weet ook dat je het kan … toe maar … toe maar … je kan het.’

Vera rolt uit haar bed en laat haar plas lopen. ‘Vera, Vera’, roep ik maar ik krijg geen contact. Haar barbie-ponnetje is doorweekt. Ik dweil haar plas op en pak een schone pyjama voor haar  … als ik haar natte nachtpon uit wil doen begint ze moord en brand te schreeuwen, slaat en krapt me  … allemaal in haar slaap …  ze heeft haar ogen nog toe. Haar gekrijs houdt pas op als ik haar teder in mijn armen neem en haar zachtjes heen en weer wieg. Ik leg haar met haar droge Ienieminie- pyjamaatje weer in bed. Stop haar lekker in.

‘Je kan het’ hij duwt me naar de balustrade, ‘je kan vliegen, probeer het maar… , je kan het’  Dan kom ik opeens weer in mijn kracht, draai me om, pak hem bij zijn lurven en smijt hem over het balkon. Hij weegt niks! Ik hoor hem helemaal niet eens meer.

Onregelmatig ademhalend, zwetend,  word ik wakker in mijn overhoop geschopte bed. Kussen doornat. Dekens en laken op een prop. Maar de  dreiging is vervlogen.

Nu kan zij ontspannen slapen, uitzieken ook en dromen over Luvabella, haar lievelingspop, haar schatje.

vrijdag 2 december 2022

WAAR WAS JE NOU?

Waar ben je nou? Ik loop al zo lang naar je te zoeken, Ruud. Ik ben heel ongerust.  Het is al vijf uur. Je bent nog zo klein. Het wordt al donker. Ik was bij de zandbak, daar was niemand te zien. Alleen een zandkasteel, een diepe kuil en een zandberg. Zou jij gemaakt kunnen hebben, schatje van me.

Bij de speeltuin zijn een man en vrouw bezig met hun dochtertje (?). Keer op keer wordt ze de glijbaan op geholpen, zodat ze weer kirrend naar beneden kan roetsjen. Ik vraag nog of ze mijn zoontje Ruud gezien hebben. Hij is vijf jaar heeft donkerblond haar, sproetjes op zijn wangen. Heeft een spijkerbroek aan en een warm rood jasje, groene kaplaarsjes. Het is goed fris vandaag. Ze hebben niemand gezien in het half uurtje dat ze hier zijn.

Bij de voetbalkooi zijn alleen maar pubers aan het voetballen. Eigenlijk gaat Ruud hier alleen maar naar toe met zijn vader, wanneer die grote jongens er niet zijn. Dan kunnen ze rustig samen even een balletje trappen. Ik vraagt niks aan die knullen, als Ruud hier was geweest, dan hadden ze hem niet eens gezien.

Ik loop door wat straatjes. Roep af en toe  ‘Ruud, Rudie  …. Ruud‘ maar zie of hoor niks. Ik kom in de buurt van de Schie loop langs het water. Enkele mannen zitten met meters lange hengels te vissen. Hier zal hij niet komen. Maar je weet maar nooit. Misschien is hij hier wel eens met een vriendje of vriendinnetje van school geweest. Even verderop staat een clubje mannen op een kluitje. Hij zal toch niet … het zweet breekt me uit … ik ben niet zó snel … loop zo snel ik kan. Struikel bijna over zo’n kinderhoofdje; de hele schiekade is hiermee geplaveid. Heb duidelijk de verkeerde schoenen aan.

De oude mannen op dat kluitje zijn gefocust op het water. Het zal Rudie toch niet zijn daar, hè. Neen, anders had een van die mannen zijn jas toch wel uitgetrokken en hem nagesprongen zijn? Of niet? Misschien kan niemand hier zwemmen. Komt nogal eens voor bij oude mensen. Die hebben nooit zwemles gehad. Ik duik er zo in, vis hem gelijk uit het water. Ik zet wat mannen brutaal opzij …. ‘doe eens even normaal mevrouw’.  Ik ga ze nu niks uitleggen, dring me verder naar voren naar het water en zie dan, dat een oude hengelaar een grote snoek aan de haak geslagen heeft. Met een groot groen schepnet haalt hij de wild kronkelende vis naar de kant. De mannen om me heen applaudisseren voor die knappe visser. Bewondering.  Pffff, ik transpireer, ondanks het koele weer. Ben nota bene zonder jas de deur uit gegaan. Ook hier vraag ik niks. Loop de smalle straatjes weer in. ‘Ruud …Rudie …Ruud’.

Ben nu vlakbij zijn school. Op het schoolplein, niemand te zien. Wel brandt er nog licht in de school. In een van de lokalen. Ik ga de school in. Daar is geroezemoes, gelach, soms, gezang ook. Ik snel  de gang in, ren in de richting van het lokaal met de geluiden. ‘Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven … in de gloria, in de gloria!’ Trudie, zijn vriendinnetje, is vandaag jarig. Daar zie ik mijn schatje. Hij stiefelt gelijk naar mij toe. Ik druk hem stevig tegen me aan. Zo blij dat je er bent. Knuffel hem. De schooljuf is er ook. Ze zegt dat ze me eerder had verwacht om Ruud op te halen. Hoe kan ze dat nou denken? Ik wist van geen feestje af.  

'Je had me, met dat vak van je,  juf, moeten laten weten, dat Rudie hier uitgenodigd was.'

Ze slaat haar hand voor haar mond: ’helemaal vergeten …’

 Ik heb doodsangst uitgestaan. Ben helemaal gesloopt. Kom, lieverd, we gaan.

donderdag 1 december 2022

VINGERS IN MIJN OREN; HANDEN VOOR MIJN OGEN.

 

Een week wordt er nu gevoetbald in Qatar. Het duurt nog drie weken  en ik wil er absoluut geen seconde,  van zien of horen. Met Ziggo heb ik geregeld dat gedurende het WK,  Nederland 1 bij mij op zwart gaat.

Toevallig kom ik, tegen mijn zin, toch nog allerlei dingen te weten. Van tv. Zo zit ik op een maandag naar het journaal van zes uur te kijken, word ik meteen al onderuit geschoffeld: ‘de ruststand van …’ grrr! Ik moet niet overdrijven … niet mijn vingers in mijn oren stoppen en tegelijk mijn handen voor mijn ogen houden …  dat kàn natuurlijk helemaal niet.  Dat journaal meldt ook dat die ‘one love band’ dragen gelijk met geel wordt bestraft.

De KNVB slikt dat als zoete koek. Ons brutaaltje van gaaltje, maakte zich nog nooit zo klein: ‘We  willen  winnen, dus gaan we dit slikken.’ Stoppen, zou de enige juiste reactie zijn! Geef in samenspraak met andere landen rood aan die autoritaire FIFA en dat slavenland. Stap van het veld: inpakken en wegwezen daar uit die verziekte omgeving.

Als ik in de tram naar buiten kijk zie ik de Nederlandse driekleur wapperen … hebben ze alweer gespeeld? …  en nu gewonnen?  … maar als ik goed kijk, zie ik, dat het die wappievlaggen zijn. Even verderop in de tram, hebben scholieren  het over de keuze voor ‘een onervaren keeper’ ... ahhhh. In de Volkskrant van vanmorgen, een klein kopje op de voorpagina: ‘Qatar kon wel het WK kopen maar niet de zege. Het verloor van Ecuador.’

Ik ben een voetbal junk. Maar dit WK-voetbal is, met de kennis van alle ellende en terreur in dat kutlandje, voor mij  niet binnen houden. Het is nu pas een week bezig. Nog drie weken afkicken. Oranje speelde dus tegen Senegal. Ik zit te rijsttafelen met de dames van m’n wandelclubje, (80% vrouwen); mobiels stand by naast hun borden. Blij gejuich, gelach, gezang. Oooh, het is weer zo ver.

Op mijn zangkoortje vrijdag zitten twee kerels te mopperen over het slechte spel van het Nederlands elftal. Ze hopen op vooruitgang in de volgende wedstrijden. Het helpt denken ze  als we met z’n allen tot slot ‘Hup Holland Hup’ zingen. Ze krijgen hun zin. Ik zing niet mee. Die twee  rennen naar huis om Nederland-Ecuador van het begin af aan te zien. De uitslag weet ik niet; wel dat ‘ze’ gewonnen hebben. Weer met slecht spel.

Afgelopen dinsdag tegen Qatar. Mijn zoon komt me die dag helpen mijn laptop te installeren….op voorwaarde, dat hij naar die wedstrijd mag kijken ….wat een dilemma. Een aanwezige vriendin zegt dat ik aan Amnestie International kan doneren. Voor slachtoffers en nabestaanden van de Qatar-ramp. Vijftien euro ‘moet’ de obsessieve niet-Qatar-kijker, ik dus,  per wel-gekeken-wedstrijd schenken aan dat goede doel. Dat zal ik doen. Ik ga mijn administratie bijwerken terwijl mijn zoon met de koptelefoon op de wedstrijd bekijkt. Ned. 1 weer aan. Wel hoor ik hem gvd drie keer juichen. ’t Was wéér een waardeloze wedstrijd, zei die. Ze moeten nu tegen de VS. En vandaag hoor ik van een blije Portugese vriend dat zijn land door is en dat er dit toernooi bij elke wedstrijd opvallend veel extra tijd wordt bijgeteld.

Dit alles had ik allemaal liever niet geweten. 

woensdag 30 november 2022

CIRCUS VAN DE TOEKOMST

 

Tot mijn grote vreugde zijn optredens van wilde dieren in het circus al geruime tijd 'not done'. Enthousiaste circusliefhebbers, dierenliefhebbers ook, uit het hele land vatten het plan op om met hun dieren een circus van nieuwe dieren te beginnen. Een vermogende particulier heeft geïnvesteerd in een speciale circusopleiding. Daar zullen de nieuwe dieren gedresseerd worden. Het accent zal volgens de directie komen te liggen op humor en acrobatiek. Trainers en oppassers zijn al gecontracteerd. Nu is er alleen nog het opleidingsinstituut in Utrecht. Het is de bedoeling om binnen drie jaar in elke provincie zo’n school te vestigen. Ook wordt met de gedachte gespeeld om op de Veluwe een permanente landelijk verblijf voor het nieuwe circusdier te bouwen. Uit onderzoek van de Rijksoverheid is namelijk gebleken dat zo’n vaste thuishaven bijdraagt aan het gevoel van welzijn van de dieren.

Utrecht is nu al meer dan volgeboekt; de opleiding dan. Maar omdat het op dit moment nog de enige school in Nederland is, heeft de onderwijsinspectie een oogje dicht geknepen. De circusliefhebber uit Utrecht en omgeving komt  al flink aan zijn  trekken, omdat alle lessen openbaar zijn. Een groot deel van het publiek bestaat uit de diereigenaren zelf en hun familie. Ook komen veel scholieren kijken. Het is momenteel helaas nog niet zo dat de dieren intern op de school kunnen zijn. Ze moeten elke ochtend en avond weer gebracht en gehaald worden. Voor de eigenaar van de groep konijnen, die op de achterbank van de auto zitten,  is dat een stuk minder arbeidsintensief dan voor het baasje van een koppel giraffen dat in een aanhanger staat.

Na de nieuwste wetgeving wordt in versneld tempo gewerkt aan de ontwikkeling van het nieuwe circusdier. Ook het probleem van het dierenvervoer wordt dan aangepakt.

In samenwerking met diverse genetische laboratoria wordt al enige tijd druk geëxperimenteerd. Het doel van deze experimenten is mini-kopie-exemplaren te ontwikkelen van verboden wilde circusdieren: giraffes, olifanten en tijgers. Er is in dit experiment ook nauw samengewerkt met mensen van de KNVVKM: de Koninklijk Nederlandse Vereniging Voor Kleine Mensen. Deze mensen is ook een belangrijke rol toegedacht in het circus van de toekomst.

De experimenten met de dieren zijn in eerste instantie hilarisch. Zo wordt er eerst een klein giraffetje geboren met een normale lange nek en een over de grond slepende staart. Even zo koddig is een mini-giraffe met een ultra kort nekje. Godzijdank is het allemaal goed gekomen Er is  nu een giraffe gerealiseerd ter grootte van een herdershond met een leuk daarbij passend nekje. Heel teleurstellend voor de experimentgroep is dat die het op één na laatste giraffetje nog heeft moeten laten inslapen, omdat het beestje onbedaarlijk blijft blaffen.

De mini-tijger komt er eigenlijk  vrij simpel door de kruising van een volwassen leeuw met een huiskat. De huiskat is niet echt blij met de gang van zaken maar het nieuwe tijgertje mag er wezen.

Met de olifant lukt het eerst van geen kanten. Het dier wordt wel kleiner, maar toch niet klein genoeg. Totdat bekend wordt dat  er nog één levend exemplaar rondloopt van de in Nederland wereldberoemde ‘Ollie’. Ollie is gekruist met de kleinste olifant uit onze collectie. Het resultaat mag er zijn: wat een prachtige mini-ollie staat er in de  circus-piste!