Al weken wordt mijn woonbuurt dag en nacht geteisterd door het gekerm en gekrijs van jonge meeuwen die hier vliegles krijgen van paps en mams. Wat een oorpijniging! Die kloterige lawaaiapparaten waar die tuinmannen hier in de buurt mee moeten werken (met oordoppen!) zijn daar nog heilig bij en … dat is tenminste alleen maar overdag. Die jonge meeuwen maken dan niet alleen een pestherrie; ook leren ze intimideren.
Toen ik eens mijn lege potten pindakaas en wijnflessen extra
hard in de glasbak stond te mieteren kwam er zo’n leerling-meeuw zó laag over me
heen krijsen, dat mijn toch echt niet zo weelderige bos haar er van in de war raakte.
Zoiets gebeurde een paar keer en steeds als ik iets in mijn handen had. Mijn
boodschappenkarretje bijvoorbeeld of de papierbak. Steeds weer kwam d’r zo’n kutbeest
aanvliegen, liet zich vallen, scheerde vlak over mijn kop en klom razendsnel
weer omhoog.
Een vriend van me, Ruud, is er van overtuigd dat meeuwen doelbewust mensen sarren. Tijdens een van onze fietstochtjes, maakte Ruud het ’fietsers-stopgebaar’. Het was hem namelijk opgevallen dat er al geruime tijd een meeuw boven ons bleef rond cirkelen. Hij vertrouwde het niet. Verwachtte een kwak gore meeuwenschijt op zijn of mijn kop.
‘Dat jong daarboven is zijn vizier aan het scherp stellen,’
zo formuleerde Ruud het. Zolang wij stil stonden, pauzeerde onze gevederde
vijand kennelijk óók. Hij is in ieder geval in geen velden of wegen meer te
bekennen.
Nog geen splitsecond stonden we weer op de pedalen of daar hing onze volger, biddend op grote hoogte.
Horen konden we hem toen niet.
Niet veel later, geheel onverwachts sjplasjte een handwarme lading kakkederrie half op mijn helm, half op mijn schedel uiteen. De vogel begeleidde zijn voltreffer met een misselijk makende -lachsalvo. Ik zag nog wel dat Ruud schielijk zijn hoofd van me weg draaide. Hij kon zijn lachen niet bedwingen. De klootzak.
De meeuw had me bescheten en daarna een hoge vlucht genomen.
Het was precies wat Ruud bedoelde met dat doelbewust sarren.
Nog nooit eerder had ik zoiets ervaren. Héél ontnuchterend, vernederend bijna. Maar wàt heb ik daarentegen genoten, hardop gelachen zelfs, wanneer een meeuw, in volle vlucht, op een leuk terrasje, het kroketje weg snaaide vlak voor het wijdgeopende hapmondje van een oud baasje met lekkere trek. Niet alleen ik had vreselijke lol … die meeuw was als een kind zo blij ... nog geen twee meter verderop .. zat tie te smullen van z'n kroket.