zaterdag 10 september 2022

DAT KAN NIET SAMEN.

Normaal gesproken moet ik op mijn 18e in militaire dienst.  Ik krijg uitstel omdat ik eerst nog een jaar de clownsopleiding in Zwolle volg en daarna nog een tijdje in Rotterdam een goochelcursus doe. De man van wie ik het goochelen moet leren, noemt zichzelf nu wel illusionist maar hij heeft  er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zitten twee witte duiven vredig naast elkaar … te wachten tot ze op moeten voor de fatale truc met de hoed. Op de vloer van de oefenruimte liggen dode duiven in steeds verdergaande staat van ontbinding. In de ruimte hangt een verstikkende stank,  die niet zo 1,2,3, weg te goochelen is. Ik ben gestopt bij die charlatan.

Ik krijg twee jaar uitstel van militaire dienst. Twintig ben ik als ik voor het eerst opgeroepen word. Bij de marechaussee ben ik ingedeeld. Ik moet me melden in de Koning Barend III kazerne in Apeldoorn. Het Ministerie van Defensie stuurt me een enkeltje voor de trein. Op dat moment zijn er nog twee andere zaken die me bezig houden.

1.        ik wil met het oog op mijn toekomst boekhouden en gitaar gaan studeren.

2.        ik wil ook met het oog op mijn toekomst eindelijk wel eens verkering.

Dat kan natuurlijk niet samen met werken voor de Marechaussee. Ik zie me daar in Apeldoorn al in boekhouding staan met een gitaar en een lekkere meid. Het moet wel een móóie vrouw zijn: zo’n type als Brigitte Bardot wil ik. Voor minder doe ik het niet. Om die cursussen maak ik me geen zorgen, dat is een fluitje van een cent. Maar het scoren van zo’n ‘stoot’ is nog geen makkie, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste ben,  … daar ben ik eerlijk in.

Op een bankje in het park zit een mollige, geheel in het zwart gekleed meissie met gemillimeterde rode haren. Ik ben gek op rode haren. Heeft mijn moeder ook. Ik houd veel van mijn moeder, dus dat is voor deze vrouw al een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrode vrouw wordt geportretteerd door een kleine, sympathiek ogende Chinees: een vriendelijke lach, een vlassige snorretje en dito sik.

Ik ga ik naast haar op het bankje zitten en zeg met een gek  knerpstemmetje: ‘Zo, hé, wat een knalrode haren zeg. Wel een contrast met dat bleke-koppie van je.. .heb je misschien ook een beetje van dat rood voor mij?’

‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop, met je spleetogies,’ zegt zij tegen mij. Het klopt wel wat ze zegt. Ik heb sproeten en kleine oogjes maar nog niet van die superspleetjes als de Chinees. Wat kan die man tekenen zeg! Magistraal. Met houtskool.  ‘Twee druppels water jij.’ Als ik dat zeg, is het ijs tussen ons gebroken. Ze grabbelt  in haar tas. Geeft me wat van haar rode haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’

Om haar aan het lachen te maken wrijf ik het spul direct in mijn haar. Ze moet er inderdaad hard om lachen. Ze vindt het grappig maar ook stom. Een kliederboel. De Chinees houdt het nu voor gezien: ‘Morgen verder,’ zegt hij.  

‘Ga mee een kopje thee drinken bij mij, sproetenkop!’ zegt ze. Dat zie ik wel zitten. Ook al is ze geen BB. Het wordt toch wel wat tussen ons.

Jammer, maar nu ik haar heb en ook nog die cursussen, kan ik die militaire dienst er echt niet meer bij hebben. Dat schrijf ik ook aan de Minister van Defensie. ‘Doe dan maar een beroep op de Wet Gewetensbezwaren,’ schrijft hij terug. Oké, dat ga ik doen.

vrijdag 9 september 2022

ALS EEN SPEENVARKEN ...

 

Het begint allemaal bij Anja, dat grietje bij Max in groep drie. Ze zit achter hem. ‘Gatverdamme Max je stinkt!’ Ze gilt het uit, net zoals dat ordinaire typetje in Toren-C  dat doet. De hele klas kijkt gelijk om, eerst naar de krijsende Anja, dan naar Max. Hij zakt zo ver mogelijk onderuit op zijn stoeltje, maar helemaal verstoppen kan hij zich niet. Er is wat gelach, gemompel en er wordt naar hem gewezen. Stom, zelf ruikt hij niks.

‘s Morgens, voor het naar school gaan helpt Max zijn moeder nog even met het in bad doen en aankleden van zijn kleine zusjes en broertje. Dat doet hij wel vaker.  Max is de oudste, hun grote broer. Als de jongste eens gepoept heeft verschoont hij hem gewoon. Nog nooit eerder heeft hij gehoord, dat hij stinkt. Dat kan ook eigenlijk niet want Max helpt zijn broertjes en zusjes altijd als hij nog in zijn pyjama is. Daarna gaat hij onder de douche en dan pas trekt  hij zijn schoolkleren aan.

Voor de zekerheid kijkt Max vlug nog even onder zijn schoenen. Hij kan natuurlijk onderweg naar school in de hondenpoep getrapt hebben. Niks te zien. De meester, geschrokken van het gekrijs van Anja, zegt tegen de klas dat ze weer netjes op hun stoel moeten gaan zitten, met hun gezicht naar het bord. ‘Pak allemaal je pen en je taalschrift en schrijf, achter elkaar, de letters van het alfabet, zo mooi als je kan.’ 

‘Anja en Max lopen jullie even met mij mee?’ De meester, Anja en Max lopen naar de gang. Aan de gang grenst een klein kamertje met een tafel en vier stoelen. Wij gaan dat kamertje in.  Het eerste dat de meester doet is aan Max snuffelen. Hij houdt hem bij zijn schouders beet  en gaat met zijn neus van boven naar beneden langs Max zijn lijf en tenslotte kijkt hij onder zijn schoenen. ‘Sorry, hoor Max, ik wil alleen maar even aan je ruiken. Had je daarnet misschien een poepje gelaten?’ Max schudt van nee.

‘Tsja, Anja, ik ruik helemaal niks aan hem, alleen maar zeeppoeder van fris gewassen kleren en ook heeft hij er niet eentje  laten vliegen. Ruik jij nú nog wat, Anja?’ Ze kijkt nog steeds een beetje verwilderd. ‘Hij stinkt meester, hij stinkt naar zure poep. Gatverdamme!’ En weer  gaat ze tekeer als een speenvarken.

‘Nou, dan wil ik jou ook even besnuffelen Anja, misschien draag jij die geur wel bij je.’ ‘Neen, dat wil ik niet’, krijst ze en ze vliegt op van haar stoeltje, rent weg de gang op, pakt haar jasje en stiefelt de school uit. Onder haar stoeltje ziet de meester wat poepresten liggen. Dat ziet hij ook op haar voetafdrukken in het kamertje.

‘Ga maar weer naar de klas, Max, het komt niet van jou. Kijk goed waar je loopt.’

Nog lang na deze dag wordt Max getreiterd door een stel klieren van zijn groep.; ook Anja zit daar bij. Elke dag, op weg van school naar huis wordt hij nageroepen: ‘Maxie is een stinkdier, hi ha ho!! Maxie is een stinkdier, hi ha ho!’

donderdag 8 september 2022

KAN DAT ALLEMAAL MAAR?

Goede Doelen hebben miljarden op verschillende bankrekeningen staan. We kennen ze allemaal wel: de Rabo, ABNAMRO, ING, Triodos. Wat deden die fucking banken:  ze brachten voor miljoenen euro’s negatieve rente in rekening bij de Goede Doelen. Negatieve rente over de miljarden euro’s van gulle gevers, die met hun giften wereldwijd mensen in nood willen helpen. Hoe komen die banken op het asociale idee?! En … waar gaat dat door de banken ingepikte geld nu naar toe? Natuurlijk … naar de (super)vermogenden, de graaiende aandeelhouders, bestuurders, ceo’s van de banken. Onmiddellijk teruggeven aan de Goede Doelen dat geld! Het is van hun! Die miljoenen zijn zo hard nodig.   

Wat anders dan. De Partij van de Arbeid en Groen links willen dat de regering milarden euro’s vrijmaakt om de inflatie te compenseren. Compensatie voor iedereen in  ons land Van stinkend rijk tot op bijstandsniveau krijgt iedereen evenveel geld om de inflatie te compenseren. Belachelijk! Die (super)hoge en middeninkomens lopen al jarenlang binnen en hebben onderhand genoeg apart kunnen leggen om deze dure dagen door te komen. De overheid moet de lààgste inkomens ruimhartig compenseren. Die hebben het ook ’t hardste nodig. De hoge en middeninkomens niet. Voor de bijstandstrekker is de huidige12% inflatie maar liefst 10% van hun inkomen. Voor de middenstander is dat nog geen 5% van hun inkomen. Voor de veelverdieners is het slechts 1 % van hun vermogen.

Nog meer ellende. Ik waarschuw maar. Leuk wordt het niet meer in dit stukje. Het zal je kind of het zullen je kinderen maar wezen, die door de overheid  ‘ontvoerd’  worden naar Jeugdzorginstellingen.  En  waarom? Omdat de Belastingdienst mensen beschuldigt van fraude bij het aanvragen van Toeslagen. Niet terecht ontvangen toeslagen moeten terugbetaald worden. Het gaat om grote bedragen.  Vaak kan niet op tijd terug betaald worden. Gezinnen gaan failliet, ouders krijgen psychische problemen, gaan scheiden. Ouders verzuipen in de ingewikkelde toelage-problematiek. Uiteindelijk worden de kinderen de dupe. Hun ouders kunnen niet goed meer voor ze  zorgen.  Vervolgens  ‘ontvoert’  de Kinderbescherming meer dan 1600 kinderen naar de Jeugdzorginstellingen. Jarenlang loopt dit nu al. Kinderen vervreemden van hun ouders, kunnen vaak ook niet meer naar hen terug. Een jaar geleden vindt Rutte dit allemaal dieptreurig en gaat er gauw wat aan doen, zegt hij. Niks gebeurd tot nu toe.

Het ergste wat nu al ruim een half jaar speelt is de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.  Persoonlijk vind ik dat die oorlogsmisdadiger in Moskou, die misselijk makende Russische dictator,  dood moet. In de praktijk is het niet mogelijk, maar ik zou willen dat hij minstens tien keer de doodstraf krijgt.  Wat een onnodig leed heeft die onmenselijke klootzak zowel Russen als Oekraïners al berokkend! Stop Poetin!

woensdag 7 september 2022

ALLES, BEHALVE BANANEN

 In Afrika ben ik nog nooit geweest. Het trekt me ook niet zo de warmte, de droogte, de hongersnood en de daarop onvermijdelijk volgende dood . Veel Afrikanen bevalt het daar logischerwijs ook niet, want ze migreren massaal onze kant op. Hier worden ze, in Ter Apel, met open armen ontvangen. Eerst even met zijn zevenhonderden ’s nachts in de buitenlucht slapen en vervolgens mogen ze binnenkomen …  sfeer proeven.

De warmte en droogte van deze zomer bij ons is nog maar ‘peanuts’ vergeleken met die in Afrika. Persoonlijk heb ik niet zo veel last van de warmte. Ook al is het meer dan dertig graden in huis. Zonder ventilator, zonder koeling. Tegen alle adviezen in houd ik alle deuren en ramen wagenwijd open. Zo blijft de ergste warmte buiten. Ik vind het wel goed zo. Bij dertig graden, doe ik dertig- graden- dingen: schrijven, lezen, dutjes. Ook douchen, zo heet en zo kort mogelijk … hooguit eens per week en niet meer dan vijf minuten. Ik moet wel aan mijn portemonnee denken en ... ik zal er niet omheen draaien: ik ben bang van water.

Er zit een knoert van een spin boven in een hoek van mijn badkamer. Hij (of zij, waar zie je dat aan?) heeft een groot web gespannen. Daarnet na het poepen, spuit ik hem bijna ondersteboven met het lekkere lavendelluchtje. Ik was die spin helemaal vergeten. Het is al het vierde jaar dat deze spin in mijn plee komt buurten. Ik weet natuurlijk niet of dit dezelfde is, zijn nageslacht of gewoon verre familie. Het moet hier fijn zijn, dus kom hij terug bij mij en dan krijgt hij pardoes zo’n lavendelspray in zijn web. Ongemakkelijk wankelt hij in zijn web. Maar hij overleeft het.

Elke dag gebruik ik een pietsie deodorant, een pietsie, want, inflatie, inflatie, deodorant is ook in prijs omhoog geschoten. Een klein rottig spuitbusje: 4 euro. Neem Becel, dat is wel niet voor onder je oksels … maar voor een voordeelpak betaal je vandaag de dag mooi 4,50 euro. Voor een potje jam maar liefst 4 euro. En in de fles siroop zit een paarmaanden geleden nog 80 cc, nu nog maar 60 cc maar je betaalt even veel als voorheen.  Alles wordt duurder behalve de bananen.

Maar de meest waanzinnige van alle prijsstijgingen is natuurlijk die van het gas. Gelukkig heb ik drie jaar geleden een gunstig contract afgesloten met Eneco, de stroomleverancier. Daardoor hoef ik nu niet te ‘boeten’ en heb ik voor het komende jaar een tamelijk lage maandtermijn. Maar in oktober 2023 loopt mijn contract af. Dan moet ik het variabel tarief gaan betalen en dat is niet mis: nù  al 350 euro per maand. Ik moet gaan sparen. Om het gasverbruik te minimaliseren is het misschien wel goedkoper om voor de winter een bungalowtje te boeken in Curacao.

Onze regering is ook lekker bezig. Er is een plan gemaakt om de gedupeerden (iedereen dus) te helpen ja,ja, nu al loopt de schuld bij vele mensen in de honderden euro’s en wees maar gerust lieve burgers: volgende jaar … vandaag over vijf maanden dus, als de schuld 4 à 5 keer zo groot geworden is, komen we jullie te hulp. Dat is dan t.z.t. een druppel op een gloeiende plaat.

De Shell en soortgelijke instanties maken nu met die hoge gasprijzen meer winst als ooit tevoren. Room die winst af overheid en geef het geld aan de mensen met de lage inkomens, die hebben het werkelijk nodig. Wat moeten al die stinkend rijke  bestuurders en aandeelhouders er mee? Die hebben toch al meer dan genoeg poen om de inflatie het hoofd te bieden.

dinsdag 6 september 2022

ZINGEN

Zingen doe ik de laatste tijd niet zo veel meer. ‘Satisfaction’ van de Stones, is de laatste song die ik meebrul … ik  ben dan nog zo stom om keihard zingend, swingend en springend ‘uit mijn dak te gaan’.  Sindsdien loop ik met kapotte knieën in de wereld rond. Uit mijn dak zal ik niet meer zo gauw gaan.

Het buurtkoor waar ik in 2015 op ga doet voornamelijk square liedjes. Samen met mijn helaas kortgeleden overleden koormaat Frans zing ik wekelijks het prachtige zeemanslied:’Jungen komm bald wieder.’ Ik heb het ook op Spottify. Als het lied langskomt krijg ik het te kwaad .. denkend aan Frans, niet zo maar een klein beetje tranen in mijn ogen, nee zij meanderen  over mijn wangen. ‘Jungen komm bald wieder.’

Huilen en zingen dat is een dingetje bij mij. Wanneer ik auto rijd en ik hoor op de radio ‘die Schöne blaue Donau'  van meneer Strauss, oooh, ik barst spontaan in huilen uit. Mijn auto moet aan de kant. Met mijn hoofd op het stuur blijven de tranen stromen. Als ik die schöne blaueDonau luid en duidelijk hoor stromen en meezing dan voel ik me weer die kleine jongen in mijn moeders armen. Mijn moeder die van geluk met mij door de woonkamer zwiert op die zalige muziek. Háár liefde stroomt ook nu weer door me heen. Dat maakt me zo euforisch. Tranen van geluk … die prachtige blauwe Donau doet me herinneren.

Met mijn treurige meest recente latrelatie zing ik. Vrolijke liederen van Cliff Richard, Boudewijn de Groot, Doe Maar, Abba, the Carpenters en nog meer middle of the road-spul . ‘Jij hebt de muziek weer in mijn leven gebracht.’ zegt zij. We zingen  een avond per week, tien liedjes per keer. Als die relatie na vijf jaar verschrompelt, zegt die vriendin met haar chagrijnige kop:  ‘We zingen nooit meer.’ Ik zeg: ‘Oké, dan  gaan we nú gelijk zingen.’  Ik kies: ‘It’s all over now.’ van de Stones. Zij kiest, ook van de Stones, voor: ’The last time.’ Nou veel duidelijker hoeft het toch niet worden. Een slappe zwanenzang. Binnen een week is de latrelatie finito.

Wat hier niet mag ontbreken is het prille begin van mijn variétécarrière. Samen met neef Kabel vorm ik in de zestiger jaren een lollig-sentimenteel  zangduo: ‘de HaJo’s.’ Kabel en ik zijn dan 15 jaar. De HaJo’s:  ‘voor àl uw lach en traan’ is ons motto. Op de gezichten van de bijna uit het leven verdwenen mannen en vrouwen (vooral vrouwen) verzorgen de HaJo’s de noodzakelijke lach en traan. Vrijwel alle verpleeghuisdirecties gaan graag met ons in zee. We doen het  (dan nog) voor niks. Gert Timmermans-liederen zingen we zoals: ‘een moederhart een gouden hart’, ‘ik heb eerbied voor jouw grijze haren’, ‘moeder huil toch niet meer’ en  ‘altijd blijf ik aan je denken’.  Maar hèt grote succesnummer van de HaJo’s is: ‘Van der Steen met zijn derde been.’ Die act gaat, de titel verklapt het eigenlijk al, over een man, met drie benen, waarmee hij kan dansen en turnen op de brug met ongelijke leggers. Sommige   patiënten komen letterlijk niet meer bij van het lachen. Bij de directie geeft dat ook weer blije gezichten, omdat er op deze manier zo wat ruimte op de wachtlijst is ontstaan.

maandag 5 september 2022

THE SWINGING SOUL MACHINE

In september ben ik altijd uit mijn doen. Dat komt omdat de scholen, de disco en het voetballen dan weer beginnen. De verlammend eenzame, maar tegelijk ook ontspannen rust van de maanden juli en augustus wordt dan resoluut gecanceld. In die septembermaand leer ik veel nieuwe mensen kennen. Voornamelijk mannen. Ik zit op een jongensschool en het voetbal is  nog honderd procent een mannenaangelegenheid. Gemengde voetbalteams bestaan niet. Alleen bij korfbal spelen ze met  gemengde teams. Mannen mogen alleen mannen en vrouwen mogen allen vrouwen dekken. Daar vind ik nou geen klote aan. Nederland wordt wereldkampioen, tsjonge jonge!  En in welke landen wordt er helemaal gekorfbald? Alleen toch maar in België, Engeland en Nederland.  Wat een prestatie om dan wereldkampioen te worden.  

Ik kan me niet herinneren ooit een leuke meid ontmoet te hebben in september. Juffrouw Potjes, dat is wel een leuke meid maar …  een van onze leraressen. Een leuke vrouw moet ik eigenlijk zeggen. Onze klas noemt haar Karolien Potjes. K. Potjes, die uitvinding is voor ons echt lachen. Voor de rector en Karolien niet. Die rector laat een stel uit onze klas op zijn kamer komen; onder wie ik. K. Potjes zit er ook. Ze had gehuild, dat zagen we aan haar ogen en haar uitgelopen mascara. We moeten ons excuus aanbieden aan haar en beloven te zwijgen over kapotjes. Dat deden we braaf.

In september gaan de disco’s weer open. Met een paar nieuwe vrienden ga ik naar Spes. Met  Fred , Hennie en Jan. We zijn dan 17, 18 jaar. En we drinken veel te veel bier. Die meiden niet veel minder. Als wij maar betalen. Zij hebben nooit zo veel geld. Gaat natuurlijk allemaal in hun kleren zitten.

Dit is september, lekkere disco, lekkere meiden, lekker dansen, twisten, shaken, rock and rollen, slijpen. En achteraf,  buiten,  lekker vrijen. Het is dan, voor zo ver ik me kan herinneren vrij droog en als het eens regent duiken we de portieken in.  Daar worden we wel eens weggevloekt. Moeten we met de broek op onze knieën weghuppelen.

 In die eerste discomaand van het seizoen komt er altijd een goeie band. Onvergetelijk deze keer. Waanzinnig! The Swinging Soul Machine. Jezus wat een band is dat! Heel Rotterdam is dol op ze. Vooral op Zuid. Zo ongelooflijk goed. Later worden ze ook nog wereldberoemd in Nederland. Ons vriendenclubje  versiert die avond toevallig een vriendinnenclubje bij elkaar. Lucia, lang, heeft nog steeds geen tietjes,  Denise is een klein en sappig meissie,  Joke, een beetje een tutje maar wel de leukste van het stel, lijkt wel een Barby-poppetje en dan  Ria,  zij is net een knul, meestal gehuld  in spijkerpak. Denise was gelijk gek op mij. Ik ook op haar.

Spooky, de zanger van de Swinging Soul Machine, hield toen ook al zijn mond dicht als de band het nummer Spooky’s day off speelde. Dat nummer zingt nu gelijk weer door mijn hoofd. Is een geweldige nummer één hit in Nederland. Voor mij kan deze  september kan niet meer kapot.

zondag 4 september 2022

DONKERE WENKBRAUWEN

Er  fietst al een minuut of vijf een vrouw voor me. Van achteren ziet ze er leuk uit. Onder haar kleine, bruin geruite herenhoedje wapperen fraaie blonde lokken.  Ze draagt een kort wit getailleerd jasje en daaronder, een lange zwarte rok, die steeds, net niet, gegrepen wordt door de spaken van haar fiets. Ze heeft een stevig rijwiel. Het frame bestaat uit dikke buizen. Ze zit een beetje vreemd op haar fiets. Haar zadel staat eigenlijk veel te laag en haar stuur te hoog. Ze fietst alsof ze op een Harley Davidson aan het toeren is.

Maar goed, ze komt vooruit èn ze blijft me nog voor ook. Ze kiest de rustige weggetjes .

We gaan precies even hard, want de afstand tussen ons blijft gelijk. Bij de Bergweg komt van rechts een auto aan racen. Omdat ze hard moet remmen, sta ik ineens naast haar.  We kijken elkaar aan en lachen voorzichtig. Een grappig rond gezichtje, bolle wangen, vrolijke bruine ogen en een brilletje met kleine ronde glazen.

Ze mompelt wat onverstaanbaars … kijkt dan weer voor zich uit en fietst verder.

‘Dat heb je nog maar net overleefd, hè?’ zeg ik,  terwijl ik haar rechts inhaal.

‘Jij gezien hebben?’, vraagt ze.

 O, ze is buitenlands. Duidelijk. Spaans zo te horen. Ik houd wat in, zodat we naast elkaar komen te fietsen.

‘Ja, die gek reed veel te hard!’

‘Ja, stomme Marokkaan,’ zegt ze.

Nou weet ik het zeker ze is Spaans. Ze drukt haar tong steeds  iets te hard tegen de binnenkant van haar bovenste snijtanden.

‘Jij niet hebben haast?’

We fietsen nog steeds naast elkaar. Ik ben in mijn korte broek.

‘Nee, het is lekker weer; ik doe het lekker rustig aan. Even naar de super.’

‘O,’ lacht ze,’ ik ook en eh, waar ik geboren, altijd is lekker weer.’

‘Ben je dan Turks, soms,’ raad ik expres fout.

‘Turks?! Ik? Nee! Waarom jij denken?’

Ik dacht, ze heeft van die mooie donkere wenkbrauwen. Ze komt vast uit Turkije.

‘Neen, ik  Argentina, ik al 20 jaar wonen hier.’ 

Ze is denk ik een jaar of veertig … en daarvan twintig jaar in Nederland … nou, dan had haar Nederlands wel wat beter kunnen zijn,  dacht ik bij mezelf.

‘Ga je echt naar de super’, vraag ik ongelovig.

‘Hmhm,’ knikt ze.

Het is vrijdag. Vroeg in de middag.

‘Jij niet werken?’

Ik ben gepensioneerd. Ik ben 60 jaar, lieg ik.

Helaas reageert ze niet met: ‘Zo ben je al 60 jaar? Dat zou je ook niet zeggen’.

Ze wil  weten of ik getrouwd ben. 

‘’Ik ben twee maanden geleden gescheiden.’

Ze vindt het maar raar dat ik mijn trouwring nog draag.

‘Ik houd nog steeds van haar, van mijn ex.’

Het gesprekje stokt. We staan inmiddels voor de super, stallen onze fietsen en zetten ze op slot. We wisselen telefoonnummers uit.

‘Ik wil je wel Nederlandse les geven.’

Dat vindt ze niet zo’n goed idee. Een beetje gepikeerd lijkt ze. Ze denkt geloof ik echt dat ze goed Nederlands spreekt. Ik had beter mijn mond kunnen houden over dat les geven …  gelukkig  belt ze me die zelfde vrijdagavond toch nog even. 

zaterdag 3 september 2022

De koning te rijk.

Van zijn leeftijden herinnert Nico zich scherper de gevoelens, dan de gebeurtenissen.  Blij, opgewekt en zorgzaam kenmerken de eerste dertien jaren van zijn leven.  Van zijn veertiende tot zijn  zevenentwintigste is hij nu eens euforisch dan weer depressief. Levendig, frivool, vrolijk en dieptreurig is hij in de periode van zevenentwintig tot vijfenzestig. De tijd vòòr zijn 14e is eigenlijk de enige stabiele geweest in zijn leven. Daarna is zijn leven  gekenmerkt geweest door grote gevoelsschommelingen.

Zijn eerste dertien jaren woont Nico in Crooswijk, de Rotterdamse volksbuurt bij uitstek. Hij gaat er naar school. Heeft veel vriendjes. De meesten zitten bij hem op school. Meestal zijn ze te vinden op het Schuttersveld, hét voetbalterrein bij uitstek. Als ze tien jaar worden gaan ze op HOV, de voetbalclub van de buurt. Hij ook. Vriendinnetjes doet hij niet aan. Nooit eigenlijk. Hij is erg verlegen. Sommige jongens duiken wel eens met meisjes de bossies  in. Dan gaat hij maar naar huis. De Donald Duck lezen of een blad uit de Leesmap. Zijn moeder vraagt hem soms wel eens boodschappen te doen. Dat vindt hij geen probleem.  Het allermooiste in die periode zijn de momenten dat de rapporten worden uitgedeeld op school. Nico heeft de mooiste rapporten. Gemiddeld een acht. Hij is de beste van de klas. Daar is hij heel trots op. Mijn moeder ook, dat ziet hij wel. Zij heeft dan blije ogen. Hij krijgt dan zoenen van haar. Ze is helemaal gelukkig dat hij zo goed zijn best doet.  Ja, die eerste dertien jaren van zijn leven zijn gelukkig door zijn vriendjes, zijn goede schoolprestaties en zijn moeder. En ook de wijk waarin hij woont maakt hem blij.

Op zijn veertiende verhuist Nico naar een andere buurt. Lombardijen, een nieuwbouwbuurt. Het huis in Crooswijk is te klein geworden. Hij gaat kapot in die buurt. Hij kent er helemaal niemand. Hoe hij vrienden moet maken weet hij ook niet. Veel anders dan naar school gaan, thuis zitten, televisie kijken en huiswerk maken, doet hij niet. Sinds hij hier woont kan hij ook niet meer leren. Rapporten met veel onvoldoendes krijgt hij. Hij blijft zitten gelijk al in het eerste jaar dat hij in die nieuwe buurt woont. Dat hele eerste jaar heeft hij geen vrienden. In het tweede jaar wel. Eén vriend. Dat wordt tot zijn negentiende een goede vriend. Nico wordt smoorverliefd op een vriendinnetje van zijn enige vriend. Zij ook op hem.  Hals over kop trouwen ze. Hij gaat werken in het onderwijs. Dat is niks voor Nico. Te mensenschuw is hij daarvoor. Hij en zijn vrouw zijn  niet lang gelukkig met elkaar, want hij gaat al binnen zestien maanden vreemd met een (veel te) jonge  leerling van hem. Toch blijven zij nog tientallen jaren bij elkaar.

Op haar dertigste, hij is dan achtentwintig, beginnen ze aan kinderen. Twee mooie, intelligente meisjes krijgen ze. Dolblij is Nico met hen. Het is de beste tijd van zijn leven ze te zien opgroeien tot mooie volwassen vrouwen. Hij krijgt geweldige schoonzonen …  en wordt opa van twee prachtige kleinzonen.

Op zijn vijfenzestigste gaat hij met pensioen en maakt zijn vrouw het uit met hem. Kort daarna ontmoet Nico een vrouw met wie hij gedurende vijf jaren een diep-treurige latrelatie heeft. Sinds twee jaar, heeft Nico Rotterdam de rug toe gekeerd. Hij heeft een klein prijsje gewonnen in de Vriendenloterij. Dat is net voldoende om een klein buitenhuisje in Raalte (Overijsssel) te kopen. Hij is daar de koning te rijk.  

       

vrijdag 2 september 2022

HELEMAAL VERGETEN

 

Als ik de wachtkamer van mijn huisarts binnenstap, zitten er  al drie patiënten op hun beurt te wachten. Een oudere man (een advocaat?), een mevrouw met een boodschappenwagentje (een pedicure?) en een bezwete sportman met een uitbundige bierbuik (een hardloper?). ‘Goedemorgen,’ zeg ik beleefd.  ‘Goedemorgen’ zeggen de anderen in koor.

‘Wie is de laatste?’ vraag ik.

‘U,’ antwoordt de advocaat, die lollig probeert  te zijn.

‘Achter wie  ben ik aan de beurt, probeer ik chagrijnig opnieuw.

‘Achter mij’ zegt de advocaat grinnikend.

‘Lul', denk ik.

Er wordt verder niks gezegd. Ik weet natuurlijk niet of ze wel wat zeiden voordat ik binnenkwam. Ik zit recht tegenover de pedicure, ik schat haar een jaar of dertig.  Ze heeft een boodschappenwagentje bij zich. Daar zit een klein hondje in. Als ik me niet vergis is het een Australische Silky terriër. Ik weet het dus niet helemaal zeker, omdat alleen dat grappige koppie boven het boodschappenwagentje uitsteekt. (Wel weet ik zeker dat het geen Duitse herder is.)

‘Mevrouw’, vraag ik, ‘wat mankeert dat kleine leuke hondje van u?‘

‘Niks!’ zegt ze op een geïrriteerd toontje, ‘ik ben hier niet voor Charlotje maar voor mezelf. Ik ga u echt niet aan neus hangen waarvoor ìk hier ben.

‘Nee, dat hoeft u ook helemaal niet te doen. Het is maar een grapje, sorry hoor, mevrouw.’

In de lectuurmand zie ik een Voetbal International liggen. Voor de rest allemaal vrouwen- en roddelblaadjes. Daar houd ik niet van. Voordat ik dat artikel ga lezen over die voetballer van 100 miljoen, kijk ik nog even vriendelijk naar het baasje van dat hondje.  Ze draait met een ruk haar hoofd weg. Nog steeds gepikeerd. Ik hoor Charlotje een beetje grommen.

Schuin tegenover me zit een gehavende hardloper, een veertiger. Met een van pijn vertrokken gezicht zit hij daar van top tot teen bezweet. Een grote sporthanddoek om zijn nek. Hij is op zijn knieën gevallen. Die zijn tot bloedens toe geschaafd.

‘Mevrouw de  Goede,’ roept de dokter. De pedicure en haar hondje stappen naar de  spreekkamer.  Blijkbaar heeft mijn huisarts er geen probleem mee dat huisdieren meekomen naar zijn spreekuur.

‘Lelijke val ggemaakt, hè?’

‘Ja die trottoirs van tegenwoordig dat is zo’n zooitje, alle tegels liggen schots en scheef. Ik struikel er over . Ik val op mijn knieën maar dat is het ergste nog niet. Ik kom lelijk op mijn rechterschouder terecht. Die heb ik al eens een keertje gebroken. Ik vrees het ergste. Verrek van de pijn.’ Met zijn linkerhand probeert hij de pijn weg te masseren.

De dokter is klaar met de pedicure. ‘Volgende keer Charlotte wel thuis laten mevrouw de Goede.’ De corpulente hardloper is nu aan de beurt. Dat schiet op. De advocaat is de volgende en dan ben ik. Alleen ben ik helemaal vergeten waarvoor ik hier eigenlijk ben.

Om de stilte te doorbreken zeg zomaar even wat tegen die advocaat: ik ben vanmorgen in de groentewinkel. Vòòr mij is een man aan de beurt. Die bestelt 5 kilo Alzheimers.. De groenteman zet 5 kilo aardappels voor hem op de toonbank en vraagt aan de man: ‘Was u verder misschien nog iets vergeten?’

donderdag 1 september 2022

MIJN LEUKSTE TANTE IS EEN NON

 

Ik hoor net dat tante Ludy is overleden. Zij is mijn meest geliefde tante.  Tante Ludy is de jongste zus van mijn moeder. In de vijftiger jaren zit ze in een klooster in Brabant. Rosmalen.  Ze is een non. Rooms-Katholiek. Ze heet ook ineens anders, we moeten haar zuster Ephraïm noemen maar aan die flauwekul heb ik nooit meegedaan. Eéns tante Ludy blijft tante Ludy, klaar!

Ze is belangrijk voor me omdat ik voel dat ze zich voor me interesseert. Dat doet me goed. Kijk, van mijn vader heb ik tot mijn dertiende nooit zo veel meegekregen. Ik zie hem haast nooit. Hij werkt hard, als  pantrybediende op cruiseschepen van de Holland Amerika Lijn. In de schaarse tijd dat hij thuis is produceren hij en mijn moeder nog één broertje en drie zusjes, dat wel. Maar meestal ligt hij,  als hij zo af en toe eens een keertje thuis is, meer bij te komen van zijn zware werkzaamheden, dan dat hij zich met zijn kinderen bezighoudt. Hij is een wat norse man, die het niet in zich heeft om de aandacht te geven, die ik als kind nodig heb; noch in woord noch in gebaar.

Mijn moeder heeft het begrijpelijk ontzettend druk met haar vijf kinderen. Ze is een heel lieve vrouw en zorgt goed voor haar kinderen maar voor echte warmte en aandacht heeft ze het gewoon te druk. Alles in en rond het gezin moet veel te ‘vlug-vlug’ worden afgehandeld. Als ik nu terugkijk denk ik wel eens dat mijn moeder méér verlangt naar aandacht vàn mij dan dat zij die aandacht kan geven áán mij.  Ik schrijf dit niet op om mijn ouders af te zeiken of om medelijden op te wekken of zo. Geenszins. Het is nu eenmaal niet anders en het verklaart hoe blij ik ben met iemand als tante Ludy . Zij is een welkome aanvulling op mijn ouders.

Tante Ludy, zoals gezegd, de jongste zus van mijn moeder, is  dan voor mij  belangrijk.  Ze schrijft me hartelijke, zeg maar gerust  lieve brieven met foto’s van haarzelf en de tuinen van het klooster. Soms kleurt ze zelf de zwart-wit foto’s, met name foto’s met bloemen, mooi in. Ze leert me ook de namen van al die bloemen.

‘Hoe gaat het op school, jongen?’, vraagt ze me en ze daagt me uit, nu ik kon lezen en schrijven ook haar eens een briefje of verhaaltje te schrijven. Of ik al goed kon keepen op de voetbalclub, wil ze weten en ze vraagt of ik haar eens kom opzoeken in Brabant. Ze heeft tijd. Voor mij alleen. Ze stelt me vragen en vertelt me dingen waar bij mij thuis geen tijd voor is.

Op de schoorsteenmantel bij ons, staat een foto van haar. Een open, vrolijk lachend gezicht van een vitale krachtige jonge vrouw. Grote stralende ogen achter een ietwat strenge bril, met donker montuur. Haar haren en oren aan het gezicht onttrokken door haar nonnenkap.

Die warmte en opgewektheid straalt ze ook uit als we zo af en toe bij haar op bezoek zijn in het klooster. Ze geniet zichtbaar van ons; ze neemt ruimschoots de tijd  voor onze verhalen. We krijgen lekker eten en drinken, geserveerd door andere kloosterzusters. Tante Ludy hoeft niks te doen als wij er zijn. (Alleen moet ze altijd tussen een en twee uur ergens gaan zitten bidden; óók als wij op bezoek zijn). Als er nog tijd voor is haalt zij een sjoelbak van haar kamertje. Met sjoelen is ze me toch fanatiek! Ze wint altijd alles. Aan het eind van een van die schaarse bezoeken krijg ik eens een doosje met een rozenkrans, met van die dikke bruine kralen. In die tijd ben ik nog een zeer vroom manneke en bid ik veel ‘weesgegroetjes’ en ‘onze vaders’ op die rozenkrans. Ik denk dan nog, dat hoe meer ik bid, hoe beter  ik mijn proefwerken maak maar helaas, dat werkt niet zo. Van al dat bidden word ik ook al geen betere keeper, zelfs al bid ik op mijn blote knieën.

Als ik naar de hbs ga verwatert het contact met haar. Ik heb het in ieder geval druk met school en zij……? Geen van beiden nemen nog het initiatief tot het schrijven van een brief.

Ik was  alweer 15 jaar als ik van mijn moeder hoor dat Zuster Ephraïm weer gewoon tante Ludy geworden is. Ze is geen non meer. Eenzaam voelt ze zich de laatste jaren. Ze denkt gelukkiger te worden door uit het klooster te treden en een gezin te stichten.  Dat is ook wat ze doet. Ze trouwt met Martin, een man die nog maar net drie maanden weduwnaar is. Drie jonge kinderen heeft hij al uit zijn eerste huwelijk. Samen met tante Ludy maakt hij nog een kind, een meisje.

Ik wil graag van haar horen waarom ze nou als non gestopt is. Ze wil duidelijk niet al te lang bij mijn vraag stilstaan, want ze zet routineus vuile kopjes, bordjes en glazen van de salontafel op een dienblad terwijl ze tegen me zegt:

‘Ach, jongen,  in het klooster doe ik niets anders dan bidden in eenzaamheid, in chagrijn, tot de dood er op volgt. Heel onbevredigend. Ik voel dat ik een bevredigender, zinvoller leven kan  leiden. Dat gevoel klop helemaal. Ik ben nu intens gelukkig, met oom Martin en onze kinderen.’ 

Na die laatste woorden stap ze resoluut met haar dienblad richting keuken. Daar moet ik het mee doen. Dat is wel duidelijk.

Nu is ze dood. 90 jaar is ze geworden. Nooit zal ik haar lieve brieven vergeten en haar guitige stralende lach. Rust zacht lieve, stralende,  gelukkige tante Ludy.

woensdag 31 augustus 2022

CORRIGEREND ONDERGOED

 Mijn zwager Ron is zestig geworden. Hij viert het samen met Karel, een vriend van hem,  die ook net zestig geworden is. Ron en Karel kennen elkaar al vijfenvijftig jaar, van de kleuterschool. Het feest is in een garagebox voor  vrachtwagens. In werkelijkheid heeft er nooit een vrachtwagen in gestaan. Het is gewoon een illegale feesttent.

Vanaf acht uur die zaterdagavond zijn  alle vrienden en familieleden welkom. De opkomst lijkt wat gering maar dat kan komen door het grote oppervlak van de feesttent. Er zijn er toch zeker al  twintig. Op het hoogtepunt van de avond, zo rond half elf zijn er 150 à 200 feestgangers.

Koffie wordt vanavond niet geschonken. Dat staat ook in de uitnodiging. Voor mij betekent dit: een avondje bier drinken, babbelen, knabbelen en swingen op  lekkere muziek.

Carolien, mijn vrouw,  zegt zo in het voorbijgaan tegen me: ‘Weinig leuke mannen, zeg!’

‘Ja, kom nou zeg, had je misschien de stille hoop vanavond aanbeden te worden door jonge godenzonen. Het is een feestje van twee mannen die de zestig gepasseerd zijn. Hun vrienden en naaste familie zijn ook allemaal tussen de vijftig en zeventig. Daarbij denk ik, dat de meeste kinderen van die mensen, niet veel trek hebben in  zo’n ouwelullenfeestje als dit. Dansen op muziek van de Stones, Beatles, CCR, Aretha Franklin, Deep Purple, The Eagles.  Ze zullen toch zeker wel wat beters te doen hebben.’

‘Trouwens,’ zeg ik tegen Carolien: ‘op een heel enkele uitzondering na zijn de dames ook niet van een oogverblindende schoonheid. Maar ik moet zeggen: de meeste dames hebben kosten nog moeite gespaard hun oude, doorgaans iets te zware lichamen een frivoler aan zien te geven. Corrigerend ondergoed verhult al veel en een jeugdig aandoend,  fleurig  M&S-jurkje,  doet de rest. Met zo hoog mogelijke pumps tonen borsten en bibs  wat pikanter; allerlei make-upjes maken de gerimpelde koppies weer frisser en jeugdiger  … gewekte illusies  … waar vanavond maar weinig heren in zullen trappen … denk ik … zelfs niet die onooglijke mannetjes van vanavond hier op het feest.

De eerlijkheid gebiedt  te zeggen, dat de meeste aanwezige heren een veel te dikke pens hebben.

‘En jij dan, Jee?’

‘Nee, te zwaar ben ik niet. Ik ben 78 kilo bij 1.85 m. Dat is toch prima?! Niet dat ik daar over wil opscheppen. Allerminst.  Hooguit onderscheid ik me daarin enigszins van de andere aanwezigen.’

Carolien valt het op dat al die feestvierende mannen zo op elkaar lijken. Het zijn er een stuk of tachtig. Net broers van elkaar … net kabouters zijn het : kleine lelijke mannetjes. Allemaal zo rond de 1.73m. Ringbaardje. Sikje. Of een sikje met snor, een zogenaamde ‘pratende kut’. Stuk voor stuk zijn ze kaal of hebben nauwelijks haar. Een puntmutsje ontbreekt er alleen nog aan … maar wat een opgewonden standjes, zeg … luid pratende en luid lachende kabouters … en dàn was het nog een avond zònder Sneeuwwitje … want vertoont zij zich aan dat stel dan heb je de poppetjes helemáál aan het dansen.

Dansen doen deze kabouters nu níét … er wordt luidkeels gezongen, terwijl ze hun handen boven hun hoofd van links naar rechts zwaaien.

 

‘De dames kan het nu feest ten einde loopt niet meer zo veel schelen hoe ze er bij lopen.  De mascara is doorgelopen; het ondergoed kan door het vele eten en drinken zijn corrigerende werk niet meer aan en die pumps zijn leuk voor hooguit een uurtje. Dat fleurige jurkje is eigenlijk wat aan de krappe kant voor dit uur … dit uitbuikmoment … maar een kniesoor die daar op let. De dames en heren zingen en zwaaien nu samen; ook Carolien en Jee doen enthousiast mee:

‘Een beetje verliefd …’

Nog vele jaren Ron en Karel!

dinsdag 30 augustus 2022

DUTCH TAAL MAKES ME CRAZY, MIJ.

 Twee weken geleden ontmoet ik Ali in de sportschool. We zijn  aan het crossen. Naast elkaar. Onze blikken, vriendelijk, kruisen elkaar. Voor de grap zeg ik, dat hij me toch niet meer kan inhalen.

‘Sorry? don’t understand ... English  please’.

‘It's a joke.’: ‘You will never pass me.’

Het is blijkbaar niet zijn humor en ik moet ook toegeven: ik ben wel eens lolliger geweest. Maar goed.

We stappen zo’n beetje tegelijkertijd van het cross-toestel af. Allebei flink bezweet. We stellen ons aan elkaar voor. Ali is hier voor het eerst. Ik sport hier al jaren bij Life Line.  We nemen wat te drinken:  hij koffie, ik thee.  We praten wat.

Ali blijkt een zesentwintig jarige asielzoeker uit Irak. Hij, zijn vrouw en zoontje van vier zijn gevlucht. Voor grove gewelddadigheden. Ali kwam op zijn vlucht, in april 2021,  eerst in Kenia en daarna in Duitsland terecht. Zijn vrouw en zoontje  zijn blijven hangen in Kenia, waar heel veel Irakese vluchtelingen zitten.

Voorlopig zit Ali veilig in Nederland. Per 1 januari jl krijgt hij een voorlopige verblijfsvergunning voor de duur van een jaar. Zorgeloos kan hij onmogelijk zijn zolang zijn vrouw en zijn zoontje nog niet bij hem zijn.  

Hij zit werkloos in een tweekamerflatje, om de hoek bij de sportschool. 'Dutch taal’ leren en een beetje sporten is eigenlijk het enige wat hij te doen heeft. Werk heeft hij niet.

‘Work, difficult, very difficult.’

‘ Je zou ook vrijwilligerswerk kunnen doen.’

‘Yes, but also very, very difficult. I talk Dutch taal very bad ... only English a bit ... so not kan  doen volunteerwork!’

Ali en ik spreken af om elkaar geregeld te gaan zien. In principe een uurtje per week. Gaan we alleen Nederlands praten.

‘Dutch taal makes me crazy, mij.’

Het resultaat van zijn jaartje worstelen met de taal is nul komma nul. Terwijl hij toch echt niet dom is. Hij heeft een soort hbo-opleiding ICT gedaan; hij is superslim met de laptop. Maar: ‘Dutch taal torture is for Ali'

Hij werkt zich om de andere dag twee a drie uurtjes in het zweet op de sportschool. Ondanks het sporten en zijn wekelijkse  uurtje Nederlands, verveelt hij zich stierlijk. Vrienden of familie in de buurt heeft hij niet Hij staart wat uit het raam van zijn flatje,  met uitzicht op een saaie straat. Af en toe rijdt een fietser voorbij; af en toe ruisen de bladeren van die ene boom. Alleen als de basisschool uit gaat bruist het straatje; op die momenten is het daar vrolijk en levendig. Het moment waar Ali volop van geniet. Het stemt hem enerzijds vrolijk, anderzijds voelt hij dan extra het gemist van zijn zoontje en zijn vrouw. Op deze basisschool had die kleine Memmed kunnen zitten. In groep één. En wie weet, zou hij dan, na schooltijd, moe maar opgewekt naar zijn vader rennen en hem in zijn armen springen.

maandag 29 augustus 2022

DE SLIMSTE MENS

Het duurt meer dan een jaar voordat ik Linda weer zie. Ik pik het niet als ze haar avondeten laat staan. Nee, het gaat anders. Als ze me zegt dat ze haar eten niet meer lust, sta ik beledigd op, zeg helemaal niets, pak haar bord van tafel en sodemieter alles wat daar nog op ligt in de vuilnisbak. Het is toch zo’n heerlijke paella, al zeg ik het zelf. Ik heb er nog wel zo mijn best op gedaan. ’Je hebt je vanmiddag zeker weer vol zitten vreten aan de chocola?’ Die laatste opmerking van mij maakt haar woedend. Ze pakt haar jas, haar tas en stapt de deur uit. ‘Ik ben een volwassen vrouw, hoor Jee. Geen kind meer.’ Roept ze me na.

Die zie ik morgen wel met hangende pootjes terug komen of ze belt, of mailt, denk ik. Geen probleem. We hebben een latrelatie. Veel  spullen van haar liggen nog bij mij:  tandenborstel, huidcrème, onderbroeken, pyjama, lippenstift, eyeliner,  kam, spiegel, opmaakspullen, shampoo en nog  zo wat. Maar mailen of bellen doet ze niet. Ze komt ook niet terug. Zelfs niet op hangende pootjes. Ook de volgende drie dagen verneem ik niks van haar. Dan, denk ik, stuur ik haar maar een mailtje. Ongelezen krijg ik het retour. Het mailadres zou niet bestaan. Nou ja …  ik heb er wel duizend naar dit adres gestuurd. Allemaal aangekomen. Direct nadat ik het mailtje terug krijg bel ik naar  haar mobiel. Ik krijg haar voice mail niet eens; alleen maar de ‘in gesprekstoon’. 

We hebben  wel eens meer, héél wat meer, ruzie gehad en tot nog toe is het altijd met een sisser afgelopen. Die keer dat ik het haar kwalijk neem dat ze als een hooligan op de bank zit te springen en te juichen, omdat ze een vraag van ‘de slimste mens’ goed heeft geantwoord. ‘Ik ben de slimste! Ik ben de slimste van allemaal!’ Kraait ze uit. Ik denk dat ze gek geworden is en zeg dat ook. ‘Ik houd helemaal niet van die uitzinnige flauwekul.’

Jezus, wat is ze dan kwaad! ‘Het is maar een grapje hoor, Jee. Jij hebt geen gewoon gevoel voor humor.’   Ze heeft daarna vier dagen lang geen woord met me gewisseld. Om weer vrede te sluiten, zeg ik haar maar dat ik niet begreep, dat het een grapje was. Ik zeg er niet bij, dat ik het een infantiel grapje vind.

Ik informeer naar Linda bij haar vriendinnen, buren en bij winkeliers in de buurt. Slechts één winkelier heeft haar met een grote rolkoffer richting het metrostation zien lopen. Van niemand hoor ik dat ze met die rolkoffer weer thuis is gekomen. Ik moet dus aannemen dat ze nog steeds weg is. Onbekend waarheen.

Als ik bijna een jaar niks van Linda gehoord heb, maak ik kennis met een andere, aardige vrouw. Annemarie heet ze. Ze woont in de buurt, is tien jaar jonger dan ik, dat wel,  maar daar heb ik helemaal geen probleem mee. Voorlopig willen Annemarie en ik nog niet aan een latrelatie; vriendschap doen we voorlopig.

Annemarie en ik zitten op een bankje in het  park. Daar komt een vrouw aangelopen, achter een maxi cosi. Het is Linda. Ze geven elkaar een warme hug en kusjes. Ik stel haar voor aan mijn vriendin. Linda showt ons haar mooie dochter. Diana. Drie maanden oud. Haar vader heeft duidelijk een kleurtje. Linda is een poos met hem samen in de USA. Zij krijgt heimwee naar Rotterdam ... vertrekt … en hij blijft alleen achter in the States.    

zondag 28 augustus 2022

EEN HOOG PROMILLAGE

Met collega’s  Hans en Ineke,  ga ik wat drinken. Bij Dudok op de Meent. Dat is vlak om de hoek bij de zaak.  Het is kil, 11 graden,  guur windje en het  miezert.  We duiken zo snel mogelijk de ‘kroeg’ in.  Blijkbaar hebben we alle drie wat weg te werken want we ‘duiken’ op de alcohol. Hans, en ik  nemen een Westmalle Triple, Ineke neemt een rood wijntje.   Proost! We hebben vanmiddag te horen gekregen van de directie, dat  ons werk blijft bestaan maar dat we met z’n allen overgaan naar een nieuwe werkgever.  We hebben het er bij Dudok nog even over en we vertrouwen het zakie wel. De ondernemingsraad is immers akkoord. Dat hoor ik graag, want ik zit zelf in de OR.

‘Ik geef een rondje, jongens (ook Ineke spreek ik per abuis zo aan); zeg het maar. Ik neem nog een  Westmalle Triple.  Hans en Ineke nemen ook nog eens hetzelfde, hoewel hun glas nog half vol (of half leeg).

Hans, kan het niet laten de ondernemingsraad nog eens een veer in de kont te steken. Beetje overdreven … hij zit nu zelfs al een beetje te lallen. Hans gooit daarna hals over kop zijn anderhalf biertje achterover en geeft zijn collega’s nòg ‘n rondje. Dat gaat wel erg snel allemaal.

‘Zal ik een portie bitterballetjes bestellen,’ vraagt Ineke, ‘we zijn zo aan het hijsen, dan kan een bodempje geen kwaad.’ Die derde Westmalle komt bij mij flink aan. D’r zit gauw zo’n 10% alcohol in dat bier. Ik voel het goed zitten. Moet stoppen. ‘Jongens en meisje’ zeg ik nu braaf: ‘ik ga er vandoor.  Ik ben op de fiets. Als ik nòg meer drink gaat het niet goed meer .’

Ik stap op m’n fiets en …  ja, hoor … al binnen de 100 meter word ik door een politiewagen tot stoppen gedwongen. 

‘Heeft u gedronken meneer? U bent noga aan het slingeren.’

‘Ja, ik heb wel iets gedronken. Maar niet zo veel.’

Die agenten willen overduidelijk naar binnen. Ze vinden het met dit weer niet leuk om buiten te moeten werken. Ik ben hun excuus om naar binnen te gaan.

’Blaast u hier maar even, meneer.’ 

Shit, het was 0.75 promille! Mijn fiets wordt gelijk in de politiewagen gezet. Ik moet ook mee: ik word opgesloten in de arrestantencel. Voor één nachtje.  Mag nog wel mijn vrouw even bellen.  Boos is ze niet.. Ze moet er ook wel een beetje om lachen; vindt me een beetje dom.

Maar het  lachen vergaat haar als ze een maand later de uitspraak van de rechter hoort, enige maanden later. Honderdtachtig gulden boete of één dag gevangenisstraf. Ik heb geen zin om zoveel geld uit te geven voor die stommiteit van me. Ik ga wel een dagje zitten.

Enige weken later staan er geheel onverwachts twee politieagenten voor mijn deur om me mee te nemen naar de gevangenis. Ik moet gelijk mee. Uitstel is niet mogelijk. Maar ik kan deze dag helemaal niet weg. Deze dag is mijn huishouddag … mijn vrouw is in Utrecht op haar werk … ik moet vandaag  voor de kinderen zorgen.

De agenten kijken me meewarig aan: ’Tsja, dan zult u de boete voor het rijden onder invloed contant met ons moeten afrekenen: 230 gulden. Dat is inclusief de toeslag van 50 gulden voor onze bemoeienis in dezen.’

Dan moet ik maar betalen; kan niet anders. Geen rooie cent heb ik in huis. De heren agenten bieden vriendelijk aan om mij naar het dichtstbijzijnde postkantoor te brengen met de arrestantenwagen. (Schaam me rot voor de buren.) Ik geef de agenten het geld. Tijd om me weer terug naar huis te brengen hebben de heren niet.

zaterdag 27 augustus 2022

ZELFKASTIJDING.

Vanaf het moment dat ik weer klaarwakker ben, snap ik mijn eigen gedrag niet zo goed meer. Zoals  gewoonlijk ga ik om een uur ’s nachts naar bed. Doe eerst nog de hele riedel met mijn tanden: stoken,  ragen, poetsen.  Pillen slikken natuurlijk en omdat het nog zo warm is in de slaapkamer ga ik in een sportbroekje onder  een laken liggen. Ik val onmiddellijk in slaap. Doch binnen het uur ben ik alweer klaarwakker … letterlijk klaar wakker: zo fris als een hoentje. Alsof het acht uur in de ochtend is. Zo stap ik ook mijn bed uit.  Door mijn hoofd spoken nog fragmenten van twee dromen. In de ene droom heb ik ruzie met een duivelse jong ventje dat me van mijn balkon wil gooien. In de andere droom probeert  een leuke man, van mijn eigen leeftijd, mij te verleiden.

De jonge duivelse man heeft me al naar mijn balkon op de 16e étage gesleurd en probeert me op te tillen om me over de balustrade te kieperen. Ik worstel me los en sla hem met het wasdroogrek, dat om zijn nek vast blijft zitten. Zo kan hij het balkon niet af. Ik wel en ren de keuken in en pak kopjes, borden en glazen om naar zijn kop te smijten. Het gekke is dat dit alles in alle stilte gebeurt. Geen gerinkel, geen gekerm, geen gescheld. Ik sluit hem nu buiten op het balkon op.  Hij doet verwoede pogingen om los te komen van het droogrek. Tot mijn schrik probeert hij nu op de rand van het balkon te klauteren. Hij zal toch niet gaan springen?  Dat is wel het laatste wat ik wil. Ik doe de balkondeur open en zeg hem dat hij daar mee moet stoppen, dat ik dat niet wil (maar dat hoor ik mezelf niet zeggen). Hij doet (met lachend gezicht) zijn eigen zin en springt met het wasrek nog om, over het balkon. Vallen doet hij niet! Als een grote prehistorische vogel verdwijnt hij zwevend in de richting van het meer. Terwijl ik hem nakijk sta ik in de scherven. Ik voel er niks van. Bloed aan mijn voeten. Bloed op het balkon. Schuldbewust om het verdwijnen van de duivelse jongen kastijd ik me. Maar pijn heb ik niet.

Wat zie ik nu? Een paar handen aan de buitenrand van het balkon. De handen trekken iemand op. Een mooie man. Ik blijf mezelf kastijden, stomp als een bokser tegen mijn eigen gezicht. Mijn hoofd wordt bloederig en blauw.  De mooie man springt op het balkon. Hij houdt mijn vuisten vast, zodat ik mezelf niet meer kan slaan. Gelukkig heeft hij schoenen aan zodat hij geen last heeft van de scherven hier. Aan het bewegen van zijn lippen zie ik dat hij me iets zegt. Zijn lieve, blauwe ogen kalmeren. Met een gulle, uitnodigende lach brengt hij mijn handen naar zijn reeds hard geworden plasser ... ‘Neen,’ schud ik, ’neen, doe maar niet’. Vanaf dat moment snap ik mijn eigen gedrag weer wat beter. In slaap.

vrijdag 26 augustus 2022

EEN RESORT VAN RUST

De verhuizing naar mijn nieuwe woning, gaat gemakkelijk. Ik neem het ameublement  en de (ronde) eethoek  van de volkstuin mee, en abonneer me weer op de Volkskrant. Ik wil per se trouw blijven aan die krant, trouw tot in den dood.  Vijfenzestig ben ik dan en ik heb de Volkskrant nu al vanaf mijn negentiende.  Een prima krant, artikelen op niveau over sport, literatuur, politiek, nou ja eigenlijk alles wat er in een krant moet staan en dan staat het er voor mij ook nog eens in goed en prettig Nederlands. Er is eigenlijk maar één ding aan te merken op de Volkskrant en dat is dat die krant zich nauwelijks bezig houdt met Rotterdam, Feyenoord, Sparta, Excelsior, Crooswijk en het Oude Noorden. Het is duidelijk een 020 krant. Voor Rotterdams nieuws zou ik eigenlijk het AD moeten nemen maar die krant vind ik alleen al op een afstandje niet zo lekker ruiken. Ik kan voor het 010 nieuws natuurlijk ook naar Radio Rijnmond gaan zitten luisteren. Ik heb dat toen ik hier pas woonde wel geprobeerd. Hier ben ik pas begonnen met radio luisteren. Vermoeiend vind ik Radio Rijnmond. Die lui, die daar programma’s maken,  geven mij de indruk dat ze dorpsverslaggevertjes zijn. Ze overschreeuwen zich ook te veel naar mijn zin. Voor wat de actualiteitenprogramma’s betreft dan. De culturele programma’s zijn wat relekster en voor mij beter te verteren. Irritant is dat er een hoog ‘de leukste thuis’- gehalte bij de programmamakers doorklinkt.     

Met een gehuurd verhuisbusje en de hulp van Suwak verplaatsen we al mijn spulletjes  van het Oude Noorden naar Prinsenland. Ik hoef maar weinig aan dat nieuwe huis te doen. De oude huurders laten veel liggen. Het meeste mag ik zo maar voor niks hebben. Voor een paar spullen moet ik wat betalen, alles bij elkaar niet meer dan 400 euro voor een koelkast, een kookplaat, een deurmat,  een rolgordijn in de keuken en  een douchegordijn (in de douche).  Behangen hoef ik niet en door het hele huis ligt nog gave vloerbedekking. De grootste uitgaven zijn mijn nieuwe aankopen: een prachtige door Suwak handgemaakt kast in de vorm van een contra bas; kost me  600 euro. Dat lijkt erg duur maar deze schoonheid van een kast is het dubbel en dwars waard. Ik koop ook een lekkere luie stoel (zo eentje die je in verschillende standen kan zetten) van ex-Oude Noorden buurman Hans. Daar moest hij 400 euro voor hebben. Die 400 vind  ik aanvankelijk nogal duur. Maar ik zit er nu al meer dan zeven jaar op, de ene dag wat langer dan de andere maar  altijd even relaxed, dus hij is het geld zeker waard geweest.

In vergelijking met de buurt waar ik zeven jaar geleden  nog woonde is dit Prinsenland een hemels oord van rust en regelmaat. Het is dat ik beter weet maar anders zou ik denken dat ik hier alleen op de wereld was. Medemensen kom ik nauwelijks tegen, noch op koude noch op de warme dagen. Desalniettemin heb ik mijn ogen wijd open.  Voor sociaal contact met mijn mede-wijkbewoners sluit ik me aan bij een koor, een sportschool, een kaartclub en een bridgevereniging.  In het woelige, drukbevolkte Oude Noorden zou ik nooit op het idee gekomen zijn om dergelijke gezelligheid te ondernemen. De verhuizing ging makkelijk en nu is er de verrukking over Prinsenland, dit weldadige resort van rust.

donderdag 25 augustus 2022

SCHRIJVEN IS NIET ECHT LEUK

 schrijven is niet echt leuk

 

het drijft me naar de donkerste  plekjes van mijn onderbewustzijn

mijn grootste angsten mijn diepste verlangens

lang ben ik in trance

bibber en huiver

gevangen in herinneringen aan achtervolgen pesten dwalen slaag

ik mag er niet zíjn - gevoel dat overheerst

 

ik weet

ik wil

met je

spannende lijf

mooi bruin

sierlijke lange benen

strakke volle billen

puik figuur

bovenal lekkere tietjes

jammer alleen van je lelijke kop

waar geen zinnig woord uit komt

 

mijn psychiater zegt me

schrijf zulke woorden liever niet op

 

het gevoel iets gedaan te hebben

dat niet door de beugel kon

houdt me in een wurgende greep

grom grimmig om het grove dat ik schreef

eens geschreven blijft geschreven

woensdag 24 augustus 2022

EEN LIEVE HOND

’Verraaiers zijn het! Hoe weet nu iemand uit een andere buurt dat dit mijn hond is? Het moeten wel bekenden zijn.  Kan niet anders. Als ik er achter kom wie, dan vil ik ze!'

‘Goedemorgen, bent u mevrouw Meesterse? vraagt de politieagent.

‘Ja, hoezo?’

‘Is dat uw hond, die  daar achter u staat en met ontblote tanden tegen mij staat te grommen?

‘Ja, dat is Wodan, hè lieverd … mijn hond.’

‘Zou u Wodan even naar een ander vertrek willen brengen, zodat wij even rustig kunnen praten?’

‘Kom, Wodan, kom, met vrouwtje mee, ga maar even hier in de keuken zitten, hè schat. Vrouwtje komt zo weer, hoor.’

‘We hebben ernstige klachten over uw hond, mevrouw. Hij heeft vanmorgen om 10.09 uur een aangelijnde hond, een Lancashire Heeler, een nogal duur rashondje, aangevallen in de  Ridder de Gyonstraat. Wodan heeft dit hondje verschillende malen gebeten en het diertje is uiteindelijk om 10.43 uur  aan zijn verwondingen overleden.’

De Anatolische herdershond van Debbie Meesterse, maakt, als hij naast zijn baasje loopt een rustige, ontspannen indruk. Als hij eens kans ziet om uit de tuin van zijn baasje te ontsnappen, jaagt hij  duiven, meeuwen en poesjes op. Die zijn hem tot op heden altijd te snel af. Dat deert hem niet want hij gaat onverdroten voort met andere noodzakelijke bezigheden: snuffelen hier, snuffelen daar, plasje hier, plasje daar en dat liefst zo hoog mogelijk.  Ja, Wodan is een grote met zijn flankhoogte van vijfentachtig centimeter en dan weegt hij ook nog eens vijfenzestig kilo.

Eigenlijk is ons binnenterrein verboden voor honden. Dat weet Debbie ook wel ‘maar’ zegt ze, ’ik kan er toch ook niks aan doen als Wodan de tuin uitglipt. ‘Trouwens,’ zegt ze ‘wees maar niet bang dat ie op het binnenterrein poept; Wodan poept alleen maar in de hondenuitlaatzone, daar loop ik elke ochtend voor zevenen met hem naar toe.’  Dat laatste liegt ze, want meerdere bewoners zien Debbie regelmatig, 's ochtends vroeg in haar peignoir het  tuinhekje openzetten: ’Kom, Wodan, kom, ga maar  lekker  jongen, toe maar,’ spoort ze het beest aan.

‘U krijgt een boete van tweehonderd euro voor het, los laten lopen van uw hond en honderdtwintig euro omdat uw hond in de RDG-straat die Lancahire Heeler heeft doodgebeten.

Dat kan ik niet betalen. Ik heb alleen maar bijstand.’ jammert Debbie.

‘Doe Wodan dan voortaan een muilkorf om, mevrouw Meesterse.’ zegt de agent.

‘Geen denken aan … muilkorven … over mijn lijk! Dat wordt Wodan zijn dood. Hij is zo lief. Stelletje verraaiers … rondbazuinen, dat Wodan een moordenaar is … er is voor mij geen lievere hond op de hele wereld.’

‘Er zijn getuigen. Die hebben verklaringen afgelegd.  Ze hebben van begin tot eind gezien hoe Wodan het kleine hondje toetakelde … ze konden niets doen … het was in een halve minuut bekeken.' Vanuit een tuin zijn nog foto's gemaakt van de afslachting.

 

Spelende kinderen op ons binnenterrein hoeven niet bang te zijn voor Wodan en dat zijn ze ook niet.  Hij doet op zijn manier enthousiast mee met een stel voetballende jongens en staat soms een tijdje onnozel te kijken bij knikkerende kinderen. Ruikt hij dat er ergens  iets gegeten wordt, dat hij ook lekker vindt, dan maakt hij heel duidelijk dat ie ook wel wat lust … als hij niks krijgt druipt hij teleurgesteld af … maar meestal heeft hij wel succes met zijn gebedel.  Als het lekker warm weer is  zoals vandaag zoekt hij een grotere kastanjeboom op en gaat hij  lekker in de schaduw liggen pitten.

Plotseling is de rust van het nazomerende, loom dommelende binnenterrein veranderd in een kakofonie van  angstgeluiden:  opgewonden geblaf, kattengekrijs,  kindergeschreeuw en  –gegil; schrille geluiden van vogels, die geschrokken een goed heenkomen zoeken. In het centrum van alle rumoer staat Wodan met zijn kop boven een klein, kronkelend, bebloed zwart wit lapjeskatje. Nog mee geblaf en gekrijs.

‘Wat doe je, Wodan, wat doe je godverdomme….’, Debbie is ook wakker.

Wodan pakt het poesje in zijn bek en maakt met zijn kop snelle wilde krachtige bewegingen; zo breekt Wodan het nekje van het kleine beestje.

De harde geluiden verstommen. Met tranen in hun ogen kijken enkele buurtbewoners, die dit zwerfkatje de laatste jaren onder hun hoede hadden genomen naar de gruwelijk aanblik van wat rest van het beestje. Kinderen gaan spontaan in een kringetje rondom het poesje zitten.

Debbie loop schuldbewust, huilend naar huis; de verwijtende blikken priemen in haar rug. Wodan ligt een paar meter verwijderd van het kinderkringetje, zachte piep-jankgeluiden te maken. Als Debbie haar tuin in verdwijnt staat hij op en volgt haar spoor.  

dinsdag 23 augustus 2022

LIEGBEEST

 Gaat het nou een beetje, jongen?

‘Ik zit in een dal. Nergens zin in. Dus ook niet in zaken die ik normaal tussen neus en lippen door afhandel. Zoals het boren van een gaatje in een betonmuur, voor een plugje, voor een haakje,  voor een schilderijtje. Daar zie ik nu huizenhoog tegenop …  gek,hè? …tegen zoiets simpels. Als ik lekker in mijn vel zit is ‘t zo gepiept en nu wordt zo’n gaatje een obsessie … en maar lopen dubben  of ik het beter morgen dan vandaag kan doen …  ook in verband met het weer en of ik het eerst met mijn eigen middeleeuwse boormachine moet proberen of dat ik maar gelijk die supersonische betonboor (Hilti) van buurman Otto moet  gaan vragen. Om kort te gaan, zaagde hij zijn benen af … (neen niet echt) …  dit karweitje wordt op de lange baan geschoven. Het gaat in deze treurnis natuurlijk niet alléén maar over het boren van gaatjes! Daar heb je per slot van rekening ook nog de tandarts voor.

Ha, buurman, hoe maakt u het?

'Eigenlijk zit ik met al mijn sociale activiteiten in een diep dal. Nooit last mee gehad. Nu kan ik haast niks meer áán. Klaverjassen, ballet, politiek, wandelen, verjaardagsvisite … alleen al bij het horen van die woorden sla ik op tilt.

Is het dan alleen maar kommer en kwel?

‘Met een wandeling, in mijn eentje door het park, heb ik geen enkel probleem.' Ik hoop alleen geen bekenden tegen het lijf te lopen, die vragen, hoe ik het maak. Heel goed bedoeld natuurlijk maar een waarheidsgetrouw antwoord krijgen ze niet van mij. Het is namelijk noch zus noch zo met mij. Hoe ik het echt maak houd ik voor me.  Na zo’n vraag zuig ik het antwoord uit mijn duim. Zo ontmoette ik gisteren in het park m’n oude oud squash-maatje Reinier. Hij vraagt hoe het gaat, waarop ik ter plekke een antwoord verzin:

‘Geweldig, kom net terug uit Gelderland.  Heerlijk gewandeld op de Veluwe bij Epe. Gebivakkeerd in een Nivonhuis. Er is daar ook een zangkoor. Heel gezellig. Elke avond zingen. Kan ik helemaal niet! Maar toch meegezongen. Socialistische strijdliederen zoals ‘Morgenrood’, ‘de Internationale’.‘

Nou,’ onderbreekt  Reinier mijn verhaal, ’leuk je weer eens gezien te hebben, goser. Hé, eh, Ik moet gaan … tot gauw … k’ep  zo een afspraak.’

Kijk, wat ik dan zo vertel, zou best eens waar kunnen zijn, daar niet van. Het klinkt dan uit mijn mond ook best aannemelijk. Alleen: het is gelogen.  Niet dat ik daar nou zo op kick, maar onwillekeurig neemt mijn liegbeest in me het van mij over.

En dan is, wat ik Reinier op de mouw speldt, nog maar peanuts. Tegen ex-buurvrouw Beb, die ik in het bos tegenkom, huil ik krokodillentranen, omdat mijn vrouw  me heeft laten zitten. Mijn vrouw is hoteldebotel van de student, die bij ons op de trap woont. Vijftien jaar jonger dan zij, die knul!

Beb heeft met me te doen. Ze neemt me mee naar haar knusse stulpje.  We eten een boterhammetje en drinken kopjes groene thee. Liefdevol troost ze me:’ Kom maar een paar nachtjes bij mij slapen’.  ‘Nou, dat zou Bep wel willen.’

Maar nu heb ik toch echt mezelf bedot.

maandag 22 augustus 2022

TE GOEDER TROUW.

Tinus:

Ben jij eigenlijk wel te goeder trouw, hè?  Eerlijk gezegd betwijfel ik dat sterk.

Rinus:

Neen heus, beste man, heus, dáár hoeft u echt niet aan te twijfelen. Als er hier werkelijk  iemand te goeder trouw is, dan  ben ìk dat wel.

Tinus:

Ha! Hahahaha! Dat kan iedereen wel zeggen van zichzelf. Maar dat heeft natuurlijk geen enkele bewijskracht. Toch?

Rinus:

Als ik bij mijn oma op bezoek ben en zij gaat, helaas, noodgedwongen naar de toilet, dan neem ìk niet stiekem wat speculaasjes uit haar koektrommel, oh nee, ik zou het waarachtig niet durven en als ik het wel zou durven: dan zou ik het dus gewoon niet doen. Zo ben ik niet! Ik ben immers te goeder trouw!

Tinus:

Bewijs?? Jaaahaaaa, bewijs het maar eens; dat ken je  niet, hè? Dus ik mag aannemen, beste man,  dat, ook al sta  je moederziel alleen in een juwelierszaak … geen verkoper te zien … geen camerabeveiliging … nog steeds te goeder trouw dan zeker, hè?

Rinus:

Nog steeds te goeder trouw. Ik zweer het. Het komt niet in me op mijn zakken hier te vullen. Zo zit ik niet in mekaar, hoort u, zo zit ik absoluut niet in mekaar. Het zou me wel heel bijzonder van ú tegenvallen als ú in deze kwestie niet te goeder trouw zou blijken te zijn en er bijvoorbeeld zomaar vandoor zou gaan met een flinke hand kostbaarheden. Zou u dat werkelijk doen of maak ik hier een fatale denkfout ten aanzien van uw mogelijke gedragingen in een onbemande, onbeveiligde juwelierszaak.

Tinus:

Wel zeker dubbel en dwars, wel zeker zou ik dat doen. En niet slechts één maar wel twee van deze grote handen vol zou ik meenemen.

Rinus:

Ohhh, wat valt me dàt vreselijk van u tegen, meneer. Weet u, weet u? U stònd alleen in die winkel. Maar … als bijvoorbeeld iemand als ik ook in die winkel zou staan, zou ik u zonder enig pardon bij de lurven vatten grijpen en bij het politiebureau afleveren. Zo! Kom nu even!. Ik laat toch niet zo’n noest arbeidende juwelier van zijn handel  beroven en al helemaal niet door zo’n te kwader trouw mens als u willens en wetens bent. Neemt u me niet kwalijk, zeg.

Tinus:

Niet kwalijk … niet kwalijk … ik neem dit je honderd procent kwalijk! Je trekt nu wel heel halsstarrig van leer. Waarom heb je mij niet uit laten spreken in dezen. De juwelier krijgt binnen het uur van mijzelf, in hoogsteigen persoon, te horen dat ik twee handen juwelen heb kunnen meenemen, door ‘s mans eigen nalatigheid. Meneer is namelijk zelf niet in zijn zaak aanwezig.

‘Houd de politie er buiten, juwelier,’ zeg ik hem, ’dan kom ik u vandaag nog al de juwelen weer terugbezorgen, meneer de slordige, onvoorzichtige, ondoordachte juwelier. Een gewaarschuwd man telt immers voor twee. U dacht misschien met een dief te maken hebben gehad, meneer de juwelier. Maar die gedachte was dus niet juist. Hoewel misschien  toch ook weer wel. U zult mij uw hele leven blijven herinneren als de dief, die te goeder trouw was, beter nog:  te beter trouw!' 

Rinus: 

Maar vertel me nu eens oprecht, beste man,  die juwelen, die ik laatst voor heel veel  geld en, jawel, te goeder trouw van u kocht, om mijn lieve vrouwtje mee te verblijden. Zegt u mij eens eerlijk, hè … dat waren toch zeker te goeder trouw gestolen sieraden?

Tinus:

Ik zou haast zeggen……nee, ik zeg het je gewoon: ‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.  Zo, steek die maar in je zak. Als je  die tenminste hebt.'