dinsdag 22 februari 2022

MOOIER DAN IK WILDE DROMEN

 

Op het moment dat ik, over mijn vrouw  Ineke heen,  het  bed in stap krijg ik opeens zin in een nachtelijk avontuurtje met die lieve  Lucia. Ik wil dromen over haar. Probeer, zo vlak voor het slapen gaan, haar slanke lijf, haar zachte, vriendelijke gezichtje, haar steile, glanzend-zwarte haar voor me te zien. Ik voel de warmte van haar  schouders, haar rug, haar armen. Zachtjes knijp ik even in haar stevige, ronde billen. Met beide handen streel ik haar buik, haar heupen. Woel door haar schaamhaar. Die volle borsten van haar .. zo heerlijk. Met mijn vingertoppen masseer ik zachtjes de hard geworden tepels. Ik schuif mijn onderlichaam naar voren en prop het dekbed tegen me aan. Ik heb een stijve. 

‘Oh, liefste’, kreun ik van binnen.

‘Oh, lieve schat’

   Dan krijgt Ineke een verschrikkelijke hoestbui. Van schrik lig ik in een mum van tijd weer met een slappe lul. Met een ruk komt Ineke omhoog, neemt een slokje water, een stophoestje en ze valt weer als een blok in slaap.

   De schrik maakt plaats voor schuldgevoel over de ontrouw-fantasie. Ooit fantaseerde ik volop over Ineke. Zoals ik destijds háár in mijn spinsels liet genieten, verwen ik nu Lucia… en mezelf. Lucia, van oorsprong een Griekse, is niet ouder dan veertig geworden. Ze is zeven jaar in Nederland; ik  ken  haar een jaartje, via mijn werk.   Ineke is vierenvijftig; we delen al meer dan dertig jaar lief en leed. Ze is lief, zorgzaam. Net als ik. Hoewel … wat betekent dat nu eigenlijk nog: ‘lief en zorgzaam’, als je je naast je vrouw zo ligt op te geilen op een ander!?

   Ik woel me op mijn linkerzij en ben weer zorgeloos met Lucia. Zorgvuldig zoekend naar de juiste Nederlandse woorden hoor ik haar lage, enigszins hese stem zeggen, dat ik zo echt, aandachtig en zorgvuldig ben. Haar kleine bril met donker montuur zet ze af, waardoor ze nog wat zachter, warmer, dichterbij is. Ze is er blij om te horen, dat ik het naar mijn zin heb in mijn nieuwe baan. Aandachtig luistert ze naar mij en moedigt mij, met kleine uitnodigende knikjes aan, verder te vertellen. Ik praat enthousiast over een voorstelling van cabaretier Hans Teeuwen, zeg haar dat ik het heel leuk zou vinden om samen met haar eens naar het theater te gaan. Even streel ik haar kleine smalle hand, die ik nu voor de tweede keer tijdens mijn verhaal op mijn bovenbeen voel. Een warme tinteling gaat door mijn lijf.

   Het is inmiddels half twee en nog slaap ik niet. Ik heb een ontzettend droge mond. Ga naar de badkamer voor een paar slokken water. Doe gelijk  een plas in de wasbak en kan met moeite de neiging onderdrukken om mezelf te bevredigen.

   Ik stap weer in bed over de luid snurkende Ineke.  In slaap vallen, wil ik nu. Maar de begeerte blijft.

Een half jaar geleden zijn Lucia en ik voor het laatst bij elkaar. Bij haar thuis lunchen we. Ze is alleen, haar kinderen zijn bij haar ex. Ik heb een zelfgebakken bruin broodje meegenomen. Ze heeft dolmakadia’s, omelet met feta, en baklava’s klaargemaakt; de heerlijke geur van tijm en koriander belooft nòg meer lekkers.

Toen moet ze al ziek zijn geweest. Ik merk het aan haar borsten; ze voelen wat slapper aan.

    Lucia wil graag nog eens met mij naar Griekenland. Haar land laten zien. En ik zeg spontaan, dat ik met haar ga. Later bedenk ik me dat ik het niet kan maken om Ineke hier alleen achter te laten. Zoiets is allesbehalve ‘echt, zorgvuldig en aandachtig’.

   Maar Griekenland gaat niet door. Wel voor Lucia.. Ze is daar nog maar net aangekomen, in Athene, als ze in een ziekenhuis moet worden opgenomen. Borstkanker … uitgezaaid; de operatie mag niet meer baten.

   Het wordt nu echt veel te laat. Ik neem een slaappil. Het duurt even voordat die pil  werkt. Ik voel dat ik wegzak maar onwillekeurig ben ik weer met Lucia. Drie maanden is het al weer geleden, dat ze stierf. Ze legt haar hoofd op mijn schouder, plukt aan mijn borstharen en vertelt  over de ondragelijke pijn op het laatst. Ze voelt zich heel alleen zonder mij. Dan pakt ze mijn hand en legt die op het litteken van haar linker borst.

‘Oh, liefste’, hoor ik haar kreunen.

‘Oh, lieve schat.’

    Met dat beeld moet ik in slaap zijn gevallen, want mijn volgende herinnering is Ineke, die me om  7 uur  ’s ochtends wekt met koffie. 

Uitgerust, fit en energiek ben ik. Heb niet gedroomd. Wat gebeurde, was mooier dan wat ik wilde dromen.

maandag 21 februari 2022

>WAT ZOU JIJ DOEN?

Met Eunice, die heftige storm van vorige week, is bij mij op de galerij, vlak voor mijn deur, wat komen aanwaaien.  ’s Ochtends vroeg als ik mijn ontbijt aan het klaarmaken ben zie ik het pas liggen: een deurmatje. Laat maar lekker liggen, denk ik. Zo’n noodsituatie zal dat niet veroorzaken, een weggewaaid matje.  Het zal in de loop van de dag wel opgehaald worden door de rechtmatige eigenaar.  Bovendien heb ik die dag wel wat anders en leukers te doen: IFFR-filmpjes bekijken bijvoorbeeld.  Na de lunch kijk ik nog even  vanuit de keuken naar buiten. Naar het heien voor de flats in aanbouw. Naar de op het schoolplein spelende kinderen  (wat maken ze toch een lawaai tegenwoordig).  Touwtje springen is helemaal populair nu bij de meisjes.  Verreweg de meeste jongens zijn aan het voetballen. Mijn bek valt zo wat open als dat matje daar nog steeds ligt.  Niks aan doen.  Ik ga verder met filmpjes kijken. Toevallig zie ik die middag de beste film van alle, die ik  gezien heb:  ‘The worst person in the world’. Hij draait nu ook al in Lantaren Venster in Rotterdam. Geweldige komedie. Ga dat zien! Ik ga aanstaande woensdagavond nog een keer zien.   

Als ik rond zes uur even een volle vuilnisbakzak naar de restafval container ga brengen, is het matje (het is een soort kunstgrasmatje) keurig tegen mijn voordeur aan gezet. Dat is mooi, denk ik. Dan neem ik dat ding gelijk mee voor in de container. Het matje had inmiddels toch al lang opgehaald kunnen worden. Opgeruimd staat netjes. Wat zou jij doen?

De volgende dag vraagt Tina, mijn naaste buurvrouw, of ik dat matje soms naar binnen heb gehaald. Zij heeft het namelijk tegen mijn deur aangezet … ‘dan ligt het tenminste niet in de weg op de galerij,’ zegt ze. Het matje blijkt van Seema, de (Afghaanse) buurvrouw te zijn. Zij is de hele dag niet buiten geweest . Angst voor de storm. De dag na de storm gaat ze er weer op uit en gelijk mist ze natuurlijk haar matje.  Ik ga haar maar gelijk vertellen hoe de vork in de steel zit. Dat valt nog niet mee want ze verstaat en spreekt nauwelijks Nederlands. Ze begrijpt wonderwel wat ik bedoel, als ik naar  de plaats wijs waar het matje lag en ‘sorry’  zeg  en ‘weg’.  Ik bied haar geld aan om een nieuw deurmatje te kopen maar dat wil ze niet.  

Even later staat Seema bij mij voor de deur met een  stuk kunstgras en een stanleymes in haar hand. Ze maakt me in gebarentaal  duidelijk dat ik het kan goedmaken als ik daarvan een nieuw passend matje voor haar snijd.  Dat lukt nog ook. Voor de zekerheid proberen Seema en ik het nog even uit: op dit nieuwe deurmatje is het prima voeten vegen.

zondag 20 februari 2022

BLAFFENDE HONDEN (2)

 

Blaffende honden (2)

Ik zit daar nog geen kwartier achter me bier of uit dat huis waar dat wijf net naar binnenging komt een enorm gespierde donkere vent naar buiten met diezelfde pleurishond.” 

   Weer zwaait Sanne-Jan met de stok, geeft die een enorme zwieper en Bruto ijlt er achteraan. In een mum van tijd is de hond terug; met de knuppel tussen zijn kaken geklemd.

   “Af.”

   “Grrrrrrr”

   “Gaat af”

   “Grrrrrrr”

Sanne-Jan sjort, trekt, rukt, wrikt maar hij geeft geen millimeter toe.

   “Af, gaat, af!”

   Sanne-Jan tilt het dier nu omhoog aan de stok die het beest tussen zijn kaken heeft geklemd.

   “Grrrrrr….” Het kwijl stroomt zijn bek uit. Maar hij houdt vast en Sanne-Jan nu ook. Zijn baasje gaat nu met hem slingeren; naar voren naar achteren naar opzij links en naar opzij rechts …

   “Grrrrrrr, grrrrrww, grwwww,

en dan laat hij los

   “Grrroewf, grrroewf.,” flarden kwijl slaan in Sanne-Jan’s gezicht.

   “Zit!”  

   “Dus, omdat toevallig die ene mooie blanke vrouw met pitbull een donkere partner heeft, hebben alle mooie blanke vrouwen met pitbull een donkere partner. Is dat wat je wil zeggen?

    “Oké, ik overdrijf misschien. Niet alle maar dan toch zeker bijna alle …….’

   “Zullen we samen eens op een mooie zondagmiddag op een bankje gaan zitten in het park en gaan tellen hoeveel koppeltjes donker-pitbull we zien lopen? Negen van de tien zei je, hè?”

   “Ach, schei toch uit man, met dat slappe wetenschappelijke gelul van je. Misschien is het wel acht van de tien, daar wil ik van af wezen; je weet toch dat ik graag een beetje overdrijf. Moet je kijken daar: staat weer zo’n klootzak met zijn pleurishond op ons voetbalveldje. Ik heb toch zo de pest heb aan dat soort figuren. Hij laat dat gevaarlijke rotbeest maar vrij rondrennen, schijten en zeiken, waar onze kinderen straks lopen te ballen.” 

   Bruto zit braaf. Sanne-Jan slaat hem op zijn kont.

   “Ga los.”

   Hij moet  eerst even  rennen, daarna doet hij pas wat. Hij verdeelt het heel  eerlijk tussen beide delen van het voetbalveld. Piesen doet hij tegen de cornervlaggen op de ene helft,  poepen in een van de doelen.  Sanne-Jan staat geleund tegen een paal met  het bord ‘verboden voor honden’. Als Bruto zich weer bij hem meldt,  lijnt hij hem weer aan en loopt langzaam  in de richting van de bankjes een eindje verderop, waar twee oudere heren druk met elkaar in gesprek zijn. 

   “Maakt het jou echt wat uit of die jongeman blank of donker is?

   “Nee, man, wat maakt mij dat nou uit! Je denkt toch zeker niet dat ik een racist ben. Neem nou maar van mij aan:  het zijn gewoon altijd kleurlingen, altijd.”

   “Dan moet ik je nu toch teleurstellen. Kijk, daar, die pitbull, ja, die is gitzwart maar zijn eigenaar is een bleekscheet. Mag ik je even voorstellen: mijn schoonzoon Sanne-Jan en zijn hondje.’

‘’Sanne-Jan, dit is meneer van der Zee, een kennis van me.”

   “Voor jou is het ‘ome Karel. Pittig beesie, hè? Ik kan hem toch zeker wel aaien? Of ben ik dan gelijk mijn hand kwijt, hahaha.” 

 

zaterdag 19 februari 2022

BLAFFENDE HONDEN .....

“Geloof me nou Koos, negen van de tien keer loopt er een donkere kerel naast.” 

“Nou, is dat niet een beetje overdreven, Karel? Ik zie soms ook wel eens een mooie blanke vrouw met een pitbull lopen.

   “ Ja, dat heb ik ook wel eens gezien en toen dacht ik bij me eigen, hé, d’r loopt geen donkere vent naast die klote hond, hoe ken dat nou mogelijk wezen? 

Sanne-Jan laat z’n hondje uit. Nou ja, hondje, het is een pitbullterriër. Klein maar dapper en bovenal gemeen vasthoudend. Als hij eenmaal een menselijk ledemaat tussen zijn kaken heeft geklemd, is er een chirurgische ingreep voor nodig om dat daaruit  los te krijgen. Bruto loopt rechts naast Sanne-Jan, kort aangelijnd. In zijn linkerhand heeft Sanne-Jan een halve honkbalknuppel; de andere helft is al door het beest vermorzeld. Bij het bord ‘Verboden voor honden’ maakt Sanne-Jan zijn levensgevaarlijke viervoeter los van de riem en geeft hem een stevige tik op zijn kont.

“Grwoef, Grwoef,” blij over zijn bevrijding zet hij het op een spurten.  De op het grasveld grazende ganzen worden door Bruto opgejaagd en vliegen paniekerig  gakkend op; hoog opspringend heeft hij er nog bijna een te pakken ook. 

“Kijk daar nou? Een blanke vrouw met een pitbull? Nou, dat zal ik je precies vertellen, jongen. Die honden zijn namelijk ook te koop voor blanke Nederlanders, zoals jij en ik. Inderdaad, ik zie zo veel donkere mannen en vrouwen lopen met een pitbull en óók blànke jongens … met van die opgepompte armen en borsten. Ook mijn schoonzoon, een tamelijk tengere Hollandse jongen heeft er trouwens een.”

 “Hier, Bruto, hier!” Sanne-Jan zwaait met de halve knuppel.

 “Grrrf, Grrrf” hij springt tegen Sanne-Jan op, zo hoog hij kan,

 “Zit,”  Braaf zit de hond te wachten op wat komen gaat. Maar het duurt hem te lang.

“Grauwoef, grauwoef’

Sanne-Jan zwaait met de stok en Bruto springt er naar; hij wil de stok nu al pakken. Dat kan  niet en dat mag nog niet.

“Ga af”

De hond staart grommend en kwijlend naar Sanne-Jan.

''Braaf zo”  

 “Hoor je mij soms zeggen dat die teringhonden niet gekocht mogen worden door blanken?! Ze doen het gewoon haast niet. Maar ik wou je wat vertellen over dat mooie wijf dat ik laatst zag met dat beest. Ik dacht, ik ga effe achter dat mokkel aan. Beetje spionneren, weetjewel. Ik zie haar op de Kroes- eh Kruiskade ergens naar binnen gaan. Nou, dan kan het al haast niet meer missen hè? Ik denk: kom, ik ga effe een pilsie pakken in een kroegie daar tegenover. Vroeger was dat een gezellig bruin café; tegenwoordig is het donker bruin. Ik zit daar nog geen kwartier achter me bier of uit dat huis, waar dat mooie wijf net naar binnenging, komt een enorm gespierde donkere vent naar buiten met diezelfde pleurishond.”

vrijdag 18 februari 2022

ZWAANSHALS

 

Het Oude Noorden is toch helemaal geen wijk voor jùllie! Wij willen daar gaan wonen. Het is dan 1970. Familie, vrienden vinden het maar niks: ‘Jullie zijn van die artistieke, intellectuele types. Wat moet je met al die drugsverslaafden en asocialen daar? Het kan er nogal eens ruig aan toe gaan.’

Mijn vriendin Carola en ik hebben in die wijk een huisje ‘onder de huurwaarde’ op het oog. De huurders die nu in dat huis zitten, vragen 1500 gulden overname. Voor een aftands bankstel, versleten gordijnen en een gammele salontafel; alles bij elkaar nog geen stuiver  waard. We betalen maar, want anders kunnen we fluiten naar dat huis; op het Zwaanshals.  Dertien gulden per week is de huur. De huisbaas heeft nog wel één voorwaarde: Carola en ik moeten zo spoedig mogelijk trouwen! Huisbaas Arie duldt geen hokkers in zijn pand.

Carola en ik zijn zo volgzaam om aan die voorwaarde te voldoen. Binnen het halfjaar trouwen we. Niet dat we er rouwig om zijn: we zijn dolgelukkig met elkaar maar we hebben het nog nooit over trouwen gehad.

Zelf beschouwen we ons allerminst als artistiekelingen.  Ja, we kleden ons wel in ’flower power’-stijl.  De gemiddelde Oudenoorderling doet daar niet aan; die houdt het onopvallend. Wij kléden ons dan wel meer als hippy’s maar in ons hart voelen we ons één met de wijkbewoners.

We kennen de wijk nog niet zo goed. Het ons wel duidelijk dat het Oude Noorden een arbeiderswijk is. Duidelijk wat minder sjiek dan het poenerige Hillegersberg, de wijk waar mijn vrouw vandaan komt. Ik zelf kom van IJsselmonde; daar  woont  van alles door elkaar. Vooral voor Carola is het een hele overgang maar zij voelt zich van meet af aan meer thuis in het Oude Noorden dan in haar oude ‘rijke pikkenbuurt’.

Het Zwaanshals is een florerende winkelstraat. Binnen honderd meter van onze voordeur zitten drie slagerijen, drie bakkerswinkels, twee groenteboeren, vijf kroegen, een politiebureau, een boekenwinkeltje, een autospuiter (mijn huisbaas), een dansschool en een sigarenmagazijn, waar ik altijd mijn shag en vloeitjes  koop.

Gerard en Theo

Gerard en Theo, zestigers, zijn de mannen van de sigarenzaak. Ze zijn een even onafscheidelijk als onvergetelijk duo. Gerard is de eigenaar van de zaak. Theo zijn trouwe, niet zo snuggere hulp. Gerard is rijk, slim en zwaar lichamelijk  gehandicapt. Hij heeft geen armen en benen.   Pienter kijkt hij uit zijn kleine waterige oogjes. Hij  heeft een geruite pet op en uit zijn mond steekt altijd een sigaar. Theo zijn taak is het om zo af en toe de as van die sigaar in de asbak of op straat te pinken. Als de sigaar bijna op is, trekt hij de sigaar tussen de lippen van zijn baas weg. 

Gerard zit in een rolstoel. Van zijn schouders tot op de voetensteun, bedekt een geruite deken zijn lijf.  Op de plek waar normaal gesproken Gerards bovenbenen zouden zitten, staat nu de winkelkassa. Na elke verkoop zegt hij, met zijn robotachtige stemgeluid, het bedrag dat Theo met de klant moet afrekenen. Hij rekent ook voor Theo uit hoeveel geld hij aan de klant terug mag geven.  

Door al het werk dat hij doet voor Gerard, met name door het jarenlang jaar duwen van diens rolstoel, is Theo enigszins misvormd. Zijn bovenlichaam vormt met zijn onderlichaam een hoek van  bijna negentig graden.

Beide heren zijn nogal tragisch aan hun eind gekomen. Gerard  door een brute roofoverval. Op vijftig meter van de sigarenwinkel; nog geen honderd meter van hun huis, wordt hij gewurgd met het koord waarmee de kassa om zijn nek zit. Die arme Theo kan helemaal niks uitrichten. De sigarenzaak moet dan sluiten.

Zonder Gerard is zijn leven zinloos. Nog geen half jaar later komt Theo in het naburige Verzorgingshuis ‘Stoppenein’ om het leven. Hij heeft de hand aan zichzelf geslagen. De  moord op Gerard wordt nooit opgehelderd.

 

Er zit niks anders op: ik zal naar een andere sigarenzaak moeten uitkijken voor mijn Drum en Mascotte.  Het zal wel een stuk verder lopen worden.

donderdag 17 februari 2022

CLINICLOWNS

 

Wat bleef er voor  Harrie anders over dan te proberen  clown te worden. Als buurtwerker, leraar Frans, boekhouder,  controller, amateurtoneelspeler is hij mislukt. Steeds weer moet hij met de staart tussen zijn benen vertrekken.  Hij is een notoire querulant … altijd maar weer ruzie , nu eens met zijn naaste collega’s dan weer met zijn leidinggevenden.  Nu zit hij in de bijstand … daar kan hij niet van rondkomen. Dus besluit hij te gaan bijklussen … als clown, alleen moet hij nog een partner vinden … … hij wil namelijk als met zijn tweeën gaan werken.  Niet zó maar een gewoon clownsduo: hij wil in ziekenhuizen gaan werken voor doodzieke kinderen. En in verpleeghuizen voor bijna terminale ouderen. Daar schijnt veel vraag naar te wezen de laatste tijd. Dat is dankbaar werk, makkelijk ook en leuk. Die kinderen en oudjes zitten zo in de shit, dat ze al lachen om een scheet.  Een clown in een ziekenhuis  werkt  nooit alleen. Er zijn altijd  minstens twee clowns.  Harrie gaat op zoek naar een humoristische partner. Daartoe zet hij een advertentie in de Havenloods:  ‘Clown zoekt clown’ Er komen tientallen brieven op. De een nog grappiger dan de ander. Maar eigenlijk allemaal niks. Op één na. Een stemmige ‘rust in vrede’ kaart, waaruit, als je die openklapt, een engeltje flapt, dat een boertje laat. Dat is de kaart van de enige serieuze kandidaat: Patrick. Op het kennismakingsgesprek bij Harrie thuis komt  Patrick aanlopen met paarse zwemvliezen, een maxi-luier en een Feyenoord-shirtje. Op zijn kop heeft  hij een rasta-pruik. Het klikt gelijk tussen die twee.

Allebei werken ze niet meer. Harrie zit in de bijstand. Patrick in de WAO. Hij heeft zich helemaal kapot gewerkt. Van zijn zestiende tot zijn vijftigste heeft Patrick bij de RET tramrails lopen schoonmaken.  Van hun uitkeringen kunnen ze niet rondkomen.  Als clownsduo willen ze een leuk centje bijverdienen. Wat zou zo’n act nou opleveren?  In Google zoeken ze het op: het ligt bruto tussen de 1.000 en 15.000 bruto per maand. Ligt er aan hoe goed je bent. Hoe beter hoe meer.

Na twee weken oefenen zijn ze er klaar voor. Het eerste optreden van de Hapa’s  is in het Maria Kinderziekenhuis. Het schuift honderd euro bruto. Op kamer 136 bij Loretta, doen ze hun act. Loretta heeft hersentumor. Ze is zeven jaar en heeft een kaal hoofd. Er gaat een slangetje in haar neus; in haar arm zit een infuus. Naast haar bed staat een apparaat rustig te knipperen.

De Hapa’s komen de kamer van Loretta binnen. Ze mimen en jabberen. Ze lopen in oranje overalls, hebben een paarse clownsneus. Op hun hoofd hebben ze, als hoedje, een geranium. (Loretta moet dan al lachen.) Patrick loopt een paar minuten, met onwijs grote stappen, kakelend heen en weer in de kamer (Loretta lacht weer) tot Harrie hem tegen houdt en wijst naar zijn geraniumhoedje. Zijn geranium moet water. Patrick pakt de plantenspuit uit zijn overall en spuit in de richting van de geranium maar op die plant komt niks terecht … alles in Harrie’s gezicht … alles … (Loretta komt haast niet meer bij)………Harrie gromt dan boos …

Nou, zo gaat de act nog even door ... het wordt steeds kolderieker.  Loretta’s dag kan niet meer stuk dankzij het veelbelovende debuut van de bijklussende Harrie en Patrick ofwel de Hapa’s.

 

woensdag 16 februari 2022

OSSENKOPSTUUR

 Mijn fiets kan ik nog net kwijt tussen een plark dronkemanskots en een reuzachtige dobermannspinchershoop. Ik moet hier, bij die viezigheid,  toch echt even stoppen om mijn regenpak aan te trekken. Het is vrij kil, deze zondagochtend.  Er staat een stevige zuid-westenwind. Kort na mijn vertrek  begint het te miezeren. Ik fiets vanuit hartje Rotterdam naar Zuid. Altijd als het regent kies ik de route door de Maastunnel. Dan zit ik tenminste nog 5 minuten droog op mijn fiets Vervolgens ga ik  over de voormalige Europoortspoorlijn richting Rockanje. Dat is echt een lekker  fietspad; geen auto in de buurt, dus ook geen gore uitlaatgassen.  

Er zijn vanmorgen weinig mensen actief. Joggers en wielrenners zijn op  de vingers van twee handen te tellen en dat gedurende een fietstocht van bijna twee uur. Het zal wel aan het weer liggen; het wordt steeds druileriger.

Ik ben zelf geen wielrenner. Dat wil niet zeggen dat ik op dit soort tochten niet stevig doorfiets. Vooral sinds ik een speciaal stuur heb. Een ossekopstuur. Een ovaalvormig stuur, dat met de punt schuin omhoog midden op een  gewoon fietsstuur staat.  Voor de ellebogen zijn er speciale steunen gemonteerd. Door met beide handen dat stuur hoog vast te houden en rug  zo ver mogelijk  te krommen, ontstaat een houding die snel fietsen bijna afdwingt. Dat doe ik dan ook; zeker met de wind mee. Maar … een wielrenner ben ik  beslist niet. Ik kies er voor om steeds een andere route te fietsen. Dat betekent dat ik me heel afhankelijk opstel van de door de overheid geplaatste wegwijzers. Eigenlijk moet ik dat toch wat minder doen. Vandaag had ik daar achteraf spijt van. Ik volg, op de terugweg, keurig de borden richting Rotterdam …  nog 9 kilometer wordt op zeker moment aangegeven … dan splitst de weg zich in één deel schuin naar links en één deel schuin naar rechts. Ik mag zelf kiezen … kies de verkeerde dus  en ben een halfuurtje natter thuis.

In feite kom ik altijd nat thuis. Ik zweet als een otter als ik lange afstanden fiets. Sokken, onderbroek T-shirt en jack moeten  bij thuiskomst worden uitgewrongen. Bijna ben ik thuis als ik mijn vrouw, zie wegfietsen. Hééééé schreeuw ik, wat ga je doen?  Ze gaat naar het huis van Loes, haar vriendin.Haar poes eten geven. Loes is op wintersport.

Thuis ga ik gelijk (zo heet mogelijk) douchen, daarna relaxen onder de zonnebank dan schone kleren aan. Goed dat ik gefietst heb vandaag: ben moe en ontspannen tegelijk. Het is vanmiddag mijn kookbeurt. Altijd op zondag. Vandaag staat op het menu: ossenhaas met rode kool. Ik weet dat mijn vriendin het niet zo heeft op rode kool.  Maar ik weet  zeker, dat die verrukkelijke ossenhaas alles goedmaakt.