Posts tonen met het label uitbuiken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label uitbuiken. Alle posts tonen

donderdag 5 september 2024

Serie: Rotterdamse bios in de 60's & 70's. Deel 16. Kleine Koos.

Het is nu half zes. Over drie kwartier start de verkoop voor de eerste avondvoorstelling. Tijd genoeg dus om nog even een beetje te sporten in de filmzaal. Petra gaat met Marja op de ruimte vlak voor het filmdoek badmintonnen. Martin en Gerrit trappen een balletje in de gang tussen twee stoelenrijen. Nu kon dat nog, dat sporten in de bios. Na de geplande renovatie, als er meerdere filmzalen zullen worden gerealiseerd in dit pand, zal er geen ruimte meer voor zijn.


Lenie en de geile tweeling kiezen ervoor nog even wat te roken en uit te buiken in de personeelsruimte.

De eerste avondvoorstelling van Saturday night fever is zowat uitverkocht. Op de altijd rumoerige zaterdagavond wordt, voor de zekerheid altijd een beveiligingsmannetje ingehuurd. Dat is Koos. Hij is gehuld in een imposant uniform. Het is echt ‘een mannetje’. Hooguit een meter vijfenzestig groot en bijna even breed als hij lang is. Hij oogt zo sterk als een gorilla. Een aardige vent, hoor, nooit te beroerd om bij gebrek aan een portier te helpen bij de kaartverkoop. Dan vraagt hij aan de wachtenden of ze gereserveerd hebben, hoeveel plaatsbewijzen ze willen en dat geeft hij al zingend op populaire of zelf verzonnen melodietjes door aan de kassière. Hij heeft zo’n mooie basstem! Hij is een zangcarrière misgelopen.

Zingend vraagt hij iedereen met gepast geld te betalen. Daarbij staat hij op een groentekist, die hij, toen hij met dit werk begon, zelf van huis mee had genomen. In de winter zet hij voor zijn groentekistje een straalkacheltje neer om de ijspegels die steevast onder zijn neus hangen te laten ontdooien.
Op dat groentekistje ziet iedereen in de rij die kleine Koos tenminste ook staan.


Morgen Deel 17: Kleine Koos (2)

vrijdag 4 augustus 2023

LEKKERE BOTERHAMMEN.

 Ik heb echt zin in boterhammen met wat lekkers. Ik ben niet  van plan om véél te eten maar als ik eenmaal bezig ben … Ik begin met een extra gevulde rozijnenbol van de Jumbo. Dan een boterham met paardenrookvlees, eentje met pindakaas, een dubbele met kaas en marmiet en tenslotte twee enkele met hagelslag. Ik heb er nog niks bij gedronken. Dus neem ik een glas melk … nog steeds sterf ik van  de dorst … nòg een glas dan maar… ik kan wel blijven drinken.

Eerst maar even mijn eten laten zakken. Ondertussen lees ik de krant. Voor het eerst in mijn  leven voel ik wat ‘uitbuiken’ is … Jezus wat een uitpuilbuik krijg ik. ’t Wasecht veel te. Had er niet zoveel mèlk achteraan moeten klokken.

 

O, shit, helemaal vergeten, vanmiddag moet ik sporten, nee …  over een uurtje al … ik heb afgesproken met Sjoerd … we zouden een rondje Kralingse Bos doen …. 5 kilometer joggen; maar als ik me straks nòg zo klote voel als nu, dan ga ik hem mooi afbellen.

Niet alleen mijn buik maar ook mijn aderen bollen op …vooral die aderen op mijn handen worden per seconde dikker. Mijn lijf kan die grote voedseltoevoer niet aan. Mijn riem zit al los maar dat is nog niet genoeg … mijn broek moet uit … die zit veel te strak … ik krijg pijn in mij buik …  sterf ook nog steeds van de dorst … word misselijk.

Zitten lukt niet meer … ga liggen op de bank … ja …dat verlicht … laat een paar scheten … dat lucht op

Dat doe ik nóóit meer: zo veel eten, drinken. Vanmiddag sporten kan ik wel schudden. Ik ga Sjoerd afbellen.

‘Ik spreek nòg eens  met je af!,’ snauwt Sjoerd. ‘Je kan toch  beter ná het sporten eten, man!?’

‘Ja, ja, je hebt gelijk Sjoerd,’ zeg ik schuldbewust, ‘het is niet zo slim van me.’

Sjoerd revalideert van een hamstringblessure en zou het vanmiddag weer eens rustig aan gaan proberen ...  samen met mij … 

‘Zullen we dan morgenmiddag …’ probeer ik nog.

‘Ja, dahhag, ik gá gewoon vanmiddag, hoor, daar heb ik me nou al helemaal op ingesteld … dan maar in mijn eentje, dat zal best lukken!’

‘Het spijt me,  Sjoerd, volgende week woensdag dan maar weer?’

‘Nou, als ik de training van vanmiddag goed doorkom ga ik volgende week weer trainen. Om precies drie uur ga ik lopen. Ik merk wel of jij er dan bent. Afspreken met jou heeft toch geen zin.  ‘t Is niet de eerste keer … nu eens heb je dit dan weer dat … overigens: sterkte jongen, ik hoop voor je dat je het allemaal binnen kan houden.’

Dat laatste lukt dus niet … ik heb mijn darmen uit mijn lijf staan kotsen … het lag denk ik toch níét aan de hoeveelheid …. die paardenrookvlees, zie ik later op de verpakking,  was ver over de houdbaarheidsdatum … had ik niet gecheckt ... had er niet aan geroken.