Mijn kleinzoon Bent is vandaag 11 geworden. Van één tot vier uur ben ik welkom op zijn verjaardag. Heb twee cadeaus voor hem. Het ene is nog een kerstkado. Ik gaf hem toen het boek ‘Gozert’ dat ie al had. Ik heb het bij Donner geruild voor: ‘De sterkste jongens van de hele wereld.’ Dat had hij nog niet. Zo te zien was hij er nauwelijks blij mee. ‘Zo is hij nu eenmaal’, dacht ik. Maar toen hij het tweede cadeau kreeg, een Robux-kaart, glommen zijn ogen en zei hij wel drie keer, achterelkaar ‘dank je wel, opa’. Ik had hem meer macht gegeven in zijn favoriete game.
Broer Marcus (6) kwam de woonkamer in. Ik moest denken
aan de laatste keer dat ik hem zag. Niet in levende lijve maar op een appje.
Daarop stond een video met de rap ‘Monkey Island’ die hij ter plekke zat te
‘componeren en te zingen’. Heel goed voor zo’n jong ventje.
Ik stak er gelijk de loftrompet over. Hij keek me aan met
een mengeling van trots en verbazing. Hij bloosde ook licht en keek een beetje
van me weg.
Er werd op chocoladetaart en op (Dudok!) appeltaart getrakteerd.
Mmmmm. Voordat het echt druk werd vroeg ik of zoon Ralf al in de Popbijbel van
Rotterdam gelezen had. (Die had ik hem met kerst cadeau gedaan).Nog niet dus.
Hij had alleen zichzelf even vlug vlug opgezocht. Hij staat er in met de andere
bandleden van Face Tomorrow.
David, een vriend van Ralf, net binnen, was constant aan het woord. Hij was ‘het niet te
stoppen middelpunt van de mannenvisite’. Ik maakte daar, o zo graag, geen deel van uit.
Ik gebruikte in de plaats daarvan de tijd even om met m’n ex Winny over ditjes en
datjes te babbelen. We hebben het over Henk, die plotseling overleed, over de
krantenartikelen van haar zus, en over de drievoudige moord in IJsselmonde, haar oude
werkgebied.
Winny is inmiddels klein, oud en mollig èn … ze is nog even vriendelijk en slim. Een leuk mens. We zouden begin
maart met z’n allen naar een grappige Turkse stand-up comedian gaan.
Waarschijnlijk kan ze niet mee omdat ze kort daarvoor aan haar
linkeroog geopereerd wordt. Nog even afwachten dus.
Het was inmiddels vier uur. Tijd om op te stappen.
’Dag allemaal’, zei ik en zwaaide iedereen gedag.
‘Dag alleen,’ zei David, heel gevat en hij wendde zich snel weer tot zijn mannengroepje.