Het gaat best goed met Toon (78). ‘t Is stil bij hem thuis. Sinds zijn vrouw is overleden, slaapt hij alleen niet zo best. Hij valt meestal binnen een kwartier in slaap maar na anderhalf uur, midden in de nacht, ligt hij weer klaarwakker.
We lopen samen op in de richting van de markt.
Ook al schrikt hij midden in de nacht wakker, toch gaat hij er uit, zet een kopje thee en beluistert een cd. Maar slapen, lukt niet meer.
Het is wat ongewoon. Zo midden in de nacht. Meestal slààp ik dan ook nog. Anders zou ik (74) hem gewoon bij mij thuis uitnodigen voor een slaapmutsje. Why not?
't Is of hij mijn gedachten kan lezen ... hij vraagt mìj op de koffie. Op een christelijke tijd: vanavond om half acht. Hij gaat straks gelijk twee tompoezen kopen.
Toon woont op de achtste, dat weet ik zeker. Op welk nummer precies, weet ik niet meer. Was het 842 of 844? Op goed geluk bel ik aan op 842. Het duurt nogal lang voor er wordt open gedaan. Hier hebben ze vast niet op bezoek gerekend. Aarzelend gaat de deur open. Door het allerkleinste kiertje word ik bekeken. Ik word kennelijk vertrouwd. Zij doet glimlachend de deur verder open.
‘Dag mevrouw, Ik heb afgesproken met Toon’. Zij blijft glimlachen. ‘Toon: een lange man … een kop groter dan ik’, wijs ik aan met hand een stuk boven mijn hoofd.
Oh Jezus, zou ik dan op het verkeerde adres hebben aangebeld?
‘Toon heeft zo’n klein grijs sikje, net als ik,’ wijs ik weer. Ze blijft me vriendelijk aankijken en schudt van nee.
‘Toon woont in het huis hiernaast, op nummer 844’.
‘Oh, sorry, mevrouw, nogmaals sorry’.
‘Geeft niet, hoor meneer’.
Klokslag half acht sta ik bij Toon voor de deur. Ik word heel vriendelijk onthaald en krijg een rondleiding langs de grappige verzamelingen van hem en zijn overleden vrouw. Een verzameling marionetten. Dinky toys. Opgezette zangvogels, groot en klein, uit alle windstreken … in een iets te krappe vitrine. Met zo’n verzameling vogels in huis, zou ik, denk ik, ook niet zo lekker door kunnen slapen.
De tijd bij Toon gaat verrassend snel voorbij. Om tien over half acht zitten we al aan de tompoezen.