dinsdag 13 februari 2024

VALENTIJNSDAG 2024.

Het zit me al een aantal jaren flink dwars: het ‘Valentijnsprobleem’.  Wat is nou precies voor mij, als man zijnde, de bedoeling van deze veertiende februari? Een bloem , een kaart, een roos geven aan je vrouw, je vriendin. Of aan een leuke meid. Maar is het wel zo zeker dat zij mij dan ook zo leuk vindt? Misschien vindt ze me wel een grote lul. Ja, dat zou toch ook best kunnen … zelfs op valentijnsdag! Ook dacht ik wel eens aan wat te geven aan een leuk collegaatje, maar in negen van die tien gevallen krijgen die al wat van hun eigen relatie.

Ook dit jaar benauwt het me weer. Ik zou zo dolgraag wat geven aan iemand maar ik zou niet weten aan wie. Want ik vind dat er een heleboel vrouwen zijn die zo’n berichtje verdienen. Die ik het ook zo van harte zou gunnen! Nu ik er wat langer over nadenk zijn dat eigenlijk wel de meeste vrouwen waar ik in het dagelijks leven zo mee te maken heb. Maar … ik heb inmiddels wel begrepen, dat het niet de bedoeling is om naar een aantal vrouwen tegelijk valentijnskaartjes of zo  te sturen.

Terwijl ik zo zit te peinzen komen er wèl een stel namen bij me op van vrouwen met wie ik absoluut, nooit en nimmer, iets met valentijn hoef te doen. Neen, die namen ga ik natuurlijk niet noemen maar …. dat zijn er niet zo veel als de namen van de vrouwen met wie ik wel graag wat zou ‘valentijnen’.

Wat ik ook denk te weten is welke vrouwen géén behoefte hebben om iets van mij te krijgen. Als ik er per ongeluk toch naar enkelen van hen kaarten zou sturen, zouden ze die denk ik meteen, met een vies gezicht nog wel, onmiddellijk  verscheuren. En enkelen van hen zullen schamper lachen bij het lezen van mijn wens en mijn naam. Anderen zullen mij weer een ‘hopeloze pleaser’ noemen.

Mijn valentijnslijst is lang maar ik mag maar één kaart of één roos  aan één vrouw geven. Dat ga ik mooi niet doen. Mijn vrouwen, alle vrouwen van mijn lijst zijn me even lief en dat weten ze, dat voelen ze allemaal intens. Ook zonder kaartje, roos of wens.

 Vanaf deze plek achter mijn laptop voor jullie allemaal:

‘EEN DIKKE KNUFFEL OMDAT JULLIE HET VERDIENEN.’

Naschrift:

Eerlijkheidshalve moet ik toch wel  vermelden dat één vrouw op mijn Valentijnslijst met kop en schouders boven de anderen uit steekt. Haar naam ga ik hier niet noemen … maar jij weet wel wie ik bedoel, hè?!

 

 

 

maandag 12 februari 2024

GEDULD.

Ik heb al een kleine week mijn buurvrouw niet gezien. Normaal gesproken zie ik haar elke dag meerdere malen langs mijn keukenraam lopen maar toch zeker minimaal één keer.  Zij gaat altijd vroeg in de ochtend, tegen acht uur, Sacha haar kleine, hondje uitlaten. Ik ben in de keuken m’n ontbijt aan het maken. Meestal maak ik een verrukkelijke muesli klaar. Zó lekker die muesli: met rozijnen, dadels, pompoenpitten, pruimen, abrikozen, vijgen en een beetje suiker. Je zou haast denken dat ik aan boulimia leid maar dat is niet zo want ik ben 1.84 m en weeg 76 kilo. En ja, eindelijk daar is ze : opgewekt, met een stralend gezicht, roept ze ‘Goedemorgen Jos.’ ‘Goedemorgen Buuf,’ antwoord ik. En als dat ritueel voorbij is, weet ik dat het snor zit. Zó gaat het dus gewoonlijk.

Maar … vandaag had ik haar al een week niet gezien. En die week daarvoor ook al niet maar dat kon ook niet want toen zat ik op het filmfestival. Voor de zekerheid bel ik even met haar. Ik val gelijk met de deur in huis met de vraag of ze toch niet ziek is omdat …..

‘Nee, joh, ik voel me kiplekker, ik ben bezig een stoeltje …...’ 

‘Maar ik zag je vanmorgen niet met Sacha, dus ik dacht …’

’Oooo, ik heb Sacha een paar dagen bij mijn dochter Wendy gestald. Haar gedrag kwam me mijn strot uit, neen, ik bedoel Wendy niet,  ik bedoel Sacha, die liep maar te zuchten, te steunen en te piepen … gek word ik soms van die opoe maar vandaag komt ze weer terug en daar ben ik ook weer heel blij mee’.

Ik ben ook wel blij dat jouw niks scheelt. Je was van de week ook al niet op ons koor. Ik hoorde ik van de dirigente, dat je last van je keel had … een beetje schor was … dus ik dacht, dat is misschien erger geworden … je klinkt trouwens nog steeds schor … wees maar voorzichtig, je kan Sacha beter nog een paar dagen bij je dochter laten … zulk lekker weer is het nou ook weer niet, om er paar keer per dag met dat beest naar buiten en naar binnen te moeten’.

‘Ik ben toch bezig met het opnieuw bekleden van dat stoeltje. ‘t Is bijna klaar ... een geduldwerkje. Nog een paar dagen. Moet je maar eens komen kijken, hoe het geworden is. Weet je wat: dan drinken we gelijk samen dat heerlijke wijntje dat je voor me gekocht hebt … dat wijntje met die moeilijke naam  … hoe was het ook al weer? Hè, zeg het nou!’

 ‘Saint Emilion … heerlijk ….’

 ‘Ja, ja, die was in de aanbieding bij de Jumbo, normaal vijftien euro toen tien. Daar hebben we toch een hoop lol van gehad samen … en dat voor dat geld. Nou, ga maar lekker door met je stoeltje. Ik hou je niet verder op.

‘’Leuk trouwens, dat je me even gebeld hebt. Daaag.’

zondag 11 februari 2024

MAATJE.

Elke donderdagmiddag ben ik bij Arnold. Van twee tot vier. We drinken een kopje thee, praten wat over koetjes en kalfjes … soms wat diepgaander ook. Af en toe gaan we een eindje fietsen of een stuk wandelen.  Ik ben zogezegd, het ‘maatje’ van Arnold. Hij is drieënzestig, weduwnaar. Vader van een dochter en opa van één kleindochter. Hij kan zich overigens niet herinneren wanneer hij die twee voor het laatst gezien heeft. Hij huurt een tweekamerwoning. Werkt drie dagen per week in de zorg (keuken) en is in lichte mate autistisch.

Ik ben aan Arnold gekoppeld door  ‘de Verbinding’ een organisatie die werkt voor licht gehandicapte mensen, die dreigen te vereenzamen. Arnold is zo iemand. De dame, die vòòr mij Arnolds maatje was, Lenie, moest ermee stoppen omdat ze domweg niet in staat was zich te beperken tot haar hoofdtaak.

Bij Lenie zegde hij herhaaldelijk afspraken af. Heel irritant. Zo vijf minuten van tevoren. Niet eens van zijn eigen huis uit,  maar bij zijn kapper vandaan bijvoorbeeld. En zij stond dan al zowat bij hem aan te bellen. Hij kon zich Lenie’s boosheid nooit zo goed voorstellen.   

Arnold had last van verzameldrift. Hij kon niks van zijn verzamelingen los laten. Weliswaar een probleem maar géén probleem dat Lénie op haar bordje moest nemen. Wat ze wel deed. Ja.  Ze ging op lopen ruimen … belde  grof-vuil … nam dingen mee naar haar eigen huis en daar kreeg ze dan weer woorden over met haar huisgenoten. Terwijl ze alleen maar, bij wijze van spreken, een praatje met Arnold hoefde te maken …  een stukje fietsen of wandelen.  Dit moest  wel uit de hand lopen. Daar kon je op wachten.

Toen werd ìk aan hem voorgesteld. De eerste keer dat ik bij hem thuis kwam, was er één zitplaats, voor Arnold. Van de fauteuil die voor mij bestemd was, moesten eerst twee kleerhangertjes, een wekkerradio, batterijen, een zak potaarde en een leeg pindakaaspotje zonder deksel, ergens anders neergelegd worden.  Arnold ging zitten op zijn plekje op de driezitter, die weer voor tweederde vol lag met boeken, tijdschriften, strijkgoed en een nog niet uitgepakte grote Jumbo boodschappentas. Er stonden drie breedbeeldtelevisies in de kamer.

Het grootste deel van de woonkamer was volgestouwd met planten. Ook op  led-lampen was hij dol: in elke kast lagen led-lampverpakkingen al dan niet aangebroken.

Op dat kennismakingsgesprek hoorde ik dat Arnold geïndiceerd was voor thuishulp.  Zes weken lang zou hij drie uur per week professionele opruimhulp en -adviezen krijgen. Heus!

Dat was voor mij trouwens wel een voorwaarde om aan die ‘maatjes’ klus te beginnen. Er moest wel enige orde in Arnolds chaos geschapen worden. Op zijn minst moet er elke donderdagmiddag een zitplaats voor me zijn.

Tegen het eind van het kennismakingsgesprek zei Arnold, over de rotzooi in zijn huis, nog verontschuldigend tegen mij: ‘Tsja, opruimen lukt me gewoon niet, dat is iets wat mijn moeder me nooit geleerd heeft.’  

zaterdag 10 februari 2024

KRIEBELITUS.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend wakker met een soort aandrang om te gaan douchen. Ik heb jaren gehad dat ik dagelijks onder de douche sprong, nu eens lekker warm dan weer eens  vreselijk koud, maar wèl elke dag.  Alleen sinds de energiecrisis ben ik dat gaan bijstellen. Het douchen werd immers een kostenpost van jewelste door die hoge gasprijs. Ik besloot toen nog maar één keer per week te douchen. Dat ging een paar weken lekker, tot ik op die gevoelige, kwetsbare plekjes op mijn lijf, je weet wel: oksels, schaamstreek en bilspleet een  kriebelachtige jeuk begon te voelen. In het begin had ik er nog niet zo gauw erg in, krabbelde me op die plekken eens of haalde er een stug washandje overheen maar toen het bleef aanhouden ging er een lichtje branden: het zal wel een gebrek aan water en zeep wezen. En jawel na een paar weken twee keer per week douchen was ‘de kriebelitus’ verdwenen. Voorlopig althans. Want na twee maanden begon het jeukcircus opnieuw. Jammer wel want op de overzichten van Eneco, mijn energieleverancier, las ik prachtige cijfers over mijn dalend gasverbruik.  Maar ik kan die jeukbeestjes kwalijk laten doorfeesten op die kwetsbare en gevoelige plekjes. Ze zijn vraatzuchtig genoeg  om steeds meer van m’n lijf te bezetten. Zitten ze dadelijk in mijn nek, op mijn gezicht, tussen m’n haren en wie weet straks ook op de gevoelige plekjes van mijn vriendin. Neen, dat wil ik haar niet aandoen. Ik besluit meteen maar om drie keer in de week te gaan douchen, dan kost het maar wat. En dat bleek afdoende. Geen kriebels meer gevoeld.  Tot vanochtend dus. Donderdag had ik pas nog staan douchen. Dus ik was schoon.

Dacht ik tenminste. Het verschil met andere dagen was dat ik me gisteren, vrijdag een paar keer ‘uit de naad’ heb moeten fietsen. Ik  moest om half twee bij mijn fysiotherapeut zijn. Laat die fysiotherapeut nou twee praktijkruimtes hebben. En ik maar wachten bij de verkeerde ruimte. Om vijf voor half twee kwam ik daar pas achter. Die andere ruimte ligt een kwartier verderop. Ik moest dus in vijf minuten een kwartier fietsen. Heel wat peentjes zweette ik.  Ik schaamde wel een beetje om dat bezwete lichaam te laten masseren door Thea, de fysio. Ik vertelde haar ook hoe dat kwam waarop ze zei dat ze zoiets wel vaker meemaakte. Daar was ik wel blij mee. Hoewel ik ook gelijk dacht dat ze dat maar zei om mij een beetje op mijn gemak te stellen. Even later hoor ik dat ze op de wc staat over te geven. ‘Oooo, dus toch! wat gênant!’ Tot ik me herinnerde, dat ze me verleden week vertelde dat ze net zwanger was. Nou hoop ik maar dat ze daarom stond te kotsen.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend dus toch weer met die ‘kriebelitus’ wakker, terwijl ik me toch eergisteren nog lekker had staan poedelen. Dan realiseerde ik me dat ik, na zo’n zware lichamelijke inspanningen, zoals dat gerace op die fiets, altijd een extra douchebeurt nodig heb.

vrijdag 9 februari 2024

EEN PAARD IN DE GANG.

‘Hallo Jos!’

Staat mijn buurman Leo opeens grijnzend achter me in de slijterij.

 ‘Zo’, zegt ie, ‘lekker jong jenevertje ingeslagen, Jos?’

Ik wil helemaal niet dat er tegen me gepraat wordt als ik sterke drank aan het kopen ben. Ik voel me betrapt. Hij denkt vast dat ik verslaafd ben.

‘Ja, ik hou wel van een jonge borrel … zo heel af en toe’ zeg ik verontschuldigend.

‘ Nou, ìk neem er èlke avond één, zegt Leo’.

‘Nou ik niet hoor, niet elke avond, meestal laat ik het bij één pilsje,’ lieg ik.

Leo neemt graag zowel een pilsje als een jonge borrel, allebei tegelijk: een kopstoot..

Ik vind een kopstoot werkelijk verrukkelijk maar dat hoeft hij niet te weten. Vooral die kick: binnen vijf minuten krijgt de wereld een geheel ander perspectief.

Terwijl ik mijn fles jenever in mijn rugzak prop, hoor ik de slijter tegen Leo zeggen ‘ en dat is dan 47, 50 euro voor u, meneer’.

Van schrik kijk ik even om en zie Leo een fles jenever in zijn tas stoppen en vervolgens een  whisky en twee flessen wodka.

‘Nou …  Leo’, zeg ik, terwijl ik meewarig in zijn tas kijk, ‘als je er over wil praten, jongen, dan weet je me te vinden, hè?’  

Samen lopen we over het winkelcentrum naar ons bejaardencentrum. Hij houdt even stil en haalt uit zijn binnenzak een klein plat flesje met een bruinig drankje … draait op z’n gemak de dop los, neemt  een stevige slok en biedt mij het flesje aan. ‘Wat is het Leo?’ ‘Heerlijke Jamaica rum, man, proef maar eens’. Het valt me dan plotsklaps op dat Leo een paarse neus heeft. Een heuse drankneus. ‘Hou es even op, dat heb ik altijd als het koud is, man.’    

Die slok rum tikt behoorlijk aan. Zwabber er een beetje van.  We lopen langs het Kruidvat (met een ‘d’)…  Leo moet nog vitamine B en een setje condooms (met een ‘c’) kopen. Zijn vriendin komt vanavond langs. Daar heeft die vitamine ‘B’ natuurlijk niks mee te maken. Het eerste wat ie doet als hij uit het Kruidvat komt is nog een slokkie rum wegklokken  … ik mag ook aan de fles.

‘Leo jongen, ik word een zwabberig, ‘ als jij vanavond nog een gezellige avond wil hebben met je vriendin dan moet je nu stoppen met zuipen, want ik kan nou al haast niet meer op me benen staan.   

We lopen langs café ‘de lockdown’, de enige kroeg in de verre omtrek. Mijn oren doen pijn van het oerendharde ‘paard in de gang’, dat uit die kroeg  dendert. Leo trekt me mee die kroeg in. Geen kip daar binnen. De kroeg is tot de nok toe gevuld met het ‘paard in de gang’ en een verveeld  over de tapkast hangende barkeeper.

‘Hé, jij daar barkeeper’, roept Leo iets te brutaal, ‘laat jij handjes eens wapperen bro(!). Doe ons eens een kopstoot en neem d’r zelf ook een.

donderdag 8 februari 2024

STOOM UIT DE OREN.

Van nature ben ik niet agressief. Zo af en toe kook ik wel eens van woede maar het enige dat dan gebeurt is dat er stoom uit mijn oren komt. Voor de omstander(s) is dat natuurlijk een heel vreemde gewaarwording. Toch wordt me zelden gevraagd wat er loos is. Het kan zijn dat ik ‘als een dolle’ mijn snor moet drukken om als een haas vlug een plasje te doen. Soms leid ik mensen om de tuin door ze op iets speciaals te wijzen: een dooie duif, een smeltend waterijsje, een wegschietende rat, een muzikant of een bedelaar. Soms wijs ik ze ook  op iets dat er niet is. Dat doet het ook wel goed.

De rook komt inmiddels niet meer uit mijn oren … hoewel de woede er nog is. Die komt nu bijna wel mijn neus uit, onzichtbaar voor iedereen … hoe ergerlijk is dit ‘bijna’ … deze niet peuterbare nies-woede.  Ik een niesbui te stimuleren met wat niespoeder. Dan ben ik het gauw kwijt. Ik moet absoluut alleen zijn want de ravage achteraf  is gigantisch. Voorheen zocht ik een telefooncel  of een openbaar toilet maar die zijn in de tijd verdwenen. Ga in een boetiek met een colbert een pashok in of duik in een lege abri … snuif niespoeder  en binnen een minuut  … is de neus leeg.

Alleen … druipt mijn jas, die moet gestoomd …  en de stoom, die komt inmiddels ook weer  uit mijn oren, door de inhoud van dat asociale blaadje dat ik vanmiddag in m’n brievenbus vond.

BEWONUS: Door die kankerspreidingswet motten er hierowindeweik  zeker  vijfhonderd azielsoekurs mir geplaas worre  als het an mein legt gaat dat gaat nooinie gebeuren hoogspur. hoogspussoonluk gaat ik daavoor zorgen: geen kankerasielzoeker durbei hiero bijjons in de   buurt  ik latonse buurt hiero niet verkloote  alle azielsoekers gamana higgersberg of kralingen   alle leege huize bij onse wijk blijven voor ons eiguh volk die al jaren in deze buurt wonen  Me dogter van agted 38 woont gotverdomme nog bij mijn tuis en tien jaar turruch  ben ik gesgijden     mijn eks woont nau nog steets bei mijn  al tien jaar geen huis vor haar tuwwijl er hiero wel  knetterdure  wooningen gubbauwt wort op onze sloop  en wie komme dur te woone  allummaal juppuh nattuluk    laat die juppeh allemaal de tering krijgen, gotverdomme   vannaf nau mot al die niebau naar ons eiguh volk hiero in onze eijguh fantastische  gaan  maadawel  theeguh betaalbaruh huuren  togsekers. Steun os. Asielsoekers nee!   

AFSENDER: EEN BOOSE BEWONERS VAN ALEXANDER.                      Axigroep ENNUWISSETGENOEG.

Ik hoop oprecht dat zo’n asociale ultra laaggeletterde domoor geen bondgenoten vindt bij mij in de wijk.

woensdag 7 februari 2024

NAAR BINNEN GLIPPEN

Zes hoog is de flat. Op elke verdieping twintig appartementen. Ik woon op de zesde. Het is drie uur in de middag. De meeste buren hier ken ik niet eens. De meeste buren kennen mij trouwens ook niet, denk ik. Een oude vrouw opent de toegangsdeur tot de flat. Ik glip met haar mee naar binnen.

‘Woon jij hier?’, vraagt de vrouw achterdochtig.

 ‘Jazeker,’ zeg ik tegen het dametje.

‘Heb je dan geen sleutel?’

 ‘Nee,’ zeg ik, ‘niet bij me.’

‘Dan kan je toch wel bellen?’

‘Ja, dat had ik kunnen doen.’

‘Waarom deed je dat dan niet?’

‘Er is nu, denk ik, niemand thuis.’

 

De lift is er. Ze stappen in.

 

‘Ik moet naar zes en u?’

‘Naar vier.’ 

 

De jongeman drukt op de knopjes.

 

‘Als je geen sleutels bij je hebt dan kan je er boven toch ook niet in.’

‘Ja, ik kan er wel in. Mijn buurman heeft ook sleutels van mijn huis.’

 ‘Waarom belde je daar dan niet aan?’

 ‘Ik vond het wel makkelijk om gelijk met u naar binnen te gaan.’

 ‘Woon je allang hier?’

‘Vier jaar.’

‘Zo, vier jaar al … vreemd …..ik heb je nog nooit eerder gezien.’

 ‘O,' zeg ik, ‘maar ìk ken u wel hoor!’

‘O ja?’

‘Jazeker, ik zie u en uw zus hier regelmatig in de hal wachten op Trevvel.’

‘O ja, nu zie ik het ook. Jij bent toch van die rolstoel.’

‘Drie maanden heb ik in een rolstoel gezeten, ja.’

‘En je lóópt nu weer … daarom herkende ik je niet … je bent nu ineens zo lang.’

 ‘Ja, ik zit al een week niet meer in die rolstoel. Lopen gaat nog niet zo goed ….moet nog flink oefenen.’

‘Nou, doe je best dan, hè, zal ik maar zeggen.

 

‘Trouwens, mevrouw, wel goed hoor, dat u me daarnet niet zo maar naar binnen liet gaan.’

‘Ja, ik ben niet meer zo goed van vertrouwen. Heeft vast met mijn leeftijd te maken.’

‘U bent een van de weinigen hier die nog een beetje oplet.’

 

‘Tja. Nou, we zijn op vier. Ik moet er hier uit … dag, ik hoop dat je weer snel  goed loopt.’

‘Geen probleem! Dag mevrouw. Fijne dag! O, hoe heet U’

‘Mevrouw van Dieren,’

‘Neen, ik bedoel wat is uw voornaam ... Ik heet Jos’.

‘O, nou oké dan, mijn naam is Mathilda. Fijne dag nog hoor,  Jos.’