maandag 5 juni 2023

DE PROFEET.

 Arina staat bij de oversteekplaats, auto’s stromen onophoudelijk voorbij. Nog steeds zijn hier geen stoplichten geplaatst. Het aantal ongelukken en bijna ongelukken hier is  niet meer bij te houden. Linda, Arina’s vriendin staat nu al zeker al een kwartier aan de overkant op haar te wachten. Ze zijn op weg naar boekhandel Krokant om de boekenbon die Arina van een neef voor haar verjaardag heeft gekregen te verzilveren. Gelukkig is het weer goed. Van de grote hoeveelheid uitlaatgassen krijgt Arina het benauwd.  Ze is vanaf haar geboorte astma-patiënt. Haar ouders hebben heel wat met haar te stellen gehad. Vooral als ze zich druk maakte, doorgaans over futiliteiten, kon ze driftaanvallen krijgen, die overgingen in hoestbuien, waardoor haar ademhaling enkele seconden, soms tientallen, stokte. Je kan gerust stellen dat ze dan zowat op apegapen lag. Door op haar ruggetje te kloppen kwam Arina dan weer bij. Maar de schrik zat er goed in, bij haar moeder vooral. Haar vader haalde doorgaans zijn weinig imponerende schouders op over haar gedrag. Aanstelleritus noemde hij het.   

Ondertussen was er eindelijk een eind gekomen aan de stroom auto’s. Linda is aan de overkant in gesprek geraakt met een manspersoon. Zij poseert inmiddels voor hem in allerlei standjes. Hij moet  fotograaf zijn. Als Arina helemaal is overgestoken laat hij er geen gras over groeien en vraagt aan Arina of zij ook voor hem wil poseren. Dat is het laatste waar zij zin in heeft. Er is toch al zo veel tijd verloren gegaan aan dat wachten voor die oversteekplaats. Maar Harry laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Als een paparazzi schiet hij brutaal enige foto’s van de fotogenieke welgevormde Arina.  Ze besluit niet tegen hem te ageren;  troont haar vriendin mee naar Boekhandel Krokant om haar boekenbon te verzilveren.

Aanvankelijk is ze van plan het nieuwe boek te kopen van Lucinda Riley: ‘Zon’, het zesde deel van de ‘Zeven zussen serie’. Er lagen vijftien exemplaren op een tafeltje. In de luttele minuten dat Arina lukraak wat passages in ‘Zon’ aan het lezen is, worden door gretige klanten zomaar zes boeken van de Lucinda Riley-stapel gegrist.

Linda ziet niks of niemand, ze is geheel en al verdiept in haar favoriete strip ‘Vrouwen in het wit’, waarvan ze er thuis al dertien heeft liggen.

Arine raakt niet echt geboeid door ‘Zon’. Dat komt mede, doordat uit een boekenkast rechts van haar een vrij dik boek met een opvallend felgekleurde  rug haar aandacht trekt. Ze legt Lucinda Riley terug op de stapel.

Er gaat een aanzuigende werking op haar uit van dat andere boek. Als ze op oogafstand staat ziet ze dat het boek  is getiteld ‘de Profeet’. Ze leest wat poëtisch- futuristische passages, die ondersteund worden door kleurrijk bewerkte illustratieve foto’s. Met haar boekenbon kan ze een boek van 40 euro  kopen maar voor dit boek legt ze er graag een tientje bij.

‘O’, zegt Linda, als ze ziet wie ‘de Profeet’ geschreven heeft, ‘zo heet die kerel die me bij die oversteekplaats fotografeerde toevallig ook’.   

  

zondag 4 juni 2023

DE DWARSLIGGER.

Aldo zit met z’n rug naar de zee, alleen, op een linnen ligstoel op het strand. Het is absolùùt geen strandweer. De wind is aanlandig en straf. Het zand kurkdroog. Zandkorrels striemen zijn kale hoofd. Hij heeft een rood gewatteerd jack en een spijkerbroek aan. Af en toe bedekt hij met zijn handen zijn grote vlezige oren tegen het hem pijnigende zand. Naast zijn strandstoel staan rechts zijn groene kaplaarzen, maat 46,  waar hij zijn geitenwollensokken in heeft gestopt. Links ligt de badtas met zijn standspullen en mondvoorraad. Zijn blik focust op de hoogste  duintop  waar met onregelmatige tussenpozen een donkere ongeklede dagrecreant te zien is. De recreant staat daar met zijn blote billen gericht naar de zee te springen, te heupwiegen en met zijn uitgestrekte  armen, te zwaaien naar het land.

Aldo blijft zitten waar hij zit en zoekt met zijn linkerhand zijn badtas. Die zet hij op zijn schoot, opent hem en haalt er stapeltje kranten uit, oude kranten, want hij maakt tot lezen geen aanstalten. Hij legt het stapeltje kranten op zijn ligstoel en gaat er op zitten.

Hij pakt met een gehaaide beweging een krantje onder zijn benen vandaan en versnippert de krant in piepkleine stukjes. Alle zakken van zijn jack en broek vult hij met de snippertjes. Ook de kaplaarzen en zijn geitenwollensokken stopt hij er mee vol.

De donkere duintopswinger laat zich opeens weer even zien, alsof hij onheil verwacht en het binnenland daar voor waarschuwen wil. Maar zo, draaiend met zijn blote bruine billen naar het strand, is hij niet meer dan een roepende sukkel in de woestijn. Meer dan verdwijnen achter het duintopje kan hij niet.

Duidelijk wordt nu wat Aldo met krantensnippers voor heeft. Hij pakt, handje voor handje de snippers en gooit ze in de lucht, alwaar ze, onder zijn hysterisch gelach, gegrepen worden door de snoeiharde zeewind, richting de duinen. Een gigantische wolk van duizenden snippers wordt over de duinenrij gedreven en komt boven het land tot uitbarsting. Aldo buldert zijn hysterische lach, wanneer hij de donkere man, geheel beplakt met natte snippers, paniekerig over de duintoppen ziet zwabberen.

Als de hoosbui tot bedaren is gekomen begint hij aan zijn twaalfuurtje. Rabarber deze keer. Hij houdt van die groente. Rabarber moet koud zijn en goed zuur. Het smaakt hem het best na reuring zoals zoëven.

Terwijl hij smult van zijn gezonde hapje staat daar als een donderslag bij heldere hemel, een dwarsligger tegen zijn ligstoel. Telkens als Aldo hier recreëert wordt hij gedwarsboomd door de Knutselaar. Nu eens wordt hij ‘kopje onder’ geduwd, dan weer begraven onder het zand (behalve zijn hoofd dan) of …  hem wordt zand in de ogen gestrooid.  De Knutselaar heeft voor vandaag een dwarsligger gefabriceerd.  Aldo kan geen kant op. De dwarsligger gaat alleen tegen betaling opzij. Hij heeft nog een bakje rabarber in zijn badtas. Voor een bakje rabarber wil de Knutselaar met zijn dwarsligger wel wijken. ‘Eerst opzijgaan jij’, gebaart Aldo, dan krijg jij je rabarber pas. Dat doet de Knutselaar braaf, die niet kan weten dat de rabarber zo zuur is. Maar dat zal Aldo worst wezen. Zolang hij maar geen last meer heeft van die geniepige Knutselaar met zijn dwarsligger.

Aldo doet zijn sokken en laarzen aan, hangt zijn badtasje over zijn schouder, klapt zijn ligstoel in, neemt hem op en loopt op zijn dooie akkertje naar het nog maar net in gebruik genomen metrostation Hoek van Holland Strand. Tevreden grinnikend kijkt hij nog even achterom naar de over de duintoppen stuntelende donkere recreant.

zaterdag 3 juni 2023

AFVALPUTJES.

 Ik zal nooit, nooit  kunnen vergeten, dat ik samen met mijn vriendin Mary en haar drie jonge kinderen, de eerste nacht in de eengezinswoning in IJsselmonde doorbracht. Ze had jarenlang in een ‘huisje onder de huurwaarde’ in Crooswijk gewoond en dit was eigenlijk haar eerste behoorlijke woning. Een vijfkamerwoning.  Het was een duur huis. In feite tè duur voor haar en zonder huurtoeslag had ze dat huis nooit kunnen nemen.

Maar ze moest wel, want ze was al een paar weken zwanger van nummer vier. Dat huisje in Crooswijk puilde met hun vieren al zowat uit zijn voegen, laat staan met dit ‘ongelukje’   van Mary en mij erbij. Aanvankelijk had Mary het liever bij drie kinderen gelaten. Daar had ze al genoeg mee te stellen.

Nu wilde het toeval wilde dat Mary’s collegaatje Loes, gek op kinderen was maar wat ze ook probeerde, zwanger werd ze er nauwelijks van. Bij één man, de huiskapper van een achternicht van haar, leek ze toch beet te hebben. Ze was inmiddels acht weken op weg en wist al dat het een jongen zou worden. Heel  blij was Loes er niet mee, want ze vond dat die kapper, gezien zijn leeftijd, 28 pas, nu al veel te diepe inhammen (afvoerputjes) in zijn kapsel had. Daar wilde Loes haar zoontje niet erfelijk mee belasten.

Voor abortus (provocatus) was het te laat, daar was ze fel op tegen. Loes is donateur van ‘Schreeuw om leven’.  Zelfs heeft ze een afgedankt surfboard, dat ze nog had, beschilderd met de leuze: ‘Het ongeboren leven heeft ook recht op leven’. Dat board wordt in Rotterdam bij elke demonstratie van de actiegroepen ‘Jezus leeft’  en ‘Schreeuw om leven’ luid en duidelijk ‘aan den volke’ getoond.  

Maar … Loes had helemaal geen abortus provocatus nodig: avond na avond, bad ze op haar blote knieën, voor het naar bed gaan, negen ‘Onze Vaders’ en negen ‘Wees gegroetjes’ tot haar beschermheilige: de Maagd Maria, om een wonder. En jawel hoor, op de laatste dag van week twaalf, om vijf minuten voor twaalf geschiedde het mirakel: Loes kreeg de door haar zo gewenste miskraam. Zelfs in dit stadium waren al vage inhammetjes te zien bij het embryootje.  Ze heeft het onvoldragen vruchtje in een wekpot gestopt en begraven in het nabije Kralingse Bos.

Om de vieze smaak, die ze hiervan in haar mond had over gehouden, weg te spoelen trakteerde ze zich bij het Beach House aan de rand van het Kralingse Bos op een versnapering: koffie en een stuk appeltaart met slagroom.

Die eerste onvergetelijke nacht in de eengezinswoning in IJsselmonde, zei Mary me dat Loes haar gevraagd had als draagmoeder en mij als wensvader. Zo is ons ongelukje, het grote geluk van alleenstaande moeder  Loes geworden. Ze noemde hem Mick. Hij is nu al bijna volwassen … zit  in Utrecht op de toneel school..       

zondag 28 mei 2023

FIETSVAKANTIE.

We hebben afgesproken bij Piet voor de deur. Ton, Isaac, Piet en ik. We gaan heel Nederland door fietsen. Eerst richting Culemborg. Piet en ik hebben de tweepersoonstenten achterop en de anderen hebben ieder een evenredig deel van de bagage in hun fietstassen. Ellie, Piets prachtige vriendin, zwaait ons uit.

Veertien graden is veel te koud voor de tijd van het jaar. We zijn de straat nog niet uit of het begint zachtjes te regenen. Regenpakken? Daar doen we niet aan. Stoer! Als we bij Capelle, Rotterdam uitrijden, zijn we allemaal doorweekt, zij het dat Isaac minder doorweekt is, omdat hij als enige in korte broek is. Piet stelt voor een bakkie te gaan doen in de eerstvolgende kroeg en daar te blijven hangen tot de ergste regen voorbij is. Maar het blijft plenzen. Het bakkie koffie gaat over in een pilsie. We kunnen er voor een prikkie wat eten en Arie,  de café- eigenaar, zegt, dat als we dat willen, we ook wel kunnen blijven pitten. ‘Maar’ vijfentwintig euro per persoon, voor die benauwde slaapruimte op die zolder van hem. Aflegger!  Maar ja, we hebben weinig andere keus. De plenzende nacht in fietsen is géén alternatief. Onze kleren gaan bij Arie in de wasdroger, voor het zelfde geld. Dat dan weer wel!  Arie weet te vertellen dat het morgen droog zal blijven maar het wordt ook koud: dertien graden.

In de loop van de avond vraagt Ton of hij even een beetje mag gaan zitten drummen. Het drumstel staat op een klein podium in de hoek  van de kroeg. De cafébaas blijkt zelf een verwoed jazz - gitarist en samen  met Ton speelt hij een super – swingende  jam - sessie. Nummers van Dizzy Gillespie (On the sunny side of the street ), Miles Davis (Take five) maar ook van Amy Whinehart (Black is Black) spelen ze hun eigen verrassende versie.

Ton is een echte ‘dzjemmer’. Hij heeft zich nooit aan een vaste band willen binden, met als gevolg dat hij met zijn drummerskwaliteiten en improvisatietalent nooit één weekend zonder werk zit.

Piet zit zich te bezatten. Hij had eigenlijk al helemaal geen zin in deze onderneming maar hij dacht zo zijn sores even te kunnen vergeten. Maar als we hem zo zien zitten, weten we wel weer hoe laat het is. Hij zit weer met zijn vriendin Ellie in zijn hoofd. Ellie is eerlijk tegen Piet. Ze gaat al een paar weken vreemd met collega Peter. Vreemd genoeg  vindt Piet dat probleem. Wat hij het lulligste aan de hele zaak vindt is dat Ellie nooit meer eens lekker met hèm wil vrijen. Piet is altijd een beetje naïef geweest in de liefde en wat alcoholgebruik betreft, is hij de laatste maanden veel te overmatig.

Arie zijn vrouw gaat met haar accordeon mee zitten jammen. Het repertoire verandert van jazz naar Nederlandstalig: ’Hazes.’ ‘Een beetje verliefd’ spelen ze. Piet begint me dan toch te janken! Halverwege dat Hazesnummer flikkert hij van zijn barkruk. Volkomen lam. We slepen hem met zijn vieren naar die zolder.

Piet is de andere ochtend als een kind zo blij, dat we niet richting Arnhem gaan fietsen. We besluiten de vakantie af te blazen en gelijk naar huis te gaan. Met onze fietsen in de metro gaan we van Capelle naar Blaak en van Blaak fietsen we naar huis.  Een ritje van één kilometer.  

 

Volgende stukje i.v.m. fietsvakantie 6 juni a.s.

zaterdag 27 mei 2023

GELUK IS.

 Blij werd ik van haar ontspanning. Ik dacht wat bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, creatief zijn, chillen voor de tv en af en toe een beetje vrijen . Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld  buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw was dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en zouden gaan werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddagen.

Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest, dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze, met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.

En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa … een soort wedstrijd maakte ik er van ... een wedstrijd, die ik nooit kon winnen.

Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben onze zonen ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden ze hem al vroeg op zondagochtend, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar in het jeugdtheater bij voorstellingen van Jozef van den Berg of Frank Groothof met naast mij twee lege stoelen.

Ik was een wat tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet. Blijheid is altijd weer zo gauw verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn vrouw graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waren we ‘happy together’. Geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam mijn vrouw mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. ‘Maar dat neem ik je niet kwalijk, hoor jongen, ik zorg wel voor mijn éígen geluk,’ voegde ze er monter aan toe. ‘Bij iets duurzaams en alomvattends als geluk, is de rol van de ander uitgespeeld. Doe als ik: koester je eigen geluk. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is.

vrijdag 26 mei 2023

FIJNE DAG NOG...

 Fijne dag nog ….

Het is vandaag prachtig weer. Onbewolkt, een aangename temperatuur en alleen in de schaduw fris. Te mooi om binnen te blijven zitten.  Afspraken heb ik vandaag niet, dus ik ga er op uit. Ik stap bij mij naast de deur op de metro (Prinsenlaan) en rijd mee tot het eindpunt Nesselande. Vandaar wil ik, langs de Rotte, terugwandelen naar huis.

Ik heb geen idee hoe lang die wandeling zal duren. Mijn smartphone wil ik eerst nog als een soort tomtom instellen maar als dat na een kwartier nog niet gelukt is stop ik er maar mee, doe de smartphone in mijn rugzak en ga aan de wandel. Alleen … na een paar passen realiseer ik me dat ik zo maar lukraak een bepaalde kant oploop … avontuurlijk wellicht maar ook dom! Ik zie een oude baas (75 schat ik) op een bankje zitten en vertel hem dat ik langs de Rotte wil gaan wandelen en vraag hem welke kant ik dan het beste op kan gaan. De man staat op,  … kijkt enige tijd recht voor zich uit, lijkt na te denken   maar zegt niks. Hij draait zich vervolgens een halve slag … zegt nog steeds niks …. En dan klinkt:

’Jaaaaa, ik wéét het wel, want ik fiets er zo naar toe.’ Dan draait hij zich een kwartslag en hij wijst recht voor zich uit:

‘Neem die weg … het is één rechte weg… aan het einde van die weg is een fietspad en dat fietspad loopt langs de Rotte … waar moet je heen?’

‘Naar Rotterdam,’ zeg ik.

‘Goed, ga dan op dat fietspad linksaf.’

‘Nou, dank u wel, meneer.’

En wat iedereen tegenwoordig tot vervelens toe zegt, zegt ook deze man tegen mij:

‘Nog een fijne dag verder.’

Dan voel ik me weer verplicht om tegen die enigszins afwezige doch aardige man terug te zeggen:

‘Ja, u ook meneer.’

Het ‘heerst’ ….. en ik wìl absoluut tegen niemand zeggen: ‘… en een fijne dag verder …’ maar toch flap ik dat walgelijke clicheetje er soms zomaar ineens uit.

Ik nader nu een tweesprong en twijfel even welk van de twee weggetjes voor mij het goeie is.

Vòòr mij loopt een vrouw achter een ouderwetse wandelwagen. Ik versnel mijn pas om haar de weg te vragen:

‘Dag mevrouw, ik wil naar de Rotte. Welke ……’ Ik val stil. De vrouw kijkt mij glimlachend aan. Ik krijg kippenvel. Haar gezicht .. twee druppels water mijn moeder. Ze heeft ook dat  rood golvende haar.  Sproetjes … die bril … lieve ogen … dat vriendelijk gezicht. Ze zal een jaar of veertig zijn.

‘Naar de Rotte is gewoon rechtdoor’ zegt ze vriendelijk. ‘Gaat u naar Rotterdam?’

Ik vertel haar wat ik van plan ben.

‘Zo, dat is nog hele wandeling. Ik denk toch gauw  vier uur. Ga straks bij het fietspad naar links.’

‘Okee, dank u wel!‘

Ik geef het mongooltje in de wandelwagen een aai over zijn bolletje:

‘Dag, jongen ’ zeg ik tegen het kleine mannetje …..‘dag mevrouw.‘

‘Fijne dag verder,’ kon ik nog net inslikken.

donderdag 25 mei 2023

SPREID, SLUIT.

 Tijdens een ommetje in de buurt, sta ik even stil bij het zwembad om te kijken naar de zwemmertjes. Aan de bewegingen van de zwemjuf zie ik dat ze de kinderen de schoolslag aan het leren is.  ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’, zie ik haar zeggen.

Ik moet gelijk denken aan de veel te dikke badjuf, die destijds op de rand van het bassin stond, in haar veel te krappe bloemetjesbadpak. Ze trok haar rechterbeen op en strekte het uit naar rechts terwijl ze het commando ‘spreid’ gaf. Dan volgde het commando ‘sluit’ en ze zette haar rechtervoet weer naast haar linker.

Ze had een lief gezicht, twinkelende ogen, die badjuf: als ze lachte had ze een  kuiltje in haar linkerwang. Maar als ze lesgaf, had ze meer iets van een blaffende hond. Met nog twintig andere kinderen kreeg ik wekelijks les. Normaal zouden mijn ouders dat niet kunnen betalen. Deze zwemcursus was gratis. Een kadootje van de baas van mijn vader. Die werkte bij Thomsons Havenbedrijf en dat bedrijf  betaalde de lessen. Ik was toen zeven jaar, broodmager, spierwit en mijn lippen waren in het zwembad altijd blauw. Het zwemwater was toen ook veel kouder.

Enigszins angstig keek ik vanuit de diepte van het ondiepe deel van het bad naar de kollossale badjuf op de rand van het bassin. Ze stond vlak boven me. Ik stond in de voorste rij. ‘Spreid, sluit, spreid, sluit’ galmde het weer. Deze keer stak ze ook haar rechterarm omhoog en klapte tegelijk met haar rechterbeen  ook haar arm weer naar beneden, tegen haar dijbeen aan.

Wij moesten haar allemaal nadoen. Allemaal tegelijk. Ze bleef niet steeds ‘spreid’ en ‘sluit’ zeggen. Op den duur stopte ze daar mee en ging, in plaats daarvan, op een fluitje blazen. Wij wisten precies wat we moesten doen. Eerst net als de juf de bewegingen staande in het water uitvoeren. Na een tijdje moesten we in het water gaan drijven. We kregen allemaal zwembandjes om de bovenarmen, een zwemgordel om ons middel en een zwemplankje.

De juf had een smalle baan van het bassin helemaal voor ons gereserveerd door een rood-wit ballenkoord over de hele lengte van het bad te spannen. Daar zwoegden we dan met onze armbandjes, gordeltjes en zwemplankjes allemaal achterelkaar. Alleen de beenslag werd geoefend. De juf  bleef op de rand van het zwembad lopen toeteren (op een echte roeptoeter): in het begin nog: ’spreid, sluit’ enzovoorts. Later ging ze weer lopen fluiten (op een echt fluitje).

Als we de baan helemaal hadden uitgezwommen moesten we via het trappetje het water uit en weer ‘rustig’ naar het begin van de baan lopen. Daar begon het hele circus weer van voor af aan.

Na de les mochten we nog een paar minuten spelen. Springen. Onder water zwemmen. Een zwembroek naar beneden trekken. Tussen gespreide benen door zwemmen. Met ballen gooien. Iemand aan zijn benen trekken waardoor die omviel. Dolle pret!

En dan  was het zwemmen weer voorbij. Bijna dan. Want de zwemles was pas echt compleet met de  roze ‘zwem’koek.

Als ik mijn ommetje wil vervolgen, zie ik de kinderen stuk voor stuk de kant op klauteren.  Altijd eventjes koud, dat moment. Ze snellen zich naar hun kleedruimte. Ik kan ze niet horen maar ik zie gillen.