woensdag 28 december 2022

SCÈNES UIT EEN HUWELIJKSDAG.

Woensdag 28 december trouwt mijn zoon Freek (44) met Sarah (??). In het Rotterdamse stadhuis. Ik ben al vroeg op. Half zeven. Un peu nerveux. Voor het eerst sinds maanden draag ik weer iets anders dan zwart. Ik twijfel of ik helemaal in het zwart zou gaan. Besluit toch maar een wit coltruitje aan te doen. Voor de rest ben ik in het zwart. Later zie ik mijn kleinzoontjes, (de kinderen van mijn jongste zoon Ralf en zijn vrouw) helemaal in het zwart gekleed. Had ik het ook wel kunnen doen, eigenlijk.

Om half twaalf. In een klein gezelschap trouwen ze.  Freek zijn moeder, Winny (mijn ex) en ik, zijn vader, zijn er vanzelfsprekend ook bij. De grote vrolijke bruiloft met heel veel gasten staat al op de agenda: 2 september 2023. Natuurlijk zijn er vandaag getuigen: voor Freek zijn dat zijn trouwe vriend Thijs (vanaf de lagere school al) en Ralf, Freek zijn broer.  Sarah, de bruid, heeft haar zus en een hoogzwangere vriendin gevraagd om te getuigen.  

Langzamerhand komen de genodigden het stadhuis binnen druppelen. De ouders van de bruid, de getuigen, Winny en zelfs twee zussen van mij (Manda (op de fiets helemaal uit Ommoord!)  en Lidy) zij willen dit graag meemaken.

Als de club compleet is gaan we naar de trouwzaal. Het bruidspaar voorop. Wat een mooi stel! Speels en toch stijlvol gekleed. De ambtenaar van de burgerlijke stand (hij heeft een lange jurk aan) maakt grapjes, waarvan ik er maar één onthouden heb: zijn functie is Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. In het stadhuis noemen ze zo iemand een BABS. BABS, zo’n naam voor  een man in een lange jurk, dan word je niet serieus genomen. De BABS geeft ook nog een serieus advies voor het echtpaar:  zeg bij onenigheid altijd tegen elkaar: ’je hebt gelijk.’

Als alle handtekeningen gezet zijn, verhuizen we naar ‘de felicitatieruimte’. Er wordt omhelst, gezoend en gefotografeerd. Dan gaan we naar de Markthal om te lunchen.

Ik ben gespannen. Dat komt omdat ik vandaag mijn schoondochter Ilona (Ralf zijn vrouw), voor het eerst in zeven jaar zie. Ik weet niet hoe met haar om te gaan. Die twee kleine jongens zijn mijn kleinzonen. Hun heb ik de laatste zeven jaar één keer gezien. Het opa-zijn ben ik inmiddels verleerd. Van de oudste, Bent, ben ik de eerste twee jaar van zijn leven nog  oppas opa geweest. Ik vraag me af of hij nog weet wie ik ben. Voor de jongste, Markus, ben ik een onbekende man. De kinderen begroeten me als ze komen en zeggen me gedag, als ze gaan.

Winny, mijn ex, komt tijdens het eten naast me zitten. Dat vind ik fijn, ontspannend.  We zitten te lunchen in ‘21-Pinchos’. Tapas eten we. Heel veel en heel lekkere kleine hapjes: vis, kip, spek, stokbrood, frites en nog veel meer.

Om half vier is ‘het trouwgebeuren’ voorbij. Ik hoor van Freek dat hij en zijn kersverse echtgenote vandaag en de komende dagen nog leuke dingen gaan doen: heel hoog overnachten in een hotel ergens in Rotterdam, een dagje Gent en nog meer maar dat verklapt Freek me niet.

Ik zeg de nog aanwezigen gedag. Ga naar huis. Loop van de Markthal naar het metrostation en neem de metro, die er gelukkig al snel aankomt.

 

maandag 26 december 2022

DOGGYBAG.

Bobbie was als straathond geboren en zou ongetwijfeld ook zo sterven.  Voorlopig heeft hij bij mijn vriend Lars een goed thuis gevonden. Al is het nog wat onwennig, zowel voor Lars als voor Bobbie. Voor Lars is het zijn allereerste hondje en voor Bobbie … nou ja als we de informatie van het asiel moeten geloven, heeft hij in de vijf maanden dat hij nu oud is, zes verschillende baasjes gehad . Dat is ook niet echt rustgevend voor het beestje.  Hij luistert gewoon van geen kanten maar dat kan hem nauwelijks kwalijk worden genomen. Lars heeft wel een paar boekjes gelezen voordat we naar de Ardennen gingen maar daarmee ben je niet direct een bekwaam baasje.  We wandelen nu in Saint Donas onder de rook (ja, letterlijk ‘onder de rook’ bij Luik). Als we dat van te voren geweten hadden, waren we wel ergens anders naar toe gegaan. Wat een ‘smog’hier! Op de foto’s van het reisbureau ziet het er allemaal zo fraai uit. Veel groen. Ook nu nog. Naaldbomen.  

Het hoogteverschil is hier ook pittig … tenminste voor ons, jongens uit Rotterdam. Bij ons in Rotterdam  is de Erasmusbrug de hoogste ‘berg’, die je kan beklimmen, zal ik maar zeggen.

We hebben dadelijk het Kerstdiner in ons Hotel.  Half zeven moeten we weer terug zijn. Voor die tijd willen we ons met Bobbie een beetje hongerig lopen. Die arme Lars weet niet hoe het heeft. Als Bobbie wat spannends ruikt, trekt de rakker Lars bijna ondersteboven. We kunnen hem hier echt niet los laten lopen, dat zou zijn dood worden. De weggebruikers hier rijden zonder uitzondering harder dan de 50 die op de borden staat.

Daarom slaan we het eerste de beste zijpaadje in.  Fijn ook dat het hier wat koeler is. Als we zo’n honderd meter dat paadje op zijn gelopen, kan Bobbie wel  los. Lars is dan al helemaal kapot.  Hij heeft een rood hoofd van de inspanning. ‘We moeten even wat rustig lopen hoor, Jee.’ Lars zweet als een otter.

Waar Bobbie is weten we niet maar hij zal niet in zeven sloten tegelijk lopen. Er zijn hier trouwens niet eens zeven sloten, op mijn kaart zie ik er maar één. Zal je net zien dat hij daar ter afkoeling  een frisse duik in heeft genomen.   

Wat ik al vreesde is gebeurd: Bobbie spartelt wat hulpeloos rond  in die ene, zo blijkt, wat ondiepe sloot. Het kost nog de nodige moeite om hem op de kant te krijgen. Hij stinkt als een bunzing. Lars probeert hem aan te lijnen … ik laat hem maar otteren, hij moet het toch eens zelf leren doen.

We komen alweer in de buurt van ons hotel: ‘Hotel des Camions.’ We zijn mooi op tijd. Ik schuif Bobbie vlug onder onze (vaste) eettafel.

‘Ik heb ondertussen wel trek gekregen, wat jij Lars?’ ‘Nou, Jee, ik rammel van de honger.’  

Om ons heen proberen onze medegasten, met wijd opengesperde neusgaten en grote rond spiedende  ogen, te ontdekken waar de  tamelijk onbekende maar zeer onwelriekende geur vandaan komt.

Voor Lars en mij is die geur onder het eten niet zo’n punt. Want het is en blijft de geur van onze Bobbie en van ‘eigen’ kan je toch altijd meer verdragen dan van ‘vreemd’. Die avond verlaat een groot aantal hotelgasten, enigszins verward, eerder dan te doen gebruikelijk het restaurant van ‘Hotel des Camions’.

Fijn trouwens voor onze Bobbie: hij heeft dit keer wel een héél  uitgebreide doggybag, de deugniet.

zondag 25 december 2022

KERSTSTUKJE (2) slot.

'Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik je dat nu al niet gezegd?’  

 Maria besloot meteen na deze uitspraak van Jozef, haar vondeling ‘Jezus’ te noemen.

In de euforie van deze onbevlekte ontvangenis tracht Maria toch haar vriend te verleiden om de vader te worden van Jezus. Denk alsjeblieft niet alleen aan de vervelende dingen, Jozef. Denk ook eens aan de leuke dingen: aan de spelletjes die je met hem kan doen, samen voetballen, boottochtjes maken, vissen en meer van dat fijns. Om Jozef over de streep te trekken zegt Maria hem dat ze geen probleem heeft met de relatie van Jozef met het mooie jonge buurmeisje Saskia. Dat hoeft vanaf nu dus niet meer in het geniep te gebeuren.

 Enerzijds schrikt Jozef zich een hoedje van Maria’s woorden; anderzijds draait hij enigszins bij als haar woorden langzaam maar zeker tot hem doordringen.

Maria wil hom of kuit. Meer nog ze verbindt er de liefdesvraag aan.

Als je echt van me houdt, Jozef, dan accepteer je dit kleine ventje als je zoon en trouw je met me. 

Als het antwoord van Jozef uitblijft begint ze te zingen.

What´s gonna be boy YES or NO??

Do we want him???

Do we want him forever

Do we need him,

Do we never leave him

Will we make him so happy for the rest of his live

Will you take take us away and will you make me you wife?????

 

Jozef kan echter niet zo één, twee, drie de knoop doorhakken; hij vraagt haar of hij er nachtje over mag slapen:

 

Let me sleep on it

Baby baby let me sleep on it

Let me sleep on it

I’ll give you the answer in the morning

 

Maria kent geen pardon: ze wil niet tot morgen wachten op Jozefs antwoord. ‘Ik wil je antwoord vòòr de zon opkomt!’

Jozef is in tweestrijd met zichzelf  maar uiteindelijk gaat hij overstag. Hij gaat akkoord met het vaderschap. Hoewel hij geen flauw benul heeft van wat baby’s zoal eten, (marsen, krakelingen, bounties, milky ways, frietjes, zoute drop?) maar dat komt hij snel genoeg te weten. Doorslaggevend voor Jozef is Maria’s zegen over zijn band met de jonge Saskia. Hij kan het haast niet geloven.

Zowel Jozef als Maria zitten nu beter in hun vel. Hij weet nog wel niet wat er allemaal komt kijken met zo’n kleine rakker erbij. Om te beginnen gaan ze gedrieën maar eens winkelen om de babyuitzet aan te vullen. Jozef stelt voor om eerst maar eens te kijken naar een stel piepkleine voetbalschoentjes voor het manneke.  In feite zegt Jozef met dit laatste voorstel ’ja’ tegen Jezus, het kerstgeschenk : ‘welkom thuis ventje, welkom bij Jozef en Maria, je pappa en mamma’.

He gave her the answer in time.

 Jozef wil graag Saskia meenemen met  ‘shoppen’ voor de kleine.

‘Neen, wacht daar nog maar even mee, Jozef!’ 

zaterdag 24 december 2022

KERSTSTUKJE (1)

 

Ik heb dezer dagen voor het eerst sinds jaren geen kerststukjes gemaakt. Wel heb ik er in een meegespeeld, met de toneelclub wel te verstaan.In dit kerststukje speel ik zelf een hippie van vijfentwintig, Jozef genaamd, die op een wel heel bijzondere wijze geconfronteerd wordt met de kinderwens van zijn even oude vriendin, Maria. De rol van de baby wordt gespeeld door een ‘baby-pop’, die kan huilen en plassen. 

Als  Maria thuiskomt na een middagje kerstinkopen, ziet ze een grote doos op de eettafel staan. Het kerstpakket van Jozef, vermoedt ze, hoopt ze. Terwijl ze de kerstspullen opruimt meent ze wat te horen in de woonkamer maar wat het is en waar het geluid nu vandaan komt,  weet ze niet precies. Ze gaat maar door met opruimen en dan klinkt opeens een langgerekt babygehuil. Onmiskenbaar komt dat geluid uit Jozefs kerstpakket.  

Dit kan Jozefs kerstpakket helemaal niet zijn, want in die doos ligt een goed doorvoede  baby, een jongetje, om aandacht te jengelen. Zodra Maria hem liefdevol in haar armen heeft genomen is hij stil. Maria voelt zich in de zevende hemel met dit godsgeschenk. Al zó lang en zó heftig verlangt ze naar een kind en dan ìs het er zo maar ineens, dit schatje. Het is een prachtig ventje.  Aangevoerd in een verhuisdoos van de Gebroeders Vos uit Enkhuizen en nu ligt hij hier, wonder boven wonder, zomaar op de eettafel.

Maria weet wel dat het voor Jozef helemaal niet zo hoeft, een kindje erbij. Hij voelt niet zo veel vrijheid meer met een kind om zich heen en hij is bang, dat hij dan bij mij op de tweede plaats zal komen. Bovendien zegt hij, stinken alle baby’s en maken ze vervelende geluiden: huilen, dreinen, jengelen, krijsen. Allemaal volgens Jozef dan. Dit keer, zo neemt Maria zich stellig voor, kan Jozef op zijn kop gaan staan, ‘dit kind houd ik, dit kind is van mij’. 

Jozef komt een beetje stoned thuis, met een lachkick. Hij valt Maria om haar nek en ziet dan pas dat ze ‘een kind’ in haararmen houdt. In eerste instantie denkt hij, dat het dat joch van de buren is waar Maria af en toe op past maar al gauw voelt Jozef dat er iets anders loos moet zijn. Hij maakt Maria al snel duidelijk dat, wààr zij dat kind ook vandaan heeft,  hij het niet  in huis wil hebben en ze moet gewoon weten waarom hij dat niet wil.

‘Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik dat nou al niet tegen je gezegd!’   

 Maria besluit meteen na deze uitspraak van Jozef, haar godsgeschenk ‘Jezus’ te noemen.

 

(Wordt vervolgd.)

 

vrijdag 23 december 2022

UIT HUIS GEPLAATST.

 

Het begon met schelden tegen Annie, mijn vrouw, toen ging Sjanie met van alles lopen gooien, liep in huis hard te schreeuwen en het meest angstaanjagende van alles was, dat ze  zo maar steeds kwam te vallen tijdens haar gegooi en geschreeuw ... epilepsie leek het wel. De ene keer kwam ze lelijker terecht dan de andere keer. Een keer brak ze d’r neus en verloor ze drie tanden. En dat allemaal in een voor Annie en mij onbegrijpelijk woedeaanval en dan deed het zich feitelijk alleen voor als ik  niet thuis was. Het was een soort van afreageren op Annie, zeg maar. Ze was vaak nog bezig, als ik uit mijn werk  kwam. Ik deed dan rustig mijn jas uit, zette mijn pet af en liep naar Sjanie toe. Ik merkte gelijk al dat ze wat rustiger werd. Ik zei helemaal niets. Ik wees alleen maar in de richting van haar kamer. Ik zette grote ogen op, ik zei niks … wees naar haar kamer. Achteruit liep ze naar haar kamertje. Vlak voor haar slaapkamer draaide ze zich om, opende de slaapkamerdeur en ze wilde hem meteen op slot draaien maar die vlieger ging niet op. Met één grote stap was ik ook bij de deur en hield hem open. Zonder dat ik ook maar iets hoefde te zeggen, ging Sjanie op haar bed liggen. Ik bleef haar met grote  ogen aankijken. Dat bleef ik doen totdat zij in slaap was gevallen.

 

Dit was een patroon. Voor mij was dit nog wel vol te houden maar voor Annie was dit niet te doen. Zij raakte zo nu en dan gewond door die, rondvliegende voorwerpen. Op een keer smeet ze onze mooie fruitschaal in Annie d’r richting en dat deed ze met zoveel kracht dat Annie’s scheenbeen daarvan brak. Toen hebben Annie en ik elkaar eens aangekeken en uiteindelijk besloten we om haar uit huis te laten plaatsen … ook voor haar eigen bestwil. Maar ik moet wel zeggen dat zo’n beslissing altijd pijn doet, pijn voor Annie als moeder natuurlijk maar zeker ook voor mij als haar stiefvader, want ik heb nooit en te nimmer verschil willen maken, omdat ze toevallig mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Berna altijd net zo behandeld als haar.

 

Met de afgelopen Pasen was het precies twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. Het werd Huize de Koeling in Vriezenkoop. Elk weekend gingen we bij ons meissie op bezoek. En het is nu ook al weer bijna achttien jaar geleden, dat we  uit Vriezenkoop te horen kregen dat het beter was dat we niet meer op bezoek zouden komen bij Sjanie. Ze hadden gemerkt dat ze zowel voor als na afloop van ons bezoek helemaal uit haar doen was … ze ging schelden, hard door de gangen lopen, gooien met van alles, dus dat was heel vergelijkbaar met hoe ze zich thuis gedroeg. Vandaar dat ze dachten dat we voorlopig maar niet moesten komen. Dat duurt nu achttien jaar. Vorige week belde ik nog even met de Koeling om te vragen of Sjanie met de feestdagen een middagje bij me langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds Annie vier jaar geleden de geest gaf … maar dat kon niet want ze was die middag al bij haar zusje, ja, bij mijn eigen dochter Berna nota bene. Je zou zeggen Theo, dan ga je daar toch lekker naar toe … die woont vlak bij je in de buurt. Ja, dat klopt wel … alleen ben ik daar ook al niet meer welkom meer … weer heel ergens anders om.  Om een lullig iets met een e-bike, geloof ik.

donderdag 22 december 2022

EEN NACHTWANDELING

Het is donker, koud en een beetje mistig. Het is half een. Ik wandel door de nacht. Overdag zie je hier al haast geen kip. Dat zal ’s nacht wel niet veel anders zijn. Loop langs de in aanbouw zijnde flat. Die is versierd (beveiligd)als een kerstboom met duizenden kleine lichtjes. Om elke étage is een lichtjeslint gespannen.. Aan de achterkant van de Paladiostraat zijn nog maar weinig lichten aan. De meeste bewoners zijn al naar bed. Ik kom nou bij de Prinsenplas aan. Er hang wat mist boven het water; niet zo heel erg  dicht. Als ik dicht bij de kant kom, kwetteren een stel vogels weg, waterhoentjes, denk ik. Ze plonzen in het water en verontwaardigd wegzwemmend  blijven ze nog een beetje mopperen.

 

Linksaf loop ik de voetgangers- en fietsersbrug op.  Er komt een fiets aan. Maar ik zie hem niet. Geen  licht aan. Heel dichtbij istie nu, komt recht op me af … ’Kijk es uit’, roep ik panisch, ’t is een vrouw, zij remt en valt van haar  fiets. Haar petje van haar hoofd.

’O, sorry, meneer ik had u niet gezien.’

’Neen, ik jou ook niet. Je moet wel je licht aan doen, hé,  dan zie je wat’. Zij stinkt uit haar straatje. Alcohol. Met moeite klautert ze weer op haar zijn fiets.

 ’Sorry hoor’.

 

Op het talud links van de brug zit iemand te vissen. Onder een reuzenparaplu..

‘Heeft u al wat gevangen?’

‘Nee, niks bijzonders, alleen wat klein spul. Heb wel een paar keer beet gehad maar die vissen hebben geluk gehad.’

‘Blijf u hier nou de hele nacht vissen?’ Neen, nog een uurtje om een uur of twee ga ik naar huis. Ik ben toch maar alleen, dus …

‘En jij, wat doe jij hier nog zo laat?’

‘Ik maak een ommetje, ik kon niet slapen. Ik ben toch ook maar alleen dus …

‘Ha, ha, waar je zin in hebt.’

Nou, succes, ik ga weer verder.’

 

Vanuit het kerkhof klinken zo af en toe flarden vogelgeluiden. Waarschijnlijk vogels die in hun slaap praten.

Op een bankje aan de Michelangeloweg, vlakbij de vrije school, zit iemand uit een bierflesje te drinken. Ik loop langs hem heen, klaar om naar hem te glimlachen.

‘Hé, hé, moet je ook een pilsie?’  Ik schrik ervan dat hij me aanspreekt. Ben er een beetje van in de war.

‘Heb je nog, dan?’ vraag ik.

 ‘Ja, anders bied ik het je toch niet aan! Kom zitten, hier’ en hij tikt met zijn vlakke hand naast hem op het bankje.  Hij geeft me uit zijn Jumbo-tasje een pijpie Heineken, wipt de kroonkurk van het flesje:

 ‘Proost, ik ben Frits.’

‘Proost, ik ben Jee.’

‘Kon je nergens terecht vannacht, Frits?’

‘Jawel, Jee, maar ik had behoefte om buiten te zijn Hier voel ik me vrijer, heb  meer ruimte en vannacht is het ook niet zo koud, dat scheelt. Als het droog is en boven de 5 graden, ben ik het liefst buiten. ’s Ochtends ben ik alleen even binnen bij het Leger om te eten, te drinken en … te poepen. Dan ga ik er weer gauw vandoor. Ik ben hier vaak ‘s nachts. Jij bent de eerste die ik een pilsie kan aanbieden … maar het moet niet gekker worden, hoor,  hahaha.’

Ik drink het pilsie op, geef hem vijf euro, (‘onkostenvergoeding’), dat waardeert hij wel.  Zodra ik weg ben gaat ie languit op zijn bankje.

Over vijf minuten ben ik thuis (blij toe), zonder dat ik op dat laatste stukje een rat ben tegen gekomen.

woensdag 21 december 2022

ZO VEEL KLEUREN.

 Mijn vriendin Andrea komt graag bij mijn broer Theo. Hij is een paar jaar jonger dan zij maar ze zijn goeddeels uit hetzelfde hout gesneden. Ze lullen allebei een uur in een kwartier en ze zijn beiden niet vies van een borreltje. Ik moet het dan ook niet wagen bij Theo op bezoek te gaan zonder haar dat te laten weten.  Ze wil persé mee. We hadden voor de zekerheid twee flessen wodka meegenomen. Want het gaat  tegenwoordig hard in huize ‘Theo’. Onder de plank met zijn mooie glazen stonden altijd de flessen sterke drank, maar de laatste keer dat we bij Theo waren was daar niet veel meer van over. Nù is die plank helemáál leeg. Met die twee liter wodka moeten Andrea en Theo het maar zien te  redden vanmiddag. Ik zelf begin het liefst met een kopstootje: een glaasje jonge jenever en gelijk er achteraan een pilsie (in één teug leeg drinken en dan dat bier). Verder hou ik het gewoon op blikkies bier. Andrea zit duidelijk te balen:

Andrea:               Ik vind het zo vreselijk. ’t Is gewoon racistisch!

Theo:                    Vreselijk?? Wat?

Andrea:               dat gezeik allemaal …

Theo:                    welk gezeik allemaal?

Andrea:               over die datum, man!

Theo:                    Over welke datum hebbie het nou in godsnaam?

Andrea:               Van die ‘van kleur’ natuurlijk, weet je dat dan niet,

Theo:                    Nee, van wèlke kleur dan, Andrea?

 

Dit gezeik wil ik nu weer helemáál niet horen. Ze zoeken het maar lekker uit samen. Ik duik de nieuwe Voetbal International in. Al een paar weken heb niks over foebele gelezen omdat ik het WK in Qatar boycotte, vandaar.   Ik schenk hun glazen nog eens bij.

 

Andrea:               Van welke kleur dan?? Van zo véél kleuren!!

Theo:                    Nou, welke dan?

Andrea:               Bruin, zwart, rood en geel, krijgen allemaal excuus

Theo:                    Excuus? Van wie?

 Andrea:              Van Rutte.

Theo:                    en waarom van Rutte?

Andrea:               omdat hij de baas is van Nederland.

Theo:                    en waarom  dan excuus?

Andrea:               omdat Nederland mensen ‘van kleur’ tot slaaf heeft gemaakt .. .

Ik ben boven mijn VI in slaap gevallen. Ik neem nog een biertje en schenk de glaasjes van die twee nog eens bij.

 

Theo:                    Tot slaaf gemaakt? Tot slaaf gemaakt? Nou en …..?

Andrea:               Vele duizenden mensen ‘van kleur’ werden uit Afrika naar Nederlandse kolonies  ontvoerd. Daar werden ze verkocht aan Nederlanders, voor wie ze moesten werken.  Ze kregen daar niet voor betaald. Ze moesten soms wel 18 uur per dag werken, Ze werden mishandeld, misbruikt, verkracht  en ook veelvuldig vermoord. Mogen ze dan misschien zelf bepalen wanneer ze daar excuus voor aangeboden krijgen? Rutte deed het op 19 december 2022.  

Theo:                    Ja, dat is dan toch netjes?

Adrea:                  Netjes? Helemaal niet netjes. De mensen ‘van kleur’ wilden het excuus op 1 juli 2023.  De dag dat honderdzestig jaar geleden de slavernij officieel werd afgeschaft. Daar had Rutte naar moeten luisteren.

Theo                     Ja, daar heb je helemaal gelijk in.

 

Ik word een beetje melig van dat gezeik. Ga effe een dutje doen. Theo doet daar niet moeilijk over. ‘Ga maar op mijn bed liggen; let maar niet op de rotzooi.’ De gordijnen in zijn slaapkamer zijn nog dicht. Het enige wazige licht komt van het schemerlampje. Dat staat naast zijn onopgemaakte bed op het nachtkastje. Daar ligt ook de omgevallen bijna lege fles Henkes en een half vol glas verschraald bier. Volgens mij gaat het niet zo goed met Theo.

‘Hé Theo, zuip jij de laatste tijd niet een beetje te veel?’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in,’ zegt hij.