maandag 27 december 2021

ONGEZWAVELDE PRUIMEN

 Vandaag is de dead-line. Dan moet ik Tirza terugbrengen bij de bieb . Tirza is een boek dat Arnon Grünberg geschreven heeft. Een fantastisch boek. Ik raad het iedereen aan.  Het gaat over een gebroken man (Hofmeester heet hij met zijn achternaam). Zijn echtgenote is bij hem weggelopen. Hij is, als boekbeoordelaar bij een uitgeverij, ontslagen en is al zijn spaargeld kwijtgeraakt aan een hedge fund. Het enige wat hij nog heeft kunnen behouden is zijn dierbaarste bezit: zijn dochter Tirza. Na haar eindexamenfeestje gaat Tirza met haar nieuwe vriendje naar Namibië.  Hofmeester zal zijn dochter moeten loslaten.  Meer verklap ik niet. Lezen!!!

Als ik het boek vandaag niet inlever krijg ik een boete, niet zo héél erg hoog maar toch …  zondegeld. Ik ga geen nieuw boek lenen in de bieb omdat ik zelf voor 27 euro een nieuw boek heb gekocht bij Donner: ‘de  Mitsukoshi  troostbaby company’ van Auke Hulst. Ik had nog nooit van die schrijver gehoord maar hij boeide me bijzonder tijdens het interview dat hij gaf in het literaire programma van de VPRO:  ‘Brommer op zee.’  Dat boek heeft meer dan zeshonderd bladzijden. Eer ik daar doorheen ben zijn we al zeker drie weken verder. Vandaar dat ik geen  nieuw boek leen.  Auke Hulst schreef over  een schrijver die een robotdochter koopt, die het verlies van een ongeboren kind moet compenseren. Ondertussen werkt die schrijver aan een roman waarin zijn alter ego terugkeert in de tijd, met als doel de loop van de geschiedenis te veranderen – al was het maar in een verhaal. Laten werkelijkheid en fictie zich in handen van een schrijver wel dwingen?

In de bieb loop ik Grizela tegen het lijf; ze is Pools. Leuk om haar weer eens te zien. Met haar heb ik een paar jaar Nederlandse conversatie gedaan.  Het gaat niet zo goed met haar, eufemistisch uitgedrukt. Angstig probeert ze mijn blik te ontwijken. Ze heeft een psychose gehad en weet nog niet zeker of ze er al helemaal uit is. Engelen in haar hoofd willen haar steeds een bepaalde kant op duwen, een kant die haar bang maakt.  Bij de GGD heeft ze hulp gezocht en gevonden; ze slikt nu pillen maar die gaan pas over een paar weken werken.  Ik vind het vreselijk voor die lieve schat.  ‘Kom, dan gaan we een kopje thee drinken, Grizela?’  ‘Nee, bedankt, ik moet naar werk.’(Vakkenvuller is ze bij Kruidvat en dat met haar universitaire opleiding). ‘Tot ziens.’ … en weg is ze.       

Ik ga vandaag ook nog even naar de markt om gedroogd fruit te kopen voor mijn dagelijkse portie muesli.  Ik heb zure abrikozen, ongezwavelde pruimen, dadels en een kilo muësli nodig. Misschien, heel misschien ga ik ook nog een mooie zwarte hoed kopen voor bij mijn onlangs aangeschafte  statige, lange, zwarte jas. Bij dezelfde kraam als waar ik die jas kocht, heb ik sjieke zwarte hoeden gezien voor twintig euro.

Een psychose is natuurlijk vreselijk en je kan het eigenlijk niet met elkaar vergelijken maar kiespijn is toch zeker zo gruwelijk.  Paracetamol helpt nauwelijks, hooguit een kwartiertje. Godzijdank heb ik  een soort ‘paracetamol plus’ daar slaap ik de hele nacht op.  De tandarts heeft een kaakoverzichtsfoto gemaakt en daaruit heeft hij geconcludeerd dat ik een wortelkanaalbehandeling nodig heb. Vier januari gaat dat gebeuren. ‘O, valt wel mee hoor,’ lacht de tandarts. Als ik alleen al het woord ‘wortelkanaalbehandeling’ hoor, lopen de rillingen over mijn rug.

 

zondag 26 december 2021

BOOSTER-MEAL

 De GGD vraagt hem gemakkelijke kleding aan te trekken, want dat prikt zo veel makkelijker.  Ze denken daar toch niet dat hij in een t-shirtje zijn Booster-prik komt halen. Het is winter en vandaag (tweede kerstdag) iets onder nul. Hij doet het niet om te zieken maar hij trekt z’n gewone winterkloffie aan naar zijn priklocatie: het Schuttersveld. Hij excuseert nog zich wel bij de veel te dikke maar aardige prikster dat hij zo warm is aangekleed. (Een dikke jas, een warme katoenen coltrui en een  thermo shirt met lange mouwen). ‘Geeft niet hoor,’ zegt ze, ‘ het is toch heel rustig vandaag, doet u maar kalm aan.’  Het lukt hem niet om zijn katoenen coltrui en zijn thermoshirt over zijn mondkapje heen uit te trekken. De prikster (ze heet Karla Braafheid, dat staat op haar naamplaatje, Carla met een  ‘K’) ziet hem onbeholpen otteren met uitkleden en zegt dan, zonder hem aan te kijken, dat hij zijn thermoshirt wel mag aanhouden. Alleen zijn katoenen coltrui moet hij uit doen. ‘Doe  voordat u uw coltrui uittrekt, uw mondkapje af en zet het meteen daarna weer op alstublieft, ik vraag u dit in verband met het besmettingsgevaar, we kunnen immers niet voorzichtig genoeg zijn, dank u wel.’  Het is zo gebeurd, die prik. Geen enkele pijn. De volgende klant staat al te trappelen  voor de prikcabine.   Hij krijgt van de prikster het bewijs van zijn  vaccinatie in zijn rechterhand geduwd. terwijl hij nog bezig is zijn linkerhand in zijn coltrui te wurmen.  Hij kleedt zich in alle rust verder aan: trui aan, muts op, jas aan, het vaccinatiebewijs in de binnenzak van de jas, drukkertjes van de jas dicht, want het was volgens Karla (met een  ‘K’) toch niet druk vandaag. ‘U kunt nog een kwartiertje in de wachtruimte plaats nemen, fijne dag,’ zegt ze terwijl ze alweer bezig is met de volgende klant. ‘Geen probleem,’ zegt hij ‘en … werk ze!’

Van het Schuttersveld in Crooswijk is het maar een paar minuten  lopen naar het huis van zijn vriend Keith (met een K), een Rotterdammer in hart en nieren, maar geboren in Liverpool. Hij is door Keith uitgenodigd voor: ‘a modest christmas meal’.  Het is zeker alweer vier maanden geleden dat hij bij Keith thuis was. Eigenlijk veel te lang … maar het scheelt dat hij hem elke donderdagavond aan de telefoon heeft.  Hij schrikt ervan hoe Keith er uit ziet. Een oud wijf lijkt het wel, zo zonder zijn kunstgebit en zijn lange grijze haren los hangend in plaats van in een paardenstaart, zoals anders. ‘It’s sunday and than I never wear my ponytail nor I have my dentures in.’ lacht Keith. 

Bij de zwarte thee met  scones en een heerlijk stuk fruitcake, bekomt hij van de schrik. Keith is voor de rest  geen spaan veranderd. Ze hebben het zoals  altijd over hun favoriete onderwerpen als voetbal (Liverpool en Sparta), muziek, alcohol en vrouwen. Hij heeft een vrolijk wijntje meegenomen maar die mag weer mee terug. Keith heeft de drank al jaren geleden afgezworen na een turbulente alcoholrijke periode.              

Het twee-gangen kerstdiner  dat Keith hem voorschotelt bestaat uit kalkoen en kerstpudding. Engelser kan haast niet. Hij geniet er van. Keith heeft zijn stinkende best gedaan.

 

 

zaterdag 25 december 2021

ALLEEN

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

vrijdag 24 december 2021

KERSTDINER

Het is 25 december 2021 laat in de middag. Uit een gloednieuwe Mercedes-Sedan stapt James Callaghan. Linea recta loopt hij naar de achterklep, opent die, haalt daaruit een vuilnisbakzak tevoorschijn en zet die op de grond. Meteen doet hij zijn stropdas af, trekt zijn jasje en overhemd uit en pakt uit de zak een soort rode lap, wat een korte rode winterjas blijkt te zijn … ook haalt hij nog een rode lange broek, rode schoenen, een aanplakbaard en – snor uit de zak … allemaal in dezelfde teint rood. Hij verkleedt zich als kerstman. Voordat hij de achterklep dichtgooit pakt hij een kooitje met handvat.  Dan maakt hij schielijk een beestje los van de riem waarmee het onder de achterbank is vastgebonden … het is een heel jong biggetje. Hij stopt het snel in het draagbare kooitje. Het beestje gaat tekeer als een speenvarken en dat is het natuurlijk ook … James  vindt dat niet zo erg. Hij sluit de auto af en loopt fluitend (Congratiulations, van Cliff Richard) naar het op het eerste gezicht armetierige onderkomen op nummer 146. Voor een achterstandsbuurt valt dit hier nog méé. Hij belt aan maar er wordt niet open gedaan. Hij gaat enkele stappen achteruit op het tuinpad en ziet een meisje (van een jaar of 13) op schoot zitten bij een volwassen man. Hij hoort ze zingen en hij ontwaart nòg een zingend manspersoon … ‘jingle bells’ … ze zijn duidelijk in hun sas. Logisch dat ze nu de bel niet horen. Hij probeert het nog eens. Dit keer belt hij mee op de melodie van ‘jingle bells’. En ja hoor, hij heeft succes.  Er wordt open gedaan door het hogelijk verbaasde meisje. 

‘Dag meisje,’ zegt hij, ‘ ik ben James Callaghan, en die daar in dat kooitje is mijn biggetje Pig. Zou ik misschien bij u in huis mogen eten?’  ‘Jingle Bells klinkt zo met de deur open wel heel erg hard, bah!’ denkt hij.

‘Dat kan ik niet alleen beslissen, ik woon hier met mijn vader en zijn vriend, die moeten het ook goed vinden natuurlijk.’ Ze gaat het even vragen en vrij snel is ze weer terug: ‘Nee, het kan niet, James, we hebben nog maar net genoeg te eten voor onszelf.’

‘O, maar jullie hoeven niet voor mijn eten te zorgen.  Ik heb zelf genoeg  bij me en Pig heeft zijn buikje al rond gegeten, kijk maar. Desnoods kunnen jullie wat van mij te eten krijgen. Ik zou alleen graag van jullie keuken gebruik willen maken.’

Na overleg vindt het drietal het goed dat James de keuken gaat gebruiken. Ze willen alleen geen pottenkijkers bij hun eigen diner. Dus moet James zo lang wachten in de kleine slaapkamer van het meisje. 

‘Goed, maar dan ga ik me nu eerst even omkleden, want zo kan ik niet op mijn eigen kerstdiner verschijnen’ en hij drentelt naar de blinkende Mercedes-Sedan bij hun voor de deur.

‘Ik kom zo terug.’

Even later staat de man weer voor de deur, alleen nu verkleed als Eucalypta, de gemene heks van Paulus de Boskabouter. Op haar rechterschouder zit een rat, die over haar nek naar haar linkerschouder loopt en weer terug  van links naar rechts en dan weer naar links enzovoorts, enzovoorts. Met haar schel,  knerpend stemgeluid klinkt die Eucalypta lang zo vriendelijk niet:

‘Zo hier ben ik weer.’ De dochter van de vriend van haar vader schrikt ernstig en roept: ‘Neen, jij bent  een enge heks … niet zoals die kerstman …  Toch mag Eucalypta straks hun keuken gebruiken.  Ze weten immers alle drie heus wel dat James, de warme vriendelijke kerstman van daarnet, hier stiekem achter zit. 

donderdag 23 december 2021

Het is nu eenmaal zo.

 Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een erg saai stel. Ze weten het zelf. Hun buren weten het. Hun kinderen en familie; collega’s. Het is nu eenmaal zo; ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is hij een,  weliswaar vriendelijke, doch uitzonderlijk saaie kerel en omdat zij een beetje te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij ook zo saai is maar dat is helemaal niet zo. Want als ze samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en een opwindende stripteases.  


Ze werken allebei op het stadhuis. Hij is bode. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Ze moeten om half negen beginnen. Hij zet de wekker altijd op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendknuffeltje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee; voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek dan zijn zwarte bode-uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse pets op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo vlak bij haar werkplek.
‘Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in?’ schijnt hij te denken, want iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijtertje ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij.  Een zo'n uitsmijter is zat voor met z'n tweeën, toch.

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: 
‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe kul. 
Als ze om zes uur thuis zijn bereiden ze gezamenlijk de maaltijd. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Om  acht uur het NOS journaal en daarna wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het de beurt aan hem. En zij weet precies wat hij gaat kiezen: dammen…… Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gatverdamme!’ Het gaat er niet om dat hij altijd wint maar dat spel, met dat vingertje naar dat zwarte of witte schijfje en dan een beetje schuiven naar links of naar rechts….Gat-ver-dam-me. De kwelling is haar goed aan te zien; haar gezichtje trekt wat wit weg. 
 Hun avond is overigens veel te snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. 
Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij zeurt er ook verder niet over.
‘Wat wil jij tot slot van deze avond?’vraagt zij
‘Ik wil wel weer eens lekker gepijpt worden; geen beter slaapmutsje dan dat,’zegt hij, ‘en waarmee kan ik jou verwennen?'
‘Nou, als jij mijn klietje straks likt, dan slaap ik daarna als een roosje, zeker weten.’
‘Ga maar eens lekker liggen,  knul. Je weet, we hebben geen uren de tijd; morgen is het weer vroeg dag. Probeer maar te ontspannen. Hé, hé, ho ho, nou nou, die piemel van jou weet ook niet wat ontspannen is.’
Tsja, het is nu eenmaal zo.

woensdag 22 december 2021

EERSTE KOU

 

Jos heeft al zijn kerstkaarten verzonden. Dat moet natuurlijk ook wel anders komen ze niet op tijd aan. Hij heeft het zich makkelijk gemaakt dit jaar, op alle kaarten heeft hij geschreven: ’Prettige feestdagen en een goed en gezond 2022, groetjes, Jos.’ Nu heeft hij even tijd voor een stevige wandeling door het Prinsenpark. Het vriest … niet hard maar toch genoeg voor een flinterdun  vliesje ijs op de slootjes aldaar. Het ijs is zo fragiel, dat zo’n licht beestje als een waterhoentje er gelijk doorheen kukelt wanneer het er vanaf de kant op springt.

 Onwillekeurig denkt  Jos  aan die winterse dag waarop hij met een paar vriendjes uit de buurt ging ‘ijsie’ kraken op de sloot van de Spaanse Bocht in Spangen.  Hij zal een jaar of tien geweest zijn. Het ijs was destijds wel een stuk dikker dan vandaag. ‘IJsie kraken’ houdt in dat een stel jongens en meisjes (meestal meer jongens dan meisjes) naast elkaar gaan staan aan  de ene  kant van de bevroren sloot om vervolgens hand in hand naar de overkant van de sloot te stampen.  Bij de eerste overtochten gaf het ijs nog geen krimp ; zeker als het flink dik was. Maar het werd spannender naarmate het aantal oversteken toenam.  Het ijs ging steeds vervaarlijker kraken.  Er werd net zo lang doorgegaan tot er minimaal één van het stel door het ijs gezakt was.  En natuurlijk was Jos weer eens de lul. Hij liep uiterst links in de keten. Doorgaans is  bij IJsie kraken  links in de keten lopen veilig. Meestal  lopen vooral zij, die in het midden lopen het meeste gevaar.  Zo koud als die dag heeft hij het nooit meer gehad. Mijn vriendjes hebben hem toen vlug naar huis gebracht. Hij woonde gelukkig dichtbij. Mijn moeder schrok heel erg , ze was zelfs een beet je boos  dat hij zoiets gevaarlijk gedaan had .. ‘het had veel slechter af kunnen lopen’.

Met grote passen zet Jos zijn wandeling voort. Een reiger zit geheel ineen gekrompen, snavel omlaag, langs de waterkant. Het gras is nog berijpt. Een paar meter hoger, in een ontbladerde berk zit een stel kraaien met opgetrokken schouders de kou te trotseren.  In de verte hoort hij een ambulance  naderbij komen. In mijn directe omgeving, hij loopt inmiddels vlakbij de begraafplaats Oud-Kralingen, is voor zover hij het kan zien niks gebeurd.  Het is heel stil in het park; er is letterlijk  geen kip te zien.  De ambulance hoort hij nu niet meer.

Op een bankje aan de Michael Angelolaan  ziet hij een man  zitten. De man kijkt schichtig naar links en rechts … zet een plastic tasje naast zich neer, pakt er een blikje bier uit, klikt het open, neemt er een slok uit en stopt het vlug weer in zijn tasje terug  ... de man is veel te schaars gekleed: een t-shirtje met een sjofel colbertje. De man zou meer hebben aan een paar slokken jonge jenever dan aan dat koude biertje. Jos heeft te doen met deze man, die in deze vrieskou, in een vrijwel verlaten park, aan zijn verslaving moet toegeven.

Jos is inmiddels aangekomen bij het flatgebouw waar hij woont. Daar staat die ambulance. In de hal van de flat wordt druk gepraat over de zieke, die opgehaald wordt. De liftdeuren gaan open en op de brancard ziet hij een lachende Lea liggen, een buurvrouw van derde étage: ‘Ik heb niks hoor, ‘zegt ze, ‘er is helemaal niks aan de hand met me, helemaal niks, maar ik moet gewoon mee.’ 

maandag 20 december 2021

BIJ DE CHINEES

 

Of hij spreekt geen Nederlands, hij houdt niet van mijn gebabbel of hij vindt mij gewoon een beetje eng. Hoe het ook zij, de ouwe Chinees draait zich een halve slag op de bank als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste kauwgompie en de Volkskrant van deze ochtend; ben zojuist ik het ziekenhuis voor het eerst van mijn leven bij een uroloog geweest. Gedurende de afgelopen drie weken heb ik die dokter moeten opschrijven hoeveel ik drink en hoeveel ik pies.

Nu eerst even de penis poetsen; krijg daartoe van een verpleegster een bekertje water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten bij de chinees krijgt). Dan krijg ik een ampulletje  dat ik vol moet piesen met die glanzend-schone piemel.

De laatste tijd heb ik  wat last van urineverlies, doe het soms in mijn broek, soms in mijn bed.  Gelukkig niet elke dag maar een paar keer per jaar vind ik al te veel!  Ik heb niet het idee dat het iets ernstigs is. Hoop dat het met een beetje medicijnen te corrigeren is.  Ik moet ook nog  even voorover gebogen gaan staan met mijn handen op de behandeltafel ….. met mijn broek op mijn schoenen……..de vrouwelijke arts trekt razendsnel een handschoen roert met een vinger in een potje met glijmiddel en drukt diezelfde vinger (godzijdank) trefzeker in mijn anus en bevoelt even mijn prostaat, die prima blijk te functioneren. 

Pijn deed het niet maar toch zit ik niet helemaal lekker op dat bankje. Stuurs blijft mijn buurman naar de ingang van het ziekenhuis kijken; terwijl ik mijn ochtendkrantje lees. Kindergeschreeuw komt van achteren en als een veer schiet de Chinees omhoog en loopt naar het kind van een jaar of vier dat waarschijnlijk het Chinese equivalent voor opa uitroept. De Chinees verandert van een norse stuurse bankzitter in een voorbeeldig enthousiaste opa: hij bukt zich naar de kleine jongen, tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te zeggen ‘hallo jongen, wat ben je groot geworden; wat ben ik blij dat ik je eindelijk weer eens zie’. Enkele passen achter de jongen lopend de ouders, die lachend het tafereel van opa met hun zoontje gadeslaan. De Chinees heeft alleen maar oog voor de kleine jongen. Hartverwarmend, het maakt me vrolijk en onwillekeurig glimlach ik….. De vader van de kleine jongen ziet mijn lach en hij knikt me vrolijk, vriendelijk toe. Snel wendt hij zijn blik van me af  en kijkt hij naar zijn familie.  Gevieren lopen ze het ziekenhuis in.

Met mij is niets aan de hand, komt de zuster me zeggen, alles doet het goed. Ik drink alleen te veel…..drie keer meer dan normaal…daar komt het door….geen alcohol hoor……..nee gewoon koffie, water, sapjes en natuurlijk ook af en toe wat sterkers.

Maar…..dus om het voortaan droog te houden….logisch eigenlijk wel …..is minder drinken het devies.

 

* eerder (in 2007) gepubliceerd