Voor de toegangsdeur van het flatgebouw waar ik woon, staat sinds enige maanden een container waar groenafval in gedeponeerd kan worden. Ik vond het wel een goed idee. Zeker omdat die voor mijn deur is neergezet. Veel eerder hebben ze ons van de gemeente ook al eens verzocht om papier en glas in afzonderlijke containers te deponeren. In het begin voldeed ik, en met mij veel anderen in mijn flat daar braaf aan, ondanks dat die bakken op meer dan een kilometer afstand van de flat stonden. Maar toen ik, vaker dan het me lief was, zowel een overvolle glas- als papierbak aantrof, ben ik ermee gestopt om twee kilometer met die zware tassen heen en weer te sjouwen. Ik heb destijds nog wel gebeld naar 14010, een algemeen telefoonnummer alwaar allerlei grote en kleine klachten over schoon en veilig in de regio Rotterdam kunnen worden doorgegeven. Ik liep de laatste drie jaar regelmatig langs die bakken op weg naar de sportschool. Het zag er daar omheen niet best uit: een puinhoop: veel glasscherven, lege potten en flessen en volop karton. Sinds een half jaartje is het eindelijk goed geregeld: op tweehonderd meter van mijn huis staan nu een papier- en een glasbak en er is altijd plaats genoeg.
Groente- fruit- en plantenafval
en ook vleesresten kan gegooid worden in
die biobak. Awel, dus dat ‘kan’
in die groencontainer, schrijf ik hier nog maar eens met nadruk op. Want er
wordt niet op gehandhaafd. Dus wanneer je besluit om dat soort afval gewoon bij
het restafval te gooien dan word je niet direct op de bon geslingerd. Bekeuren
is denk ik ook niet nodig want zo te zien wordt er goed gebruik van gemaakt.
Veel te goed moet ik zelfs zeggen. In no-time is die container namelijk vol. En
het vervelende is dat ze veel te weinig geleegd worden waardoor de groenresten
naast de container op het trottoir komen
te liggen en door het stadsgedierte
verder over de stoep verspreid worden. Het wordt dan echt een glibberige
glijboel. Mandarijnenschillen,
klokhuizen, kippenpoten, kroketten waar één hap van genomen is, half afgekloven
karbonades, platgedrukte patatjes
waarvan sommige met piccalilly, halve pizza’s, beschimmeld brood en vooral heel
veel bananenschillen. Nondeju, wat worden er in zo’n flat, als de mijne, veel bananen verorberd! Nu is algemeen bekend dat de kans om over één
bananenschil uit te glijden al zeer groot is; laat staan over tientallen
bananenschillen, zeker als ze ook nog eens
vermengd zijn met andere soorten half verrot bioafval.
De huidige situatie is niet alleen onveilig maar ook nog onhygiënisch.
Er wonen in mijn flat nogal wat rolstoelers en scootmobielers. Wat te denken
van wat die voertuigen allemaal de flat in rijden en … niet om het een of ander, maar ook voor
de gewone voetganger is het haast
onvermijdelijk om die biosmurrie te vermijden
… je wil niet weten hoe de liften er momenteel
uit zien! Ik wilde niet wachten tot er
ongelukken zouden gebeuren dus belde ik
14010. De gemeentelijke mevrouw die mij te woord stond, vertaalde mijn tamelijk
verontrustende ooggetuige verslag van de toestand in en rondom de container als
volgt: ‘Dus als ik u goed begrijp, meneer wilt u dat de
container wat regelmatiger geleegd wordt?’ ‘ Neen mevrouw, eh … ja, dat wil ik
natuurlijk ook wel, maar wat ik wil is dat er deze morgen een wagen langskomt om de troep hier op te
ruimen voordat er ongelukken gebeuren.’
Ja, zegt de vrouw, mag ik uw burgersofinummer, meneer?’ Dat geef ik
haar. ‘Meneer, het streven is om binnen drie dagen een wagen langs te sturen en
als dat binnen drie dagen nog niet gebeurd is dan kunt u weer naar dit
telefoonnummer bellen; vermeld dan wel de volgende tiencijferige code: 5281-7216-77.
Dag meneer.’ Ik krijg geen kan meer om
te reageren, de gemeentejuf heeft het telefoongesprek
beëindigd. Uit mijn keukenraam zie ik dat beneden op straat mijn naaste
buurvrouw Dien op haar gat valt; een andere flatbewoner probeert haar nog
overeind te helpen maar gaat dan zelf ook onderuit.