‘Honger? Honger? Als je echt honger hebt dan pak je wat je
pakken kan. Dan zeur je niet, dat je
geen vlees, vis of eieren mag eten omdat je veganistisch bent.’ Luid,
duidelijk en knerpend schalt de honger-mening van het Surinaamse meisje door het metrostel. Naast haar zit een iel grietje, ook van
kleur, dat protesteert: ‘Neen, neen, als ik honger heb ga ik een BigMac scoren,
of een patatje pindasaus bij Bram Ladage.’
De Surinaamse is groot, volumineus, haar lijf barst bijna
uit haar warme maar veel te krappe jas. Die ander is half zo groot als zij. Ik
kan die kleine ook nauwelijks zien. Alleen als ze wat voorover buigt wanneer ze
iets zegt, zie ik iets van haar tamelijk witte gezichtje. De rest van haar lijf gaat dus schuil achter
haar vriendin.
Ik ben op weg naar
het ziekenhuis. Mijn aandacht wordt getrokken door het duo dat naast me, aan de
andere kant van het gangpad zit. Ik spits mijn oren om nog wat van hun
honger-gesprek op te vangen maar dat valt niet mee omdat de metro behoorlijk
wat lawaai produceert. Alleen op de stations kan ik ze een beetje afluisteren.
‘Heb jij dan ooit wel eens honger gehad? vraagt het iele meisje. ‘Gelukkig
niet. Bij mij thuis is altijd voldoende te eten.’ ‘Dus je hebt nooit echt
honger gehad? Hoe weet je dan zo zeker dat je dan alles pakt wat je pakken
kan?’
Ze hebben denk ik door dat ik meeluister. Vluchtig kijken ze
even mijn kant op … dan vervolgen ze, wat minder luid, hun gesprek. Ik kan ze
toch nog redelijk goed verstaan; we zijn op station Oostplein.
‘Dat weet ik ook niet
zeker, dat lijkt mij zo. Je wilt dan toch overleven … ik zag gisteren in de
krant een foto van een vierjarig Nigeriaans jongetje … uitgemergeld. Bijna alle vlees was van zijn
botjes. Hij was op weg naar de dichtstbij zijnde voedselbank maar onderweg viel hij. Het lukte hem niet meer op te staan.
Zijn armpjes, zijn beentjes, alles was te veel verzwakt. Op die foto zie je hem
liggen met zijn neusje in het zand. Je ziet hem nog proberen zich met zijn
handjes op te drukken. Tevergeefs.’ ’Zielig hoor, dat ventje.’ De
dames stappen uit bij station Blaak. De metro dendert weer verder.
‘Twee derde van de wereld lijdt honger maar wij hebben
‘Pedigree Fresh Buster’ – dat zijn brokjes voor honden die uit hun bek stinken.’
(Theo Maassen) ... zo maar opeens denk ik aan die oliebollentent op het Lage
Land … ik krijg trek … zit ik plompverloren te watertanden bij de gedachte aan
een oliebol. Straks als ik terugkom van het ziekenhuis ga ik er lekker twee kopen
… twee oliebollen … of neen, twee
krentenbollen … voor vanavond bij de
koffie.
Ruimschoots op tijd ben ik in het Franciscus Gasthuis. Het
is één uur en ik moet pas om half twee bij de afdeling orthopedie zijn. Ik houd
er niet van om ergens te laat of op het nippertje te komen. Nu is er nog voldoende tijd om naar de toilet
te gaan en wat te eten. Ik neem een kopje koffie en een broodje gezond.
Ik ga naar de orthopeed voor mijn rechterschouder. Die heb
ik ruim zes jaar geleden gebroken. Ik heb nog steeds last. De dokter raadt me daarom
aan om een nieuwe schouder te laten plaatsen. In de eerste helft van 2022 zal
dat gaan gebeuren.