Het is een kwartier lopen. Vijf minuten ben ik onderweg als het begint te stortregenen. Geen paraplu bij me; mijn jas is niet waterdicht. Als een verzopen kat kom ik aan bij het verpleeghuis ‘Zorgwat’. Mijn vriend Wim zit daar. Vierentachtig is hij; bijna tien jaar ouder dan ik. Hij zit hier nog maar net. Wim is al een tijdje aan het dementeren maar er was nu pas een plekje voor hem in Zorgwat. Het is zaterdag, weekend dus. Dan zit er nooit iemand bij de receptie. De toegangsdeur zit dicht. Ik moet me melden door op een bel te drukken die een endje verderop staat. Het blijft maar gieten. Ik druk op de bel. Een mannenstem klinkt uit het luidsprekertje boven de bel:
‘Ja, waar komt u voor’ (‘waar , waar, waar,’ resoneert het
in mijn hoofd; ik kom niet voor íéts … ik kom voor iemand!) ‘ik kom op bezoek
bij Wim Slootkamp’ zeg ik lichtelijk geïrriteerd.
‘Een momentje geduld alstublieft, mevrouw.’
Als na drie minuten die deur nog steeds niet geopend is bel
ik nog eens aan.
‘Ja, waar komt u voor?’
‘Ik heb vijf minuten geleden ook al gebeld en u heeft de deur nog niet voor mij open
gedaan, ik sta hier wel midden in een plensbui ... ik kom voor Wim Slootkamp.’
‘Oh, neem me niet kwalijk mevrouw, er was hier een bijna
noodsituatie op mijn afdeling, één van mijn bewoners moest hals-over-kop naar
de wc .. ‘
‘Meneer, ik ben zowat
doorweekt, doe alsjeblieft die deur voor me open.’
‘ … daardoor was Ik u even helemaal vergeten. Ik ga gelijk voor u open doen. Waar kwam u
ook alweer voor?’
‘Voor mijn vriend, Wim Slootkamp!’
‘Op welke kamer zit hij?’
‘Op de vijfde verdieping, kamer 36.
‘Ja, dat klopt, ik zie hem hier staan. U kunt nu naar
binnenkomen, hoor mevrouw.’
Het is erg warm in de entreehal van het verpleeghuis. Ik zie gelijk zowat niks meer door die
beslagen brillenglazen. Heb ook niks om de wasem mee weg te poetsen. Alles is nat. Bijna op de tast begeef ik me
naar de lift. Als ik op de vijfde ben, zie ik dat ik weer moet bellen om de
afdeling op te kunnen … logisch wel, want Wim zit op een gesloten
afdeling. Onder de bel is een briefje
geplakt: ‘Het kan zijn dat u even moet wachten voordat er iemand komt om de
deur open te doen. Een momentje geduld.’ Dit keer gaat het vlot. Een zuster doet
open. ‘Ik kom op bezoek bij Wim Slootkamp,’ zeg ik maar uit mezelf.
‘Regent het buiten nou zo?’, vraagt de zuster aan mij… en
zonder mijn antwoord af te wachten zegt ze blijig ‘Kijk eens Wim, je hebt
bezoek, jongen.’ Wim zit aan een grote
tafel samen met een paar medebewoners tv te kijken. Wim kijkt om en begroet me
hartelijk: ’Hallo, Carolien, ik dacht dat je zaterdag zou komen.
‘Het ís vandaag toch zaterdag Wim.’ zei ik.
‘O ja, dat is waar ook Carolien, als je hier zit lijken alle
dagen hetzelfde.’
Tja, ik hield mijn mond, maar Carolien is zijn oudste dochter.
Ik heet Annette.