Behalve de handhavers Rik en Leen is er geen kip te bekennen op het plein van winkelcentrum ’t Hoge Bos. Logisch wel, ‘t is rotweer. Regen … wind. ‘Hé Rik loop es effe niet zo hard man … kan je zo haast niet bijhouden,’ hijgt Leen. Hij is duidelijk de oudste van de twee, met z’n grijze koppie en z’n uitpuilende buikje. ….’Hebbie vanmorgen de krant nog gezien?’ vraagt Leen ‘dat grote portret … op de voorpagina … van Charley Watts … die ken je toch wel?’
Rik reageert niet, let scherp op, kijkt rond. Hij hoort Leen
wel praten maar wat hij zegt dringt niet tot hem door.
‘hebbie echt nooit van Charley Watts gehoord,’ gaat Leen
verder … ‘hij is dood … gisteren … drummer was tie van de Roll …’ ‘Hé kijk daar, die fietser, die gaan we even
aanhouden.’ Rik houdt de fietser aan. Het is een jongen van kleur, een jaar of
zestien, dreadlocks, geel regenpak.
‘Goedemorgen meneer, zou u even willen afstappen; ja, zet uw
fiets maar even op de standaard. Weet u dat u hier niet mag fietsen?’ ‘Eh
…nee. Ik fiets hier al jaren.’ ‘Dit is van
het begin af aan voetgangersgebied, meneer. De veiligheid van voetgangers heeft
hier prioriteit.’ zegt Rik. ‘Waar jij het plein op fietst, staat het fietsverbodbord.’
‘Het is hier meestal rustig. Ik kijk ook altijd … ’ Leen laat hem niet
uitpraten: ‘Dat grapje gaat je honderd euro kosten …’ ‘o, zoveel heb ik niet
bij me.’ ‘Dat hoeft ook niet, je krijgt een brief thuis … daar staat in hoe je
die honderd euro aan ons moet
betalen.’ ‘We gaan eerst even jouw
gegevens noteren, zeg maar: wat is je naam?
O, wacht, loop maar mee … gaan we
droog onder die luifel daar staan; schrijft makkelijker.
Een uitzonderlijk lange vrouw, met een fel groene paraplu,
laat onder de luifel haar hondje, een Jack Russel uit: ‘zo,… lekker bezig jongens?
Natuurlijk moet een zwarte weer de lul zijn, hè? Wat heeft die jongen nou helemaal misdaan?’ Bassie,
de Jack Russell ondersteunt, boos blaffend naar de handhavers, zijn vrouwtje. ‘Op
dit van God verlaten plein fietsen? Tsjonge, jonge, jonge! Wat erg zeg … wees verdomme
fideel en geef die jongen een waarschuwing en laat hem gaan.’
‘Bemoeit u zich hier niet mee, mevrouw, dit is uw zaak niet,
loop door met uw hondje en laat ons ons
werk doen of wilt u soms een proces verbaal wegens insubordinatie?’ dreigt Rik.
Op dat moment geeft de jongen Leen een duw, rukt de fiets uit zijn handen en weg
is hij, als een speer. Die zijn ze kwijt … ‘stop’ … ‘kom terug’ …’halt’ … ’t klinkt
een beetje onbeholpen. ‘Kom Bassie, we gaan weer verder,’ de vrouw lacht
in haar vuistje.
Met zijn mobilofoon geeft Rik het signalement van de knul door
en de vluchtrichting. Hij baalt als een stekker: ‘Aan jou heb ik ook niks,
klootzak …. had je die fiets nou echt niet steviger kunnen vasthouden?’ ‘Sorry,
ik liet me afleiden door jou en dat wijf met die grote bek. ’t Is ook altijd gedonder met die zwarten, hè Rik?’