zaterdag 13 januari 2018

DE KRUIK

Ik lig in deze ijskoude nacht op mijn rug in bed en voel vooral mijn koude voeten. Ook mijn kuiten zijn trouwens steenkoud. Zó val ik nooit in slaap. Ik draai me op mijn zij, wikkel mijn voeten in mijn dekbed en probeer de bovenkant van mijn dekbed om mijn nek heen te stoppen. Nu zijn er alleen nog kouwe kiertjes in het dekbed te dichten, links en rechts van mijn lijf. Misschien gaat slapen zo lukken, hoewel mijn voeten, mijn tenen vooral, vreselijk koud zijn. Bijna tegen beter weten in probeer ik de slaap te vatten. Met mediteren lukt het misschien: ik ga mijn ademhalingen tellen van 1 tot 10. Het lijkt te lukken want tot tel 5 gaat alles goed maar bij tel  6 schiet een stuk dekbed van mijn linkervoet af en moet ik opnieuw dat stuk om mijn voet gaan wurmen. En dan weer opnieuw met mediteren beginnen. Maar het lijkt onbegonnen werk; ik lig zowat te bibberen van de kou en dat kan toch niet de bedoeling zijn.
 Ik snap niet dat ik er niet eerder op gekomen ben: een warme kruik! Het is al zolang geleden dat ik zo’n ding gebruikt heb. Mijn voeten moet ik daarmee snel warm krijgen. De vraag is alleen waar heb ik de kruik gelaten. Wanneer heb ik hem voor het laatst gebruikt. Het zal wel in een winter geweest zijn maar de vraag is alleen welke winter. De laatste winter in ieder geval niet want dat was een ultra zachte. Die winter daarvoor dan? Nee die ook niet want toen heb ik grotendeels in het ziekenhuis gelegen en daar heb ik het nooit koud gehad en natuurlijk was mijn eigen kruik totaal niet in dat ziekenhuis. Dan zal het wel de winter daarvoor geweest zijn maar toen woonde ik nog in een ander huis, bij mijn ex-vrouw. Ik weet me wel te herinneren dat ik die kruik meeverhuisd heb, omdat ik ook daar, in dat vorige huis, regelmatig last van ijsvoeten had. Ik weet dat die hier in mijn nieuwe huis is aangekomen maar waar ik hem heb neergelegd??  Er zit niks anders op dan te gaan zoeken, alleen ga ik dat niet doen in mijn pyjama: ik trek een extra paar sokken aan….dan mijn supersized pantoffels (in de vorm van twee hondjes) en een dik Noors vest. Ik begin maar eerst in mijn klerenkast te kijken…… maar terwijl ik kijk protesteert elke vezel van mijn lichaam:’ Nee, sufferd, waarom zou je in Godsnaam een kruik in een klerenkast neerleggen.’ In principe is daar niets tegen in te brengen, vanzelf, maar het maakt niet uit, ik begin daar toch te zoeken. En natuurlijk vind ik daar alles behalve een kruik.

Wat zou de volgende zoekplek kunnen zijn? De keuken? Weinig kans denk ik. Maar voor de zekerheid ga ik toch in de onderste keukenkastjes kijken, daar zie ik pannen, schoonmaakmiddelen, plastic zakken, theedoeken en voorraden potgroenten. Maar dus nog steeds geen kruik. Dan de woonkamer. Eigenlijk komt daar geen enkele kast in aanmerking voor een kruik dus ik begin er niet aan daar te zoeken. Dan de badkamer. Er staat in de badkamer een kast met vreselijk veel troep: handdoeken, verbandmiddelen, washandjes, voorraden  tandpasta, after shave, parfum, en er lagen ook nog een paar onderbroeken van mijn vriendin maar voor het blote oog was nergens de kruik zichtbaar. Tot ik de stapel handdoeken weghaalde, daarachter lag tie verscholen. Zo snel ik kon vulde ik hem met warm water en legde hem op mijn voetenplekje onder het dekbed…deed mijn Noorse vest, mijn sokken en mijn pantoffels uit, vleide me onder mijn dekbed en legde mijn voeten op de kruik. In een mum van tijd waren mijn voeten en ook mijn hele lijf lekker warm en viel ik als een roos in slaap.  

vrijdag 5 januari 2018

ENIGSKIND

Toen ik ruim zevenenzestig jaar geleden geboren werd dacht ik ’Dat is mooi ik heb een vader en een moeder en ik ben hun enige kind. Bijna een heel jaar lang (op twee dagen na) heb ik dat gedacht. Toen kreeg ik er zomaar ineens een broer bij en wat voor een broer ….. wist ik toen veel …..die broer heette Alex en deed op den duur de meest vreemde dingen in huis … hij kon geloof ik niet zo goed zien want hij liep achter mekaar overal hard tegenaan en toen er eens een verjaardagsvisite was trok hij het tafelkleed met allerlei drinken en lekkers met een ferme ruk op de grond. We vonden hem allemaal wel lief, die Alex, maar we werden een beetje gek van hem.  Mijn moeder heeft op een gegeven moment de dokter er maar bij gehaald en de kapelaan en die vonden het beter  dat Alex naar een tehuis ging voor zwak begaafde kinderen maar ze dachten toen al wel dat Alex eigenlijk zwakker dan zwak begaafd was maar er was nu eenmaal nergens anders plek. Nou dacht ik stiekem wel, nu ben ik  weer enig kind maar dat was fout gedacht want Alex was nog niet weg of mijn vader en moeder hadden er een zusje bij gemaakt: Dina. Ik was gelukkig nog wel de enige jongen.
Wat ook fijn was dat Dina had besloten zich niet zo veel met mij te bemoeien en al helemaal niet meer toen er, weer een jaartje later, nog een meisje geboren werd: Lara. Dina en Lara waren zoveel met elkaar bezig; het leek net alsof ik niet bestond. Ik was toen drie, Alex twee, Dina één en Lara nul…..alleen Alex woonde dus  niet meer bij ons. En eigenlijk moet ik zeggen onze vader woonde ook nauwelijks bij ons. Die werkte op een cruiseboot, in de keuken en hij was hij veel op reis. Eigenlijk kwam hij de afgelopen jaren, denk ik,  alleen even thuis om kindertjes te maken. Voorlopig bleef ik in ieder geval de enige jongen in het gezin.

Drie jaar later…kreeg ik er weer een zusje bij, Babs werd ze genoemd. Ik was toen bijna 7 en zat al in de tweede klas van de lagere school. Ons huis, een vierkamerwoning werd te klein voor  een vader, moeder  en 4 kinderen. Dus we moesten gaan verhuizen van Schieloos naar Zuiddam. In Zuiddam konden mijn ouders een 5-kamerwoning krijgen. Toen we verhuisden was ik dertien jaar en mijn moeder was hoogzwanger. We woonden nog geen twee weken in  Zuiddam of ik was niet het enige jongetje meer in huis. Gerrie werd ie genoemd en daarna ging het in hoog tempo verder. Er werden allemaal jongens geboren elk jaar een. Eerst Bennie toen Tonny, weer een jaar later  Adrie en tenslotte Karel, die het syndroom van down bleek te hebben …maar wij zeiden gewoon dat ie een mongool was; dat klinkt toch veel leuker, is precies hetzelfde en Karel maakte het allemaal niks uit. Zo had ons gezin dus 10 kinderen, 7 jongens en drie meisjes, alleen omdat Alex uit huis geplaatst was leek het of we met 9 kinderen waren.

donderdag 4 januari 2018

EINDEXAMEN

Ik had voor hbs-A gekozen domweg omdat ik te stom was voor hbs-B. Voor hbs-B moest je vooral goed zijn in wiskunde A en Wiskunde B, Scheikunde en Natuurkunde . Om op de hbs-A goed mee te kunnen moest je aanleg hebben voor Boekhouden, Handelsrekenen, Recht, Economie, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Frans, Duits, Engels, Nederlands. Dat ik te stom was voor hbs-B betekende nog niet dat ik echt stom was. Ik heb eindexamen hbs-A gedaan voor alle bovengenoemde vakken met een gemiddelde van 7. Mijn beste cijfers waren voor Frans en Nederlands; voor alle twee die vakken had ik een acht.
Het was op de lagere school al zo: de beste resultaten haalde ik bij leuke,grappige leraren. Zo zal ik de meester van de derde klas van lagere school  nooit vergeten. Hij vertelde aan het eind van elke ochtend een kwartiertje een deel van het verhaal van Fulco de Minstreel. Een verhaal dat speelde in de riddertijd en dat ook heel spannend was omdat Fulco verliefd geworden was op een meisje waar ridder Caspar ook verliefd op was. Doodstil was het altijd dat laatste kwartiertje van de ochtend-les. Die meester was ook altijd leuk met cijfers op rapporten geven. Ik deed altijd goed mijn best en had altijd goede rapporten. Op een gegeven moment had ik een rapport met allemaal achten en negens en één tien (voor katechismus) ….toen schreef die meester (meester Lansbergen) op mijn rapport: ‘dat moet niet zo doorgaan jongen, want anders kom ik punten te kort.
Op de hbs-A had ik een hoog cijfer voor Frans, ook door een leuke leraar. Hij gaf heel leuk les maar ik moet wel zeggen, hij stonk vreselijk uit zijn mond….. het was een soort namaak-poeplucht. Maar het leuke van hem was dat hij voor zijn lessen de teksten van Franstalige pophits gebruikte en …… hij nam zijn pick-up en versterker mee en liet die liedjes ook aan ons horen. Zo heb ik kennis gemaakt met Johnny Halliday (Pour moi la vie va commencer), Silvie Vartan (Hier),Francoise Hardie (Tous les garcons et les filles de mon age), Claude Francois (Donna) en nog vele andere leuke chansons van bekende chansonniers. Dat was echt tof van die leraar. Je moest alleen nooit je vinger opsteken want dan kwam hij naar je bankje toe om te luisteren naar je vraag en als hij dan antwoord ging geven werd je strontmisselijk van zijn adem. Jammer was dat wel voor hem.

De leraar Nederlands was grappig, maar hij had het alleen zelf niet door. Hij liep vrijwel elke les met een rood hoofd te foeteren op schrijvers, die wij van de schooldirectie wel voor ons eindexamen mochten lezen. Zo liep hij te schelden op Jan Wolkers en Jan Cremer, die konden volgens hem uitsluitend over seks schrijven en hij dreigde  (met een nu paars aangelopen kop)dat hij leerlingen met boeken van die schrijvers op hun eindexamenlijst bij voorbaat een onvoldoende voor Nederlands zou geven. De hele klas moest daar hard om lachen. Wij wisten dat hij dat nooit kon maken want er waren naast de leraar altijd controleurs bij het mondeling eindexamen aanwezig, die gaven ook hun oordeel over ons. Dus wij trokken ons niks aan van de mening van onze paljas- leraar. We hadden veel lol om hem. Ik had de boeken van Wolkers en Cremers gelezen voor mijn eindexamen en ik had voor Nederlands een 8 op mijn hbs-A eindlijst. 

woensdag 3 januari 2018

KAPPER

Twee of drie was ik toen ik mijn eerste knipbeurt kreeg. De kapper zette me op een hoge stoel voor de spiegel en knoopte een groot wit laken om mijn nek. De kapper zei dat hij Hennie heette. Hij knipte heel vlug met een grote schaar. Sommige kinderen zijn daar bang voor. Ik niet. Hennie was een leuke, goeie kapper. Tijdens het knippen keek hij af en toe vriendelijk naar mij en neuriede vrolijke melodietjes. Hij gebruikte tijdens het neuriën mijn hoofd om zachtjes op te drummen. Dat kan ik me nog heel herinneren. Ik heb geen flauw idee welke liedjes Hennie neuriede, want als kind van tweeëneenhalf à drie jaar, ken je nog niet zoveel liedjes. Een paar jaar later kende ik wel wat liedjes uit mijn hoofd: ‘hoedje van papier’, ‘op een grote paddenstoel’, Osewiesewo.’Had ik op school geleerd. In die tijd neuriede Henny niet meer bij het knippen. Dat deed hij natuurlijk alleen bij de allerkleinsten. 

Later, toen ik zestien jaar was en helemaal niet meer in de buurt van Hennie woonde ging er over Hennie de roddel, dat hij een flikker was. Ik had geen flauw idee wat dat betekende. (Zestien was ik!) Mijn moeder kreeg een rood hoofd, toen ik het aan haar vroeg ... , ze haalde haar schouders op en zei: ’dat weet ik niet, hoor, jongen, dat soort gekke woorden ken ik niet'. Toen ging ik het aan Cor, mijn buurjongen van 18 vragen. Die weet het vast wel. Cor zat veel thuis. Altijd maar aan zijn Puch knutselen. ‘Hé Cor, luister eens, ik hoorde vandaag dat de kapper uit mijn oude buurt een flikker is. Weet jij wat dat is.’
‘Ja, jongen, dat weet ik wel maar ik weet niet of ik je dat mag vertellen van je moeder. Ga eerst maar eens aan je moeder vragen.
‘Ik heb het al aan mijn moeder gevraagd maar ze weet het niet.’
‘Neen, ik bedoel,’ zegt Cor,’ vraag aan je moeder of ik het je mag vertellen'.
Dat vond mijn moeder wel goed.

En toen vertelde Cor: 'Een homo is een man of een vrouw die alleen verliefd wordt op iemand van het zelfde geslacht. Een flikker is een soort scheldwoord voor een man die alleen op mannen valt ... eh, Hennie, die kapper van jou, is dus volgens die roddel alleen op mannen. Heb je ooit last van hem gehad? Heeft hij ooit aan je lichaam gezeten?'
’Ja, alleen met zijn hand aan mijn hoofd. Hij was altijd hartstikke aardig en als ik netjes stil had gezeten kreeg ik een paar lekkere toffees van hem.'

Hennie van Dijk is tot mijn 13e jaar mijn kapper geweest. Ik heb nooit zo’n toffe  kapper gehad en wat ik ook weet na wat ik van Cor hoorde: Ik ben zelf géén homo.’

dinsdag 2 januari 2018

VOORNEMENS

nooit ‘goede voornemens’ en eigenlijk was ik het dit jaar ook niet van plan. Desalniettemin dacht ik om er voor de gein toch enkele van die voornemens te gaan maken.
De eerste is al heel makkelijk: ik ga stoppen met roken. Dat is makkelijk omdat ik al helemaal niet rook, al zevenendertig  jaar niet. Dus die doet alvast niet mee. Trouwens, over dat roken: het is misschien wel eens leuk om te op te schrijven hoe ik toen daadwerkelijk gestopt ben. Ik ben steeds viezer gaan roken. Ik rookte toentertijd ‘Zware van Nelle’ (in dat glimmend blauwe zakje met oranje letters)dat vond ik de lekkerste shag ter wereld. Ik rookte toen drie pakjes Zware van Nelle per week. Hoe moest ik nu viezer gaan roken?? Door een niet zo lekkere shag te gaan roken. Dus ging ik half zware shag roken: ‘Drum’. Toen rookte ik nog maar twee pakjes shag in de week en  toen ging ik aan nog weer minder lekkere shag: het walgelijke groene pakje ‘Zilver Shag’ daar rookte ik nog één pakje van en tenslotte nam ik een pakje sigaretten om kotsmisselijk van te worden: ’Peter Stuyvesant’. Ik had het pakje half opgerookt toe ik het in de vuilnisbak gooide en daarna heb ik tot op de dag van vandaag nooit meer gerookt. Nou ja, ik moet wel zeggen ik heb nog wel vaak gerookt in mijn dromen, vreemd lag ik te inhaleren en as van mijn peuk in mijn asbak te tippen, allemaal in mijn dromen….en  brand heb ik godzijdank nooit gehad.
Een voornemen dat ik werkelijk wel eens zou kunnen gaan waarmaken is wegverhuizen uit Alexanderpolder, de klote buurt waar ik nu in woon. Alle huizen en grasveldjes zijn hier vierkant. Behalve dan dat park hier…….. wat ze park noemen het is meer een groot grasveld met een plas water er omheen en ook nog eens een  begraafplaats er op. Er staan nauwelijks bomen. Park …….            !
 Ze hebben hier zulke achterlijke straatnamen ik heb er in anderhalf jaar tijd nog geen een kunnen onthouden, behalve de naam van mijn eigen straat. Normaal gesproken zie je in deze wijk geen levende wezens van de menselijke soort heen en weer bewegen en als je deze wijk vergelijkt met Het Oude Noorden is deze wijk vierkant.  In het Oude Noorden zie je tenminste dat er mensen wonen je ziet ze, je hoort ze… ze zijn er echt. Dus vandaar dat ik er maar eens werk van moet maken om hier uit deze godsgruwelijke klote buurt weg te komen. Ik heb als een gek geprobeerd via internet aan een woonpas te komen maar dat is knap moeilijk gemaakt door de woonpasorganisatie. Daarom ga ik binnenkort maar eens naar mijn eigen woningbouwvereniging Woonstad  kijken of zij mij aan een woonpaskunnen helpen en aan een leuke woning in het Oude Noorden.  Het enige leuke in deze buurt is dat mijn vriendin hier ook woont (vlakbij) en die vindt het ook een waardeloze buurt maar die heeft niet zo veel zin hier weg te verhuizen, dus het zal niet meevalleen als ik die woonpas eenmaal heb ook werkelijk te gaan verhuizen naar het Oude Noorden want dan woon ik daar weer helemaal alleen…..zonder vriendin, bedoel ik

Gek word ik van die voornemens.

maandag 1 januari 2018

MONGOOL

Ik ben weer eens naar de markt geweest. Ik ga eigenlijk nooit welbewust naar de markt. Dat komt omdat ik er eigenlijk een hekel aan heb. Maar als ik er toch in de buurt ben ga ik meestal wel kijken of er iets bijzonders is. Zo heb ik op dinsdag altijd Samenspraak, dat is een soort Nederlandse les die ik geef aan buitenlandse mensen die al een tijdje in Nederland wonen. Dat doe ik dan in de bibliotheek en die ligt bij wijze van spreken midden op de markt. De patat- en vislucht van de markt vullen voor die ene dag per week de hele bibliotheek en ook vervult de bieb voor die dinsdag de functie van openbaar toilet voor het marktpersoneel …. Maar goed die mensen moeten natuurlijk ook hun behoefte doen. De hekel die ik nu heb aan de markt is er niet zo maar. Er is een tijd geweest dat ik elke zaterdag ging om groente en fruit te kopen, toen waren mijn kinderen nog klein: zo’n vijfendertig jaar geleden ongeveer. Tegenwoordig mag je zelf je spulletjes pakken in de marktkramen maar toentertijd mocht je alleen maar aanwijzen wat je wilde hebben en dan nog pakte de linke marktverkoper wat anders voor me. Ik ben heel wat belazerd met half rotte bananen, appelen beschimmelde mandarijnen, lychees, onrijpe peren, mango’s en ga zo maar door. Waren ze niet dezelfde dag rot dan wel de volgende of de dag er op. Marktkooplieden waren bij mij synoniem voor oplichters. Behalve de lui die warme etenswaren verkochten: de verkopers van kibbeling bijvoorbeeld of de patat-frites (patatje pindasaus) verkopers daar had ik wel vertrouwen in. Die leverden goede waar voor hun geld.
Ik moet nog een uitzondering maken voor de verkoper die slechts twee producten aanbood: peren en aardappelen. En ik moet eerlijk zeggen zowel de peren als de aardappelen waren altijd goed te pruimen. De verkoper had ook duidelijk lol in zijn werk. Hij had altijd een lach op zijn gezicht, waarschijnlijk omdat hij wist dat hij goed spul verkocht en nooit beducht hoefde te zijn voor ontevreden klanten. Hij deed het werk samen met een mongool oftewel wat sommige mensen liever horen met iemand die het ‘syndroom van down’ heeft.
 Ik zelf zeg het liefst van zo iemand dat het een mongool is. Dat komt omdat ik zelf een jongere broer heb, die nu 47 jaar is en die ook een mongool is. Die broer heeft natuurlijk ook een naam: ‘André’ en zo noemden we hem natuurlijk ook maar als iemand destijds aan mij vroeg wat is die André voor iemand, dan zei ik zelf altijd: ‘André is een mongool.’ Veel enigszins bekakte mensen vinden dat het woord mongool niet meer gebruikt mag worden. Alle mongolen moeten volgens de bekakten het ‘Syndroom van down’ hebben dat is netter blijkbaar. Nou voor mij is en blijft Andre een mongool.

Zo is die mongool, die  hulp van die aardappelen- en perenboer op de markt , ook toevallig de broer van die markthandelaar. Ik weet niet hoe die handelaar zijn  broer noemt….. ja, ‘Arend Aardappel’ zo noemt hij hem, wanneer hij een mud Bintjes voor hem moet pakken maar of tie nou ‘mongool’ zegt of ‘iemand met het syndroom van down’ weet ik nog niet  maar ik denk eerlijk gezegd dat ie ‘mongool’ zegt als ie over hem praat. 

zaterdag 30 december 2017

MEISJES (2)

Toen ik nog jong was, zo ongeveer achttien jaar, wilde ik acteur worden omdat dat verreweg de beste manier was om leuke meisjes te ontmoeten. Maar tot  mijn dertiende mocht ik al niet mopperen (zie het vorige stukje) over ‘de meisjes’ en tot mijn 18e zeker niet.
Ik was nog 13 toen ik verhuisde van Spangen (waar ik van mijn geboorte heb gewoond)naar Hordijkerveld, een allerwalgelijkste nieuwbouwwijk op het eiland IJsselmonde, gemeente Rotterdam. Ik leerde daar mijn allerbeste vriend Jan kennen, maar over mijn beste vriend ga ik het hier niet hebben; wel over de meisjes.
Toen ik voor de flat eens mijn lekke band stond te maken kwam er een heel leuk meisje bij me staan. Ik was toen 15. Ze wilde zien hoe ik het deed, dat bandplakken. Het was mooi weer en zij was gekleed in een strak kort broekje en een wit hempje. Als ze bukte kon ik haar al stevig gegroeide tietjes zien. Ik denk dat ze twaalf misschien 13 jaar was; ik heb het haar niet durven vragen. Het leek wel of ze expres zo bukte…..en dat zal ook best wel. De band was geplakt en ik wilde mijn fiets gaan wegzetten in onze berging. Ze vroeg of ze met me mee mocht. ‘Waar naar toe?’ vroeg ik.
‘Naar jullie berging…..effe kijken…..zomaar…’ Ik voelde dat ik bloosde, zo’n mooi meisje, donker, zwart krullend haar, stevige, sappige beentjes, al tamelijk grote tietjes voor d’r leeftijd en heerlijke billies………. dat meisje wilde zomaar met mij de berging in…….. met mij………. ik vond mezelf destijds beslist geen beauty. Dus ik dacht wat moet ik straks met haar in onze berging.
Ik zette mijn fiets in de berging tegen de fiets van mijn moeder en ik had mijn fiets nog niet losgelaten of ze kwam tegen me aan staan. ‘Hoe heet je eigenlijk vroeg ik?’ ‘Henny en jij?’ ‘Jos’ Ze zei: ‘Je moet me lekker stevig vasthouden en langzaam heen en weer wiegen. Mijn plasser werd in hoog tempo hard. ‘Met jou piemel wil ik nu nog niks doen!’ zei ze resoluut’ dat komt later nog wel. Kom maar met je handen onder mijn hempie dan mag je mijn borsten voelen. Lekker hè, Jos?’ Je mag ook mijn buik voelen tot mijn zwarte haartjes….. maar dat je verder naar beneden gaat wil ik niet, dat blijft voor jou voorlopig geheim gebied. Lekker hè, Jos.’ Het lagere bij Henny is voor altijd verboden gebied gebleven. Ik had Hennie geen verboden gebied opgelegd maar zij beperkte zich tot mijn borststreek, mijn buik en mijn rug. Het was een jaartje leuk en zeer opwindend geweest maar toen kreeg Hennie belangstelling voor Martin van 18 die zijn brommer voor de flat stond te repareren. Hij nam haar al gauw mee naar zijn huis, hij was overdag altijd alleen thuis, zijn moeder werkte overdag en ze vader was pas gestorven aan kanker. Zodoende. Ik wachtte twee keer tevergeefs op Henny. Ze heeft het nooit uitgemaakt met me. Toen ging ik maar weer wat meer naar mijn vriend Jan.
Dan komt Ineke in mijn leven. Ik was inmiddels bijna 17; ze zat voor me in de (katholieke) kerk en keek om de paar minuten lachend naar me om. Ik lachte terug. In de buurt ging de roddel dat Ineke ‘het’ met iedereen deed en aangezien ik ‘het’ nog niet echt met iemand gedaan had dacht ik: ik ga haar vragen ‘het’ met mij te doen. Nou, dat ze zo naar me lachte wilde nog niet zeggen dat ze het met mij wilde doe want toen ik haar rechtstreeks vroeg: ‘Ineke, wil je met me neuken?’ gilde ze bijna uit: ‘Neeeeeeen’. Ik hoopte dat mijn ouders die kreet niet gehoord hadden want Ineke en ik stonden wel heel dicht bij mijn huis. Als ze het thuis gehoord hadden, hadden ze alles precies moeten weten en voor dat ‘neuken’ had ik thuis beslist straf gekregen.
Met Ineke heb ik nooit meer gepraat. Zij vertelde tegen ieder meisje in de buurt dat ik alleen maar wilde neuken. Alle meisjes in de buurt wilden sindsdien niks meer van mij weten.  

Echt neuken kwam pas na mijn 18e in mijn leven maar daar schrijf ik waarschijnlijk niks meer over want daar heb ik in het verleden al een hele serie over geschreven.