Posts tonen met het label piesen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label piesen. Alle posts tonen

maandag 26 augustus 2024

SERIE: ‘EEN ROTTERDAMSE BIOS IN DE 60’s & 70’s. DEEL 6b: BIOBUSSEN.

 Weet je het zeker dat je niks wil drinken Petra? vraagt Martin nogmaals’

‘Neen Martin! Ik zeg toch: we moeten zo aan de slag en bovendien als ik nou wat neem, moet ik straks gegarandeerd piesen, als ik met de bezoekers bezig ben.’
Het wordt waanzinnig druk vanmiddag; er staan hele rijen voor de deur.
‘Wie doet vandaag die bio-bussen?’ vraagt Lenie, zij is min of meer de chef, zeg maar meewerkend voorvrouw. Ze vertoont zich zelden in de zaal; alleen als het hoognodig is.
‘Dat doe ik wel’ zegt Petra. In die biobussen wordt geld gecollecteerd om spastische kinderen van een onbezorgde vakantie te laten genieten in een Bio-vakantie-oord. Dat collecteren gebeurt in de pauze van de bioscoopvoorstellingen. In alle Rotterdamse bioscopen. Er wordt meestal wat lacherig gedaan in de zaal over die spastische doelgroep van de biobussen. Dat kwam vooral door de hoofdpersoon van het bio-reklamespotje. Die had ook een spastisch spraakgebrek. Hoe dan ook, die bussen zaten na de voorstelling meestal goed vol …. met geld! De meeste ouvreuses hadden er wel een rothekel aan om met die bussen te lopen sjouwen. Maar het móést gebeuren het hoorde gewoon bij hun werk; en het was voor een goed doel.

Petra pakt drie Biobussen onder het bureau van Lenie vandaan.
‘Kom op Sonja, we gaan naar de zaal, de deuren gaan zo open.’ zegt Petra. Ook Martin maakt aanstalten om naar zijn werkplek te gaan.
Sonnee: ‘Ik kom zo ook wel even helpen beneden, het is zo druk vandaag.’
Petra zet de biobussen even bij Marja, die in haar uppie bij de kassa zit. Ze moet bij gebrek aan een portier (Gerrit is er natuurlijk nog steeds niet) zowel kaartjes verkopen als het controlestrookje afscheuren.
Tsja….en dan kan het wel eens gebeuren, dat er zomaar iemand zonder kaartje naar binnen glipt. Bij een uitverkochte voorstelling met geplaceerde kaartjes valt zo iemand snel door de mand, als een ander mèt een kaartje zijn stoeltje opeist.


Morgen Deel 7

maandag 23 mei 2022

UITGEZONGEN

 

Eens in de 14 dagen bezoek ik mijn vriend Hugo. We hebben elkaar zeven jaar geleden ontmoet op het koor van de wijk. Ik ben net in Prinsenland komen wonen. Ben dan pas gescheiden. Ken bijna niemand meer. Vrijwel al onze gezamenlijke vrienden en kennissen kiezen ervoor om met mijn ex contact te houden. Ik zal wel iets niet goed doen. Ik ben in ieder geval iedereen kwijt.  Behalve mijn oudste zoon. De jongste zoon wil dan óók niks meer met me te maken hebben. Dat trekt later gelukkig wel weer bij maar daar wil ik het nu even niet over hebben.

Ik ga naar dat wijkkoor, naar de fitness, eten in het Huis van de Wijk, naar een wandelclub,  naar een jokerclub, bij een 50-plussersklup, allemaal om mensen te ontmoeten.  Uiteindelijk leer ik maar een handjevol  mensen een beetje  kennen. Met drie mensen heb ik wat  meer contact. Vijf jaar ga ik (stom, stom, stom) om met een vrouw, die al die vijf jaren niks anders doet dan janken en klagen over migraine. Dat is godzijdank uit.  Verder leer ik Bert van de wandelclub  goed kennen en Hugo dan, van het koor.

Hugo, is nu 83, ruim twee jaar dementerend en zit in een verzorgingshuis. Het gaat slecht met hem. Binnenkort raak ik hem kwijt. Zaterdag ben ik nog bij hem op bezoek. Ik zie hem dan zitten slapen in zijn rolstoel achter een tafeltje naast het raam. ‘Hij slaapt al de hele dag’, zegt een zuster. De verpleging laat hem gewoon slapen. Tot etenstijd. Daarna maken ze hem wakker en brengen hem daarna naar bed. Vijf minuten blijf ik in de ‘huiskamer’ naar hem staan kijken. Dan zeg ik tegen de verpleegsters die hier ook zitten: ‘Doe hem straks, als ie wakker is maar de groeten van Johan’. ‘Oooh,’ zegt een verpleegster, ‘die naam is makkelijk te onthouden; onze teamleider heet ook zo!’ 

De vorige keer dat ik bij hem op bezoek ben, hebben we nog een beetje contact. Hij zegt iets over Feyenoord, dat ze gewonnen hebben. Ik zeg dat ze goed bezig zijn  en nog voordat ik uitgesproken ben, zijn zijn ogen dichtgevallen. Als hij na een paar minuten weer wakker wordt zegt hij dat hij moet piesen. Hij kan zichzelf niet meer uit zijn rolstoel hijsen en voor mij is hij te zwaar om te tillen. Hugo begint luid en duidelijk: zuster, zuster, zuster te roepen, waarschijnlijk omdat ik niet snel genoeg een verpleegster ga halen. ‘Zuster, zuster, zuster’. ‘Ik ga al.’  Er komt gelijk iemand met mij mee. Hugo blijkt niet alleen te moeten piesen. De zuster handelt het  allemaal keurig af. De stank is niet te harden maar ebt gelukkig snel weg. De zuster legt hem in bed. Hij is in een mum van tijd vertrokken. ‘Welterusten, meneer, van Raalte, slaap lekker’, zegt de zuster.  Ik loop met haar mee  zijn kamer uit. ‘Dag Huug, over veertien dagen zie ik je weer.’  

 Het duo Huug en Johan is zo langzamerhand wel uitgezongen.