Toen ik vanochtend de trap af ging, naar de metro liep om naar de markt te gaan, voor wat fruit en groente en tegelijk, omdat ik nu tóch in de buurt was, even de bibliotheek binnen wip om het boek ‘de Reuzenkrokodil’ in te leveren, een heel grappig kinderboek, ik heb het net uit, kan ik weer een ander leuk kinderboek lenen, want ik wil op mijn vijfenzeventigste minstens één kinderboek per week lezen, omdat juist kinderboeken zo fantasierijk zijn, absurdistisch soms, de verhalen slaan onverwachte richtingen in, kortom, daardoor laat ik me graag inspireren maar … niet voordat er radijzen en aalbes gescoord zijn.
Hierboven trouwens mijn eerste (en laatste) zin van meer dan honderd woorden.
Ik wilde dit stukje eigenlijk heel anders beginnen. Namelijk zo:
Ik loop al een week of zes
‘The Sound of Silence’ the neuriën. Wáár ik ook ben. Of ik nu wil of niet. Mensen lopen opeens vreemd naar me te kijken. Het liedje heeft zich op een
onvindbaar en onuitwisbaar plekje in mijn brein genesteld en het staat ALTIJD aan,
zelfs als ik om half drie ‘s nachts sta the piesen.
Misschien verschaft de vertaling van die song enige duidelijkheid over mijn neuriedwang.
Mijn vertaling van de ‘Sound of silence’.
Hallo duisternis, ouwe jongen
Ik moet weer eens met je
praten,
Er zit me iets niet
lekker,
het spookte door mijn hoofd
Toen ik lag te slapen.
Ik kan het niet uit mijn
hoofd zetten.
Het zit muurvast in het
geluid van de stilte.
Ik liep alleen, had nare
dromen
Kwam in smalle donkere straatjes
Zette mijn kraag op tegen
de kou en de mist
Een flits neonlicht
verblindde mijn ogen.
Die doorkliefde de nacht.
En raakte aan het geluid
van de stilte.
En in het volle licht zag
ik
Tienduizend mensen,
misschien meer
Mensen die spraken
zonder wat te zeggen
Mensen die luisteren zonder te horen
Mensen die liedjes
schrijven,
Die nooit worden gezongen,
Niemand durft het geluid
Van de stilte te
doorbreken.
‘Dwazen,’ zei ik ‘weten
jullie niet dat stilte
Woekert als kanker?’
Luister, je kan wat
van me leren,.
Ik probeer je te redden,
steek je armen naar me uit
Maar ja, mijn woorden vielen in
het water
En weerklonken in de bronnen van stilte.
De mensen bogen en baadden
tot
De neon-god die ze zelf gecreeëerd hadden.
Op het waarschuwingsbord
flitsten waarschuwende woorden:'
Op de wanden van de metro en sloopgevels,
zijn de woorden van de profeet geschreven.
Ze fluisteren in stilte.
Een beetje, ja ... niet echt veel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten