maandag 22 juli 2024

PLECHTIGHEID.

Hoewel ik me nog allerminst ‘deadish’ voel, ben ik vandaag volop met mijn dood bezig. Misschien ga ik pas over twintig jaar de pijp uit. Maar het zou net zo goed kunnen, dat ik morgen het loodje al leg. In dat geval is het handig als mijn nabestaanden weten wat ik als ‘dode’ wil. Ik heb op een rijtje gezet wie op de hoogte gesteld moeten worden, wie een rouwkaart krijgen en welke instanties geïnformeerd moeten worden.


Een van de belangrijkste dingen om te weten voor de nabestaanden is wat ik precies met mijn stoffelijk overschot wil. Hoe dat precies in de praktijk zal gaan, daar heb ik geen flauw idee van, maar ik stel mijn gehele lichaam ter beschikking van de wetenschap.

Wat betekent dat voor de crematie? Gaat die überhaupt wel door als mijn hele lichaam geschikt is om te doneren. Wat moet er dan nog in het crematorium gebeuren? Alleen de kist cremeren?

Als er geen enkele stoffelijke rest meer van me over is, komt er dan toch nog een plechtigheid. Zonder kist? Neen? ... Maar wat dan wel? Toch wel een plechtigheid in een zaaltje, met vier rijen stoelen en een tafeltje met daarop dat mooie portret van mij. Geschilderd door m’n ex. Twintig was ik. Toen zag ik er nog enigszins toonbaar uit.

Tsja, en dan ‘wáro’? In het buurtcentrum! Lekker dichtbij. Wie wil, mag me toespreken en kan mijn portret bewonderen. Ik ben tegen de ‘koffie en cake’. Er zal bier, wijn en jonge jenever zijn, alsook pittige gesorteerde nootjes en blokjes oude kaas.

Qua muziek wil ik alleen de ‘Sparta Mars’ laten horen en laten meebrullen. Verder maakt de muziek me niet uit. Laat mijn allernaaste familie dat maar lekker uitzoeken. Er moet een goed geluidje zijn daar in die zaal.

Het zou leuk zijn als er ook gedanst gaat worden. Wild of kalm. Dat is natuurlijk geheel afhankelijk van de muziek. Op Simon and Garfunkel dans je nu eenmaal anders dan op Pink Floyd.

Maak er maar een levendige boel van t.z.t.

zaterdag 20 juli 2024

DIE ZOEKEN WE OP.

Vanochtend (vrijdag) een uurtje gezwommen. Van half acht ’s tot half negen lag ik in ’t water. Een uur lang zwembabbelen met mijn buurvrouw. Mijn schimmelnagels kwamen ter sprake. Ik heb echt vieze schimmelnagels, aan allebei mijn grote tenen, donkerbruin, –geel en week. Daarom durf ik mijn sandalen niet te dragen zonder kousjes. Dat is natuurlijk stom! Lekker luchtig schoeisel en dan toch nog kousjes aan. Mijn buurvrouw heeft meestal à la minute praktische oplossingen voor problemen, die ze zelf nooit heeft. ‘Ga met je tenen spartelen in azijn. Bejje d’r zo vanaf!’ En zo zit ik nu dus te schrijven, achter mijn pc, met mijn tenen in ’t zuur.


Vrijdag is echt gekkenwerk. Boodschappen doen bij de Jumbo. De Jumbovrouw, die normaal jattende scanklanten moet betrappen op diefstal, zit nu achter de kassa. Ik feliciteer haar. In de krant van vandaag staat dat Jumbo het jatwerk met de helft heeft teruggebracht. ‘Daar heb jij voor gezorgd,’ zeg ik haar. ‘Proficiat’. Ze lacht verlegen. Die onlangs weggewerkte Jumbo-directeur, Frits van Eerd, heeft miljoenen van de Staat gejat door zwart verdiend geld wit te wassen. Veel mèèr zwart geld heeft hij wit gewassen dan klanten bij honderd jumbo-filialen ooit bij elkaar kunnen jatten. Van Eerd en Jumbo krijgen zo een koekje van eigen deeg.

Weer tijd tekort deze vrijdag. Op de fiets gesprongen om volkorenmeel, zemelen en sesamzaad te kopen bij de molen langs de Rotte. Ik ga straks een lekker zuurdesembroodje bakken. Zuurdesem om het brood te laten rijzen, want ik gebruik nooit gist. Dat is chemische rotzooi. Tegenwoordig schijnt er iets mis te zijn met zuurdesem. In een aantal krantenartikelen , wordt een connectie gelegd tussen ultra-rechts en zuurdesem. In één adem door wordt dan ook de vrije school genoemd. Bij de connectie vrije school – extreem rechts kan ik me dan weer wel iets voorstellen. In de Volkskrant van 6 juli jl. stond een uitgebreid verhaal over de vrije school, geschreven door Daphne van Paassen met als titel: ‘De vrije school is zeer in trek bij witte ouders én bij extreemrechts’. Op de Renaissancescholen van Thierry Baudet (Forum voor Democratie) wordt ‘klassiek vrijeschoolonderwijs’ gegeven. Maar ……… het verband ‘zuurdesem’ –‘extreem rechts’ gaat mij vooralsnog even boven mijn pet. Die zoeken we op.

vrijdag 19 juli 2024

MR.MARVIS

Van dat kleine pestbeetje zon dat we dit jaar gehad hebben, zijn mijn benen tamelijk bruin geworden. Ik wilde dat graag omdat vorig jaar één van mijn buurvrouwen èn ikzelf getraumatiseerd raakten: zij van mijn extreem witte benen en ik van haar orenpijnigende uithaal: ’Zooooo, wat heb jij witte benen!!’ Dat gebeurde op 21 augustus 2023. Die dag droeg ik voor het eerst een korte (rode) broek. Daarna heb ik die rode korte broek lang niet meer gedragen. Ik schaamde me …

In de lente van 2024 had ik me voorgenomen om vanaf 1 mei weer mijn korte broek aan te doen. Nou had ik natuurlijk weer de pech dat het in mei en juni vrijwel constant goot … maar blijkbaar worden behaarde witte benen ook van stortbuien bruin. Ik heb er echt nooit wat opgesmeerd.

Veel zal het niet uitmaken: wat voor soort korte broek je draagt … en de kleur ook niet. Toch heb ik maar zo’n Mr. Marvis broek gekocht. Een zwarte, omdat ik überhaupt altijd in het zwart gekleed ga. Ik heb eigenlijk constant in dat ene zwarte broekje rondgelopen. Na een dag of vier waste ik ’s avonds het broekje met een beetje zeepsop uit, ‘s ochtends was het weer droog en kon ik het al weer aan. Het is alleen jammer dat mijn bovenbenen wit zijn gebleven. Die Mr. Marvis broekjes hebben tamelijk lange pijpen. Bijna tot op de knie. Als ik mezelf naakt in de spiegel bekijk, zie ik een man met een rood hoofd, van schouders tot knie wit en dan de bruine onderbenen.

Omdat mijn zoon Freek met vakantie zou zijn op mijn verjaardag kwam hij op 9 juli foebele bij mij kijken. Hij had een toepasselijk kadootje meegenomen : een oranje Mr. Marvis-broekje voor onder de match. Oranje was die avond niet zo veel soeps. Van mijn eigen kuiten heb ik toen meer genoten. Kejje nagaan.

donderdag 18 juli 2024

JUBILEUM.

In december a.s. heb ik een jubileum: ik ben dan 25 jaar bij tandarts Peter. In 1999 was ik voor het laatst bij mijn vorige tandarts op de Blaak. Die liet me drie kwartier wachten en ging toen iemand helpen die net vijf minuten binnen was. Ik stond op en zei die tandarts dat hij mij kon schrappen van zijn patiëntenlijst en liep gelijk door naar mijn huidige tandarts. Ik twijfelde er blijkbaar niet aan dat ik daar als patiënt geaccepteerd zou worden. Tandarts Peter Veler op de Westblaak, zo’n 500 meter verderop, vlakbij bioscoop Cinerama.


Vandaag ben ik daar voor een kroon. Mijn vierde. Een porseleinen kroon ter waarde van zeshonderd euro. Ik heb al kronen op een tand en drie kiezen.

Leuke tandarts, die Peter. Op mijn verzoek liet hij zijn assistente foto’s maken van mijn eerste en tot op heden gelukkig laatste wortelpuntbehandeling. Gottegottegot. Wat een ellende. Volkomen weerloos lag ik daar onder een behandellaken pijn te lijden. Nooit bekijk ik die foto’s meer.

Peter wil dat je één keer per jaar voor controle komt en twee keer per jaar naar de mondhygiënist gaat. Wat ik ook altijd braaf doe is tanden poetsen voor je naar de tandarts gaat. Nou was ik dat de laatste keer vergeten. Ik kwam er pas in de metro achter. Dat zei ik Peter ook met enige gêne. ‘Dat interesseert me nou geen ene reet', was zijn reactie, 'met mijn apparatuur spuit ik alle mondjes in een handomdraai schoon'.

‘Ga je zelf wel eens naar de tandarts, Peter?’ ‘Nou, dat is al heel lang geleden, Jos. Ik heb geen vaste tandarts en als ik eens last heb dan is er altijd wel een collega die me kan helpen.’ Ik vind het maar vreemd dat hij zich niet net als al zijn patiënten jaarlijks laat controleren. Nadat hij mijn kroon gezet heeft, sta ik op uit de tandartsstoel kijk Peter indringend aan en zeg: ’Nou neem maar plaats Peter, dan doe ik die contrôle nu wel even’. Dat vond hij wel grappig maar hij ging er niet op in.

Het geschenk dat Peter mij biedt voor mijn 25 jarig jubileum als patiënt bij hem, is een gecompliceerde, doch geheel kosteloze wortelpuntbehandeling.

‘Dat had je nou niet moeten doen, Peter’. Ik ben tot tranen toe geroerd.

woensdag 17 juli 2024

DE HOERENLOPER.

Naast me staat een mooie vrouw van middelbare leeftijd te wachten voor rood. Toen ze net aan kwam lopen keek ze even naar mij maar ze draaide haar hoofd meteen weer terug. Ik ben tenslotte maar heel gewoon.


Ik ga naar het metrostation en check in. Voor op het perron blijf ik staan. In het achterste gedeelte van de trein ga ik instappen. Uit mijn linker ooghoek zie ik de vrouw van daarnet naar achteren lopen. Zij gaat vòòr de trein in. De metro komt er aan … vlak voor me gaat de deur van de metro open . Ik moet opzij omdat er eerst mensen uit moeten … die gaan voor. Er zijn nog een paar bankjes vrij … maar dan ga ik achteruit. Daar houd ik niet zo van. Dàt toch liever dan de hele rit staan. Het rugzakje moet af. Meestal zet ik m’n rugzak tussen mijn benen zodat ik met mijn rug tegen de leuning kan zitten.

Ben er al weer bijna. Bij Beurs moet ik er uit. De mooie dame ook. Het is daar altijd zo stervensdruk. Bij de Beurs stap ik over op de metro richting Zuid. Die dame niet. Zij verdwijnt in de menigte. Ik hoef nog maar twee haltes.

Ik ga naar de bios: LantarenVenster. Vanaf Wilhelminakade is het tien minuten lopen. Het stukje van het metrostation tot aan de bioscoop is druk … veel toeristen … langs de Maas loop je dan … er liggen daar regelmatig gigantische cruiseschepen … met honderden passagiers uit alle delen van de wereld. Daar is ook het Fotomuseum en het nostalgische Hotel New York waar je lekker kan eten, drinken, slapen en waar vandaan je een prachtig uitzicht hebt over de Maas.

Vlakbij Hotel New York kan je via een brug, de Hoerenloper, de Rijnhaven oversteken naar de wijk Katendrecht. ‘Hoerenloper’ is niet de echte naam van de brug. De officiële naam is de ’Rijnhavenbrug’, een brug voor voetgangers en fietsers. De brug wordt de ‘Hoerenloper’ genoemd omdat die de wijk Katendrecht, de vroegere hoerenbuurt van Rotterdam, ontsluit.

Awel, ik ben nu aangeland bij de bios. Daar draait de film, die ik wil zien: Kinds of Kindness. Een film van de Griekse (super)regisseur Yorgos Lanthimos.

’t Was ‘n ontregelende film. Steengoed!

dinsdag 16 juli 2024

SOFTIJSJE.

 Vriendelijk was ik. Zò kocht ik de oubliehoorn met softijs: ‘Mag ik een softijsje van drie euro, mijnheer.’

’Dat wordt dan drie euro, meneer’ zei de ijsboer.
‘Ja,’ zei ik kortaf, maar niet onvriendelijk en ik overhandigde de verkoper drie euro. ’Alstublieft,’ zei ik nog.
De verkoper gaf me mijn ijsje en zei: ‘Fijne dag nog.’
‘Dank u … , werk ze,’ zei ik en liep de snackbar uit terwijl ik de punt van mijn softijsje afhapte. Het was een grote hap … ik was zó gulzig, dat ik vergat, dat ik daarvan pijn aan mijn hoofd zou kunnen krijgen. De door zo’n ijsje veroorzaakte hoofdpijn kan heftig zijn. Godzijdank trok de hoofdpijn snel weg . De rest van het ijsje at ik in alle rustig op.

Het was een rare dag. De zon scheen volop. Soms was het erg warm. Soms brieste er een oostelijk briesje en dan was het ineens een beetje fris. Door mijn voorzichtigheid met dat ijs en door de warmte smolt de ijsco sneller dan ik kon eten. Het ging sneller dan ik dacht. Het ijs droop over mijn hand, mijn arm, mijn t-shirt en mijn oranje Mr. Marvis. Ik beet het puntje onderaan de oubliehoorn af maar dat had tot gevolg dat er een plasje smeltijs via mijn kin en mijn hals op mijn borst en t-shirt terechtkwam. Hoewel ik dit soort ijs vaker gegeten had was ik nooit eerder zo in moeilijkheden geraakt.

Ik had nu alleen nog een lege oubliehoorn in mijn hand. Even stond ik nog in dubio: eet ik hem op of gooi ik hem weg. Van alleen zo'n oubliehoorn krijg je behoorlijk dorst, dus gooide ik hem in een afvalbak. Daar stond ik toevallig toch net naast.

Ik voelde me niet zo op mijn gemak met die kleefklauwen en vuile kleren. Ik was gelukkig dicht bij huis, hooguit tien minuten lopen. Het was vrij druk op straat. Ik zag de mensen kijken maar ik deed net alsof ik dat niet zag. Ik keek zo half vooruit, half schuin naar de straatstenen. Soms hoorde ik mensen lachen maar ik wist natuurlijk niet zeker of ze mij uitlachten. Om mezelf gerust te stellen, dacht ik maar van niet.

Ik was blij dat ik thuis was. Ik maakte een sopje voor mijn vuile kleren en stapte zelf vlug onder de douche.

maandag 15 juli 2024

MOEITE MET LEZEN.

Het lezen gaat met de dag moeilijker. Ik had er nooit problemen mee om een hele dag te lezen. Tegenwoordig begìn ik de dag wèl met de krant maar binnen het half uur knallen m’n ogen dicht en ligt m’n kin op m’n borstbeen. Verder lezen onmogelijk. Maar in precies diezelfde seconde floept m’n kin weer omhoog en kan ik weer verder lezen. Ik ben dan wel de draad van m’n verhaal kwijt. Moet ik weer van voor af aan beginnen. Vervolgens vallen mijn ogen dan al na een kwartier wèèr dicht. Zo neemt het aantal leesminuten in de loop van de ochtend gestaag af. Aan het eind van de ochtend kan ik alleen nog maar het English Tea-vraagje lezen: wat moet ik daar nou aan doen, dokter?


‘Dokter, dokter?’ ik ben je dokter helemaal niet. Ik ben Peter de visboer. Ruikt u dat dan niet? Hij duwt me brutaal zijn vingers onder mijn neus. Het doet me wel ergens aan denken.
'Dokter, o, eh sorry, visboer, ik mankeer niks aan mijn neus, hoor! De geur van uw vingers kan ik niet zo een, twee, drie, thuis brengen. Ik kom hier voor mijn ogen, man!'
Hij roept, zoals marktkooplui dat altijd doen, héél luid en vlak naast mijn oor: ‘Forel, forel , vier eurootjes de pond, dat lust je wel!’ … kijk maar hier staat het: ‘Voor àl uw verse vis loop u Peter toch niet mis?!'

Peter vindt dat ik moet nagaan of ik me met meer slááp beter kan focussen. Want het zijn niet mijn ogen maar het is mijn concentratievermogen, volgens hem.
Gelukkig ben ik voor informatie en vertier niet honderd procent afhankelijk van lezen. Als alternatieven heb ik tv, radio podcasts, films, series en luisterboeken achter de hand. Het zou me niks verbazen als de visboer dat worst zou wezen.

‘Okee, dan ziet u me vandaag over veertien dagen weer, dokter’.
‘Ik ben uw dokter niet!! Ik ben de visboer, mevrouw. U mankeert volgens mij eerder wat aan uw oren dan aan uw ogen!’

‘Daarom hoef je nog niet zo tegen me tekeer te gaan. Ik bèn trouwens helemaal geen mevrouw!’