maandag 20 februari 2023

MET EEN IJZEREN STAAF.

‘Wat is dat voor een briefje?’ vroeg  Els. ‘Geen idee’, zei ik, ik haal het net uit de brievenbus. Het is een gevouwen   a-4-tje. Géén enveloppe er om heen.  ’t Is een kopie van een brief geschreven in hanenpoten. Het is één grote verzameling taalfouten. Gericht aan alle bewoners van de flat. Ik zal een poging doen om de brief voor te lezen?‘ ‘Ja, goed, doe maar’.


aan al mein bure,

misgien ken u mij niet ik u ook misgien niet maar ik  bent Ria van nummer 134 op de derde en er worden lelijke dingen over mijn gesegt in de flet dat kompt omdat ik al jaare lang last hep fan mij beneedebuuren op 94 wand die maake feel lawaaj met rusie maake, telefisie kijken sodat ik zelf mijn ijge telefisie niet ken ferstaan niet alleen ik maar ook mijn hontje wort er erg senewagtug  fan sij eet de laatste teit steets slegter se is al erg vermagert en se is niet mir het lefenslustige beesje fan froeger  ik freest egt voor haar lefen ik bent al een paar kir naar beneden gegaan om te sechen dat ik soon last van se hep dan segge se dat se nooit ruusie hebbe en dat se hun teelefiesi alteit sagjes aan hebbe staan maar dat is egt niewaar als hun teefee  wir eens hart staat of ze maake ruusie dan stampt ik hart op de gront en somps doen se dan efen wat rustugger aan maar dat is fan korte duur so langsamerhant bent ik het sat ik komt uren slaaptekort door hun geluitsoferlast ik pik het nau niet mir de irstfolgende keer  sal ik late sien dat ik niet met me laat spotte fanmiddag was ut wir so fer ik pak de stofsuicherstang en gaa met de lift naar beneede ik bel aan bij 94 hij van beneede doet oope en ik seg niks maar sla hem fier kir op sein kaanis so dat is je ferdiende loon met je rotherrie hij bloede as een runt dan gaat ik weer naar booven naar mei ijge huis korte teit  later staan er drie poolisieoutoos voor de deur se neeme me mee naar het pooliesiebuuro so dan weet u presies wat er geburt is aan mein lagt het in ider gefal niet friendelukke groeten fan u buurfrou Ria.


‘Zo dat is niet mis,’ zei Els. ‘Ik heb van die heibel helemaal niks mee gekregen. Heb jij een idee wie die Ria is?’ ‘Ja, ik heb wel een vermoeden. Ik heb een paar keer met een pinnige oude dame in de lift gestaan, dat hondje was trouwens ook akelig pinnig. Die vrouw begon gelijk tegen me te kijven dat de flat zo achteruit ging: geluidsoverlast, rotzooi in de hal, in de lift, op de trap. Ik denk dat dat Ria was’.

‘Inmiddels is ze haar huis uitgezet. Ze heeft in een andere wijk een woning gekregen. Onlangs was in het AD de kop te lezen: ‘Ria (80) trekt overlast van buurman niet en valt hem aan met ijzeren pijp.’ Dit ging dus over de rechtszaak tegen die Ria. Ze werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en kreeg het advies om hulp te zoeken voor haar stressklachten.      

zondag 19 februari 2023

KABOUTERS

 Ik heb altijd van boeken gehouden … of  beter gezegd van lezen. Een van mijn eerste leesboekjes was ‘Pim en de maan’. Ik heb het wel duizend keer gelezen. Er schijnt een hele reeks Pimboekjes te zijn, maar ik had alleen die ene. Net als van Okkie , daar waren ook een heleboel delen van maar ik had er maar één wel honderd keer gelezen: Okkie en Moortje (Moortje was een poes). Okkie is geschreven door Leonard Roggeveen. Van Pim heb ik nooit geweten wie het geschreven heeft. Pim is een heel gewoon jongetje dat kijkt naar de maan en dromerig is.

Okkie is een kabouter, die allerlei grappige avonturen beleeft met zijn kat Moortje. Kabouters zijn dacht ik, altijd mannetjes en hoogstwaarschijnlijk worden zij oud geboren … meestal ook met een baard … ze gaan nooit de pijp uit ... heeft iemand trouwens ooit wel eens een kabouter geboren zien worden? Of een kind-kabouter gezien? Ja, er bestáán warempel wel héél kleine kaboutertjes maar die zijn tòch altijd al héél oud. Misschien heeft  iemand per ongeluk wel eens verhaaltje gelezen waarin een kabouter overlijdt. Ik niet in ieder geval.

Stel je eens voor dat ze wel dood kunnen gaan, dan betekent dat, dat  eens de kabouter als soort ophoudt te bestaan. Want, heeft iemand  wel eens een vrouwtjeskabouter gezien? Sterker nog : … wie heeft er ooit kabouters een nummertje zien maken? Niemand toch. Nee ik denk dat kabouters per definitie oud, onzijdig, onvruchtbaar, onsterfelijk zijn en een baard hebben.

In de derde klas van de lagere school begon ik Arendsogen te verslinden. Arendsoog en de Indiaan Witte Veder, dat waren lange tijd mijn grote helden. Helden die samen het Amerikaanse Wilde Westen wilden temmen. Er zijn maar liefst 63 delen van Arendsoog verschenen. Ik heb ze allemaal gelezen. De eerste twintig Arendsogen zijn geschreven door Jan Nowee, die al jong stierf. Hij werd 58 jaar. Daarna zijn er nog 43 Arendsogen geschreven door de zoon van Jan:  Paul Nowee. De boeken die door de vader geschreven zijn hebben me altijd het meest geboeid. Grappig detail is, dat, hoewel de boeken zich allemaal in de Verenigde staten afspelen, de schrijvers nooit één voet op Amerikaanse bodem hebben gezet.

Voor ik op de middelbare school mijn verplichte eindexamen leeslijst samenstelde, las ik eigenlijk alleen, de Nederlandse vertaling van 'Lady Chatterly’s lovers' van D.H. Lawrence, 'Ik, Jan Cremer' en 'de Avonden' van Gerard van het Reve. Van alle drie die boeken heb ik erg genoten en soms herlees ik ze en geniet er dan opnieuw van. Het zijn stuk voor stuk heerlijke leeservaringen. 

Mijn eindlijst van de hbs bestond, behalve uit verplicht oud-Nederlands werk als Mariken van Nimwegen en Beatrijs ook uit wat moderns: Simon Vestdijk stond er onder andere op maar die vond ik niet zo veel soeps. Ik had toen ook ‘Turks Fruit’ gelezen maar dat boek was verboden voor op de eindlijst. ‘Kort Amerikaans’ en Roos van vlees’, ook van Jan Wolkers mochten wel. Ook prima boeken.

Tegenwoordig zijn mijn favoriete schrijvers: Herman Koch, Tommie Wieringa en Michel Houillebecq.

zaterdag 18 februari 2023

VERWARD PERSOON

Vandaag ben ik (opa Jos) in Dordrecht op bezoek gegaan bij mijn kleinkinderen Bent (9)en Markus (5), mijn zoon Ralf en schoondochter Ilona. Ik ben een beetje gespannen, want ik ben er al lange tijd niet geweest. Als ik na een ongemakkelijke reis bij hun huis aankom, is mijn zoon niet thuis. Hij is op zoek naar zijn vader. 

Ik weet opeens niet meer waar ze wonen. Verwarde man verdwaald in Dordt. Ralfs zijn nummer staat niet in mijn mobiel. Probeer hem te mailen. Godzijdank reageert hij: ‘Ik kom naar je toe.’ Maar dan daagt het me weer … weet ik hun huis toch te vinden.  Tsja, het is de spanning denk ik … die verwarring.

Ilona verwelkomt me vriendelijk lachend.  Mijn mooie slanke schoondochter. Nog altijd mooi. Was ik bijna vergeten. Ik had wat kadootjes meegenomen. Twee boeken voor de jongens: ‘Dolfje Weerwolfje’ en ‘Mees Kees’. Zo te zien zijn ze er blij mee, Ilona ook. Zij kent de schrijvers en die zijn goed, zegt ze. Voor Ralf en Ilona kocht ik een fraai boeket. Ik heb er een kaartje bij geschreven: ‘fijn weer samen te zijn’. Ilona geeft de bloemen een mooi plaatsje op de mooie, grote witte kast. Bent trapt met een zachte voetbal tegen een muur. Markus staat met het kadoboek nog in zijn hand zijn nieuwe ‘opa Jos’ te bestuderen. 

De reis is ongemakkelijk. Ik heb het nòg zo goed gepland. Met 9292 en Google Maps. Precies om één uur moet ik er zijn. Maar de metro is te laat, de trein moet vlakbij Zwijndrecht stoppen, omdat er een persoon op de rails loopt en … ik raak verward in het drukke centrum van Dordt. 

Ralf komt thuis. Hij is blij me te zien. Geeft me een hug. Ilona heeft hem gemaild dat ik er al ben. Ik zit aan de koffie met kruimelkoek in hun ruime woonkamer. Alles is mooi en ruim in dit huis. Daar hebben ze geluk mee gehad.

Bent laat me vol trots zijn rapport zien. Hij zit in groep vijf. Het zijn tegenwoordig geen rapporten meer met cijfers zoals bij ons. Voor mij is het een abacadabra-rapport. Ilona en Ralf begrijpen het en weten dat het een mooi rapport is. Oké, dan geef ik hem er tien euro omdat hij zo goed zijn best doet. … heb ik geen cash bij me! … ’t zit niet zo mee vandaag … dan stuur ik hem wel wat op in een enveloppe.

Een grote tafelvoetbal-tafel staat in die reuze woonkamer. Daar moeten we wat mee: Bent en opa Jos tegen Ralf en Ilona. Heerlijk om te doen. Lachen, juichen, foeteren. Ik krijg het er helemaal warm van.  

Markus zit ondertussen te gamen, alles om hem heen lijkt hij vergeten. Hij en het spelletje zijn één.

Ze zijn leuk met elkaar, Bent en Markus. De broertjes voeren grappige gesprekjes met elkaar over voetbal, games en allerlei andere zaken. Het zijn slimme ‘gassies’. Op een gegeven moment kijkt Markus me aan en vraagt: ‘Opa Jos, heb jij ook een vader?’ ‘Ja, Markus maar die is al heel lang dood.’ Dat is blijkbaar het goede antwoord, want hij vraagt niet verder.

Even zou ik langs komen, hebben we afgesproken … en even is nu voorbij.  Ilona gaat met de jongens naar de markt.  ‘Dag Bent, dag Markus,’ roep ik. ‘Dag opa Jos,’ zeggen ze in koor … toch nog wat onwennig.  ‘Dag Jos.’ Zij geeft me onverwachts een zoen. ‘Dag Ilona,’ ik ben net te laat om terug te zoenen.   Ralf brengt  mij om alle verwarring te voorkomen naar het station. We huggen ten afscheid.  … het was gezellig.

vrijdag 17 februari 2023

IN HET DONKERE PARK.

Als mevrouw de Bruyn haar portiek in gaat, staat daar een stelletje te scharrelen. Mevrouw de Bruyn kucht en vraagt of ze er even langs mag.

‘O sorry hoor, mevrouw, we gaan gelijk weg.’ Het meisje sjort wat aan haar jurk totdat die weer goed zit en de jongen hijst zijn half afgezakte broek weer over zijn billen. Mevrouw de Bruyn kijkt het tafereel  hoofdschuddend aan. ‘Kunnen jullie nu echt nergens anders terecht? vraagt ze. ‘Ja,’ zegt de jongen,’ in de volgende portiek, totdat iemand ons daar wegstuurt.’

‘Waarom gaan jullie niet naar het park, hier vlakbij?’ vraagt mevrouw de Bruyn.

Het meisje of liever gezegd 'de vrouw' antwoordt haar: ‘We zijn bang in het park, er is daar geen verlichting en er is veel onzichtbaar ongedierte, muizen ratten, spinnen en de kans dat je kwaadwilligen tegen het lijf loopt, in sloot valt of tegen een boom aan knalt is niet gering. Hier in de stad zoeken we de best verlichte plekjes op, zoals deze portiek. De kans is altijd heel groot dat we op dit soort plekken, weggejaagd of weggepest worden. We zijn dan veel te zichtbaar voor de omgeving. We kunnen ook niet terecht bij zijn ouders. Mijn ouders zijn al een tijdje dood. Zijn ouders weten  dat we verkering hebben. Maar ze zijn er op tegen. Ze vinden het leeftijdsverschil te groot. Ik ben zevenenveertig en hij is zeventien. Ik geef toe dat het leeftijdsverschil groot is maar liefde is blind en zo is dat bij ons ook, nietwaar, Wim?’ ‘Ja schat, liefde is blind.’

Mevrouw de Bruyn, die zelf negenendertig is, moet er niet aan denken met een zeventienjarig knulletje verkering te hebben. Haar eigen man is eenenveertig en hoewel ze geen goed  huwelijk hebben, is ze wel content met het leeftijdsverschil van twee jaar. Meneer de Bruyn is uit zijn luie tv-stoel naar de portiek afgedaald. Hij had ze horen praten in de portiek en hij moest even weten wat er loos is. De man heeft een ongeschoren gezicht, een veel te dikke buik, een afgezakte broek en uit zijn openstaande gulp piept een puntje van zijn overhemd.

‘Hallo schat,’ zegt mevrouw de Bruyn. ‘Deze mensen stonden in onze portiek te vrijen, toen ik terugkwam van bridgen. Ik zei dat ze beter naar het park konden gaan. Daar zal het wat rustiger zijn voor hen maar ze zeiden dat ze bang zijn voor de bomen, de dieren en de mensen in het donker’.

Mevrouw de Bruyn ziet haar man verlekkerd kijken de zeventienjarige jongeman … het is haar al vaker opgevallen dat meneer de Bruyn erg gecharmeerd is van jongens van die leeftijd. Dat kan haar na ruim twintig jaar huwelijk niet zo veel meer schelen. Misschien, zo denkt mevrouw de Bruyn, wil mijn man wel met deze mensen mee naar het park om ze een beetje een gevoel van veiligheid te bieden daar.’

Dat ziet het verliefde duo wel zitten en ook meneer de Bruyn is er wel voor in. Er is vanavond toch niks meer op tv. Alleen maar die inzamelingsactie voor de slachtoffers van de aardbevingen in Turkye en Syrië. Zijn plicht heeft hij al gedaan door flink wat geld over te maken naar giro 555.  Hij doet zijn jas aan, pakt zijn honkbalknuppel en loopt het duo vooruit naar het park.

 Hoeveel geld in totaal ingezameld is hoort hij later nog wel. 

donderdag 16 februari 2023

BEHOEFTE AAN IETS WARMS.

Ik heb dorst en loop toevallig net voorbij café Melief-Bender op de Oude Binnenweg in Rotterdam. 1 + 1 = 2. Dus ik stap die kroeg in om een tonic te drinken, ja, echt waar een tonic. Ik hoef even geen alcohol meer, want voor ik er erg in heb ben ik alcoholist. Ik heb de afgelopen weken, twee à drie alcoholconsumpties per dag genomen … dat is toch echt niet veel denk ik dan.  Maar het is wel zo dat ik geen dag meer zonder kan en dat is geen zuivere koffie.  En dan de kwestie van mijn neus hè, ja, die wordt veel te rood naar mijn zin. Mijn moeder noemde zo’n neus als ik nu heb een drankneus en zoiets wil ik echt niet. Nu hoop ik maar dat wanneer ik helemaal stop met alcohol en voldoende tonic (en melk) drink, ik langzamerhand weer een normaal vleeskleurig neusje krijg. Ik had er onlangs  nog over met mijn buurvrouw, zij vond ook wel dat mijn neus wat roder was dan anders maar zij dacht dat dat van de kou kwam. Dat kan natuurlijk net zo goed. Net als mijn vingers, die worden ook rood (bijna blauw) van de kou. Ik hoop maar dat het van de kou komt.

Het is druk in het café. Alle barkrukken bezet, alle tafeltjes bezet er stáán zelfs nog flink wat, mannen allemaal, te babbelen en te ‘hijsen’. Aan een tweepersoonstafeltje zit een man alleen. Zo te zien een Surinamer, maar ik noem donker gekleurde mensen altijd veel te makkelijk Surinamers. Ik ga vragen of ik bij hem aan het tafeltje mag aanschuiven. Hij zit te bellen als ik het hem vraag, dat had ik niet in de gaten, maar hij kijkt me vriendelijk lachend aan en knikt ja.  Hij zit met zijn ijsmuts op achter z’n cappuccino.

Als ik nog maar net zit komt al gelijk iemand langs om mijn bestelling op te nemen. Ik besluit om toch geen tonic te nemen maar ik doe een kopje thee, Earl Grey. Ik heb behoefte aan iets warms, vandaar. Heel koud is het niet vandaag … waterkoud zou ik het eerder willen noemen.

‘Fijn dat ik bij u aan het tafeltje mag zitten,’ zeg ik tegen de Surinamer.

‘Ja, natuurlijk … is normaal toch. Woont u hier in de buurt?’ vraagt hij. 

‘Nee, ik woon helemaal aan de andere kant van Rotterdam. ’

‘Ik woon in Dordrecht,’ zegt mijn tafelgenoot ’ik ben vandaag wezen klussen bij mijn dochter. Ze woont hier in het centrum. Ik heb vroeger ook in Rotterdam gewoond; in Noord. Ik woon nu al bijna 10 jaar in Dordrecht.’

 Hij blijkt een grage prater. Na zijn pensionering heeft hij nog als zzp’er (lasser) doorgewerkt. Geëmotioneerd vertelde hij verder dat hij daar anderhalf jaar geleden abrupt mee is gestopt. Zijn vrouw overleed plotseling op negenenvijftig jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Daarmee verdween voor hem de motivatie om nog door te werken. Triest. Ik legde mijn hand even op zijn arm: ‘Sterkte man’, zei ik.

‘Ik vertel hem dat ik naar het centrum gekomen ben om wat kadootjes te kopen voor mijn kleinzoontjes van vijf en negen en hun ouders.  Ik ga aanstaande zaterdag bij hen op bezoek. Daar verheug ik me echt op. ’Zij wonen toevallig ook in Dordrecht’.

Ik had m’n thee inmiddels op en rekende aan de bar mijn thee en ook de cappuccino van mijn tafelgenoot af. Hij bedankte me met  een lach, een handdruk en wenste me veel plezier zaterdag.

woensdag 15 februari 2023

EEN DOORSLAAND SUCCES.

 

Ik heb alle gelegenheid gehad om mij muzikaal te ontwikkelen. Mijn opa van vaderszijde was een getalenteerde  mandoline-speler. Ik hoorde van mijn moeder dat hij het leuk zou vinden als ik, zijn eerste kleinzoon,  ook mandoline zou leren spelen maar daar had ik geen zin in. Mandoline-les was alleen op woensdagmiddag    dan ging ik liever op een voetbalclub. Ik was toen negen jaar.  Mijn opa was bijzonder teleurgesteld … hij wilde mij zo graag muziek horen maken en op zich wilde ik dat ook wel maar niet op woensdagmiddag. Op donderdag om half vijf was er accordeon-les … dat leek me wel wat. Mijn opa betaalde dat want mijn ouders hadden daar geen geld voor. Maar na drie maanden vond ik accordeon spelen toch niks aan. Ik heb één liedje leren spelen: varia, varia, varia, varia, vaaaaaaariaaaaa. Toen heb ik per ongeluk mijn mini-accordeon  in tramlijn 16 laten staan. Ik heb mijn opa nooit zo boos gezien.  De accordeon had ik in bruikleen en was nu foetsie. Opa moest nu de hele koopsom van de accordeon aan die akelige accordeon-juf betalen.

Toen ik vijftien jaar was kwam Hans Kabel in mijn leven. Hans Kabel was een neef van me: de zoon van een (toen reeds overleden) zus van mijn moeder.  Hans was een paar jaar ouder dan ik. Hij had een plannetje met mij. Allereerst had hij een goocheldoos. En bijna alle trucjes uit die doos kende hij: een knoop uit een touw laten verdwijnen … de kaart raden die iemand in gedachten had … een heleboel blauwe balletjes uit zijn mond halen (bah)  … ook haalde hij een zakdoek uit mijn zak, die ik er zelf nooit had in gestopt. Gelukkig hoefde ik geen trucjes te leren … nee, ik moest hem alleen maar assisteren: ‘dames en heren hier is de wereld beroemde Rotterdammer Abi Kadabrie’, want zo wilde Hans Kabel altijd genoemd worden, als hij goochelde.

Een optreden met alleen goochelen vond hij maar niks. Hij had bedacht dat we samen een zangduo zouden gaan vormen met de naam de Hajo’s (van Hans en Jos) en hij had ook al bedacht dat we zouden gaan goochelen èn zingen voor een hoog bejaard publiek. Ik vond zelf het liedje ‘Ik wil een cowboy als man’ van Ria Valk wel leuk om te doen maar dat vond hij niks voor een jongen van mijn leeftijd om te zingen.  ‘Jonge jongens zoals wij, willen geen cowboy als man, tenzij ze homo zijn,’ zei hij. Van homo’s had ik toen der tijd nog nooit gehoord.

Twee liedjes had Hans al uitgezocht: ‘Ik heb eerbied voor jouw grijze haren’ en ‘Een moederhart een gouden hart.’  Die twee liedjes gingen we instuderen en tegelijkertijd gingen we alle verpleeg- en verzorgingshuizen af met de vraag of we de ‘Hajo-show’ daar mochten  laten zien. Binnen twee weken waren we voor een maand uitgekocht  (we hoefden er natuurlijk niks voor te hebben)… twee keer per week traden we op . Het werd een doorslaand succes. Het is dat de meeste toeschouwers te terminaal waren om erg enthousiast op ons te reageren maar aan de tevreden uitdrukking op die ouwe bekkies konden we duidelijk afleiden dat ze zeer in hun nopjes waren met ons optreden.  Hans wilde er na deze geweldige maand nog wel een paar weken aan vastplakken maar ik was het zat. Ik leerde in die tijd ook de muziek kennen van Bob Dylan en de Rolling Stones en daar ging mijn hart toch steeds meer naar uit dan naar de gezapige producties van Gert en Hermien. Hans weigerde pertinent om Dylan en de Stones  bij de oudjes ten gehore te brengen. Hij ging onverdroten door met goochelen en zingen als de solo-artiest ‘Hazojo’ (Hans zonder Jos). Op zijn achttiende stopte hij er abrupt mee, om hopman bij de scouting te worden. Daar was hij geknipt voor.

Ik zou het op muzikaal gebied niet ver schoppen: theater ging me beter af. Vele jaren later, ik was zelf inmiddels bejaard, zat ik nog een klein jaartje op het wijkkoor alwaar ik liedjes zong als  ‘Vuile huichelaar’,‘Jungen komm bald wieder’ en ‘Mexico’ ten gehore bracht.

 

Eerder gepubliceerd  in december 2021.

dinsdag 14 februari 2023

SCHRIJNEND.

Samen met mijn vriendin Marieke en mijn vriend Lars had ik in Den Haag geprotesteerd tegen het uitblijven van duidelijke maatregelen van de regering tegen de klimaatcrisis, de opwarming van de aarde. Het is dezer dagen toch ondubbelzinnig duidelijk dat de natuur in de war is. Halverwege februari zitten we nu en we hebben lenteachtige temperaturen. Terwijl het een tiental jaren geleden nog vroor en sneeuwde in deze tijd van het jaar.

We hadden met enkele honderden andere actievoerders  de A12 geblokkeerd. De demonstratie duurde nu al vier uur en de verkeersopstopping was gigantisch. De betogers werden door een stem  uit een mobiele-eenheid bevolen  onmiddellijk de snelweg vrij te maken voor het verkeer. Als dat niet gebeurde zou worden ingegrepen.  Mijn vrienden ik bleven gewoon op onze plaats zitten. We hadden ons ook nog eens aan elkaar vastgeketend, met kettingen en onze handen hadden we aan het asfalt vastgeplakt. 

Een volgende keer ga ik dat trouwens wel anders doen want, ik stierf onderhand van de honger en ik kon met mijn geen mogelijkheid bij mijn banaan en boterhammetjes komen, die ik in mijn rugzak had gestopt.  De politie was ondertussen hard aan de slag gegaan om onze collega-actievoerders weg te slepen naar de klaarstaande arrestantenbussen. Wij zaten zo’n beetje in het midden van de groep. Het duurde nog wel even voordat wij aan de beurt waren.  Er werd echt gesleept, zagen we. Een agent pakte de demonstrant onder de oksels, tilde hem op en trok hem mee naar de bus.

Die agenten waren nou niet echt  gewelddadig te noemen maar het kwam toch wel eens voor dat er tijdens het  gesleep met onze mensen een schoen uitvloog. Er werd dan niet even gestopt om die schoen weer aan te laten trekken. Nee, dan werd diegene met zijn hielen over het plaveisel getrokken. Dat gaf natuurlijk lelijke schaafwonden.

Met de hele groep hadden we afgesproken om ons niet te verzetten.  Vreedzaam demonstreren heet dat. Als makke schapen zouden we ons laten afvoeren.  Voor zover wij het vanuit onze positie konden bekijken gedroegen de agenten zich ook redelijk vreedzaam.  Er werden zowaar af en toe geintjes gemaakt met elkaar door ME’ers en hun arrestanten. Er werd zelfs gelachen.

We gingen die ME’rs nu anders bekijken, ze bleken toch wat socialer dan we dachten.

Toen waren wij aan de buurt.  Toeval of niet: wij troffen een stel chagrijnige klootzakken.  Ze zeiden geen woord. Als ze wilden dat we een andere houding aannamen schopten ze ons. Met het losmaken van de kettingen trokken ze onze schouders zowat uit de kom; ook Marieke werd allerminst ontzien. Het maakte niet hoe hard ze gilde. (Later zei ze dat overdreef.) Het ergste was dat die ME’ers ons wilden optillen zonder er rekening mee te houden dat we met onze handen op het wegdek vastgeplakt zaten. Ondanks dat we driestemmig uitschreeuwden: ‘onze handen zit vastgeplakt, onze handen zitten vastgeplakt’,  gingen ze met verbeten koppen, star, zwijgzaam en ruw door met hun werk.  Ze smeten ons de arrestantenbus in en gingen naar hun volgende klus.

In de arrestantenbus konden we de schade opnemen. Bij ons alle drie was de handhuid ontveld. Godzijdank was er in de bus een EHBO-plek. Daar werden we vriendelijk behandeld, onze handen  met jodium ontsmet. Lang bleven de wonden nog schrijnen. Lars en ik zaten er met van pijn vertrokken gezichten op de achterbank van de bus. Marieke zat verrassend monter naast ons. Ik stierf nog steeds van de honger en mij lukte het niet, met mijn gehavende handen. Maar Marieke was godzijdank in staat mijn banaantje en mijn boterhammetjes uit mijn rugzak te vissen.

Tsja, wie actie voert moet pijn lijden. Zonder actie geen verandering. Kijk naar het verleden, de suffragettes, de anti-apartheidsstrijd. Activisme is altijd zinvol.