woensdag 21 december 2022

ZO VEEL KLEUREN.

 Mijn vriendin Andrea komt graag bij mijn broer Theo. Hij is een paar jaar jonger dan zij maar ze zijn goeddeels uit hetzelfde hout gesneden. Ze lullen allebei een uur in een kwartier en ze zijn beiden niet vies van een borreltje. Ik moet het dan ook niet wagen bij Theo op bezoek te gaan zonder haar dat te laten weten.  Ze wil persé mee. We hadden voor de zekerheid twee flessen wodka meegenomen. Want het gaat  tegenwoordig hard in huize ‘Theo’. Onder de plank met zijn mooie glazen stonden altijd de flessen sterke drank, maar de laatste keer dat we bij Theo waren was daar niet veel meer van over. Nù is die plank helemáál leeg. Met die twee liter wodka moeten Andrea en Theo het maar zien te  redden vanmiddag. Ik zelf begin het liefst met een kopstootje: een glaasje jonge jenever en gelijk er achteraan een pilsie (in één teug leeg drinken en dan dat bier). Verder hou ik het gewoon op blikkies bier. Andrea zit duidelijk te balen:

Andrea:               Ik vind het zo vreselijk. ’t Is gewoon racistisch!

Theo:                    Vreselijk?? Wat?

Andrea:               dat gezeik allemaal …

Theo:                    welk gezeik allemaal?

Andrea:               over die datum, man!

Theo:                    Over welke datum hebbie het nou in godsnaam?

Andrea:               Van die ‘van kleur’ natuurlijk, weet je dat dan niet,

Theo:                    Nee, van wèlke kleur dan, Andrea?

 

Dit gezeik wil ik nu weer helemáál niet horen. Ze zoeken het maar lekker uit samen. Ik duik de nieuwe Voetbal International in. Al een paar weken heb niks over foebele gelezen omdat ik het WK in Qatar boycotte, vandaar.   Ik schenk hun glazen nog eens bij.

 

Andrea:               Van welke kleur dan?? Van zo véél kleuren!!

Theo:                    Nou, welke dan?

Andrea:               Bruin, zwart, rood en geel, krijgen allemaal excuus

Theo:                    Excuus? Van wie?

 Andrea:              Van Rutte.

Theo:                    en waarom van Rutte?

Andrea:               omdat hij de baas is van Nederland.

Theo:                    en waarom  dan excuus?

Andrea:               omdat Nederland mensen ‘van kleur’ tot slaaf heeft gemaakt .. .

Ik ben boven mijn VI in slaap gevallen. Ik neem nog een biertje en schenk de glaasjes van die twee nog eens bij.

 

Theo:                    Tot slaaf gemaakt? Tot slaaf gemaakt? Nou en …..?

Andrea:               Vele duizenden mensen ‘van kleur’ werden uit Afrika naar Nederlandse kolonies  ontvoerd. Daar werden ze verkocht aan Nederlanders, voor wie ze moesten werken.  Ze kregen daar niet voor betaald. Ze moesten soms wel 18 uur per dag werken, Ze werden mishandeld, misbruikt, verkracht  en ook veelvuldig vermoord. Mogen ze dan misschien zelf bepalen wanneer ze daar excuus voor aangeboden krijgen? Rutte deed het op 19 december 2022.  

Theo:                    Ja, dat is dan toch netjes?

Adrea:                  Netjes? Helemaal niet netjes. De mensen ‘van kleur’ wilden het excuus op 1 juli 2023.  De dag dat honderdzestig jaar geleden de slavernij officieel werd afgeschaft. Daar had Rutte naar moeten luisteren.

Theo                     Ja, daar heb je helemaal gelijk in.

 

Ik word een beetje melig van dat gezeik. Ga effe een dutje doen. Theo doet daar niet moeilijk over. ‘Ga maar op mijn bed liggen; let maar niet op de rotzooi.’ De gordijnen in zijn slaapkamer zijn nog dicht. Het enige wazige licht komt van het schemerlampje. Dat staat naast zijn onopgemaakte bed op het nachtkastje. Daar ligt ook de omgevallen bijna lege fles Henkes en een half vol glas verschraald bier. Volgens mij gaat het niet zo goed met Theo.

‘Hé Theo, zuip jij de laatste tijd niet een beetje te veel?’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in,’ zegt hij.

dinsdag 20 december 2022

GEZINSHERENIGING

Uw vrouw zit naast mij op de passagiersstoel. Hier in uw woonplaats, weet ze nog goed de weg. Ze geeft aanwijzingen (‘Hier, bij het volgende weggetje, linksaf’) uw dochtertje hangt op de achterbank tegen het portier, - in mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe haar ogen af en toe dichtvallen – nog even en ze slaapt.  Het is warm in de auto. De airco is uitgevallen en er is geen tijd om de ANWB er naar te laten kijken. Om uiterlijk drie uur vanmiddag moeten we in Jeuvelen zijn, om bij de plaatselijk supermarkt nog wat eten en drinken in te slaan. Dan is het nog een uurtje naar Dorzo, waar u vlakbij zit. Zonder uw vrouw zou het moeilijk worden. Uw vrouw is zich terdege van de ernst van de situatie bewust. Uw vrouw kijkt mij af en toe zelfs met een kwaaie blik aan waarschijnlijk omdat ze vindt dat ik niet genoeg opschiet. Maar nòg meer snelheid maken, zou vragen om ongelukken zijn. Daar begin ik niet aan. Trouwens, uw dochtertje is inmiddels in slaap gevallen.      

In Jeuvelen vraagt uw vrouw of ik bij de visboer een scholletje voor u wil kopen. Een scholletje, uw lievelingsvis.  Omdat het kopen van dat scholletje wel erg veel tijd kost, gaan uw vrouw en uw dochtertje eens even poolshoogte nemen.  Zien ze me daar als een gek liggen schreeuwen en met mijn armen en benen spartelen, op de toch al zo gladde vloer van de viswinkel. De visboer weet niet goed hoe hij op de situatie moet reageren en uw vrouw en uw dochtertje, gedragen zich of ze van doen hebben met iemand die ongelukkig ten val is gekomen. Maar ik weet zelf wel beter: ik heb  een epilepsie-aanval.

Nadat ik een kwartiertje bij de visboer op een stretcher gelegen heb, kunnen wel weer de weg op. Want we moeten op tijd bij u zijn. Ik heb uw vrouw en uw dochtertje ongewild behoorlijk laten schrikken. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. We liggen op schema. Binnen een half uur zijn we in het bosrijke Dorzo.

Ik vraag me af hoe het nu met u is. Uw opluchting zal groot zijn, als ik u help te klimmen over het hek waar achter uw snikkende  vrouw en dochtertje op u wachten. De gezinshereniging  is ontroerend. U zult zelf weer achter het stuur gaan zitten. Koers zetten in de richting van de roerige, bewoonde wereld. Maar niet voordat u uw scholletje heeft verorberd.

Ik blijf achter het hek. Zwaai het drietal uit en loop terug naar de bunker, daterend uit de Tweede Wereldoorlog. Ik open de zware betonnen deur  en stap de karig verlichte, benauwde ruimte in. Sluit de deur weer.  Er staat een bed, er is een toilet en door wat uitgekapte voegen in de bunker komt (weinig) frisse lucht naar binnen ... er is genoeg te eten en te drinken .

Zeven dagen, zó lang, wilde u hier, in opgesloten  eenzaamheid, verblijven. Maar na drie dagen komt er veel meer dan alleen die vier muren op u af. U smeekt mij bijna om met de sleutel naar u toe te komen om u te bevrijden.

Ik blijf nu een paar dagen in mijn bunker. Goed, zo’n meditatieve isolatie, na die epilepsieaanval. Zeker als je zoals ik, zelf de sleutel in handen hebt.

maandag 19 december 2022

ZE LEEFT ZICH HELEMAAL UIT

 Ze kan zich helemaal uitleven.

Wie in deze periode zichtbaar tevreden is, is grootmoeder Maria. Ze heeft nooit onder stoelen of banken geschoven, dat ze dol is op kinderen en vooral op heel kleine kindertjes. Ze mag zich vandaag helemaal uitleven. Haar kleinkinderen Stefan van vijf en Brian van anderhalf  zijn bij háár, want haar zoon Paul en schoondochter Marieke moeten vandaag ergens naar toe. Ze hebben de kids vanmorgen om acht uur al afgeleverd bij oma. Van opwinding heeft ze de afgelopen nacht haast niet kunnen slapen. Om zeven uur vanochtend stond ze  al ongeduldig, gewassen en aangekleed voor het woonkamerraam, naar ze uit te kijken.   

Rond half negen zouden Paul en Marieke vertrekken. Afgesproken  is dat ze eerst samen ontbijten.   Het heeft gesmaakt. Oma Maria heeft voor de gelegenheid gisteren al lekkere croissantjes gekocht. Ze heeft ze  belegd met chocoladepasta. Stepha n, maar vooral die kleine Brian ziet er niet uit. Het is nog een hele kunst om een croissantje te eten. ‘Blijf even zitten, jongens, dan haalt oma even een washandje om jullie toetjes af te vegen, want zó lijken jullie wel een paar zwarte pieten … foei oma … dat mag oma helemaal niet meer zeggen.  

De jongens blijven netjes op hun stoel zitten. Oma is alweer vlug terug: ’Nou kom op met je gezichtje, Stephan, lekker warm he? Nu jij, kom hier Brian. Zo, nu hebben jullie allebei weer een schoon bekkie.

Paul en Marieke hebben een sjoeltoernooi in Glanerbrug.  Ze gaan eerder van tafel om boven hun sjoelbak te halen. Elk team moet met z’n eigensjoelbak komen. Paul had dat best alleen kunnen doen. Maar Marieke is een beetje bijgelovig.  Op zo’n toernooi moet je alles samen doen, vindt ze. Dat geeft energie straks.

Paul  heeft jaren hoog gesjoeld. Vormde een duo met  zijn vader. Zij zaten bij de Nederlandse Top Tien. Tot vijf jaar terug. Toen zijn vader kwam te overlijden. God hebbe zijn ziel. Ze hebben wat prijzen binnengehaald, de ‘Vergulde Sjoelsteen’ op de Dordtse Dagen, was wel de mooiste.  Vader en zoon speelden altijd met een heel bijzondere sjoelbak. Een Dorenmeister 34,  van gefineerd bronsgroeneikenhout, met lichte beukenhouten stenen. Geschatte marktwaarde vijfduizend euro. Al vijf jaar na de dood van pa staat hun bak onaangeroerd onder ma’s bed.

Het sjoelen zit Paul in het bloed. Hij wil dolgraag met Marieke samen sjoelen. Hij duikt onder het bed om de sjoelbak te pakken. Maar er is daar geen bak. Ook op de andere kamers ziet hij niks. Hij rent naar beneden: ’De Dorenmeister 34 ligt er niet meer. Waar staat ie nu ma?’

‘O, die bak van jou en je vader, bedoel je? Ach lieve schat, je weet sjoelen was zijn lust en zijn leven. Het was zijn op een na laatste wens om, samen met de sjoelbak, gecremeerd te worden.’  

Paul barst in tranen uit: ‘Waarom heb je me dat  nooit verteld, ma?’

‘Dat was pecies de láátste wens van je vader.’

Brian en Stephan hebben hun vader nooit zo verdrietig gezien.

Als Paul zich heeft herpakt, zoekt hij met Marieke de spulletjes van de kinderen bij elkaar. Brian en Stephan zijn onthutst als ze nu al hun jasjes aan moeten.

‘Zeg maar, dag oma Maria.’

‘Dag oma Maria’ zegt Stephan. Brian zwaait.

‘Dag lieve jongens.’

Met zijn vieren stappen ze de deur uit.

Oma Maria blijft alleen achter. Kan ze zich vandaag toch niet uitleven

zondag 18 december 2022

LEKKER BADDEREN

‘Hé, Babsie,’ zegt Jacob tegen Laura’s lieve hondje, ‘dat vind je lekker hè? Zo badderengemorst,druppels, in je warme kleine teiltje, ja! ’ 

Na meer water náást dan in zijn glas gemorst te hebben en bij het drinken ervan, wat druppels op zijn kin te hebben laten vallen. Het kan Jacob aan zijn reet roesten. Het zal zijn tijd wel duren die energiecrisis en de alsmaar oplopende inflatie. 

‘Opgepast, mensen, we leven in zwaar weer en er komen nòg zwaardere tijden aan.’ Jacob heeft daar absoluut geen boodschap aan. Net zoals een meerderheid van de Nederlanders. Ons volk heeft alles bij elkaar opgeteld in november en  december  miljarden van de overheid gekregen om de energiekosten straks te kunnen betalen. Maar wat doen de meeste ontvangers van die twee maal honderdnegentig euro? Die koopt er chocoladeletters, glühwein, kerstkransen, een kerstboom, kerstverlichting, een paar nieuwe schaatsen, oliebollen, appelflappen, een retourtje Barcelona en knalvuurwerk voor. Dus dadelijk is er geen geld meer om de energierekening te betalen.

Jacob neemt nog een slok water. Dit keer verslikt hij zich en proest die slok,  de lege woonkamer in. Een geluk bij een ongeluk. Maar: wat een verspilling? Nou neen, dat zal Jacob worst wezen. We gebruiken sinds de klimaatverandering met z’n allen liters minder water en wat doen dan de gezamenlijk waterbedrijven: ze gooien de prijs per kuub aso omhoog. Dat heeft Jacob lang geleden al voorspeld. Het interesseert hem helemaal geen f…,  omdat hij geld heeft als water. Jacob piekert er dan ook niet over, een seconde minder onder de douche te staan.  

Hij neemt een paar van zijn favoriete cd’s mee de badkamer in en staat dan minstens een halfuurtje mee te brullen met ‘Them’’, the Stones’ èn … de Zangeres zonder Naam.’ Vreemde verzameling?’ Ja, dat wel. Vooral van dat nummer Mexico is hij helemaal idolaat. Altijd gaat Mexico mee de badkamer in, altijd èn dan nog twee willekeurig andere cd’s. Als Jacob nu een poosje heeft staan douchen, komt zijn zusje  Laura waarschuwen, dat het de hoogste tijd is om Babs, haar dwergpoedeltje, in het teiltje te zetten. 

Jacob kijkt Laura dankbaar aan. Vandaag mag hij Babs in het teiltje doen. Laura gaat even wat huishoudelijk werk doen, want: druk, druk, druk … Babs staat wat jankerig met zijn ruggetje tegen de onderkant van de openstaande wasmachinedeur te bibberen.  Even speelt   Jacob met de gedachte om Babs in de wastrommel te zetten. Vlug de wasmachinedeur dicht te doen en hupsakee de wasmachine aan te zetten! Neen ... geen Ariël blokjes, lavendel wasverzachter of Calgon erbij. Gewoon op 30 graden. Of zou dat een beetje te koud zijn voor hem dezer dagen?  Zestig graden is veel te warm voor dat kleine ventje.  Ik heb zo het idee dat het voor Babsje een supersoort Eftelinggevoel moet geven. Langzaam links- en rechtsdraaiend  beginnend, steeds wat sneller in het rond en tot slot intensief centrifugerend. Het moet voor Babs zijn alsof hij in een dolgedraaid reuzenrad zit.  Nou, als ik de kans kreeg, zou ik graag met hem ruilen.

Laura komt er aan, hoort hij. ‘Gaat het Jacob?‘  ‘Ja, prima hoor Laura.’

‘Hé, Babsie, lekker hè, zo? Badderen in je kleine warme teiltje, ja! ’

zaterdag 17 december 2022

HET HANDJE.

 

Op weg naar huis zoek ik alvast even naar mijn huissleutels. Ik schrik, want ze zitten niet, zoals gebruikelijk, in mijn linker broekzak. In een razendsnelle actie gaan mijn handen van mijn rechter broekzak, naar mijn rechter jaszak en dàn voel ik in de beide binnenzakken van mijn jas. ‘Godverdomme!’ Mijn sleutels kwijt! Misschien zijn ze wel uit mijn broekzak gevallen toen ik mijn OV-chipcard pakte. Dus ik ren terug naar het metrostation. Geheel onbewust steek ik mijn hand in mijn linker kontzak en laten daar nou net die sleutels zitten! Lekker handig! Ik stop ze daar nóóit. Waarom deze keer wel?  … echt …  helemaal geen idee … nou ja … nu ik er wat langer over nadenk … in mijn linker broekzak zit mijn OV-chipcard. In mijn linker jaszak zitten mijn handschoenen  .. ja en dan besluit ik die sleutels maar in mijn kontzak te steken.  Logisch!? Afijn,  ik kan weer gewoon verder naar huis. 

Ik loop langs een Heras hekwerk van bijna twee meter hoog met zo’n ligusterstruik erachter. Hoor ik daar toch ineens, van achter die struik, een hoop kabaal:

‘Zo, tyfuslijder, nou heb je eindelijk eens een koekie van eigen deeg. Je hebt het allemaal aan jezelf te wijten, onvoorstelbare klootzak, die je er bent.’

Dan klinkt er een pijnkreet, die gaat me door merg en been. Op datzelfde moment komt er iets bloederigs uit de lucht vallen. Bijna op mijn schoenen. Het lijkt een kinderhandje. Mijn splinternieuwe witte Nikes vol bloedspetters ... 

‘Blijf staan, eikel, blijf staan,’ klinkt het van achter dat  hekwerk, half jankend, half bevelend. Er wordt geschoten en ik hoor: ‘Ahhhhh’ … dat schot is duidelijk raak …. of het dodelijk is durf ik niet te zeggen. 

112 maar bellen. Bij de politie zijn ze gelijk overtuigd van de urgentie van deze zaak. Binnen de kortste keren staan er twee politiewagens met zwaailicht op het fietspad naast me (er is op die plek namelijk geen autoweg; er is alleen een fietspad en een voetpad).

 ‘Moet u mijn nieuwe Nikes eens zien … ,’ zeg ik tegen de agente … ze kijkt me aan alsof ik niet helemaal spoor. Twee agenten gaan met dat roodwitte plastic lint de plek afzetten waar dat handje in het bloed moet liggen.

 Zegt die agente: ’Dat plasje bloed zie ik wel, meneer, maar waar is dat handje gebleven?’

‘Verrek’ … mijn bek valt open … dat handje is pleite! Net lag het er nog. ‘Zou een rat er mee vandoor zijn? Een meeuw of een kat?’  ‘U moet maar eens gaan kijken aan de andere kant van de heg. Misschien wordt dan meer duidelijk.’

‘Ik heb die heibel achter dat hek aan 112 doorgegeven. Er is geschoten. Daar moeten jullie maar even gaan kijken,’ zeg ik tegen de agenten, alsof ik van de recherche ben. Ik loop met ze mee..

Achter het hekwerk, ligt naast het clubhuis van de handbalvereniging Roda, het levenloze lichaampje van de bekende ‘kleine-mensenclown’ Poepie. De lilliputter heeft zijn kleurrijke clownspak nog aan. Door zijn linkerslaap is een kogel gejaagd. Zijn rechterhand is afgehakt. De bebloede hakbijl ligt naast zijn lichaam. In zijn linkerhandje houdt hij een pistool geklemd. 

Van het dak van het clubhuis vliegt, een kraai op, met in zijn bek Poepie’s handje ... met vier hele vingertjes en … nog duidelijk zichtbaar … een half aangevreten duimpje. 

Van de dader geen spoor. De agenten houden gelijk al rekening met een in scène gezette zelfmoord. Op zich is Poepie er gek genoeg voor.  

vrijdag 16 december 2022

KOOR EN COMA ZUIPEN.

Zingen doe ik nog steeds elke donderdagmiddag. Het koor is verhuisd naar het nieuwe zorgcentrum in Prinsenland. Die organisatie ziet het wel in ons koortje zitten, want we hebben zomaar een splinternieuwe piano gekregen.

Het is een seniorenkoor. Het zou me niet verbazen als ik, met m’n 72 jaar, een van de jongsten ben. Het is niet alleen een koor voor oudjes. Het is tot gisteravond ook een koor voor witte mensen. Tot gistermiddag: want toen meldde zich een echtpaar van kleur. Ik merk al snel, dat ook zij bewijzen: ‘iedereen kan zingen’ …   en als iedereen zijn best doet, gaat het nog leuk klinken ook.

 

Best moeilijk voor die nieuwe mensen om zo voor de eerste keer mee te zingen, zonder liedteksten.  Ik geef ze mijn tekstboek, dan kijk ik mee bij Piet, die naast me zit. Maar daar is Piet niet van gediend. Piet laat duidelijk merken dat hij ‘het niet zo heeft op die lui’. Als ik mijn boek zo nodig aan hun wil geven, moet ik het maar bekijken.

 

In deze nieuwe ruimte hoor ik mezelf veel duidelijker zingen dan voorheen; de koorzang  klinkt wel wat minder vol. Op het repertoire staan liedjes als: Sophietje, Edelweiss, Droomland, Hava nagila. Het toppunt van de avond is het nummer ‘Jungen komm bald wieder’, dat gezongen wordt door ‘alle’ mannen … nu dus door die nieuwe Stanley, Piet en mij. Na afloop van dat lied applaudisseren de dames voor ons mannen … onze neuzen krullen.

Genoeg bullshit over dat koor. Heel wat anders nu.

 

 

Coma zuipen.

 

Ik wil het effect van coma-zuipen eens op mezelf uitproberen. In de koelkast staat, al veel te lang, een nog ongeopende fles Ketel. Jonge jenever (alcoholpercentage 25%). Die zóú ik in één teug leeg kunnen drinken, bij wijze van experiment. Toch maar niet.  

 

Ik herinner me, jaren terug, ik was op een feestje en heb daar in een lekker warme woonkamer flink wat bier zitten hijsen … en een paar glazen whisky achterover geslagen. Moest daar natuurlijk erg van plassen. Op die wc daar is het steenkoud … en daar ging ik ‘out’. Door een andere feestganger werd ik gevonden, liggend voor de wc-pot met mijn plasser in mijn hand. Hoe ik die avond thuis gekomen ben? Geen flauw idee. Zo deed ik onbewust mijn eerste en tot nu toe enige coma-zuip ervaring op. Sindsdien houd ik het op één of twee pilsjes per dag. Bij feestelijke gelegenheden is zes de limit, als ik tenminste niet hoef te rijden.  

 

donderdag 15 december 2022

ONDERSTEBOVEN GELOPEN

 Het is een mooie winterse dag in december. Strak blauwe lucht. Ik ben op het strand van Hoek van Holland. Drie graden onder nul. Dat voel ik aan mijn water. Ben met de metro gekomen.  De laatste twee haltes zit ik in m’n uppie in het treinstel. Wat een luxe! Met de metro kom ik nog steeds niet verder dan Hoek van Holland Haven.

Naar het Rotterdamse strand  gaat  de metro ‘ergens volgend jaar’ pas rijden. De gemeente durft  inmiddels niet eens meer een streefdatum vast te stellen, nadat  de startdatum van het traject keer op keer niet werd gehaald. Vandaag betekent dat voor mij, dat ik een half uurtje moet lopen naar het strand. Toch goed dat vriendin Els niet is meegegaan. Zij is niet zo van het wandelen.  Ik zou ook de pendelbus kunnen nemen. Dat is nu helemaal niks voor mij: die bus zit stampvol met een klas tieners en een  ruime verzameling grijs en kaal. Te veel zinloos gekwetter om me heen, vrees ik. Nee, ik ga wel lopen. Fijn met dit weer. Doet me goed. Een weldaad  voor mijn lijf. Maakt mijn hoofd fris.

Mijn zware bergschoenen, met zo’n diep profiel, wil ik droog houden. Dat betekent wel goed opletten, want de golven rollen steeds iets verder  mijn kant op. Het is duidelijk vloed. Grote schuimkoppen drijven op  de golven mee naar het strand. Bij de eerstvolgende terugslag moeten ze weer snel mee naar dieper water.  In een mum van tijd zijn de schuimkoppen opgegaan in lucht en water. Nieuwe schuimkoppen zijn dan alweer in de maak.

Druk discussierend, wild gebarend, luid lachend en hun honden commanderend, passeren mij vier personen, gehuld in ogenpijnigende  winterkledij. Twee mannen, twee vrouwen. Een van de vrouwen roept plotseling : ’Hector!’. Dat blijkt toch niet de naam te zijn van haar man of vriend. Hector is de afgetrainde hazewindhond, die als een speer op haar afkomt. In één moeite door rent de hond achter het tennisballetje aan, dat de vrouw, waarschijnlijk geheel per ongeluk,  tegen mij aan gooit. Dat beest heeft in de gauwigheid niet in de gaten, dat ik vòòr dat balletje sta, want hij knalt me met een rotvaart onderste boven. Met een natte broekspijp tot gevolg.  Ik steek mijn hand vlug op naar de vrouw, ten teken dat ‘alles okee  is’. (‘Loop alsjeblieft gauw door lawaaipapegaaien. Verdwijn zo gauw mogelijk uit mijn comfort-zone, please!’). Die arme hond zal er denk ik meer pijn van over houden dan ik. Ik heb alleen maar last van dat natte, koude been.

Naast me in de branding zijn tientallen strandlopertjes voedsel uit het natte zand aan het pikken. Snel rennen ze nu in zuidelijke richting weg als er een golf aan komt rollen.  

Ik loop nu ook in zuidelijk richting. Naar de zon toe. Die geeft me wat warmte.

Op mijn dooie gemakkie loop ik naar de pendelbus richting metrostation Hoek van Holland Haven. Ik bof, ben de enige passagier.  Als ik thuis kom is mijn broek alweer bijna droog.  Heerlijk rustig thuis. Bijna zoals aan het strand.

Neen, eigenlijk is het hier toch nog net een Ietsje rustiger. Els zie ik voorlopig even niet. Ze heeft een paar dagen voor zichzelf nodig. Prima toch!?  Ik kan zelf goed (en soms graag) alleen zijn. Els ook trouwens.