maandag 19 september 2022

EEN VERWAARLOOSDE HAZENLIP

Uit de tijd dat Springer in het club- en buurthuiswezen werkte had Springer nog een megafoon oftewel een roeptoeter  thuis liggen. Daarmee gaat hij proberen contact te maken met die lui op het grasveld. Een Volkswagen bestelbusje  van Radio Rijnmond heeft intussen het gras behoorlijk verziekt. Springer doet zijn toeter maar weer even weg. Hij heeft de tv nog aan op het nieuws van de BBC: hij ziet de politie rigoureus twee vreedzaam demonstrerende mensen arresteren. Ze staan  langs de rij wachtenden voor de lijkkist van Elisabeth. De een voert de leuze: ‘Not my king’ en de ander ‘Abolish the monarchie’. ‘Dus zoiets is al te heftig in die democratie,’ denkt Springer. Hij zet de tv uit en Radio Rijnmond aan.

Die omroep is er vaak als de kippen bij om Rotterdamse vliegeraarsflauwekul te verslaan. Nu het is opgehouden met regenen, is de regenboog helaas ook weg. De zon is gelukkig snel weer terug. Dat is het sein voor migranten uit alle Rotterdamse windstreken om hier naar toe te snellen. Gepakt en gezakt met stokbroden, sauzen, houtskool, barbecuespullen en vanzelf het vlees, dat ze wèl mogen eten, denken ze. 

Zowel de vliegeraar als de maaier kunnen nu geen kant meer op. Maar, zo zijn de barbecueërs ook wel weer: zij nodigen deze noeste werkers uit om een vorkje mee te komen prikken. Wijselijk gaan ze niet allebei bij die ene Marokkaan zitten. De vliegeraar gaat naar de Marokkaan en de maaier naar de Turk, die maar liefst 23 jaar in Nederland woont en nauwelijks nog een woordje  Nederlands spreekt of verstaat. De vliegeraar daarentegen verstaat het Nederlands prima maar zijn spreken is allerbelabberdst  en dan is hij nog wel een Hollander. Maar dat heeft weer ergens anders mee te maken. Hij heeft namelijk een spraakgebrek door een in zijn jeugd verwaarloosde hazenlip. Nou, iedereen die dit leest, weet wel hoe iemand met een wèl behandelde hazenlip praat. Laat staan iemand met een verwaarloosde hazenlip. Vandaar ook dat hij niet gestoord wil worden tijdens zijn gevlieger. Voor hem is vliegeren therapeutisch.  Die Turk, probeert bij de Marokkaan, waar de grasmaaier zit te schranzen, een paar kippenpoten los te peuteren.  Hij had er niet op gerekend dat die hazenlip zich zo vol zou zitten vreten.

Er komt opeens toch een politieauto aangereden. Van verbazing zakt Springer zijn broek daar spontaan van af. Ze zijn gealarmeerd door Radio Rijnmond. In die uitzending  wordt gewaarschuwd, dat de slager op de Statenlaan per abuis kilo’s varkensvlees aan barbecueërs heeft meegegeven. En dat mogen deze moslims van geloofswege  beslist niet consumeren. Het is hot-news op onze Radio Rijnmond. Van alle kanten stromen autochtone Rotterdammers naar het Vroesenpark.  Ook van buiten Rotterdam zijn ze in aantocht, meldt Radio Rijnmond: Berkel, Zwijndrecht, Barendrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Abbenbroek en ga zo maar door. Veel Rotterdamse minima haasten zich naar de barbecueërs om het verboden varkensvlees  van hun over te nemen. Tja, het is immers ‘gillende inflatie!’ Vooral voor deze minima, onder wie veel ook verrassend veel gepensioneerde havenarbeiders, is dit een geschenk uit de hemel. Het is immers voor de kleine portemonnee niet meer te betalen. Net zoals trouwens de benzine, de energie en het gas. Daarom zijn deze Rotterdamse inflatieslachtoffers zo en masse, te voet nog wel, deze kant opgekomen: om het varkensvlees bij de moslims op te halen. Maar die willen boter bij het vlees. Deze migranten zijn niet van Lotje getikt. Voor hen zijn het net zo goed barre tijden.

Springer staat hoofdschuddend, met de roeptoeter in zijn hand uit raam te kijken en tegelijk naar Radio Rijnmond te luisteren. Hij is bang dat hij het nu ook even niet meer weet.

zondag 18 september 2022

DE MAAIER, DE VLIEGERAAR EN OOM FRITS.

We zitten in de dierentuin, mijn vriendin, Rina en ik. Het is warm, zeg maar gerust heet en het is hier druk. Baby’s zitten huilend in de maxi cosy of op schoot bij hun paps of mams. Vooral veel vaders slenteren tegen hun zin achter de kinderwagen.

Er zitten nu kleine apen in de vroegere leeuwenkuil. Eigenlijk geen ene reet aan hier. Het is dat ik er met mijn Rotterdampas  voor  vijf euro in mocht. 26 euro ga ik echt niet betalen voor deze saaie boel. Alleen de olifanten zijn leuk, die brengen wat leven in de brouwerij. Ze drummen loeihard met de stokken in hun slurf op grote metalen vaten … ze tetteren ook oorverdovend, vooral die jonge olifanten.

De vissen heb ik onderhand ook wel gezien. Hoeft voor mij niet maar Rina wil persé even griezelen van die gemene haaien die daar over haar heen zwemmen.  Voor mij is het nieuwe van dat superaquarium er onderhand wel van af. Ik loop gedwee met haar mee.

Zo voor een dagje uit is het wel uit te houden met haar. Ik moet er niet aan denken om Rina constant om me heen te hebben.  We drinken nog wat. Zij neemt een apart soort koffie met havermelk of zoiets, alleen van die bestellen geniet ze al. Ik neem een Westmalle Triple, een lekker Belgisch biertje met een iets te hoog alcoholpercentage (12%). Dat heb ik wel nodig na zo’n sullig uurtje Blijdorp.  Zij houdt er helemaal niet van dat ik zo vroeg op de dag, ’t is half twee,  al bier ga zitten drinken. ‘Ze hebben hier ook tonic, hoor schat,’ zegt ze met een licht understatement. Daar ga ik gewoon niet op in. Die Blijdorp-terrasjes hebben stuk voor stuk zo’n armoedige, vunzige uitstraling. Bovendien moet je daar ook nog oppassen, dat als je er wat te eten neemt, dat niet uit je handen wordt geroofd door vraatzuchtige kutmeeuwen. 

Ondanks de hitte wil Rina nog even naar het  Vroesenpark. Ik was net zo lief naar huis gegaan. Het is tegenwoordig bij mij thuis heerlijk koel met de airco. Lekker boekie lezen …. ik ben bezig in het boek ‘Liefde’ van de Noor Karl Ove Knausgard. Grandioos. Maar goed, eerst eventjes naar dat weergaloze barbecue-park.

Ze heeft een oom wonen, hier  langs het  park. Frits Springer, leuke vent. Een actieve buurtbewoner.  Ze stelt voor even bij hem langs te gaan. Maakt mij niet uit … hij zal best wel bier in huis hebben.  

Op het grote grasveld van het park staat een man te vliegeren.  Even verderop komt een grasmaaier aangereden. Precies in de lijn van de vliegeraar. Die blijft gewoon staan. De maaier wil blijkbaar niks forceren. Hij komt rustig zijn grasmaaier uit. Hij lijkt de vliegeraar te vragen om een stapje opzij te doen, want hij moet daar maaien.

‘Kijk, Johan, daar ongeveer halverwege de straat …  achter dat raam op twee hoog … dat staat oom Frits.’ Toevallig kijkt hij uit het raam en slaat het maaier-vliegeraar tafereel gade. Hij belt de politie om assistentie maar de dienstdoende politieagente  zegt  dat hij het zelf maar moet oplossen: ‘Als ik U was,’ zegt ze, ‘zou ik maar opzij gaan met die vlieger en die grasmaaier gewoon zijn werk laten doen’.

‘Maar ik stà helemaal niet te vliegeren mevrouw,’ zegt Springer, ‘daar verderop op het grasveld in het park staat iemand te vliegeren’.  Als dan de deurbel gaat onderbreekt  Springer het gesprek.

Hij beantwoordt de bel: ‘Hallo, wie is daar?’

‘Hallo Oom Frits. Johan en Rina hier.’

zaterdag 17 september 2022

LEKKERE RUMBONEN.

Wat een verrassing hè, mevrouw van Oers, dat uw zoon Jee weer eens op bezoek is bij u?’ Deze bemoedigende woordjes van de tot op de draad versleten zuster Lucrétia, heb ik hard nodig. Bijna twee jaar geleden ben ik hier voor het laatst. Ik kan het niet meer opbrengen … ze laat alles gewoon lopen en ondanks dat ik de verzorging meld, dat ma alles ondergepoept heeft, laten ze haar nog drie uur in haar eigen vuil zitten. Laf om bij haar weg te blijven? Jazeker, enorm laf! Mijn excuus: ik word hier misselijk … en op mijn werk kan ik me niet concentreren. Thuis ben ik zowel chagrijnig als lusteloos. Slapen doe ik nauwelijks.

Nu, na twee jaar , zoek ik haar toch maar weer eens op. Ik heb het gevoel dat ik er nu  wat beter tegen kan. Het gaat wat beter met haar … ze is wat stabieler … het is eigenlijk een wonder, dat het beter gaat met haar, na twee jaar geriatrie. Ze zal me vast niet herkennen, na al die tijd.

Mijn moeder kijkt me wazig glimlachend aan. Zal ze nog weten, dat ik haar oudste ben?? Veel is ze vergeten. Hij is toch getrouwd met Gerda? Ze hebben twee dochtertjes, is het niet? Maar nee, in werkelijkheid is Jee getrouwd met Carola en ze hebben twee zonen.

Naast mijn moeder zit Rob, hij is een vroeg-demente vijftiger, met vrolijke twinkeloogjes en een vlassig baardje. Onder het neuriën van populaire wijsjes zit hij met beide handen , vrolijk, het een of ander in zijn broekzakken te masseren.  Af en toe pikt hij een woordje op uit wat ik tegen mijn moeder zeg”. Als reactie daarop improviseert Rob wat nonsense bij elkaar: ‘Die dames uiten hun ongenoegen, dat komt niet alleen, als er ’s morgen ook maar gelegenheid is om niet te vergeten, dat meer dan genoeg mensen de tegenslagen nergens kunnen ontlopen wan ga tel orveddoo …..’ die laatste woorden zijn nauwelijks te verstaan. Rob is nu weer zonder geluid in zichzelf gekeerd, mompelend, glimlachend en masserend.

'Komt Leen nog wel eens een stukje muziek voor je spelen, ma?' vraag ik. ‘Geen idee, volgens mij is Leen allang dood.’ Ik weet zeker dat Leen, een huisvriend van mijn moeder, hier elke dag even langskomt en dat hij iets speelt voor haar op zijn mondharmonica … meestal haar lievelingsnummer: ‘Bonna sera, signorita.’

Ook mevrouw van de Grient, die links van mijn moeder zit,  mengt zich af en toe in het gesprek.  Als ik het woord ‘muziek’ zeg, verstaat zij: ‘ruzie’: 'Nee, het valt hier om de donder nog niet mee, je hebt zo ruzie, je hoeft maar één verkeerd woord te zeggen…..'

‘Ik zeg helemaal niks over ruzie, mevrouw, ik heb het over muziek.’

‘Ja, want gisteren nog, zeg ik tegen meneer den Hardste: ‘Wilt u niet aan mijn rollator zitten … nou, gelijk ruzie natuurlijk, je weet hoe hij is … maar nou komt het ergste … vreselijk gênant: het is mijn rollator niet eens … het is gewoon de rollator van meneer de Hardste … dat oude ding … die rollator bedoel ik … hahahaha. Ik kan er wel om lachen maar meneer de Hardste niet, dat kan je wel begrijpen zeker. Zo ziet u maar, precies wat u zegt, je hebt zo ruzie hier.’ Met een tevreden glimlach leunt ze achterover in haar stoel, om binnen de kortste keren in slaap te vallen.

Ma en ik nemen een ieder een lekkere rumboon uit het doosje dat ik voor haar heb meegenomen. Rob pakt er brutaal ook een als of het zijn doosje rumbonen is. Ik leg er een apart voor mevrouw van de Grient; voor straks als ze wakker is.

Hé, daar komt Leen de huiskamer binnen. Ma pakt mijn hand. Ze kijkt me aan: ‘Zeg Leen, is dat nu eindelijk die kerel die het riool komt doorspuiten … bij tijd en wijle is de stank hier echt niet meer om te harden.

vrijdag 16 september 2022

ALLE EINDE IS EEN BEGIN

Het hele trappenhuis ruikt naar Karel. Typisch zijn geurtjes, want de meeste andere mannen hier op de trap doen daar niet aan. De dames natuurlijk wèl maar hun geurtjes zijn zoeter, zachter en liever. Die van Karel zijn ‘after-shave-hard’. Niet bepaald vies, zeker niet maar ze komen hard aan. Ook zijn Axe komt ijzig binnen. Het is  duidelijk: Karel wil imponeren. Vandaag komt zijn Indonesische bruid voor het eerst bij hem thuis. Met haar zus. Haar zus, die al jaren in Rotterdam woont, aan wie Karel al de helft van de vijfduizend gulden heeft moeten betalen.

De bel gaat. Daar komt de bruid. Karel hijst zich met moeite uit zijn fauteuil en trekt de deur open. De zus loopt voorop. Ze stelt de bruid aan ons voor: Rina. Eindelijk weten we dan haar naam: Rina. Een kleine vrouw, niet meer zo piepjong:  tussen de 35 en de 45 jaar. Als een angstig, weerloos diertje zit ze roerloos op de bank … 'dus dit is de kooi waarin ik voorlopig gevangen zal zitten,' straalt ze uit. Dan loopt Karel naar haar toe.

’Hallo, Rina, ik ben Karel, eindelijk ben je er, ik ben zo ontzettend blij met je. Ik heb heel erg naar je verlangd. Kom hier meisje. Laat me je eens goed vast houden.’ Zonder op haar toestemming te wachten drukt hij haar zowat plat. Hij zit in trance naast haar, met zijn ogen dicht, droomt een beetje weg. Zij zit stijf van de zenuwen met wijd open ogen en ingehouden adem naar haar zus te kijken. Volgens mij is het haar zus niet maar een gehaaide mensenhandelares. Want als ik mijn zus zo angstig zou zien, zou ik haar hier niet achter laten.

Neen deze 'zus' vraagt binnen vijf minuten al naar de rest van het geld. Awel, daar is Karels zus speciaal voor gekomen. Zij betaalt Rina’s  ‘zus’ de rest van het geld; met tegenzin.’Zus’ verdwijnt als een speer in de taxi, die nog voor de deur staat.

Karel en Rina trouwen precies zes weken na haar aankomst in Nederland.

Met de seks, zo vlak naast mijn slaapkamer, met dat flinterdunne wandje, heeft Karel duidelijk minder moeite dan ik. Zijn bed maakt de meest vreemde geluiden onder Karel en Rina’s bewegingen. Haar hoor ik kreten slaken, die eerder duiden op een verkrachting dan op zinderend genot. Het duurt twee á drie weken en dan merk ik dat Rina niet meer boven komt slapen. Karel wel: ‘Ze vindt het boven te koud, ze slaapt liever beneden, voor de kachel.’

Zijn alcohol gebruik gaat onverminderd voort. Ook hevige buikkrampen en de daarbij behorende ontladingen kunnen hem daar niet van weerhouden. Op een namiddag komt Rina ons tegemoet in het trappenhuis, we verstaan niet wat ze zegt, want ze praat alleen Maleis. Ze klinkt paniekerig en trekt ons bij Karel naar binnen; die ligt daar te kermen van de pijn. Hij kan niet meer op zijn benen staan, niet omdat hij laveloos is, maar ‘gewoon’ omdat hij zo’n vreselijke pijn in zijn buik heeft. Hij moet met spoed opgenomen worden in het ziekenhuis.

Als ik ’s avonds nog even bij hem ga kijken in het ziekenhuis, is hij al dood! Een darmperforatie door zijn onverzadigbare alcoholconsumptie. Karel dood; veel te jong. Nauwelijks anderhalf jaar heeft hij plezier gehad van zijn bruid.

Ik waarschuw zijn zus. Hij ligt nog in zijn ziekenhuisbed, met het laken over zijn hoofd. Zijn zus zit naast zijn  bed.  Met een harde, bittere uitdrukking op haar gezicht zegt ze: ‘De laatste jaren heeft Karel zich doelbewust doodgezopen … Korea is te veel geweest voor hem.'

Rina trouwt binnen drie maanden met een zekere Alex … ook geronseld via die zogenaamde zus van haar. Hoeveel ze deze keer gevangen heeft voor Rina weet ik niet … Alex en Rina slapen gelukkig nooit boven, naast mij. Binnen het jaar baart Rina een kind, een meisje. Ze noemen haar Dewi.  Elk einde is een begin.

donderdag 15 september 2022

SPOORLOOS.

Karel vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan neem ik hem wel,’ bromt hij. Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké,  Joep is van jou!’ Karel blij, ik blij , Joep blij en vooral ons kleine poesje Hannie is dolblij dat die grote engerd opgehoepeld is.

De eerste week, gaat alles prima tussen Karel en Joep, de tweede en derde week ook. In de vierde week loopt Karel ineens rond met een flinke haal op zijn wang.

‘Hij wil blijkbaar niet onder zijn voorpoten opgepakt worden … ja, dat kan ik toch niet weten … Joep haalt meteen uit … oké … dan heeft hij aan mij ook een goeie: ik geef hem gelijk een knal voor zijn kop terug. Joep smeert hem meteen … het dak op volgens mij. Ik ga daar even kijken.’

‘Joepie, Joep, Joep, Joep, Joepie, pssss,pssss, psss; kom, Joepie, kom … maar Joep geeft geen sjoege, hij is in geen velden of wegen te bekennen.’

Hannie is sinds Joep verhuisd is, een veel aardiger poesje geworden voor mij. Ze spint harder, ze komt vaker op schoot zitten en ze geeft veel meer kopjes dan voorheen. Jammer genoeg maakt ze nog niet zelf haar kattenbak schoon (want die is nu wèl weer helemaal voor haar alleen).

Een doffe knal, voorafgegaan door glasgerinkel en een schreeuw van helse pijn. Dat is Karel; hij ligt bij mij voor deur … door het draadglasdak heen gezakt en de trap afgedonderd. Die zwaargewicht (bijna 150 kilo) is dus op dat draadglasdak gaan staan om Joep te pakken te krijgen. Zijn licht blauwe broek kleurt donker van het bloed … ik schuif zijn broekspijp op en zie een gapende vleeswond bij zijn enkel … een flinke jaap in zijn kuit … misschien wel een slagaderlijke bloeding … Karel zelf is gelukkig wel zo bijdehand om met zijn overhemd meteen zijn been af te binden … boven op dak staat Joep te gluren door het gat waar Karel net doorheen gevallen is. Ik bel 112, In een mum van tijd staat er een ambulance voor de deur.

Zijn linkervoet is gebroken; hij heeft ‘n zwaar gekneusde enkel en een slagaderlijke bloeding. Als Karel hiervan hersteld is staat zijn Indonesische bruidje zowat voor de deur.

Joep is na de aanblik van zijn gewonde baasje vlug terug het dak op gegaan. Sindsdien is hij spoorloos.

Voor Karel zelf is het knap lullig maar ik vind het prima dat hij te geblesseerd is om boven op de derde étage te komen slapen. Zijn bed en het mijne zijn door een flinterdun hardboardwandje van elkaar gescheiden.  Ik val sowieso al moeilijk in slaap maar met Karel zo vlakbij … zo hóórbaar vlakbij: zwaar ademen, hoesten, neus ophalen, snuiten, scheten laten, snurken, woelen in zijn krakende bed … heb ik nogal eens slapeloze nachten.

woensdag 14 september 2022

EEN BRUID EN EEN KATER

Het alleen zijn zat, besluit Karel op zoek te gaan naar een vrouw.  Hij weet ook al wat voor soort vrouw hij wil: een Indonesische. Hij heeft gehoord dat zij lief zijn en gehoorzaam. Via, via kent hij iemand met contacten in Indonesië. Voor vijfduizend euro kan Karel binnen drie maanden een gewillig bruidje thuisbezorgd krijgen. Bij bestelling de helft aanbetalen en bij aflevering de rest. Het valt hem vies tegen dat hij na de bestelling nog drie maanden moet wachten op zijn bruid. Ik probeer bij Karel wat te weten te komen over zijn aanstaande.... hoe ze heet, hoe oud ze is, waar ze nu woont, of ze zelf al kinderen heeft en of hij een foto van haar heeft,....maar hij laat niets los. Voor het eerst sinds ik Karel ken bespeur ik iets van lol bij hem … lol om mijn nieuwsgierigheid naar haar. Hij weet zijn ‘geleerde’ zuster zo gek te krijgen dat ze hem het benodigde geld leent. Ik heb die zus haar wel eens ontmoet op een verjaardag van Karel. Een slimme, keurige dame, altijd in mantelpak, haren in een permanentje. Ze is directeur van een verzorgingshuis. Over de alcoholconsumptie van haar broer is ze bijzonder somber, eigenlijk gelooft ze niet dat hij daar ooit vanaf  zal komen.

Onherkenbaar is hij sinds hij vocht in Korea, vertelt ze me: ‘Een slanke, sportieve, vrolijke vent is hij vóór die tijd. Met een vast vriendengroepje gaat hij naar dansles, hij is aanvoerder van zijn voetbalteam bij de club Ursus. Hij speelt in het hoogste team. Een sociaal figuur is hij, die door mensen in zijn omgeving over allerlei zaken om advies wordt gevraagd. Nu zit hij hier dag in dag uit in zijn eentje voor het raam te verpieteren. Op een dag rijden Karel en zijn maat  in een legerjeep een Koreaans dorpje binnen. Er klinkt een mitrailleurschot, vanuit een dicht begroeid moerassig gebied. Zijn maat, die de jeep bestuurt, is op slag dood. Stuurloos rijdt de jeep een schoolpleintje met spelende kinderen op … drie kleuters worden platgereden,  morsdood. Karel mankeert lichamelijk niks.’

Karel zijn zus ziet dat Indonesische vrouwtje zo’n beetje als het allerlaatste redmiddel. Misschien dat hij minder gaat drinken met een vrouw in de buurt. Misschien dat we de sociale, gezellige Karel dan ook weer eens te zien krijgen. Daarom helpt ze hem hier financieel mee.’

Sinds kort heb ik er een kat bij. Een kater en wat voor een. Kennissen van mij kunnen hem niet aan. Hij is te dominant. Daarom zit hij nu bij mij. Joep heet hij. Nog niet eerder heb ik zo’n grote, zware kater gehad. Hij weegt bijna twaalf kilo en is zo groot als een volwassen pitbull. Ik moet toegeven dat dit nieuwe huisdier me fors tegenvalt. Mijn andere kat, Hanny, een normaal formaat lapjeskat, moet niets van die grote bullebak hebben. Zij blaast uit alle macht naar Joep als hij in haar buurt komt maar het maakt op hem geen enkele indruk … als Hanny niet oppast krijgt ze nog een flinke optater met die tijgerklauw van hem. Uit angst voor zware mishandeling durft mijn kleine Hanny ook niet meer op de kattenbak, die nu immers ook de kattenbak van Joep is geworden. Tsja, ik kan het Hanny dan ook niet kwalijk nemen dat ze nu elders in huis haar behoeften doet.

Karel hoort mij tegen mijn andere huisgenoten mopperen over Joep. Hij vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan wil ik hem wel,’ bromt Karel.

Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké, Karel, Joep is van jou!’

dinsdag 13 september 2022

KOMMIE EEN PILSIE DRINKEN?

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is drieëntwintig en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid-Korea. Het communistische Noord-Korea, dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren, moet worden gestopt en teruggedrongen.

 In oktober 1954 keert Karels détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewond. Karel mankeert lichamelijks niks … psychisch? Daar kijken ze in die tijd nog niet naar. Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar. Karel is 43. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman. Een rustige, beetje vreemde, morsige vrijgezel, heel veel alleen. Hij is 1.85 m en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet … dat valt wel mee …  maar drinken … ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben! Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipmaatje als  buurman te hebben getroffen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit: ‘Kommie een pilsie drinken?’ Eéns per week zeg ik: ‘ja, graag Karel’, héél soms zeg ik dat wel eens twéé keer per week  maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben.

Karel woont één hoog vóór; ik twéé hoog vóór. Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp …  zijn hele historie eigenlijk. Hij is dus veel te zwaar als ik hem leer kennen … en alcoholist. Eenzaam èn alleen staat ie te hijsen tussen de andere gasten van zijn stamkroeg. Vaak zit ie ook thuis zijn pilsies te drinken terwijl hij afwezig uit het raam staart.

Hij kijkt me nooit echt aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn ellenboog wijst dan schuin omhoog. Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, een verzamelplek voor werkzoekenden. Daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken. In een personenbusje wordt hij naar dan de Botlek gebracht om daar te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes  van vrachtschepen. Het betaalt prima. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron. Mij is niet duidelijk of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering.  

De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuisen daarna naar huis. Hij neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt zijn mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes en potjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ … de bel gaat. Er staat een taxi voor de deur … nog eens belt de ongeduldige chauffeur … zijn auto houdt het overige verkeer op in de smalle straat. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er al aan.’

Bij hoge uitzondering verklapt Karel me, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid … nee, nee, nee, ze is geen hoertje … niet echt dan … en oké, ze doet het ook weer niet voor nop. Ze neemt gewoon de tijd voor me … niet vlug-vlug-vlug. Ze luistert, is lief en nog goedkoop ook.