maandag 19 februari 2024

DRUILERIGHEID.

Dit lijkt onderhand wel een dagboek. Het moet niet gekker worden. Toch moet ik het echt even kwijt: ik ben vanmorgen voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. In het ondiepe warmwaterbad voor bejaarden en gehandicapten, bij mij om de hoek. De bejaarde vrouwen, ik ben daar de enige man, zijn eindeloos aan het babbelzwemmen. Het lijkt wel alsof er spraakwater in het zwemwater is geloosd.

Schoolslag zwemmen gaat bij mij alleen met links. De dames amuseren zich om mij. Hulpelozig draai ik in het ondiepe badje rond. LOPEND met de schoolslag gaat het een stuk beter.

Heb ik vandaag ook nog ‘wandelen met Sonja’. In Nesselande. Het regent niet. Zoals altijd komt buurman Rob me ophalen. Bijna zijn we bij het metrostation of ik mis de ov-chipcard in mijn broekzak. Als een speer terug naar huis.

Als ik mèt mijn chip-card het metrostation op loop, staat daar moederziel alleen: mijn lieve vriend Rob. Alle andere wandelaars zijn daar twee minuten eerder in de metro gestapt en vertrokken naar Nesselande. Hij wacht daar in alle rust op mij. Grote Klasse!

Op Nesselande onderbreken de wandelaars hun gemoedelijke gekeuvel, wanneer één van hen, meestal Ans, naar de roltrap wijst, waarop Rob en ik. Allemaal blij. We zijn compleet! En ook zo snel al! We starten met de wandeling. In de richting van de Zevenhuizenplas. Er staat een flink windje, er is wat druilerigheid. De eerste paraplu’s moeten open … ze zullen het moeilijk krijgen.

We lopen langs het strandje. Het strandje waar bewoners van de peperdure woningen in Nesselande, bij goed weer, zo’n hinder ondervinden van jongelui, die zich daar feestelijk, luidruchtig en onbeschaamd vermaken. Diep triest voor die arme bewoners daar.

Nog veel dieper triest natuurlijk, ik geef het toe, het heeft helemaal niks met wandelen te maken maar ik moet het toch even kwijt. Ik moest er hard om huilen toen het gebeurde. Vrijdag 16 februari is Aleksej Navalny vermoord door Poetin, crimineel en president van Rusland. Navalny is mijn held. Hij durft iets wat ik zelf nooit zou durven: het in zijn eentje opnemen tegen de macht en daarbij alles op het spel zetten. Zelfs zijn leven. Dat deed hij.

En dan lopen we verdorie nog verkeerd ook! De dader ligt natuurlijk weer op het kerkhof. Deze weg loopt dood. Moeten we toch zeker honderd meter mèèr lopen. Lekker zeg! Ja … gezeik is er ook bij ‘Wandelen met Sonja’ maar van mij zal je geen namen horen. Van Carla evenmin.

Godzijdank hebben we de koffie nog. Altijd, maar zeker met dat miezerige, het onbetwiste hoogtepunt. Het is in deze tent genieten geblazen. Het wordt helemaal dolle pret als Sonja en Jos op hun mobiles, hun bewerkte portretjes tonen. Vibeke (vooral) en Debbie moeten er hartelijk om lachen. Zo zien ze Sonja als (stoere maar ook slimme) Viking en Jos als lelijk pin-up-eendje.
Iedereen zou zoiets kunnen maken op: ‘gagdonkey.net’. Doen. En laten zien, hè!

Het laatste loodje weegt het zwaarst. Wandelen van de koffietent naar station Hesseplaats. De overvolle metro brengt ons terug naar Prinsenlaan. We zijn weer thuis.

zondag 18 februari 2024

RAINY DAY WOMEN.

Regenachtiger als deze zondag kan het haast niet. Achteraf ben ik blij dat ik met niemand heb afgesproken om te gaan fietsen of wandelen of zo. Meestal doe ik dat wel op zondag. Niet zomaar fietsen of wandelen maar met een doel: een museum, de diergaarde, de bios, het theater of een nette prostituee. Wandelen doe ik meestal met Rob, fietsen vrijwel altijd in m’n uppie. Ik heb er een pesthekel aan om me op de fiets te moeten aanpassen aan de snelheid van een ander.


Ik ben net heel even naar buiten geweest om mijn oud-papier, glas en gft-afval te dumpen in die containers bij mijn huis. Zeiknat kwam ik weer thuis. Niet te geloven.

Hoop dat het maandag beter is. Maandag is mijn vaste wandelmiddag. Ik loop dan met Rob, Sonja en een hele rits andere dames ‘het maakt niet uit waar naar toe’. Het is in ieder geval altijd gezellig, net als het pauzedrankje en de foto’s. De weersvoorspellingen voor deze maandag zijn helaas niet zo best. Regen, regen, regen allemaal in de middag.

Toen ik zondagochtend om vijf over zes wakker werd, dacht ik dat het maandag was. Maandag zou ik voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. Dat zag ik ineens helemaal niet zitten. Dus dook ik mijn bed weer in. Om half negen wist ik dat het zondag was. Niet zwemmen maar schoonmaken. Altijd op zondag. Zowel ik, als mijn huis krijgen dan een grote beurt. Scheren, poetsen, poedelen, knippen, stoffen, stofzuigen, dweilen, snoeien, wasje draaien, ophangen en klaar is Jos.

Een voor mij belangrijk onderdeel van die schoonmaakoperatie is muziek. Onder het douchen en stofzuigen doe ik mijn oortjes niet in … ik zou het geluid veel harder moeten zetten dan goed is voor me is. Muziek bij die andere klussen gaat prima.

Als ik wil opschieten, ik heb bijvoorbeeld een afspraakje, dan kies ik voor the Pointer Sisters (I’m so excited!) ... heb ik tijd genoeg, ga ik lopen filosoferen op een tekst van Bob Dylan (For ever young) en als ik de planten eens grondig wil aanpakken, luister ik naar de inspirerende klanken van Pink Floyd (Set control for the sun). Ben ik (een beetje) verliefd ‘draai’ ik Joe Jackson (Will you be my nr 2?).

Zo is het ongemerkt alweer half vijf. Weet helemaal niks van het voetballen van vanmiddag. Ajax? Feyenoord? Van Sparta weet ik het toevallig wèl. Die hebben gisteren weer eens een keertje gewonnen ... van Excelsior … maar toch! Ik kwam uit ‘Theater Mooi Weer’ en zat bij veel blije, nette Spartanen in de metro op weg naar huis.

Moet nu gauw aan het eten beginnen. (Spruitjes …grrr … arbeidsintensief!). Wil straks om zeven uur graag met mijn bord op schoot voor Studio Voetbal zitten. Met die ‘analyserende’ Léanne in dat programma moeten ze trouwens onmiddellijk stoppen. Ze voegt helemaal niks toe. Tot die tijd gaat bij mij het geluid uit als zij aan het woord is.

zaterdag 17 februari 2024

GEVOELSTEMPERATUUR.

Het was een bijzonder ijzige woensdag. Oorspronkelijk was ik van plan te gaan lopen. Alléén. Maar ik vond de wind toch te koud. Kou deert wandelaars niet, want …. : ‘Op kou kan je je kleden.’ En gelijk hebben ze. Maar … ik ben geen wandelaar pur sang.  Is het buiten koud, zoals die gure woensdag, dan is het bij mij binnen ook koud en is het juist lekker om thuis te wezen.

Tegenwoordig weet het KNMI behoorlijk nauwkeurig te voorspellen hoeveel graden het de volgende dag zal zijn. Wordt het maximaal drie graden dan weet ik: in huis zal het morgen maximaal vijftien zijn. Heerlijk temperatuurtje om thuis te blijven. Kan ik me ook goed op kleden. In verschillende laagjes. Maar eerst koud douchen. De omgeving lijkt daarna gelijk weer een stuk warmer. Dan doe ik een thermoshirt en -broek aan, twee paar geitenwollen sokken, een corduroy broek, dikke warme sloffen, een fleece trui en daaroverheen een warm vest (met capuchon). In verband met mijn kale hoofd moet ik ook een stevige acrylmuts op.

Een bakje muesli, met boerenkarnemelk, als ontbijt en een kopje koffie om goed wakker te worden. Even de krant doorbladeren. In de gauwigheid lees ik: ‘Israëlische precisieaanval doodt belangrijke tientallen kinderen en Hamas-leider’ en ‘een smakelijk recept met kippenhartjes, port en dille’ ... zal best …

Vanuit mijn appartement zie ik een  mooie grote zwarte man. Hij is zeker 2.06 m. Schaars gekleed: Nikes, een rood sportbroekje en een sporthemd. Al kaatsend met zijn basketbal gaat hij in de richting van de sporthal. Hij maakt een reuzenstap, van bijna twee meter, kaatst de bal, buigt vervolgens door een knie, maakt dan weer een stap van twee meter, kaatst de bal weer, buigt door zijn andere knie en zo gaat hij ie maar door.  Beet je onnodige , uitsloverige ‘John Cleese-imitatie’. Loop gewoon, zwarte man, denk ik, en trek wat warms aan, dalijk vat je nog kou!

Voor mijn gevoel is het hier binnen inmiddels veertien graden; buiten is het vier. Als ik nu nog even wat oude kranten tussen de kieren van de voordeur stop en de plaid over mijn benen wikkel is mijn gevoelstemperatuur binnen de kortste tijd twee graden hoger.

Lekker leestemperatuurtje zestien graden. Lezen nu. Ik ben bezig in een boek van Suzanne Vermeer: met de toepasselijke titel: ‘IJskoud’. Alleen het omslaan van de bladzijden gaat niet zo makkelijk met handschoenen aan.

vrijdag 16 februari 2024

GLASFIBER.

Ik heb mijn gemak er maar eens van genomen. Half acht word ik wakker, moet plassen en ga daarna weer terug naar bed. Het is negen uur als ik besluit er uit te gaan. Vanochtend geen muesli maar een lekker ontbijtje van zelfgebakken zuurdesemboterhammen … met aardbeienjam (halva) en lindebloesemhoning (plakko) met een pittige bakkie pleur.

Nauwelijks heb ik een boterham door mijn keel of er wordt bij me gebeld. Het is dan pakweg kwart voor tien. Twee in het zwart geklede jonge mannen. Één boomlange met een muts en één kleine met een baardje. Bij die kleine zit een papegaai op zijn schouder. Nog vòòr een van de mannen iets kan zeggen, krast het beest: ‘Goedemorgen samen!!’. ‘Heeft ie het tegen mij?’ vroeg ik me af, want ik ben ik hier toch duidelijk alleen. Dit is wel het laatste wat ik verwacht deze ochtend. Het zijn duidelijk geen Nederlanders die mannen. Maakt mij geen flikker uit. De papagaai komt trouwens wel uit ons land. Uit Limburg of Brabant, zo te horen aan zijn zachte ‘g’.

Ze komen de glasfiber controleren. ‘Volgens mij heb ik die niet eens. Wat valt er dan te controleren, heren?’ De papegaai wipt ‘un peu nerveux’ heen en weer van de schouder van de lange naar die van de korte. ‘Glasfiber, glasfiber, glasfiber’ krast de vogel met die grappige zachte ‘g’.  

‘Kunnen jullie je legitimeren?’ vraag ik. Want iedereen kan wel met zo’n glasfiberverhaal aan de deur komen. Dan blijkt dat van dit drietal alleen de papegaai zich kan legitimeren. Uit de rugzak van die lange, vist de vogel zijn paspoort. Hij komt inderdaad uit Zuid-Limburg. Ik besluit dit drietal nu mijn vertrouwen te geven. Met een flamboyant gebaar heet ik ze welkom in mijn woning. Die lange, die rakelings langs mij heen schuift, mompelt in zijn inburgerings-Nederlands: ’Crimineel niet, zijn wij.’

Ze wisten precies waar ze moesten wezen: in de hoek van de woonkamer waar alle beeld- en geluidstekkers aangesloten zijn. Er staat een plant voor. De papegaai vliegt als haantje de voorste op de plant af. De vogel wordt ‘ingepakt’ door mijn (valse) christusdoorn met zijn grote pijnlijk stekende stekels. Het beest schreeuwt moord en brand.  

Hoe dan ook die lange en die kleine moeten door. Ze zoeken nog tevergeefs naar glasfiber in die hoek. Ze doen nog één een ultieme poging. Met een speciale detector treffen ze uiteindelijk een piepklein stukje glasfiber aan in het naaimandje van mijn ex.  Hoe dat daar gekomen is een groot raadsel. De twee mannen moeten het hierbij laten. Ze moeten er weer vandoor. Hun collega papegaai laten ze gewoon bij mij achter. Lekker makkelijk! Die laten ze met de christusdoorn vechten voor zijn leven. Gelukkig weet ik toevallig dat mijn plant loslaat als ie besproeit wordt met een mengsel van 25 ml boerenkarnemelk en 25 ml van mijn ochtend-urine.

Zo zal die vogel met de schrik vrij komen.          

donderdag 15 februari 2024

RAMMELAARS.

Ik denk dat ik zo rond de Pasen weer naar Portugal ga. Dit keer ga ik niet alleen. Met Freya denk ik. Zij heeft connecties daar. Dàt vond ik toen ook zo leuk bij mijn laatste vakantie: Miguel, een vriend van me, was tegelijk met mij in zijn geboortestad Porto op familiebezoek. Ik was er in september vorig jaar. Nu ga ik er rond de 31e maart heen: paastijd dus. Ik had me destijds best wel vermaakt ook zonder Miguel, daar niet van, alleen had ik dan waarschijnlijk veel meer geld uitgegeven aan alcohol, drugs en hoeren.

Freya heeft een nicht wonen in de buurt van Porto. Sinds kort heeft ze weer contact met die nicht. Het is een alleenstaande vrouw, met overgewicht. Ze woont met vier jonge kinderen en drie Rottweilers in een groot huis. Met Freya en haar nicht zou het ‘op zich’ook voor mij gezellig logeren kunnen worden. Ware het niet dat Freya een ‘paas-obsessie’ heeft. Ze gaat alleen in dat huis logeren als  iedereen met de pasen gaat lopen zoeken naar de door haar verstopte chocolade-eitjes. Is dat niet hééééél apart?! Tsja, dat doen we nu wel in Nederland zo. Maar dat hoeven ze in Portugal toch nog niet zo te doen. De Portugese nicht moest er met heel haar rijke obesitaslijf hartelijk om lachen.  Van haar hoorden we, dat in Portugal,  in felle kleuren gespoten mannetjeshazen (rammelaars) op een kunstgrasvoetbalveld worden losgelaten … door Rottweilers gevangen en … gecastreerd worden door jonge maagden. De rammelaarsballetjes worden gefrituurd en als lekkernij opgediend. Niet echt een kinderbezigheid. Freya haakt ter plekke af. Ze blijft thuis bij Wodan, haar Duitse Herder ... hoeft ie ook niet naar het pension.   

Ik ga desnoods alleen naar Portugal. Goeie ervaring mee. Mijn onvergetelijkste  ervaring in Portugal was mijn bezoek aan Fatima. In dat dorp verscheen de heilige maagd Maria tussen mei en oktober 1917 zes keer aan drie kinderen: Lucia, Jacinta en Francisco. 

Duizenden mensen krioelden in de grot als mieren langs elkaar. Levendig werden flessen wijwater, wierook en rozenkransen verhandeld.

Ondraaglijk, uitzichtloos, niet te bevatten leed daar in het kleine Fatima. Zieken, jong en oud, groot en klein, van alle rangen en standen,  van alle rassen, die de maagd smeken om een wonder.  Onder de smekenden mongolen  mensen met het syndroom van down, drugsverslaafden  en verwarde mensen bipolairen … allen vol hoop en hoge verwachtingen ook.

woensdag 14 februari 2024

MINI-MUSICAL.

 Mini-musical.

Ik ben graag in het theater. Ik hou van cabaret, toneel, stand-up comedian, acrobatiek. Als kijker dan hè. De tijd dat ik zelf actief was is al weer lang voorbij.  Afgelopen zaterdag was ik met André en Gerard in het Isala Theater in Capelle. Isala heeft elk jaar een leuke aanbieding: vijf voorstellingen van  beginnen de cabaretiers voor héél goedkoop, in dit geval voor zestig euro. De ene keer is het ‘great’  de andere keer ‘shit’. Deze zaterdagavond was het ‘great!’.

Andries Tunlu en Stefan Hendrikx traden op. Een heerlijk dynamisch duo, dat nog voor het publiek de zaal inkomt al op het podium staat te swingen. Terwijl we binnenkomen vragen ze ons tekeningen te maken. Op tekenvellen die onder onze stoeltjes klaarliggen. Als onderwerpen krijgen we op: de engste, leukste en belangrijkste gebeurtenis uit ons leven. Vouw een vliegtuigje of maak een prop van dat papier en zorg dat het op het podium terecht komt.

Andries en Stefan hebben niets ingestudeerd voor dit optreden. Ze rapen vier tekeningen op, die de basis vormen voor deze voorstelling. Ze gaan improviseren op de gegevens  ‘bril afgewaaid op de achtbaan’, ’oppas radeloos bij slapeloos kind’, ‘pitbull bedreigt inspectrice kinderbescherming’ en ‘vogel vliegt zich dood tegen auto’.   Het worden vier mini-musicals. Bijzonder knap hoe ze acts weten te maken met goed lopende, rijmende liedjes.

De cabaretiers maakten het zich tot slot nog eens extra moeilijk door van die vier verschillende acts, één geheel te maken. Een mini-musical. In die hele voorstelling schoten Andries en Stefan moeiteloos in diverse rollen: van bijna dood vogeltje, onwillige peuter, valse pitbull tot blinde achtbaantoerist. Knap en leuk. Ga dat zien.

Tegenwoordig is het in veel theaters bij de toegangsprijs inbegrepen: een drankje achteraf. Dat staat dan na de voorstelling op diverse tafels  in de foyer klaar. Lekker en makkelijk.  Scheelt lang in de rij staan. 

Na afloop van de voorstelling kwamen de artiesten nog even naar de foyer om een praatje te maken met ons,  met het publiek. Mijn vriend André, met wie ik daar dus was, sprak Stefan meteen aan: André had hem herkend als finalist van ‘de slimste mens’ en gelijk zei hij er achteraan dat hij Maarten van Rossem ook altijd zo leuk vond en dat het heel jammer is dat Maarten er mee gaat stoppen. Ik vond het vreselijk gênant van André om daar met Stefan Hendrikx zo vlak na dat grandioze optreden over te beginnen. Had hem wel voor zijn bek kunnen slaan. Ik nam het maar gelijk van hem over door te zeggen, dat ik van hun voorstelling genoten had en dat ik het heel gedurfd vond van hem en  Andries Tunlu, om zo onvoorbereid, op de ‘bühne’ te gaan staan.

Andries Tunru zei dat hij het soms moeilijker vond om een ingestudeerde voorstelling te spelen, want als je daarin per ongeluk iets vergeet dan zou het hele stuk wel eens de verdommenis in kunnen gaan. Met die improvisaties kan je meteen, als er wat stagneert,  met z’n tweeën snel nieuwe oplossingen bedenken en misschien samen een hele nieuwe weg in slaan, want niks ligt immers vast.  

 

 

dinsdag 13 februari 2024

VALENTIJNSDAG 2024.

Het zit me al een aantal jaren flink dwars: het ‘Valentijnsprobleem’.  Wat is nou precies voor mij, als man zijnde, de bedoeling van deze veertiende februari? Een bloem , een kaart, een roos geven aan je vrouw, je vriendin. Of aan een leuke meid. Maar is het wel zo zeker dat zij mij dan ook zo leuk vindt? Misschien vindt ze me wel een grote lul. Ja, dat zou toch ook best kunnen … zelfs op valentijnsdag! Ook dacht ik wel eens aan wat te geven aan een leuk collegaatje, maar in negen van die tien gevallen krijgen die al wat van hun eigen relatie.

Ook dit jaar benauwt het me weer. Ik zou zo dolgraag wat geven aan iemand maar ik zou niet weten aan wie. Want ik vind dat er een heleboel vrouwen zijn die zo’n berichtje verdienen. Die ik het ook zo van harte zou gunnen! Nu ik er wat langer over nadenk zijn dat eigenlijk wel de meeste vrouwen waar ik in het dagelijks leven zo mee te maken heb. Maar … ik heb inmiddels wel begrepen, dat het niet de bedoeling is om naar een aantal vrouwen tegelijk valentijnskaartjes of zo  te sturen.

Terwijl ik zo zit te peinzen komen er wèl een stel namen bij me op van vrouwen met wie ik absoluut, nooit en nimmer, iets met valentijn hoef te doen. Neen, die namen ga ik natuurlijk niet noemen maar …. dat zijn er niet zo veel als de namen van de vrouwen met wie ik wel graag wat zou ‘valentijnen’.

Wat ik ook denk te weten is welke vrouwen géén behoefte hebben om iets van mij te krijgen. Als ik er per ongeluk toch naar enkelen van hen kaarten zou sturen, zouden ze die denk ik meteen, met een vies gezicht nog wel, onmiddellijk  verscheuren. En enkelen van hen zullen schamper lachen bij het lezen van mijn wens en mijn naam. Anderen zullen mij weer een ‘hopeloze pleaser’ noemen.

Mijn valentijnslijst is lang maar ik mag maar één kaart of één roos  aan één vrouw geven. Dat ga ik mooi niet doen. Mijn vrouwen, alle vrouwen van mijn lijst zijn me even lief en dat weten ze, dat voelen ze allemaal intens. Ook zonder kaartje, roos of wens.

 Vanaf deze plek achter mijn laptop voor jullie allemaal:

‘EEN DIKKE KNUFFEL OMDAT JULLIE HET VERDIENEN.’

Naschrift:

Eerlijkheidshalve moet ik toch wel  vermelden dat één vrouw op mijn Valentijnslijst met kop en schouders boven de anderen uit steekt. Haar naam ga ik hier niet noemen … maar jij weet wel wie ik bedoel, hè?!

 

 

 

maandag 12 februari 2024

GEDULD.

Ik heb al een kleine week mijn buurvrouw niet gezien. Normaal gesproken zie ik haar elke dag meerdere malen langs mijn keukenraam lopen maar toch zeker minimaal één keer.  Zij gaat altijd vroeg in de ochtend, tegen acht uur, Sacha haar kleine, hondje uitlaten. Ik ben in de keuken m’n ontbijt aan het maken. Meestal maak ik een verrukkelijke muesli klaar. Zó lekker die muesli: met rozijnen, dadels, pompoenpitten, pruimen, abrikozen, vijgen en een beetje suiker. Je zou haast denken dat ik aan boulimia leid maar dat is niet zo want ik ben 1.84 m en weeg 76 kilo. En ja, eindelijk daar is ze : opgewekt, met een stralend gezicht, roept ze ‘Goedemorgen Jos.’ ‘Goedemorgen Buuf,’ antwoord ik. En als dat ritueel voorbij is, weet ik dat het snor zit. Zó gaat het dus gewoonlijk.

Maar … vandaag had ik haar al een week niet gezien. En die week daarvoor ook al niet maar dat kon ook niet want toen zat ik op het filmfestival. Voor de zekerheid bel ik even met haar. Ik val gelijk met de deur in huis met de vraag of ze toch niet ziek is omdat …..

‘Nee, joh, ik voel me kiplekker, ik ben bezig een stoeltje …...’ 

‘Maar ik zag je vanmorgen niet met Sacha, dus ik dacht …’

’Oooo, ik heb Sacha een paar dagen bij mijn dochter Wendy gestald. Haar gedrag kwam me mijn strot uit, neen, ik bedoel Wendy niet,  ik bedoel Sacha, die liep maar te zuchten, te steunen en te piepen … gek word ik soms van die opoe maar vandaag komt ze weer terug en daar ben ik ook weer heel blij mee’.

Ik ben ook wel blij dat jouw niks scheelt. Je was van de week ook al niet op ons koor. Ik hoorde ik van de dirigente, dat je last van je keel had … een beetje schor was … dus ik dacht, dat is misschien erger geworden … je klinkt trouwens nog steeds schor … wees maar voorzichtig, je kan Sacha beter nog een paar dagen bij je dochter laten … zulk lekker weer is het nou ook weer niet, om er paar keer per dag met dat beest naar buiten en naar binnen te moeten’.

‘Ik ben toch bezig met het opnieuw bekleden van dat stoeltje. ‘t Is bijna klaar ... een geduldwerkje. Nog een paar dagen. Moet je maar eens komen kijken, hoe het geworden is. Weet je wat: dan drinken we gelijk samen dat heerlijke wijntje dat je voor me gekocht hebt … dat wijntje met die moeilijke naam  … hoe was het ook al weer? Hè, zeg het nou!’

 ‘Saint Emilion … heerlijk ….’

 ‘Ja, ja, die was in de aanbieding bij de Jumbo, normaal vijftien euro toen tien. Daar hebben we toch een hoop lol van gehad samen … en dat voor dat geld. Nou, ga maar lekker door met je stoeltje. Ik hou je niet verder op.

‘’Leuk trouwens, dat je me even gebeld hebt. Daaag.’

zondag 11 februari 2024

MAATJE.

Elke donderdagmiddag ben ik bij Arnold. Van twee tot vier. We drinken een kopje thee, praten wat over koetjes en kalfjes … soms wat diepgaander ook. Af en toe gaan we een eindje fietsen of een stuk wandelen.  Ik ben zogezegd, het ‘maatje’ van Arnold. Hij is drieënzestig, weduwnaar. Vader van een dochter en opa van één kleindochter. Hij kan zich overigens niet herinneren wanneer hij die twee voor het laatst gezien heeft. Hij huurt een tweekamerwoning. Werkt drie dagen per week in de zorg (keuken) en is in lichte mate autistisch.

Ik ben aan Arnold gekoppeld door  ‘de Verbinding’ een organisatie die werkt voor licht gehandicapte mensen, die dreigen te vereenzamen. Arnold is zo iemand. De dame, die vòòr mij Arnolds maatje was, Lenie, moest ermee stoppen omdat ze domweg niet in staat was zich te beperken tot haar hoofdtaak.

Bij Lenie zegde hij herhaaldelijk afspraken af. Heel irritant. Zo vijf minuten van tevoren. Niet eens van zijn eigen huis uit,  maar bij zijn kapper vandaan bijvoorbeeld. En zij stond dan al zowat bij hem aan te bellen. Hij kon zich Lenie’s boosheid nooit zo goed voorstellen.   

Arnold had last van verzameldrift. Hij kon niks van zijn verzamelingen los laten. Weliswaar een probleem maar géén probleem dat Lénie op haar bordje moest nemen. Wat ze wel deed. Ja.  Ze ging op lopen ruimen … belde  grof-vuil … nam dingen mee naar haar eigen huis en daar kreeg ze dan weer woorden over met haar huisgenoten. Terwijl ze alleen maar, bij wijze van spreken, een praatje met Arnold hoefde te maken …  een stukje fietsen of wandelen.  Dit moest  wel uit de hand lopen. Daar kon je op wachten.

Toen werd ìk aan hem voorgesteld. De eerste keer dat ik bij hem thuis kwam, was er één zitplaats, voor Arnold. Van de fauteuil die voor mij bestemd was, moesten eerst twee kleerhangertjes, een wekkerradio, batterijen, een zak potaarde en een leeg pindakaaspotje zonder deksel, ergens anders neergelegd worden.  Arnold ging zitten op zijn plekje op de driezitter, die weer voor tweederde vol lag met boeken, tijdschriften, strijkgoed en een nog niet uitgepakte grote Jumbo boodschappentas. Er stonden drie breedbeeldtelevisies in de kamer.

Het grootste deel van de woonkamer was volgestouwd met planten. Ook op  led-lampen was hij dol: in elke kast lagen led-lampverpakkingen al dan niet aangebroken.

Op dat kennismakingsgesprek hoorde ik dat Arnold geïndiceerd was voor thuishulp.  Zes weken lang zou hij drie uur per week professionele opruimhulp en -adviezen krijgen. Heus!

Dat was voor mij trouwens wel een voorwaarde om aan die ‘maatjes’ klus te beginnen. Er moest wel enige orde in Arnolds chaos geschapen worden. Op zijn minst moet er elke donderdagmiddag een zitplaats voor me zijn.

Tegen het eind van het kennismakingsgesprek zei Arnold, over de rotzooi in zijn huis, nog verontschuldigend tegen mij: ‘Tsja, opruimen lukt me gewoon niet, dat is iets wat mijn moeder me nooit geleerd heeft.’  

zaterdag 10 februari 2024

KRIEBELITUS.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend wakker met een soort aandrang om te gaan douchen. Ik heb jaren gehad dat ik dagelijks onder de douche sprong, nu eens lekker warm dan weer eens  vreselijk koud, maar wèl elke dag.  Alleen sinds de energiecrisis ben ik dat gaan bijstellen. Het douchen werd immers een kostenpost van jewelste door die hoge gasprijs. Ik besloot toen nog maar één keer per week te douchen. Dat ging een paar weken lekker, tot ik op die gevoelige, kwetsbare plekjes op mijn lijf, je weet wel: oksels, schaamstreek en bilspleet een  kriebelachtige jeuk begon te voelen. In het begin had ik er nog niet zo gauw erg in, krabbelde me op die plekken eens of haalde er een stug washandje overheen maar toen het bleef aanhouden ging er een lichtje branden: het zal wel een gebrek aan water en zeep wezen. En jawel na een paar weken twee keer per week douchen was ‘de kriebelitus’ verdwenen. Voorlopig althans. Want na twee maanden begon het jeukcircus opnieuw. Jammer wel want op de overzichten van Eneco, mijn energieleverancier, las ik prachtige cijfers over mijn dalend gasverbruik.  Maar ik kan die jeukbeestjes kwalijk laten doorfeesten op die kwetsbare en gevoelige plekjes. Ze zijn vraatzuchtig genoeg  om steeds meer van m’n lijf te bezetten. Zitten ze dadelijk in mijn nek, op mijn gezicht, tussen m’n haren en wie weet straks ook op de gevoelige plekjes van mijn vriendin. Neen, dat wil ik haar niet aandoen. Ik besluit meteen maar om drie keer in de week te gaan douchen, dan kost het maar wat. En dat bleek afdoende. Geen kriebels meer gevoeld.  Tot vanochtend dus. Donderdag had ik pas nog staan douchen. Dus ik was schoon.

Dacht ik tenminste. Het verschil met andere dagen was dat ik me gisteren, vrijdag een paar keer ‘uit de naad’ heb moeten fietsen. Ik  moest om half twee bij mijn fysiotherapeut zijn. Laat die fysiotherapeut nou twee praktijkruimtes hebben. En ik maar wachten bij de verkeerde ruimte. Om vijf voor half twee kwam ik daar pas achter. Die andere ruimte ligt een kwartier verderop. Ik moest dus in vijf minuten een kwartier fietsen. Heel wat peentjes zweette ik.  Ik schaamde wel een beetje om dat bezwete lichaam te laten masseren door Thea, de fysio. Ik vertelde haar ook hoe dat kwam waarop ze zei dat ze zoiets wel vaker meemaakte. Daar was ik wel blij mee. Hoewel ik ook gelijk dacht dat ze dat maar zei om mij een beetje op mijn gemak te stellen. Even later hoor ik dat ze op de wc staat over te geven. ‘Oooo, dus toch! wat gênant!’ Tot ik me herinnerde, dat ze me verleden week vertelde dat ze net zwanger was. Nou hoop ik maar dat ze daarom stond te kotsen.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend dus toch weer met die ‘kriebelitus’ wakker, terwijl ik me toch eergisteren nog lekker had staan poedelen. Dan realiseerde ik me dat ik, na zo’n zware lichamelijke inspanningen, zoals dat gerace op die fiets, altijd een extra douchebeurt nodig heb.

vrijdag 9 februari 2024

EEN PAARD IN DE GANG.

‘Hallo Jos!’

Staat mijn buurman Leo opeens grijnzend achter me in de slijterij.

 ‘Zo’, zegt ie, ‘lekker jong jenevertje ingeslagen, Jos?’

Ik wil helemaal niet dat er tegen me gepraat wordt als ik sterke drank aan het kopen ben. Ik voel me betrapt. Hij denkt vast dat ik verslaafd ben.

‘Ja, ik hou wel van een jonge borrel … zo heel af en toe’ zeg ik verontschuldigend.

‘ Nou, ìk neem er èlke avond één, zegt Leo’.

‘Nou ik niet hoor, niet elke avond, meestal laat ik het bij één pilsje,’ lieg ik.

Leo neemt graag zowel een pilsje als een jonge borrel, allebei tegelijk: een kopstoot..

Ik vind een kopstoot werkelijk verrukkelijk maar dat hoeft hij niet te weten. Vooral die kick: binnen vijf minuten krijgt de wereld een geheel ander perspectief.

Terwijl ik mijn fles jenever in mijn rugzak prop, hoor ik de slijter tegen Leo zeggen ‘ en dat is dan 47, 50 euro voor u, meneer’.

Van schrik kijk ik even om en zie Leo een fles jenever in zijn tas stoppen en vervolgens een  whisky en twee flessen wodka.

‘Nou …  Leo’, zeg ik, terwijl ik meewarig in zijn tas kijk, ‘als je er over wil praten, jongen, dan weet je me te vinden, hè?’  

Samen lopen we over het winkelcentrum naar ons bejaardencentrum. Hij houdt even stil en haalt uit zijn binnenzak een klein plat flesje met een bruinig drankje … draait op z’n gemak de dop los, neemt  een stevige slok en biedt mij het flesje aan. ‘Wat is het Leo?’ ‘Heerlijke Jamaica rum, man, proef maar eens’. Het valt me dan plotsklaps op dat Leo een paarse neus heeft. Een heuse drankneus. ‘Hou es even op, dat heb ik altijd als het koud is, man.’    

Die slok rum tikt behoorlijk aan. Zwabber er een beetje van.  We lopen langs het Kruidvat (met een ‘d’)…  Leo moet nog vitamine B en een setje condooms (met een ‘c’) kopen. Zijn vriendin komt vanavond langs. Daar heeft die vitamine ‘B’ natuurlijk niks mee te maken. Het eerste wat ie doet als hij uit het Kruidvat komt is nog een slokkie rum wegklokken  … ik mag ook aan de fles.

‘Leo jongen, ik word een zwabberig, ‘ als jij vanavond nog een gezellige avond wil hebben met je vriendin dan moet je nu stoppen met zuipen, want ik kan nou al haast niet meer op me benen staan.   

We lopen langs café ‘de lockdown’, de enige kroeg in de verre omtrek. Mijn oren doen pijn van het oerendharde ‘paard in de gang’, dat uit die kroeg  dendert. Leo trekt me mee die kroeg in. Geen kip daar binnen. De kroeg is tot de nok toe gevuld met het ‘paard in de gang’ en een verveeld  over de tapkast hangende barkeeper.

‘Hé, jij daar barkeeper’, roept Leo iets te brutaal, ‘laat jij handjes eens wapperen bro(!). Doe ons eens een kopstoot en neem d’r zelf ook een.

donderdag 8 februari 2024

STOOM UIT DE OREN.

Van nature ben ik niet agressief. Zo af en toe kook ik wel eens van woede maar het enige dat dan gebeurt is dat er stoom uit mijn oren komt. Voor de omstander(s) is dat natuurlijk een heel vreemde gewaarwording. Toch wordt me zelden gevraagd wat er loos is. Het kan zijn dat ik ‘als een dolle’ mijn snor moet drukken om als een haas vlug een plasje te doen. Soms leid ik mensen om de tuin door ze op iets speciaals te wijzen: een dooie duif, een smeltend waterijsje, een wegschietende rat, een muzikant of een bedelaar. Soms wijs ik ze ook  op iets dat er niet is. Dat doet het ook wel goed.

De rook komt inmiddels niet meer uit mijn oren … hoewel de woede er nog is. Die komt nu bijna wel mijn neus uit, onzichtbaar voor iedereen … hoe ergerlijk is dit ‘bijna’ … deze niet peuterbare nies-woede.  Ik een niesbui te stimuleren met wat niespoeder. Dan ben ik het gauw kwijt. Ik moet absoluut alleen zijn want de ravage achteraf  is gigantisch. Voorheen zocht ik een telefooncel  of een openbaar toilet maar die zijn in de tijd verdwenen. Ga in een boetiek met een colbert een pashok in of duik in een lege abri … snuif niespoeder  en binnen een minuut  … is de neus leeg.

Alleen … druipt mijn jas, die moet gestoomd …  en de stoom, die komt inmiddels ook weer  uit mijn oren, door de inhoud van dat asociale blaadje dat ik vanmiddag in m’n brievenbus vond.

BEWONUS: Door die kankerspreidingswet motten er hierowindeweik  zeker  vijfhonderd azielsoekurs mir geplaas worre  als het an mein legt gaat dat gaat nooinie gebeuren hoogspur. hoogspussoonluk gaat ik daavoor zorgen: geen kankerasielzoeker durbei hiero bijjons in de   buurt  ik latonse buurt hiero niet verkloote  alle azielsoekers gamana higgersberg of kralingen   alle leege huize bij onse wijk blijven voor ons eiguh volk die al jaren in deze buurt wonen  Me dogter van agted 38 woont gotverdomme nog bij mijn tuis en tien jaar turruch  ben ik gesgijden     mijn eks woont nau nog steets bei mijn  al tien jaar geen huis vor haar tuwwijl er hiero wel  knetterdure  wooningen gubbauwt wort op onze sloop  en wie komme dur te woone  allummaal juppuh nattuluk    laat die juppeh allemaal de tering krijgen, gotverdomme   vannaf nau mot al die niebau naar ons eiguh volk hiero in onze eijguh fantastische  gaan  maadawel  theeguh betaalbaruh huuren  togsekers. Steun os. Asielsoekers nee!   

AFSENDER: EEN BOOSE BEWONERS VAN ALEXANDER.                      Axigroep ENNUWISSETGENOEG.

Ik hoop oprecht dat zo’n asociale ultra laaggeletterde domoor geen bondgenoten vindt bij mij in de wijk.

woensdag 7 februari 2024

NAAR BINNEN GLIPPEN

Zes hoog is de flat. Op elke verdieping twintig appartementen. Ik woon op de zesde. Het is drie uur in de middag. De meeste buren hier ken ik niet eens. De meeste buren kennen mij trouwens ook niet, denk ik. Een oude vrouw opent de toegangsdeur tot de flat. Ik glip met haar mee naar binnen.

‘Woon jij hier?’, vraagt de vrouw achterdochtig.

 ‘Jazeker,’ zeg ik tegen het dametje.

‘Heb je dan geen sleutel?’

 ‘Nee,’ zeg ik, ‘niet bij me.’

‘Dan kan je toch wel bellen?’

‘Ja, dat had ik kunnen doen.’

‘Waarom deed je dat dan niet?’

‘Er is nu, denk ik, niemand thuis.’

 

De lift is er. Ze stappen in.

 

‘Ik moet naar zes en u?’

‘Naar vier.’ 

 

De jongeman drukt op de knopjes.

 

‘Als je geen sleutels bij je hebt dan kan je er boven toch ook niet in.’

‘Ja, ik kan er wel in. Mijn buurman heeft ook sleutels van mijn huis.’

 ‘Waarom belde je daar dan niet aan?’

 ‘Ik vond het wel makkelijk om gelijk met u naar binnen te gaan.’

 ‘Woon je allang hier?’

‘Vier jaar.’

‘Zo, vier jaar al … vreemd …..ik heb je nog nooit eerder gezien.’

 ‘O,' zeg ik, ‘maar ìk ken u wel hoor!’

‘O ja?’

‘Jazeker, ik zie u en uw zus hier regelmatig in de hal wachten op Trevvel.’

‘O ja, nu zie ik het ook. Jij bent toch van die rolstoel.’

‘Drie maanden heb ik in een rolstoel gezeten, ja.’

‘En je lóópt nu weer … daarom herkende ik je niet … je bent nu ineens zo lang.’

 ‘Ja, ik zit al een week niet meer in die rolstoel. Lopen gaat nog niet zo goed ….moet nog flink oefenen.’

‘Nou, doe je best dan, hè, zal ik maar zeggen.

 

‘Trouwens, mevrouw, wel goed hoor, dat u me daarnet niet zo maar naar binnen liet gaan.’

‘Ja, ik ben niet meer zo goed van vertrouwen. Heeft vast met mijn leeftijd te maken.’

‘U bent een van de weinigen hier die nog een beetje oplet.’

 

‘Tja. Nou, we zijn op vier. Ik moet er hier uit … dag, ik hoop dat je weer snel  goed loopt.’

‘Geen probleem! Dag mevrouw. Fijne dag! O, hoe heet U’

‘Mevrouw van Dieren,’

‘Neen, ik bedoel wat is uw voornaam ... Ik heet Jos’.

‘O, nou oké dan, mijn naam is Mathilda. Fijne dag nog hoor,  Jos.’

maandag 5 februari 2024

TRANEN. op herhaling

Naarmate mijn vader ouder werd, vijfenzestig-plusser bedoel ik, kwamen zijn tranen steeds sneller. Had hij  een leuk cadeautje gekregen, een onverwacht uitstapje gemaakt of eens lekker met zijn familie gegeten, dan stamelde hij zijn dank, in een brabbeltaaltje, waarbij hij zijn tranen vaak de vrije loop liet.

Als Sparta alweer een aantal jaren in de eredivisie speelt, ga ik regelmatig kijken op het Kasteel, het stadion van Sparta in de wijk Spangen. Bij elke thuiswedstrijd sta ik te janken en dan ben ik pas zestig.

Vòòr aanvang van de wedstrijd wordt dan de Sparta-mars gespeeld en zo’n kleine tienduizend Sparta-supporters zingt dan uit volle borst mee. Luister op youtube.nl  maar eens naar de zang, tekst en muziek van de 'De Sparta Mars'.

Het gebeurt meestal halverwege het eerste couplet al, de tranen stromen en ik zing zoals mijn vader brabbelde … met dat vreemde piepstemmetje. Maar waarom?

Ik woon vanaf mijn derde jaar, in Spangen, schuin tegenover het Sparta-Kasteel. Vanaf mijn zevende ga ik onregelmatig met mijn vader mee, foebele kijken. We staan dan op de jongenstribune …  eigenlijk heb ik alleen maar leuke herinneringen. Ook dan wordt  voor aanvang van de wedstrijd de Sparta mars gespeeld en gezongen. Het is mij een raadsel, die tranen. Zou het zo zijn dat ik nog steeds heel betrokken ben bij het Sparta uit mijn jeugd ... 1959 landskampioen ... en dat de tranen vloeien bij de oude man, die ik nu ben, omdat hij die betrokkenheid van toen uit zijn jeugd node mist? Ach wat zou het? Laat ze maar lekker komen die tranen, laat het maar gewoon een raadsel blijven.

 

zondag 4 februari 2024

BLOEDPRIKKEN op herhaling

 De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar en haar bleke gezicht is bedekt met sproeten. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo, hun veel te dikke dochtertje van drie á vier jaar oud heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een opvallend varkensneusje. Ik zit in de wachtruimte van de prikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het toilet, dat grenst aan de wachtruimte.

De oversizede vader straalt een weldadige rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader streelt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige en verzorgde indruk; is goed gekleed … zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd kleden hem bijzonder af … zijn weinige haar is strak op zijn hoofd gekamd.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding … ook naar zijn vrouw heeft hij die zachtaardige liefdevolle aandacht.

 

“Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!” zegt een andere wachtende, die blijkbaar niet tegen stilte kan. Want elke minuut kreunt hij dat het wel erg lang duurt …….en dat het wel heel langzaam gaat allemaal. Hij probeert geregeld oogcontact te maken met medewachtenden. Maar de meesten zitten niet om een lulpraatje met hem verlegen.

 

“Die heeft nummer zeventien’, zegt de gehandicapte vrouw luid lachend tegen haar begeleidster, als een zwaar opgemaakte dame, met een vers, parmantig permanentje haar nummertje trekt. “Die zal nog even geduld moeten hebben, hi, hi.”

Die mevrouw met nummer zeventien ziet gelijk wat voor vlees ze in de kuip heeft en vat de opmerking als een lolletje op. Ze gaat tegenover haar zitten.

‘Ja, ik heb nummer zeventien. Welk nummer heeft u eigenlijk?”

“Ikke … eh … ik heb nummer twee en ik ben lekker zo aan de beurt!”

“Zullen we van nummertje ruilen?”

“Neeeee, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?”

‘’Maar natuurlijk denk ik dat niet’’ en meewarig lachend vist ze een Privé uit de oudbakken leesportefeuille op het lectuurtafeltje naast haar.

 

Ik heb nummer één; ben nu aan de beurt. Het bloed spuit gretig de buisjes in. Ik moet me elke drie maanden laten prikken. Daaruit moet dan blijken of m’n nieren en mijn schildklier het nog wel goed doen.

zaterdag 3 februari 2024

DE KIP (op herhaling)

De kip.

Tom had wel trek in iets lekkers. Het eten in het vrouwenkamp was minder dan niet veel soeps …  een hapje rijst zou er wel bij hem ingaan..

De weg voerde door een stukje bush-bush langs de kazerne van de Japanse militairen. Achter de kazerne lag de kippenren, die grensde aan hun keuken. Ongetwijfeld smikkelden de Jappen volop van de kippen en hun eieren. Tom was de smaak daarvan bijna vergeten.

Hij stond een beetje te hangen tegen het kippengaas. Vingers en neus erdoorheen, gezicht en armen er tegenaan gedrukt. Hij kakelde wat om de kippen te lokken maar het enige wat gebeurde is dat ze geschrokken wegrenden. Ondertussen maakte hij alsmaar schoppende bewegingen op de grond. Stilstaan kon hij niet. Opeens merkte hij dat er door zijn geschop een gat ontstaan was  tussen het gaas en de grond. Een klein gat, dat wel, maar als hij zo nog even door zou schoppen kon er misschien wel een kippetje door naar buiten glippen. Kakelend en schoppend ging hij zo nog even door, tot de opening groot genoeg was. Jappen waren er in geen velden of wegen te bekennen.

Hij hoefde niet lang te wachten. De kip met de grootste vrijheidsdrang werd razendsnel gevangen. Hij trapte het gat weer dicht en holde met de nog hysterisch kakelende kip naar zijn moeder. Zijn duim en wijsvinger knelden zich steeds vaster om het kippennekje. Aangekomen bij het vrouwenkamp was het beestje doodstil.

Geschrokken maar ook blij reageerde zijn moeder op Tom’s vangst. Ze was wel bang voor de reactie van de Jappen. Blij was ze met het lekkers. “Begraaf de kip voorlopig maar even, misschien kan ik hem vanavond klaarmaken”.

Dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van de middag, stapten uit een grote stofwolk, veroorzaakt door de remmende legerjeep, drie kleine Japanse militairen.

Alle vrouwen en kinderen moesten zich verzamelen. De diefstal was ontdekt. De kip moest terug. De dader moest zich melden. Tom verschool zich achter moeders brede heupen. Nogmaals werd de dader bevolen zich bekend te maken. Tom trok aan moeders jurk en schopte in de grond.

Tante Lien, een nicht van Tom’s moeder,  werd door twee Jappen naar voren gesleurd. Jammerend en smekend, keek zij naar de groep vrouwen en kinderen. De diefstal moest bestraft worden. Deze vrouw of de werkelijke dief! Nog één kans kreeg de kippendief: ‘kom naar voren nu!’ Tom duwde zijn gezicht, de ogen stijf gesloten, in moeders rug …  knelde haar jurk in zijn samengebalde vuisten.

De straf werd meteen ten uitvoer gebracht. Een hartverscheurend gekrijs, een daverend mitrailleursalvo en dan, heel even, helemaal niks.

vrijdag 2 februari 2024

GEÏNTEGREERD? (op herhaling)

Aan de ene kant is ze hartstikke geïntegreerd. Ze praat plat Rotterdams en gaat bijna uitsluitend om met Nederlanders. Ze kiest zelf haar vriendjes. Anderzijds voelt ze zich als oudste dochter in het gezin verplicht om moeders taken over te nemen.

Ze belt haar chef: komt iets later op haar werk … iets … dat wordt twee en een halfuur. Minon is moe. Haar moeder is doodziek. Moet met spoed naar het ziekenhuis. Minon gaat mee met de ambulance. Ze heeft nu de zorg voor het hele gezin. Er zijn nog twee jongere zusjes, een klein broertje en haar vader natuurlijk. Naast haar 50-urige werkweek en haar studie economie aan de Erasmus-Universiteit zal ze nu ook moeten koken, afwassen en stofzuigen.

En….wat doet vader dan?

Niets … nou ja , niet niets natuurlijk, hij werkt hard.  Van ’s ochtends zes tot ’s avonds zes.

Verder … familie woont hier niet. Kennissen hebben ze ook niet.

Vader is hier al in 1970 gekomen.  Zeventien was hij toen. Kwam hier samen met een vriend … die is al weer een paar jaar dood.

Minon heeft zelf niet alléén Túrkse vrienden of vriendinnen. Van alles wat. Uithuwelijken??? Daar hoeven ze bij haar niet mee aan te komen. Zij kiest zelf haar huwelijkspartner wel!

Minon streelt over haar buikje, zichtbaar tussen het korte rose truitje en de laag op haar heupen hangende jeans. Ze is duidelijk trots op haar buikje. Haar chef heeft een grote dikke buik. Niet bepaald iets om trots op te zijn.

Iets lekkers slaat hij (en de anderen, ook veel te dikke dames en heren collega's) echter niet af. Minon is jarig. Daarom trakteert ze. Baklava. Een Turkse lekkernij: bestaat uit laagjes filodeeg, wat lijkt op bladerdeeg, gevuld met gemalen stukjes noot. Minon koos voor pistachenootjes. Aan plofbuiken denken ze nu maar even niet: smullen maar!


donderdag 1 februari 2024

GASTVRIJ (op herhaling)

 Verrot koud is het geworden. Mijn vriendin Cora en ik zijn bibberend op weg naar huis. Het feest was zo leuk dat we de tijd vergaten. De laatste bus is net weg dus moeten we het hele eind lopen. Zonder jas koelen we in onze bezwete kleren snel af. We houden elkaar stevig vast. In de smalle, donkere en verlaten straatjes achter het Centraal Station komt ons een stel tegemoet. Het spiegelbeeld van mij en Cora: hij, gekleed in strakke spijkerbroek en T-shirt; zij in een lange bloemetjesjurk. Hij, lang, donker krulhaar. Zij lang, steil, blond haar met bloemetjes er in.

Ook zij bibberend van de kou.

Het stel vraagt de weg naar de jeugdherberg. Voor Cora en mij maakt het niets uit dat ze Duitsers zijn. Niet alle Duitsers zijn klootzakken, toch? Cora en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “De jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier heel dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”:

“Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen’.”

We hebben ruimte genoeg en zijn zelf op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak aan een slaapplek geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keer iets terug kunnen doen.

Thuisgekomen drinken we, om een beetje warm te worden, een flesje wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn hier op doorreis naar Amsterdam. De vrouw blijkt zwanger, hoewel daar nog niets van te zien is. Met die zwangerschap is het stel allerminst gelukkig. Ze zijn op weg naar de abortuskliniek in Amsterdam.

De wijn heeft ons wat opgewarmd en slaperig gemaakt. We vertellen onze gasten dat we de volgende dag om zeven uur op moeten voor ons werk. Op de keukentafel zetten we wat klaar voor hun ontbijt en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

Onze eerste indruk bij thuiskomst ’s avonds is, dat ze het huis keurig hebben achtergelaten. Ze hebben de afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen…….eigenlijk niet meer dan normaal.

Als achtergrondmuziekje bij het lezen van de krant, wil ik een pinkfloydje opzetten maar wat ik wil horen zit er niet bij.

“Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend, Cora?”

“Aan niemand.”

“Shit, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Langzamerhand kom ik er achter dat alles van Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete elpees: Dylan, Stones, Mayall, weg zijn. Aan het eind van de dag maken we de balans op: behalve een flink aantal waardevolle elpees, is ook zo’n kleine driehonderd gulden cashgeld gejat. In onze naïviteit hebben we gastvrij onderdak geboden aan een koppel ‘Schweinhunde’, dat waarschijnlijk gedeeltelijk met onze poen hun ongewenst klein ’Schweinhuendschen’ laat afdrijven. Dat laatste vind ik al met al nog het minst erge.

dinsdag 30 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (12 SLOT)

 Ze liep snel de hal door en verdween even om de hoek, linksachter. Het zag er uit als een weloverwogen, doelbewuste handeling, ze gedroeg zich als een vrouw die een gerucht gaat onderzoeken of een vermoeden bevestigen. En toen ze enkele seconden later terugkeerde was er een lichte glimp van tevredenheid op haar gezicht te bespeuren.

Ze bleef in het midden van de hal staan, alsof ze zich afvroeg wat ze nu moest doen. Toen draaide ze zich abrupt om en liep naar de studeerkamer van haar man. Op het bureau vond ze zijn adresboek, en toen ze er even in had gebladerd pakte ze de telefoon en draaide een nummer.

‘Hallo,’ zei ze. ‘Hoort u eens – u preekt met East Sixty second-Street nummer negen ….  Ja, inderdaad. Kunt u misschien zo gauw mogelijk iemand sturen? Volgens mij is hij tussen de tweede en de derde verdieping blijven steken. Daar staat de wijzer tenminste ….  Nu meteen? O, dat is erg aardig van u. Ik ben niet zo goed ter been ziet u, en ik kan moeilijk trappen lopen. Hartelijk dank. Goedendag.’

Ze legde de hoorn op de haak en bleef aan het bureau van haar man zitten, geduldig wachtend op de man die straks de lift zou komen repareren.

maandag 29 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (11)

Eens in de week, op dinsdag , schreef ze een brief aan haar man – een hartelijke gezellige brief – vol nieuws en nieuwtjes, die altijd eindigden met de woorden: ’En denk er aan dat je op geregelde tijden eet, lieverd, hoewel ik vrees dat dat er bij inschiet nu ik er niet ben.’

Toen de zes weken voorbij waren was iedereen droevig omdat ze weer terug moest naar Amerika, naar haar man. Dat wil zeggen, iedereen behalve zijzelf. Vreemd genoeg scheen zij het lang niet zo erg te vinden als je had mogen verwachten, en toen ze iedereen ten afscheid kuste, was er iets in haar optreden en in wat ze zei dat scheen te wijzen op een nieuw bezoek in de niet zo verre toekomst.

Maar ze bleef niet langer dan afgesproken, trouwe echtgenote die ze was. Precies zes weken na haar komst stuurde ze een telegram aan haar man en nam het toestel naar New York.

Bij haar aankomst op het vliegveld merkte mevrouw Foster met belangstelling op dat er geen wagen op haar stond te wachten. Misschien was ze zelfs een tikje geamuseerd. Maar ze was buitengewoon kalm en gaf de kruier, die haar met haar bagage naar een taxi bracht, niet eens te veel fooi.

In New York was het kouder dan in Parijs, en de straatgoten lagen vol klonten vuile sneeuw. De taxi reed voor, bij het huis in Sixty-second Street, en mevrouw Foster haalde de chauffeur over haar twee grote koffers de stoep op te dragen. Toen rekende ze af en belde ze aan. Ze wachtte maar er werd niet open gedaan. Voor de zekerheid belde ze nog een keer en ze hoorde de bel schel rinkelen in de verte, in de bijkeuken die aan de achterkant van het huis was. Maar er werd nog steeds niet open gedaan. Dus pakte ze haar sleutel en deed de deur zelf open.

Het eerste wat ze bij binnenkomst zag was een grote berg post op de grond, precies op de plaats waar hij gevallen was na in de brievenbus gegooid te zijn. Binnen was het koud en donker. Er lag nog een stoflaken over de staande klok. Ondanks de kou was het er bijzonder benauwd en er hing een vage, maar curieuze geur die ze nog nooit eerder had geroken.

Ze liep snel de hal door en verdween even om de hoek, linksachter. Het zag er uit als een weloverwogen, doelbewuste handeling, ze gedroeg zich als een vrouw die een gerucht gaat onderzoeken of een vermoeden bevestigen. En toen ze enkele seconden later terugkeerde was er een lichte glimp van tevredenheid op haar gezicht te bespeuren.

Ze bleef in het midden van de hal staan, alsof ze zich afvroeg wat ze nu moest doen. Toen draaide ze zich abrupt om en liep naar de studeerkamer van haar man. Op het bureau vond ze zijn adresboek, en toen ze er even in had gebladerd pakte ze de telefoon en draaide een nummer.