De kip.
Tom had wel trek in iets lekkers. Het eten in het vrouwenkamp was minder dan niet veel soeps … een hapje rijst zou er wel bij hem ingaan..
De weg voerde door een stukje bush-bush langs de kazerne van
de Japanse militairen. Achter de kazerne lag de kippenren, die grensde aan hun keuken. Ongetwijfeld smikkelden de Jappen volop van de kippen en hun eieren.
Tom was de smaak daarvan bijna vergeten.
Hij stond een beetje te hangen tegen het kippengaas. Vingers
en neus erdoorheen, gezicht en armen er tegenaan gedrukt. Hij kakelde wat om de
kippen te lokken maar het enige wat gebeurde is dat ze geschrokken wegrenden.
Ondertussen maakte hij alsmaar schoppende bewegingen op de grond. Stilstaan kon
hij niet. Opeens merkte hij dat er door zijn geschop een gat ontstaan was tussen het gaas en de grond. Een klein gat,
dat wel, maar als hij zo nog even door zou schoppen kon er misschien wel een
kippetje door naar buiten glippen. Kakelend en schoppend ging hij zo nog even
door, tot de opening groot genoeg was. Jappen waren er in geen velden of wegen
te bekennen.
Hij hoefde niet lang te wachten. De kip met de grootste
vrijheidsdrang werd razendsnel gevangen. Hij trapte het gat weer dicht en holde
met de nog hysterisch kakelende kip naar zijn moeder. Zijn duim en wijsvinger
knelden zich steeds vaster om het kippennekje. Aangekomen bij het vrouwenkamp
was het beestje doodstil.
Geschrokken maar ook blij reageerde zijn moeder op Tom’s
vangst. Ze was wel bang voor de reactie van de Jappen. Blij was ze met het
lekkers. “Begraaf de kip voorlopig maar even, misschien kan ik hem vanavond
klaarmaken”.
Dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van de middag,
stapten uit een grote stofwolk, veroorzaakt door de remmende legerjeep, drie
kleine Japanse militairen.
Alle vrouwen en kinderen moesten zich verzamelen. De
diefstal was ontdekt. De kip moest terug. De dader moest zich melden. Tom
verschool zich achter moeders brede heupen. Nogmaals werd de dader bevolen zich
bekend te maken. Tom trok aan moeders jurk en schopte in de grond.
Tante Lien, een nicht van Tom’s moeder, werd door twee Jappen naar voren gesleurd.
Jammerend en smekend, keek zij naar de groep vrouwen en kinderen. De diefstal
moest bestraft worden. Deze vrouw of de werkelijke dief! Nog één kans kreeg de
kippendief: ‘kom naar voren nu!’ Tom duwde zijn gezicht, de ogen stijf
gesloten, in moeders rug … knelde haar
jurk in zijn samengebalde vuisten.
De straf werd meteen ten uitvoer gebracht. Een
hartverscheurend gekrijs, een daverend mitrailleursalvo en dan, heel even, helemaal
niks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten