dinsdag 18 juli 2023

EEN OPWINDENDE GEUR.

 Het is wat benauwd in huis. ‘t Ruikt een beetje muf. Ik gooi alle ramen open. Dacht, dat m’n vriendin, Cora niet thuis was, dus ik loop pardoes de slaapkamer in om ook daar een raam open te zetten. Met haar kruin naar mij toe ligt ze in bed. Ze heeft oordopjes in voor de muziek. Mee neuriënd, streelt ze met haar linkerhand haar buik en borsten. Ze ligt met iets gespreide benen. De palm van haar rechterhand ligt op haar schaambeen en haar middelvinger laat ze vliegensvlug bewegen over haar clitoris. Ze heeft me niet zien of horen binnenkomen, anders zou ze ongetwijfeld gelijk gestopt zijn. Zachtjes loop ik achteruit de slaapkamer weer uit. Doe zachtjes de deur dicht. Ze had hier zelf het raam al open gezet.

Ik zet koffie. Nog steeds op een tamelijk ouderwetse manier:  in een koffiezetapparaat. Zo’n elektrisch ding, dat water verhit en stuwt naar een met gemalen koffie gevulde filter, waaruit dan koffie een glazen kan indruppelt. Een verwarmingselement, onder de glazen kan, houdt de koffie warm. 

De koffie uit die moderne pads-apparaten vind ik niet je dàt. Wat ik zeker niet begrijp is waarom die dingen zo’n rotherrie moeten maken.

Na dit geleuter is de koffie klaar. Cora naar alle waarschijnlijkheid ook, hoewel ik haar niet gehoord heb. Hoe dan ook, ze komt vrolijk, bijna huppelend de woonkamer binnen. Ze geeft me een zoen op mijn kale hoofd en knijpt me zachtjes in mijn schouder. Haar hand ruikt nog naar die opwindende muskusachtige geur van haar natte poes. Dat windt me zowaar nog op ook. Het gaat blijkbaar nooit over en dat terwijl Cora en ik nog maar pas hebben gevreeën. Eergisteren nog, dacht ik. 

 ‘Hallo schat. Ben je al lang thuis?’ Ze luistert niet naar mijn antwoord. Zegt in één moeite door: ‘Hé, ik ruik koffie! Heb je koffie gezet? Lekker. Zal ik voor jou ook een bakkie inschenken?’

‘Ja, lekker.’

‘Waar ben je geweest, schat?’

‘Op de markt en daarna naar de bieb. Ik heb nectarines meegenomen, een grote watermeloen en aardbeien. Ik heb ook nog gekeken naar nieuwe bretels maar er waren geen grappige te koop. In de bieb heb ik eindelijk Turks Fruit van Jan Wolkers kunnen scoren. Dat boek wil ik nog eens herlezen, Voor de vierde keer! Ik ben een paar daagjes zoet, meissie.’

Cora zet de koffie op de salontafel.

‘En jij? Heb jij je een beetje vermaakt vanochtend?’

‘Beetje uitgeslapen ... wat bloesjes en een paar overhemden van jou staan strijken.’

Ik besluit niks te zeggen over wat ik gezien (en geroken) heb. Het is iets van háár en dat moet ook zo blijven. Genieten vàn zichzelf, mèt zichzelf.

Vreemd toch hoezeer  Cora en ik wat dat betreft verschillen. Ik zou me bijvoorbeeld absoluut niet kunnen bevredigen zonder inspirerende video’s of foto’s. Cora heeft die poespas niet nodig: voor haar is zelfbevrediging puur lichamelijk genot.

‘Lekker bakkie!’ Als verrassing heb ik van Dudok twee appelpunten meegenomen. Heerlijk. Alleen jammer dat er geen slagroom in huis is.  

maandag 17 juli 2023

NEEM EEN HUISDIER.

 

Neem een huisdier!

Een huisdier schijnt te helpen tegen eenzaamheid. Vòòr mijn dertiende heb ik me nooit eenzaam gevoeld. Ik woon in Spangen en heb volop vrienden: René, Tom, Cees, Arie enzovoorts. De meesten zitten bij mij in de klas of wonen in de buurt. We voetballen, vissen, doen bussie-trap, belletje trek, honkballen, knikkeren en ga zo maar door. Ik heb niet eens tijd genoeg voor al die dingen. Na de lagere school gaan mijn vrienden allemaal naar andere scholen. Ik ga als enige naar de hbs en onze vriendengroep houdt gewoon stand. Als ik net dertien ben, verhuis ik naar een groter huis op Zuid. Nog een paar weken vòòr de verhuizing moet ik vanuit West naar mijn nieuwe school daar; met een tram en een bus door de Maastunnel. Ik kom in klas 2b. Een klas van vijfendertig. Ik maak geen contact. Ben apathisch. Schrik, klap dicht als  er wat van me verwacht wordt. 

Na school ga ik met een bus naar het nieuwe huis. Tegelijk met mij stapt een meisje in, wat ouder dan ik. Na een paar haltes kijkt ze plotseling om naar mij. Ze glimlacht. Ik bloos en kijk vlug naar buiten, doe net alsof ik haar glimlach niet heb gezien. We stappen beiden bij dezelfde halte uit. Ik stap zo snel mogelijk bij haar vandaan, wat nog niet meevalt met zo’n tas vol zware boeken.

  Er wonen geen jongens van mijn leeftijd in onze nieuwe straat. Daar was ik niet rouwig om. Ik denk nog steeds aan mijn oude vrienden, hoewel ik nooit meer één van die gasten gezien heb.  Ik isoleer mezelf. Masturbeer me suf. Afgrijselijk eenzaam voel ik me. Maar nooit komt in mij het verlangen op naar een dier. Als ik nu aan die tijd terugdenk, kan ik me maar één dier voorstellen, dat me toen een lol had kunnen doen: een valse rat, die me naar de strot springt. Alles in een keer voorbij.   

 Op mijn zestiende leer ik Jan kennen. Een klasgenoot. Hij woont om de hoek. Toch nog een vriend. We gaan samen naar school, naar de bios, de disco en …. we spijbelen. Mijn cijfers gaan snel bergafwaarts. Ik mag niet meer met Jan omgaan van mijn moeder. Hij heeft een slechte invloed op mij, zegt ze. ‘Weer ben ik alleen. Helemáál alleen ben ik natuurlijk nooit in ons grote gezin.

 Nooit heb ik het gevoel gehad, dat willekeurig welk dier dan ook, mij van mijn eenzaamheid zou kunnen verlossen. Keihard werken helpt. Studeren, mijn moeder helpen met boodschappen doen en stofzuigen. Ook door met mijn kleine broertjes bezig te zijn. Spelen, zwemmen, voetballen ... De tijd lijkt zo wat minder traag te verstrijken. Deze solitaire periode duurt tot mijn negentiende. Dan ontmoet ik Carole, de schat. Ik leer de liefde kennen; niet alleen voor haar. Ze brengt de liefde voor dieren in mijn leven. We nemen een hond, drie poesjes en twee waterschildpadden in huis. We verzorgen onze lieve dieren met warmte en genegenheid … ongelooflijk wat we daarvoor terugkrijgen!

zondag 16 juli 2023

STILTE.

 Stilte.

Je kan een speld horen vallen in deze ruimte. Toch zitten hier zeker honderd mensen bij elkaar.  Oud en  jong; vooral jong. Uit alle uithoeken van de wereld.  Hier heerst de devotie, die je verwacht in een kerk. Het is de stilteruimte van de bibliotheek. Fluisteren mag; heel kort, heel zacht. De focus ligt hier op studeren. Er wordt gewerkt op  mee gebrachte laptops, iPods of (tegen betaling) op computers van de bieb. En, ongelooflijk: je ziet hier nog ‘diehards’, die in een schriftje zitten te pennen. Nee, nee, niet alléén ouwetjes!

 Op de werktafels ligt volop eten en drinken: krentenbollen, eierkoeken, sultana’s en bounties. Geen knäckers en zakken chips. Daar durft niemand aan te beginnen. Honderd blikken doden je al na één hap.

 Op geen enkele tafel ontbréken die ongemakkelijke koffiebekertjes .....  AA-drank en Extran zijn erg populair’.  Ook zie je veel kartonnetjes melk en drinkyoghurt’. Opvallend weinig blikjes.

 Tussen de middag gaan de meesten even een luchtje scheppen en lunchen. Ze laten hun spulletjes vol vertrouwen achter op hun werkplek. Hier in de buurt is een duizelingwekkende hoeveelheid lekkers en (on)gezonds te koop.

Is de enkeling, die nog een gezond twaalfuurtje van huis meeneemt (of meekrijgt) nog wel van deze tijd???

 Het openen van blikjes, moet geruisloos gebeuren maar dàt valt niet mee! Ik zie daar iemand mee tobben. Een broodmagere Japanse of Koreaanse student, vlasbaardje, jampotglazen in zijn bril; onder zijn korte broek steken lange, spierwitte benen. Met die gigantische paars-groene koptelefoon op ziet hij er koddig uit.  Hij pakt zijn blikje Red Bull. Doet het in zijn tas. Waarschijnlijk voor een zo geruisloos mogelijke ‘SPRSJT!’....., maakt hij dat blikje in zijn tas open. De Red Bull spuit in zijn gezicht. Druipt van zijn armen. De drank blijft als bier uit het blikje schuimen, ook nog als het op zijn werktafel staat. ’t Is een nare kleefboel om hem heen en in zijn tas.. ’t Was zo goed bedoeld maar qua geluid maakt het geen bal uit: openen in of uit de tas.

Logisch dat vooral flesjes populair zijn. Met name AA en  Extran. Anderhalve liter flessen zijn  er nu óók. Het vervelende is dat die niet hervulbaar zijn. Te groot. De halve liter flesjes kunnen wel makkelijk hervuld worden. Die passen net onder de kraan van de wasbak in de wc.

  Praten kàn hier op de zesde overigens wèl  ... echter uitsluitend in de geïsoleerde cabines. Die moeten gereserveerd worden. Zonder probleem kan daar geconverseerd worden, al dan niet luid. Er wordt niet gezeurd over schaterlachen, stem verheffen, met de vuist op tafel slaan en vanzelf ook niet over het eten van krakend verse Lays.

Een paar keer per week zit ik zelf in zo’n cabine. Dan praat ik, één op één Nederlands met ‘nieuwkomers’, om de taal met ze te oefenen; onder andere met Magda, Gabriela, Kamila’en Kawus.

 Ik ben één van die ouwetjes op die zesde. Ik zie, in die stilte, dingen, die een ander misschien ontgaat of niet belangrijk vindt.

zaterdag 15 juli 2023

WIE GOED DOET,GOED ONTMOET>

 Wie goed doet, goed ontmoet.

 De laatste twee jaar kan Rita het niet meer opbrengen. Ondanks haar leeftijd (67), heeft ze tot twee jaar terug, het zonnetje in menig huisje laten schijnen. Soms door er een paar minuutjes te zijn voor hèn, die in het verdomhoekje zitten of er  weer net aan het uitkrabbelen zijn. Rita was écht geknipt voor dat werk, dat voor haar eigenlijk geen werk mag heten.  Voor haar was het  een uit de hand gelopen hobby, haar tweede natuur.  

‘Als ik wat voor je kan doen, hoor ik het wel, hè?’ Dat zinnetje ligt voor in haar mond. Maar in de praktijk wacht  ze nooit zo lang.. Feilloos voelt ze aan waar hulp geboden is en steekt ze de handen uit de mouwen. Alles komt min of meer toevallig op haar pad. Achteraf gezien  heeft het altijd zo moeten zijn. Dat heeft niet alleen met haar ‘open mind’ te maken. Warm en zorgzaam is Rita. Een leuke verschijning ook. Absoluut geen zevenenzestig jarige. Als je d’r ziet lopen op die rode Nikes, met die strakke spijkerbroek, dat kort, zwart leren jasje over een strak wit T-shirt, een spannend lob-kapsel (peper en zout) trendy style, dan geef je haar hooguit vijftig.

Elke dag gaat om zes uur ’s morgens haar wekker. Haar man Harrie draait zich dan nog eens om. Rita springt monter uit bed. Haalt een washandje over haar gezicht, kleedt zich aan en maakt alvast een beginnetje met het avondeten. Dat scheelt weer voor vanmiddag. Kan dat kleine Brammetje van drie, wat langer bij haar onder douche. Zijn ouders zijn elke dag laveloos. ‘t Kind wordt verwaarloosd. Zit tot diep in de nacht nog voor de tv. Rita heeft Jeugdzorg er al op gezet.   

Wat ze al niet doet: ze trekt de steunkousen aan van de  zwaarlijvige mevrouw Harzo. Ze strijkt de overhemden van de rheumatische meneer Tonal en soms ook nog die van zijn zoon, een luiwammes eerste klas, die  het eigenlijk gewoon zelf moet doen. Maar Rita pakt die paar overhemden extra zonder morren mee: haar motto is: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

Ze past op de papagaai van omaatje Brands, zodat dat beest niet als een zotte te keer gaat als ze even weg moet. Alleen bij Rita houdt dat kreng zich koest.

Bij lekker weer gaat ze wandelen met meneer pastoor. Die oude dorpspastoor, die minstens drie meisjes, kleutertjes nog, onzedelijk heeft betast. Gods straf is niet misselijk. Hij kreeg een  beroerte en sindsdien is hij gekluisterd aan zijn rolstoel. Rechtszijdig verlamd. Praten kan hij niet meer, kwijlen des te meer. Vandaar die handdoek in het rolstoelnetje.

Na de onverwachte zelfmoord van de pastoor gooit Rita de handdoek in de ring. Hij brengt  zichzelf om zeep door zijn kwijlhanddoek diep in zijn strot te duwen. In elk neusgat stopt hij een brandend kaarsje’. Zijn  lichaam wordt ’s ochtends vroeg, voor het Maria – altaar gevonden door schoonmaakster Rita.

Er gaan sterke verdenkingen naar haar uit van ‘hulp’ bij zelfdoding van de pedo.

vrijdag 14 juli 2023

SCHOONMOEDERTJE.

 

Schoonmoedertje.

Op de markt zie ik mijn oud-collega Ruud lopen. Een lange vent. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85m. Ruud moet mij gezien hebben, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik er geen behoefte aan heb iemand te ontmoeten; dat ik het liefst bij mezelf wil blijven. Af en toe kijk ik om, Ruud zie ik even niet meer. Zou die al van de markt af zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij zal hij wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, naar de lantarenpaal waar ik mijn fiets aan heb vast gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Iemand vertelde me eens dat Ruud getrouwd was met een vrouw, die twaalf jaar ouder was dan hij. Het was een ‘moetje’ Dat meisje dat bij hen liep, moest wel hun dochter zijn. Ruud zal nu veertig zijn. Dan is die vrouw tweeënvijftig.  Op een afstandje is dat leeftijdsverschil nauwelijks waarneembaar.

 Familie ‘Ruud’ loopt naar de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit, vermoed ik. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Het kan haast niet anders of hij moet me zo herkennen. Vlak bij mijn fiets, passeren we elkaar rakelings. Maar nee hoor, hij loopt gewoon door. Zijn bananenschil duwt hij nota bene vlak voor mijn fiets in een rioolput  en loopt vervolgens rustig door.

Nu wil ik hem tòch even spreken. Ik heb nog een appeltje met hem te schillen: die ‘sufgelulde’zoals hij me destijds noemde, zit me nog steeds niet lekker.

 ‘Hé Ruud! Ruud! Hoi! Ken je me niet meer?’

‘Neen man, geen flauw idee, maar verras me eens?

‘Ik ben Ad van Spangen.’

‘Sorry, maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 

‘Nee, Ruud, mijn naam is ook niet Ad van Spangen. Ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen.’

‘O, ja nou gaat het me weer dagen, jij was die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar naar je toetsenbord te staren. Dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gekregen: het eerste wat we samen deden was onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee, jongen?’

 Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

‘Trouwens Ruud, ben je een lekker een dag je uit in Rotterdam met je dochter en je schoonmoedertje?’ We schudden elkaar de hand.

 ‘Ja, we zijn wèl een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dit is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, ho maar Ruud, dat weet ik heus wel; ik maak maar een geintje.’ Ruud is duidelijk ‘not amused’: zijn gezicht staat zelfs op onweer.

 Het is van zo dichtbij, goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer zo piep is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld koppie. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is top: heel mooi rood haar heeft ze, net als haar vader.

donderdag 13 juli 2023

KORTE BROEK.

Nadat ik een pond gemengd gehakt en mergpijp voor de hond heb gekocht, fiets ik naar Bristol voor een paar korte broeken. In een reclameblaadje zie ik dat korte broeken in de aanbieding zijn. Nog geen vijftien euro voor een korte broek tot halverwege de bovenbenen. Precies de broek die ik zoek. Van die wijde, slobberige, zogenaamd korte broeken, tot op of over de knie, houd ik niet.

Mijn maat weet ik nooit precies. Ik denk vierendertig; zeker weten doe ik het niet. Een verkoopster kan mijn maat wel opnemen. Een jongedame met een mouwloze donkerblauwe werkjas, is bezig bij een kledingrek om groene T-shirtjes van kleerhangers af te halen en er blauwe T-shirtjes voor in de plaats te hangen. Geen leuk werk. Ze heeft er niet veel zin in. Met een norse uitdrukking op haar gezicht smijt ze de groene T-shirtjes als natte vaatdoeken in een grote gele plastic bak. Veel moeite om leuk op haar werk te verschijnen, heeft ze niet gedaan. Het enige aantrekkelijke aan haar vind ik haar prachtig glanzende, zwarte haar. Klein en tenger is ze. Een meisje nog. Hooguit zeventien. Ze is nog weinig in de zon geweest. Haar gezicht en ook haar benen zijn nog wit. Ze heeft wallen onder haar ogen, alsof ze een paar nachten slecht geslapen heeft. Een trieste indruk maakt ze op mij. Triest en verwaarloosd.

Voor klanten is het altijd prettig als het verkopend personeel een frisse, opgewekte indruk maakt. Bij Bristol heeft dat blijkbaar geen prioriteit. Af  en toe kijkt de verkoopster schichtig mijn kant op. Ze zal me in de gaten moeten houden: misschien is hij de kleptomaan, die zijn rooie Dirck van der Broek-tas aan het volstouwen is.   

Wat ik moet weten is, welke maat korte broek ik moet hebben. Ik stap met mijn vraag op de tengere verkoopster af. Zenip, zo heet ze, kijkt me vriendelijk aan en pakt een meetlint uit haar jaszak.

‘Ik zal even uw heupmaat opmeten, meneer’. Haar stem heeft een mooi, donker timbre. Had ik niet verwacht.

‘U heeft maat vierendertig. Er hangen nog genoeg broeken van die maat in dat rek daar, waar u net stond.’

Ik bedank haar en ga even later met drie korte broeken het pashokje in. Ze  heeft het goed opgemeten. Maatje vierendertig past. De broeken hebben ook precies de juiste lengte.

Ik koop een spijkerstof, een corduroy en een katoenen broek. Het is lekker weer, dus ik houd de beige broek gelijk aan. De lange broek, die ik aan had toen ik Bristol binnenliep, heb ik in mijn Dirk van der Broektas gepropt; bovenop het gehakt en de mergpijp.

Bij de kassa leg ik twee van de korte broeken èn het prijskaartje van de derde broek neer … van de broek, die aangehouden heb dus. De filiaalchef wordt er bijgehaald, want zo iets heeft het kassa-meisje nog nooit meegemaakt. Hij doet moeilijk … wil dat ik hem uittrek  … maar daar begin ik niet aan ... alle betalingsgegevens liggen bij de kassa ... uiteindelijk gaat hij met tegenzin akkoord.  

Met opgeheven hoofd stap ik Bristol uit. Echt korte-broeken-weer vandaag. Ga nu eerst effe naar Capri: met de Rotterdampas een oubliehoorn met twee tagliatelli-bolletjes scoren.       

woensdag 12 juli 2023

DATE

Er is niemand in het herentoilet. Alle wc-deuren staan open en de acht urinoirs zijn allemaal vrij. Er hangt een kunstmatig sinaasappelgeurtje in de ruimte. Ik moet plassen meer niet. Ik kies voor één van de urinoirs. Die zijn vrijwel altijd schoon, in ieder geval goed bruikbaar. Af en toe sta ik wel eens te dansen in andermans pies. Normaal plas ik het liefst zittend maar de wc-brillen op herentoiletten zijn doorgaans goor, nat, onhygiënisch en plakkerig. Daar durf ik niet op te gaan zitten. Soms werkt er in de toiletruimte een heer of juffrouw van de retirade. In dat geval waag ik mijn billen wel eens aan een wc-bril. Met grote passen loopt een man in een Feyenoord - shirt met dito petje achter me langs, stapt een wc in en knalt de deur achter zich dicht. Ik was mijn handen en droog ze aan een luidruchtige handendroger.

Ik kijk even in de spiegel. Meer dan mijn hoofd zie ik niet. Zo dadelijk heb ik een ‘date’, met een dame, Natalie geheten. Toch nog vergeten mijn neus- en oorharen te knippen. Ik wrijf nog een beetje ‘soep’ uit mijn ogen. Mijn tanden zijn wat gelig maar schoon; net  gepoetst. Meer kan ik er echt niet aan doen. Mijn haar is keurig geknipt. Baardje getrimd. Jammer wel dat ik de laatste paar maanden steeds van die rode vlekken heb op mijn voorhoofd. Vooral als er een beetje zon is. Ook nu weer. Die vlekken verdrogen, gaan schilferen en dan dwarrelen die schilfers op mijn kleren maar even goed ook  op mijn eten of in mijn drinken. Met zo’n date komt dat wel erg slecht uit.

Achter me stapt de Feyenoordsupporter de wc uit. Iets te hard zwaait hij de deur weer dicht, waardoor de stank uit die wc heel eventjes hinderlijk om me heen komt hangen. De man pakt uit zijn binnenzak een grote viltstift en schrijft op de buitenkant van de groene wc-deur: ’AJAX DOOD’ met een doodskopje er achter. Met een waarschuwend vingertje komt hij op me af en zegt dreigend: ’En jij gaat toch zeker wel je mondje dicht houden, hè, poepie?!’

Normaal zou ik bang worden van zo’n kerel. Nu niet. Ik heb de beveiligingscamera’s hier gezien. Hij niet, denk ik.

Stukken rustiger dan dat hij hier binnenkwam loopt hij naar buiten. Begrijpelijk wel. Hij is kwijt wat ie kwijt moest. Wat ik echter niet begrijp, is dat hij hier weg wandelt zonder zijn handen te wassen.

O jee, mijn gulp staat nog open, slordig! Goed dat ik nog even kijk. Ik heb nu mijn kaki broek aan en die heeft gulpknoopjes. Waarom de confectie-industrie nu ineens weer is overgegaan op herenbroeken met gulpknoopjes, daar begrijp ik helemaal niks van. Een rits is veel makkelijker.

Als ik de toiletruimte uitloop zie ik dat een beveiligingsmedewerker de Feyenoorder overmeesterd heeft. Een collega belt, waarschijnlijk om assistentie. Zal zo wel komen. De politie moet tegenwoordig ook voor iedere pietluttigheid opdraven.

 

Mijn date is er nog niet. Ik zal vandaag toch niet wèèr tevergeefs een uur aan dat tafeltje moeten wachten?