Jef slaat zijn armen om Karin heen en zegt, met omfloerste ogen: ‘Het is vreselijk klote, Karin, het moet blijkbaar zo zijn maar mijn gevoel zegt me, dat wij hier samen stèrker uit gaan komen.’
vrijdag 7 april 2023
PAS OVER DRIE WEKEN.
woensdag 5 april 2023
DE RATELENDE FIETSER
Vandaag wordt het mooi weer; tamelijk windstil. Is er beter fietsweer? Ik besluit, na de weerman te hebben aangehoord, om mijn wielerklassieker Rotterdam – Hoek van Holland - Rotterdam te gaan rijden. In mijn eentje, zoals gewoonlijk. Dat doe ik het liefst eigenlijk … geen gezeik als ‘rij es beetje door ,hé!’ of ‘kan het niet wat rustiger?’ En dan belt zomaar ineens mijn ex-collega Petra. Ze vertelt enthousiast over haar ritje afgelopen zondag; met de metro helemaal naar het Hoekse strand. Ik vertel haar wat ik vandaag van plan ben.
‘Oh, Jee, dan wil ik met je mee.
‘Nee, hè,’ denk ik. Dus ik zeg: ‘Ja, goed idee!
We zitten om precies tien over tien op de fiets. We fietsen
over de Westzeedijk, via de Schiedamse wijk ‘de Gorzen’ naar Vlaardingen en daar zo snel mogelijk naar het prachtige
fietspad langs de Nieuwe Waterweg: één rechte weg naar Hoek van Holland.
Nog geen maand geleden gaf ik in het Rotterdamse deel van
deze fietstocht de Argentijnse Juliëta, een kennis van het filmfestival, een
lesje ‘Rotterdam voor beginners’. Nú mag ik Petra, die nog maar kort in
Rotterdam woont, het een en ander vertellen over onze mooie stad. Bij Juliëta
was de grote handicap, dat ik het in Engels moest doen. Haar moedertaal, Spaans,
spreek ik niet. Dáár heb ik bij Petra dus geen last van. Een geslaagd Rotterdams woordgrapje gaat over ons (oude)
belastingkantoor, dat gevestigd is in de Puntegaalstraat. Juliëtta zou er niets
van begrijpen als ik zou vertellen dat de Rotterdammers zeggen dat het
belastingkantoor in de ‘Pluk-je-kaal-straat’ staat. Petra schiet in de lach. De
poging zoiets te vertalen in het Engels, ontaardt zonder twijfel in een slap
cabaretnummer.
Petra wordt, net als Juliëta destijds, helemaal lyrisch als
ze, en dan nog wel van een flinke afstand, Rotterdams toeristische attractie
nummer, één Delfshaven ziet liggen. Het haventje, met oude schepen, de kades
met oude, keurig gerestaureerde gevels.
‘Ja, zegt Petra, ‘ik heb gehoord dat er zo veel leuke
winkeltjes zijn in Delfshaven.’
Ik zeg haar dat er nauwelijks leuke winkeltjes zijn: wel
leuke vreettentjes, de historische Pilgrimfatherskerk met het fraai klinkende
carillon, het museumpje genaamd ‘Dubbelde Palmboom en niet te vergeten de 18e
eeuwse, gerestaureerde molen ‘de Klapwiek.’
Bij die molen heb ik zelf nog enige tijd als vrijwilliger
gewerkt. Erg leuk. Ik haal er nog steeds het kilootje volkorenmeel voor
het zuurdesembrood dat ik wekelijks bak.
‘Waarom werk je er dan niet meer?’ vraagt Petra.
‘De molenaar halveert plotsklaps, zonder dat hij het er ooit
met me over heeft gehad, de
vrijwilligersvergoeding. Die was altijd een kilo meel per week. Hij zegt
dat hij mensen zat kan krijgen voor dat werk. Voor een pond, een half pond of nòg minder meel. Zelfs zijn er, die geld mee willen nemen om hier vrijwilliger te
mogen zijn. En eigenlijk alleen maar omdat die zo mooi is!
Tsja……..'Die mooie molen. Dat is toch ook een liedje ….?'
Ach ja, als de zaken er zo voor staan, dan stop ik er maar
mee. Gaat hij toch lekker met die lui in zee die het voor niks willen doen.
Voor mij hoeft het niet meer. Het meel is daar echter van puike kwaliteit en
niet zo duur; dus kom ik nog altijd in die
molen voor mijn broodjes.
Met dit weer is fietsen volop genieten. Over vrijwel alle
leuke plaatsen waar we langs fietsen in het Rotterdamse weet ik Petra wel wat
te vertellen.
‘Want o,o,o,o,o wat weet ik toch vreselijk veel!?’ Over de moeilijke wijk Schiemond (drugs,
wapenhandel), waar ik bijna tien jaar naast woonde. Over de prachtige
monumenten Diepenveen (1929) en het HAKA-gebouw (1914), Petra lijkt het allemaal schitterend te
vinden om te horen. Over de wijk Spangen. Het prachtige wooncomplex Justus van
Effen. Mijn ouwe lagere school: de Sint Nicolaasschool. Over mijn favoriete
voetbalclub Sparta en Schiedam, de stad waar ik geboren ben, de Schiedamse scheepswerf Gusto en de fraaie
Liduinakerk daar, genoemd naar Liduina die haar heup…’
‘Sorry hoor Jee,’ onderbreekt Petra mijn verhaal abrupt, ’ja,
eh, sorry dat ik je onderbreek, Jee, ik word nu toch wel een beetje moe van je
onophoudelijke geratel. Ik wil graag
veel zien van en horen over Rotterdam en omstreken maar niet alles tegelijk in één uur. Begrijp je wat ik bedoel?'
‘Ja, Petra, dat begrijp ik wel hoor,’ zeg ik enigszins
beteuterd. Vanaf Vlaardingen hebben we
een stilte-fietstocht. Over het mooie
fietspad langs de Nieuwe Waterweg richting Hoek van Holland. Na aankomst in Hoek van Holland luisteren we
nog even naar het ruisen van de Noordzee, het krijsen van de meeuwen en een
laag overvliegende traumaheli, die hier nu zo te zien helemaal niks te zoeken
heeft.
Deze eerste echte lentedag kan, nu, om half twee in de
middag, niet meer stuk. Het wordt zelfs nog leuker voor mij als Petra zegt dat
ze met de fiets in de metro terug gaat. Joepie! Dan kan ik lekker in mijn eigen
tempo, met een lekker windje mee, terug naar huis racen.
Petra belt me om kwart voor vier dat ze al thuis is. Ik ben heerlijk aan het fietsen, in m’n uppie. Ik moet nu nog wel een uur!
dinsdag 4 april 2023
SONJA'S WANDELCLUB EN DE ERVAREN WANDELAAR ROB
Een stel sportieve zeventigers, tien dames en twee heren, staan, bij lekker weer, elke maandagmiddag rond een uur of een in het Huis van de Wijk Lage Land te trappelen om er dik drie uur op uit te gaan. Het is onze wandelclub. De ene week wandelen we dicht bij huis. In het Kralingse Bos. De andere week lopen we in een andere buurt van Rotterdam zoals Kralingen, het Noorden of Spangen. Ook wagen we ons nog wel eens wat verder van huis. Dan genieten we, al wandelend, van stadjes in de buurt van Rotterdam; zoals Gouda, Vlaardingen, Dordrecht of Delft. We lòpen natuurlijk nìèt helemaal naar die plaatsen buiten het Kralingse Bos. Daar gaan we dan naar toe met de trein of metro.
Met een gerust hart kunnen we dat doen omdat ‘Sonja’s
wandelclub’ met wandelaar Rob een genie in huis heeft, die, zonder dollen,
ontzettend veel kennis in huis heeft over reizen met de trein. Maar nog veel
meer dan van reizen met de trein, weet hij
van het reizen met de metro. Daar hoef je hem helemaal niets over wijs
te maken. Eigenlijk mag je wel zeggen, en dat zegt hij zelf gewoonweg ook: ‘Van
reizen met de metro weet ik àlles. Al tientallen jaren lang reis ik dagelijks
met de metro. Ik ben er echt kind aan huis.’
Wij hebben het eigenlijk nooit hardop gezegd maar het is wèl
zo: ere wie ere toekomt: zonder Rob kunnen we niet. We zouden in de verkeerde
metrostations en op de foute perrons terechtkomen en in de verkeerde metro’s
stappen. ‘Sònja !!’ hoor je Rob dan in het metrostation zeggen, met de klemtoon
op Son, ’je moet niet naar links maar
naar rechts, want als we dààrheen gaan, dan gaan we weer terug naar huis.’
Gelukkig is hij er altijd
bij. Door een kleine ongesteldheid laat hij zich niet kisten. Elke maandag om
kwart voor een staat hij al vrolijk te trappelen in het Huis van de Wijk Lage
Land. Hij zal glimmen van trots als hij dit leest. Het is ook beslist niet
overdreven ... bovendien: het is niet alleen fijn om hem er bij te hebben op
het gebied van ‘de weg weten.’ Rob is in
de groep een ware sfeermaker, een gezellige prater. Hij babbelt vrolijk met
iedereen. Van vele … neen: van álle
markten is hij thuis: politiek, godsdienst, muziek. Helemaal leeft hij op als
hij kan praten over zijn vakanties. Hij is in zijn leven al in ontiegelijk veel buitenlanden geweest. Daar wisselt hij
graag ervaringen over uit met de mede-wandelaars, die toevallig ook in het
zelfde gebied geweest zijn.
Halverwege de wandeling wordt er altijd een halfuurtje
gepauzeerd. We drinken thee, cappuccino, Spa rood en een enkeling heeft alcohol
nodig. Rob trakteert zich de laatste weken op een warme chocolademelk met slagroom.
Tsja, Rob is ook een grapjas. Als hij bijvoorbeeld vindt dat
Sonja de pauze wat te lang laat uitlopen gaat hij naar haar toe en zegt: ’Sònja
(weer met die klemtoon op Son) het speelkwartier is al voorbij hoor!’ Ook een
bekende dijenkletser van Rob is: Hé, Sonja, gisteren was er een bekende van jou
op tv.’ ‘O ja, wie dan?’ vraagt Sonja nieuwsgierig. ‘Sinterklaas’ zegt Rob,
gierend van de pret. Ook dolt hij Sonja
nog al eens met haar lieve hondje: ‘Jahaaa Sonja je hondje luistert altijd heel
braaf naar jou, hè maar echte mannen doen
dat niet hoor!
Wandelen is Rob’s z’n lust en zijn leven. Het komt
regelmatig voor dat hij drie keer per week met een andere groep op pad is. Hij
organiseert die wandelingen ook meestal zelf. Die ervaring heeft hij, dat merk
je duidelijk.
Tijdens ònze wandelingen ‘jeuken zijn vingers’, dat kan hij
niet verhullen. Hij realiseert zich altijd bijtijds, dat dit niet ‘Rob’s
wandelclub’ is. Keurig netjes houdt hij zich dan in en laat hij Sonja van
‘Sonja’s wandelclub’ haar eigen plan uitvoeren.
maandag 3 april 2023
UITGEDROOGD.
Extra lang verhaal.
Co, een neef van me uit Zwammerdam, ligt met een zware longontsteking in het
ziekenhuis. Op een zonnige zaterdagmiddag in mei ga ik bij hem op bezoek, samen
met mijn driejarige zoon Theun. Het ziekenhuis is in Alphen aan de Rijn. Ik ga
met de auto. Het is een half uurtje rijden van Rotterdam. Bij aankomst in Alphen is Theun, in diepe
slaap. Pech voor hem … hij zal toch echt die auto uit moeten. Bijna vergeet ik de rode dirkvanderbroektas
met het kado voor Co.
Eenmaal in het ziekenhuis wordt mij gelijk duidelijk gemaakt
dat Theun niet mee mag naar Co. Het besmettingsgevaar is te groot. Ik zet Theun
in de speelhoek van de wachtruimte. Vraag de receptioniste een oogje in het
zeil te houden. Theun kijkt toevallig even van zijn kleurwerkje op als ik de
lift in stap naar de achtste. Ik zwaai naar hem. Hij zwaait terug.
Mijn oudste broer JoHans, de vader van Co en mijn zus Teha
zitten zorgelijk kijkend aan weerskanten van de patiënt. Co ligt helemaal van
pampus aan het infuus. Totaal
uitgedroogd.
‘In zijn geval is er
eigenlijk niks beters dan zo’n infuus, Jeetje,’ zegt mijn broer.
Uit de rode dirkvanderbroektas pak ik de tros bananen die ik
voor Co heb meegenomen. Ik leg het fruit aan zijn voeteneind. Of hij er blij
mee is kan ik niet goed aan hem zien. Voor iemand die zoveel vocht heeft
verloren zijn die bananen op zich prima!
Het uitzicht vanuit de kamer op de negende, ja, ik dacht eigenlijk
dat hij op de achtste lag maar goed, het uitzicht hier, vanaf de negende is echt
gran-di-oos. Dit ziekenhuis ligt op een unieke plek, waar de Rijn een bocht
noordwaarts maakt. Tussen dit gebouw en de Rijn ligt een fraai langgerekt park
met fiets- en wandelpaden en volop recreatiemogelijkheden. Aan de overkant van
de rivier: uitgestrekte landerijen en de grote verkeersweg. Rechts het Alphense
industrieterrein. Links de futuristische Alphense brug een ontwerp van Rem Haaskool
(1965-1998) van het fameuze Architectenbureau OPA. Ook de grillige Rotterdamse Zwanenhal (1995)
is een ontwerp van OPA.
Hé, begint mijn maag opeens te rommelen! Honger dus … op de
automatische piloot, knak ik een banaan van de zojuist door mij aan Co gegeven tros. Hij stelt het kado toch mèèr op prijs
dan ik dacht. Zijn ogen spuwen nu vuur. Ik laat mij het banaantje er niet
minder om smaken.
Hèt familienieuwtje van deze middag komt van mijn zus Teha
(40): ‘Ik krijgt er weer een kleintje bij, Jee. Tsja, ’t is wel een ongelukkie,
hoor, maar dat was die eerste ook, en
daar is toch helemaal niks mis mee?’ Wat ze gelijk heeft. Haar oudste was
ongewenst èn is uitgegroeid tot een fijne knul. 14 jaar is hij nu. Voor die
jongen is het leuk dat hij er een broer of zus bij krijgt.
'Weet je wie de vader is Teha?' vraag ik.
'Helemaal zeker ben ik er niet van, Jee maar ik dacht dat
het de keeper van Alphense Boys was. Het was ook zó alle-jezus druk op dat
kampioensfeest, hahaha.'
Mijn zus krijgt er straks een bij dus maar ik ben er nu een
kwijt.
Theun zit in ieder geval niet dààr, waar ik hem met zijn
kleurboek heb achter gelaten.
De receptioniste, die een oogje in het zeil zou houden, zit
er trouwens ook niet meer.
Het zweet breekt me gelijk aan alle kanten uit.
‘Nee meneer, die mevrouw werkt hier maar tot drie uur. Ze is
een kwartiertje geleden naar huis gegaan. Tegen mij heeft ze helemaal niks gezegd over een jongetje.’
‘Nee, ook niet dat een vader aan haar gevraagd had, om even
zijn kind in de gaten te houden.'
‘Ja, ze is helemaal alleen weggegaan.’
‘Nee, er liep geen driejarig jongetje aan haar hand mee naar
buiten, meneer, nee.’
‘Wat zegt u nu Zou ze op hem letten? Ja, maar meneer … we
zijn hier geen oppascentrale. Dat had ze
u nooit mogen toezeggen.’
Gek word ik van deze reacties.
Bonzend hoofd. Knalrood ook, voel ik.
‘Zal ik hem even voor u omroepen met de intercom hier?’
‘Als u dat doen wilt héél graag.’
‘Attentie!
Dit is een oproep aan alle aanwezigen in het Alphenland
Hospitaal.
U wordt vriendelijk verzocht uit te kijken naar een kleuter
van bijna drie jaar met halflang blond haar. Hij is gekleed in een blauw
t-shirt, zwart voetbalbroekje, bruine sandaaltjes en gele sokken. Hij luistert
naar de naam Theun. Theun loopt zonder begeleiding door het ziekenhuis. Waarschijnlijk
is hij op zoek naar zijn vader. U wordt vriendelijk verzocht om, wanneer u een
los lopende kleuter ziet, die voldoet aan het gegeven signalement, hem snel
naar de receptie te brengen of met de receptie contact op te nemen (telefoon
555).
Dank u.’
Ik heb die oproep natuurlijk niet afgewacht en loop nu 'als
een gek' met grote passen en ongecontroleerd om me heen kijkend, in de nabije
omgeving van het ziekenhuis. Ik zie van alles en iedereen maar geen Theun.
Rechts van mij mijn angstbeeld: een gillende en spartelende Theun, in die woeste
krachtige Rijn.
Weer terug in het ziekenhuis, bij de receptie: geen enkele
reactie op de intercom-oproep. Wel zie ik twee, mij totaal onbekende ventjes,
hysterisch om hun moeder staan brullen.
‘Belt u de politie alsjeblieft even,’ vraag ik de
receptioniste
‘Kunt u denk ik beter zelf even doen, meneer.’
‘Natuurlijk kan ik dat beter zelf doen, dat weet ik ook wel,
alleen nú even niet. Nú moet ik eerst andere mogelijkheden uitsluiten!’
‘Alstublieft, mevrouw...’
Met nauwelijks verholen tegenzin draait ze het alarmnummer.
Als ik hoor dat ze contact heeft ga ik weer buiten zoeken.
Knal bijna uit elkaar van de spanning.
Ik ren de dijk op langs de Rijn. Wanhopig word ik van de aanblik van die
snelstromende waterpartij … als Theun daarin terechtkomen is ….
Van gericht zoeken is geen sprake meer.
Vanaf de dijk met mijn rug naar de rivier, zie ik links een
woonwijkje. Eengezinswoningen.
Ik krijg een ingeving … misschien is Theun wel terug naar de
auto gelopen. Dat deed Sita, onze hond ook altijd als ik hem tijdens een
strandwandeling kwijt was geraakt. Ik trof Sita dan vaak als een dood vogeltje
naast de auto aan. Stom eigenlijk, dat
ik niet eerder aan die mogelijkheid heb gedacht … geeft me wel wat ontspanning
… het is maar voor even, want Theun is níét bij de auto.
Tergende koppijn, zeiknat van het zweet en dan brandt die
zon verdomme ook nog eens op mijn kop.
Ik ren nu naar het woonwijkje, dat ik net zag. Straatje in,
straatje uit, niks, nog een straatje in straatje uit, weer niks. Nog een
straatje verder … hé , daar aan het eind van die straat loopt iemand, een
mevrouw … een mevrouw, helemaal in het
wit … ze loopt de straat uit richting ziekenhuis … met een kind aan haar hand …. een kind met een blauw truitje
en halflang blond haar … ik zet het op
een rennen. ‘Mevrouw! … Theun! … Mevrouw!…Theun! … Dag mevrouw .. dat is mijn
zoontje … Theun…’
Ik ben helemaal gesloopt.
‘Oh, heet jij Theun, mannetje?’
‘Ja, Theun, met een ‘h’ ‘, antwoord ik.
Goh, wat een leuke naam.’
Ik neem Theun op mijn arm. Hij legt zijn hoofd tegen mijn
schouder. Ik streel hem over zijn rug. Wat ben ik blij!!!!!!
‘Ja, meneer, Theun staat zomaar ineens bij mij in de keuken
… met grote ogen kijkt hij me aan … ’drinken’ zegt hij … droge lipjes heeft hij
… achter mekaar drinkt hij twee bekertjes water … hij is zowat uitgedroogd.’
‘Jaha, wat had jij een dorst, hè?! zegt de vrouw lachend
tegen Theun, terwijl ze hem lief over
zijn bol aait.
‘Ik had dat ventje hier nog niet eerder gezien. Ik dacht,
die is hier vast ergens op bezoek. Dus
ik vraag aan hem: ‘waar is je pappa … je
mama?’ … en toen wees hij in de richting van het ziekenhuis …’ nou, dan breng
ik je daar toch naar toe.'
'Ach, het is toch zo’n lief ventje!’ Ze geeft Theun een paar
zachte lieve tikkies op zijn kontje.
Ik vertel haar hoe dit naar mijn idee zo heeft kunnen
gebeuren. Hij is waarschijnlijk weggelopen uit het ziekenhuis toen hij dorst
kreeg. Ben zo blij dat ik Theun weer in mijn armen heb. Bedank de mevrouw
uitbundig.
Vòòr het ziekenhuis staat een politieauto. Met Theun op m’n
arm loop ik daar naar toe en meld de agente in de auto, dat ik m’n zoon gevonden
heb. Ze is blij voor mij, feliciteert me en ze zegt dat ze het zal doorgeven
aan de receptioniste van het ziekenhuis.
Ik zet Theun in de auto en stap zelf in. De deur van de auto
is nog maar net dicht of ik barst uit in een onbedaarlijke huilbui.
zondag 2 april 2023
DE KINDERVRIEND.
Hallo. Toch maar wel?
zaterdag 1 april 2023
OP DE KAAP.
Mijn vriend, René en ik zijn zeventien jaar en hebben een leuk vakantiebaantje in de kantine bij de Volksbond. Vuile borden en kopjes ophalen, afwassen en afdrogen. Afwasmachines waren er nog niet halverwege de zestiger jaren (vorige eeuw dus). Die kantine was ‘op de Kaap’, de Rotterdamse hoerenbuurt. Na een dag hard werken kunnen René en ik flink geil worden van die wijven. Sommigen staan op hun stoepje voor de deur (ook tegen mij en René zeggen ze ‘ga je mee, schat’), anderen zitten binnen en tikken op hun raam om onze aandacht te trekken.
We spreken af om een keer naar de hoeren te gaan. Als we
voldoende verdiend hebben. Tot die tijd gaan we rustig kijken met wie we het gaan
doen. René weet het nu al. Hij neemt die donkere, Spaanse met lang, stijl zwart
haar. Vlak naast sigarenmagazijn ’t Hart’ staat ze meestal. Ze is niet meer zo
jong, veertig denken we maar haar grote borsten maken voor René veel goed. Hij
hoopt dat ze niet zo duur is omdat al aardig op leeftijd is.
Ik heb mijn keuze vandaag pas gemaakt, de dag, dat we ook
echt gaan! Ik val op blonde, niet zo grote, slanke vrouwen met stevige billen
en benen. Haar tietjes hoeven voor mij niet zo super groot te wezen. En … ziedaar:
aan de overkant naast dat Chinees
restaurant staat ze. Helemaal mijn type.
René is al met zijn Spaanse schone naar binnen.
Ik loop naar de overkant.
Best eng om naar die vrouw toe te gaan en haar te vragen:
‘Hoeveel, mevrouw?’
Ja, ik vraag het gewoon netjes. Waarom ook niet?
‘Fünfundzwanzig,’ zegt ze.
‘Das ist nicht so teuer,’ denk ik en dan ‘oh, ze is een Duitse
….’
‘Gut,’ zeg ik in mijn beste Duits.
De sappige Duitse vrouw pakt een grote bos sleutels uit haar
vest, opent de voordeur en loopt voor me uit een trap op. Ik kan me haast niet
beheersen.
Een smal eenpersoonsbed in een piepkleine kamer. Zouden we
het echt hierop moeten doen?
‘Setz dich
nur, Jung und Hose aus bitte.’
‘Komm mal hier,’ beveelt ze. Ze staat bij een fonteintje en
gaat mijn piemel staan wassen met een ingezeept koud washandje. Gelukkig droogt
ze hem ook nog even af.
‘Setz dich mal wieder aufs Bett, Jung, ich komm sofort.’
Lekker voel ik me niet echt, op dat kraakbed, in mijn t-shirt, spijkerjasje met
daaronderuit mijn blote kont en blote
benen. Zelden was mijn piemel zieliger dan ‘jetzt’. Zij komt naast me zitten,
doet zwaar zuchtend haar truitje uit en wipt verveeld haar borsten uit haar
beha. Ze wenkt me: ik mag met haar borsten spelen. Het effect op mijn piemel is
vooralsnog nihil. Ook haar plichtmatige massage heeft geen enkel effect. Ik
vraag haar of ze zich alsjeblieft (bitte) helemáál wil uitkleden.
‘Dat zal me gewiss wóhl aufregen,’ zeg ik tegen haar.
‘Gut, … aber das kostet wohl etwas,’ zegt ze …’wie veel habst
du sie eigentlich bei dir, Jung?
‘Wie meinen Sie dass …. Sie sagte doch fünfundzwanzig?’
‘Um an zu fangen, ja … aber ganz nackt … : gib mir noch mal
fünfundzwanzig, Jung.’
‘Tering wijf,’ dacht ik, ‘dan ben ik godverdomme bijna blut
en misschien wil ze dan nòg wel meer van me aftroggelen.
Haar geheel blote lijf kan me gelukkig wel wat opwinden. In
ieder geval heb ik nu (al zeg ik het zelf)een joekel van een erectie. Het
probleem dat zich nu voordoet is dat haar poes, door de aard van haar werk,
drie keer zo wijd is als mijn piemel dik. Dus ìn haar klaarkomen gaat van geen
kanten lukken.
Als zij dat ook beseft gooit ze me van zich af. Gaat naast me op bed zetten en trekt me dan nog
even vlug-vlug af voor die vijf tientjes. Hooguit tien minuten ben ik binnen
geweest.
René baalt helemaal als een stekker. Die is ook zijn vijftig
piek kwijt en niet eens klaargekomen. Die Spaanse hoer heeft hem flink
belazerd. De vrouw blijkt een stuk ouder dan veertig. Ze weigert haar beha uit
te doen en bovendien: dat mooie zwarte haar is een pruik, die van haar hoofd kukelt
als ze op d’r bed neerploft. Ook René stond binnen tien minuten weer op
straat.
vrijdag 31 maart 2023
DE KORTROKS (SLOT) KIK IS EEN WOESTE.
Dan is er ook nog broer Kik. Kik is een jaar ouder dan ik. Deze jongen is totalemento ditorbiato dell completemento falicantissimo victoria in excelsis pro deo … geestelijk gestoord dus … eten, drinken gaan bij hem meer dan goed en tevens in razend hoog tempo. Zijn motoriek is matig te noemen. Horen doet hij goed. Zien heel slecht. Zwijgen kan hij helemaal niet. Kik functioneert tot zijn dood op het niveau van een peuter van anderhalf jaar. Vrolijk, onbekommerd en onbeheerst gaat hij door het leven.
Kik is een woeste. Mam vertelt me dat hij het presteerde, om
mij, ik was drie,(nota bene één jaar ouder dan Kik, een zwieper te geven tegen
onze kokendhete potkachel aan. Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken
van de derdegraads brandwond te zien; een souvenir uit een periode waarvan ik
me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.
Al snel wordt duidelijk dat Kik een gevaar is voor zichzelf
en zijn omgeving. Als hij twee is wordt hij opgenomen in een tehuis voor
geestelijk gehandicapten bij de Witte Nonnetjes ver weg in Zuid-Limburg. Eens
in de paar jaar bezoeken mam en pap hem. Hij vervreemdt van zijn broer en
zussen.
Het is nù zó gelopen dat Kik Kik is en ik Onno ben … maar … even
zo goed had het zo kunnen zijn dat ik Kik was en Kik Onno. Dan was me wel een
heleboel ellende bespaard gebleven. Werkelijk, dat realiseer ik me nu pas, want
voor Kik is het immers elke dag lekker makkelijk.
‘Hallo Kik, lekker geslapen Kik?’
‘Ontbijtje Kik? Wat wil je op je boterhammetje?’
‘Zullen we even samen aankleden Kik? Want we gaan dadelijk
naar de dierentuin, zwembad, wandelen in het park, kijken naar een
voetbalwedstrijd of paardrijden enz. enz.
….Kiks leven is keuzenloos genieten
Zijn eten wordt dag in dag uit, gekozen, klaargemaakt en
voor zijn neus gezet. Hup, lekker eten Kik. Gaat hij ergens heen dan wordt hij
door een busje voor zijn huisdeur opgehaald en afgezet voor de deur waar hij
moet wezen. Lezen of schrijven kan hij niet dus dat wordt voor hem gedaan. Af
en toe een beetje wandelen en in ’t rond
kijken ... en ga zo maar door … een luizenleventje.
Met zijn verjaardag krijgt hij bezoek en zijn standaard
verjaardagskado’s zijn grote kralen om kettingen mee te rijgen, daar krijgt hij,
ook na tientallen jaren rijgen, nog geen genoeg van. Hij probeert op zo’n verjaardag
ook altijd de tas van een van de gasten af te pikken … tsja, als Kik dat soort
dingen gaat doen wordt hij door de begeleiding naar zijn kamer gebracht.
Op haar sterfbed vraagt mam mij of ik Kik zo nu en dan wil
bezoeken. Dat heb ik gedaan. Het eerste wat ik deed was hem van Zuid-Limburg naar
Rotterdam verhuizen. Dan kon ik hem makkelijker bezoeken en kreeg ik toch nog
een beetje een band met hem. Hij leefde nog zes jaar hier in de buurt. Op 65
jarige leeftijd stierf Kik.