woensdag 8 februari 2023

IFFR-FEEST.

De IFFR-feesten zijn doorgaans bijzonder vet. Dit jaar vind ik het allemaal wat minder. Misschien komt dat wel omdat ik niet zo veel energie heb of wat down ben. Dat laatste komt dan waarschijnlijk weer doordat ik mijn lieve Argentijnse IFFR-vriendinnetje Julieta Seco, een beetje veel mis. Volgend jaar komt ze weer schrijft ze me in Facebook; maar daar heb ik nou toch geen klote aan. Niet alleen de feesten waren vorige jaren leuker, eigenlijk was alles in andere jaren leuker. Het eten, de films ook het weer was lekkerder: minder nat, minder koud en meer zon.

In de foyer van de Concertzaal de Doelen sta ik mezelf een beetje wijs te maken dat het IFFR 2023 helemaal shit is, wanneer een jongetje van hooguit 25 jaar,  me breeduit lachend begroet met een boks.  ‘Hé man, ouwe swinger! Ken je me niet meer? In Exit-café. Hebben we staan swingen, man. Weet je dat nou echt niet meer? Zo, hé, jij was echt retegoed. Ik ben Davey. Ik was toen met mijn vriend Lionel, die is erg ziek nou. Kanker. Tsja. Voor mij en mijn vriend was jij de onbetwiste dance-king. Wat een energie voor een man van jouw leeftijd.’

‘Ja, nou begint het me weer een beetje dagen. Davey, Lionel, ja…..ja, nu weet ik het weer,’ zeg ik, ‘we stonden daar op dat podium van Exit te swingen, springen en hard mee te zingen met de puike muziek van deejay ‘Correction’.  Ik had tijdens dat IFFR het uithoudingsvermogen van een renpaard … ik kon wel blijven gaan.’

Van die avond herinner ik me naast deze enthousiaste boy ook nog wel de zuur-zuinig kijkende koppies van een aantal tamelijk truttige meiden van begin twintig.  Ik zag ze denken:

‘Wat staat die kale oude man aanstellerig jong te doen, zeg. Ik ben blij dat hij mijn vader niet is. Ik zou me compleet dood schamen … ik zou snel wegwezen uit deze tent … no doubt.’

Gelukkig compenseerde Julieta, ook een meid van begin twintig dat, door net zo wild met ons mee te swingen en me aan te kijken met een lieve lach. Dat was zeker geen uitlachen. 

‘Weet je trouwens nog dat ik in de kelder van die tent een krat bier heb gesnaaid?’ vraagt Davey me. ‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog,’ zeg ik. ‘Dat was toch een kratje Westmalle Tripple? Je had de krat onder het podium geschoven en elk halfuurtje namen we er eentje. Zowat de hele avond gratis gezopen. Alleen het eerste biertje betaalden we zelf.’

Het was eigenlijk achteraf wel wat te zwaar al die Trappistjes, om zo maar achter elkaar weg te klokken. Ik woon op een uurtje fietsen van de feestlocatie. Op weg naar huis, ben ik zeker drie keer op mijn bek gegaan: gat in mijn broek gevallen, hoedje afgewaaid in de blubber (heb ik maar laten liggen), deuk gereden in mijn velg (zag een stoeprand te laat). Tot mijn grote vreugde zat de politie blijkbaar op het bureau te pitten of te gamen …  anders was ik misschien wel in de cel terecht gekomen. Misselijk ben ik trouwens helemaal niet geweest van die sloot monnikenbier.  Vreemd eigenlijk.

Davey en ik spreken af om zaterdag, op het eerstvolgende feest, weer flink uit te pakken. Maar ik hoorde het gelijk al toen ik daar binnenkwam: ondansbare kutmuziek van een voor mij onherkenbaar genre. Dansen op deze muziek kost geen druppel zweet en  kan straffeloos geschieden zonder een spraytje deodorant. Davey staat, leunend tegen een pilaar op de dansvloer, beteuterd te kijken.   Niks voor hem, niks voor mij. Op deze sound kunnen we onze energie niet kwijt. Wij willen dansen, wild swingen. Zweten als otters als we op de dansvloer staan. Dat zit er vanavond dus niet in. Vanavond houden we het dan maar op coma zuipen en zwaar ouwehoeren. Ook niet mis trouwens; alleen de andere dag moest even niet bestaan. 

dinsdag 7 februari 2023

OOK ZO.

Ik kon uiteindelijk geen uitvluchten meer bedenken en dus kwam mijn vader voor de eerste keer van Rotterdam naar Driebergen om  mijn kamer te bekijken. Het was in het begin van de zeventiger jaren. Met nog dertig anderen, merendeels studenten uit Utrecht, hadden we een oud, al jaren leegstaand klooster gekraakt. Mijn vriend Bruin (zijn echte naam) en ik woonden met tien anderen in een kolossale kamer van het gebouw. Die kamer was zo groot als een gemiddeld  klaslokaal. Veel ruimte voor onze spullen hadden we niet nodig. Want we hadden gewoon niet veel. Kleding, boeken, schriften, een transistorradio (toen nog!) en een wekker. We wilden eerst tweedehands matrassen en slaapzakken kopen maar toen we hoorden, dat er schurft in het klooster heerste, hebben we nieuwe aangeschaft.  Onze matrassen lagen op ongeveer een meter afstand van elkaar. Daartussen lagen onze spulletjes; die van mij bij het voeteneind en die van Bruin bij het hoofdeind. Bruin en ik wilden wel graag bij elkaar in de buurt slapen. Bruin liever dan ik, maar daar kon hij verder ook niets aan doen.

Mijn vader wilde behalve mij, mijn kamer en mijn vriend  wel eens ontmoeten, hier in dat klooster. Bruin vond het leuk om met mijn vader kennis te maken. In die tijd was hij mijn beste vriend. Hij zat bij mij op de toneelschool en als we toevallig samen in een groepje  zaten maakten we de meest hilarische (soms beschamende) toneelstukjes. Bruin was overduidelijk homoseksueel; wat je noemt een relnicht. Alleen al van zijn overdreven verwijfde  van manier van praten, lag vrijwel iedereen onmiddellijk  in een deuk.

Hij was begin twintig. Op zijn vijftiende al uit de kast gekomen. Geen probleem bij hem thuis. Zijn ouders hadden het al lang gezien maar wilden er zelf niet over beginnen met hem. Volgens Bruin was  zijn vader ook homo, alleen had hij dat zelf nog niet in de gaten.

In mijn familie moesten ze helemaal niks hebben van homo’s. Mijn vader gebruikte zelfs de verachtelijk scheldnaam ‘strontneukers’ voor hen.  Mijn hart kromp ineen als ik hem dat woord hoorde zeggen maar ik was te laf om hem daar op aan te spreken.

Halverwege de middag stapt m’n pa onze superkamer binnen. Zoals altijd al was Bruin, waarschijnlijk van de zenuwen, nogal lichamelijk met mij: arm om heen slaan , over mijn rug strelen, met twee handen mijn hand vasthouden. Vond ik geen probleem. Mijn vader werd door mijn vriend uitbundig opgewekt begroet met drie luchtkusjes. Ik zag mijn vader al wit wegtrekken en Bruin was steeds meer in zijn element. Hij vertelde honderduit over wat ik voor hem betekende: nog nooit had hij zo’n goede vriend (‘vrind’, zei hij) gehad. Ik zag mijn vader tot zijn ontzetting denken:  ‘Die jongen van mij  zal toch ook niet zo zijn?’

Ik hield die middag mijn lippen stijf op elkaar. Mijn voorkeur is eigenlijk altijd uit naar vrouwen uitgegaan. Ik vond het alleen grappig om mijn pa een beetje pesterig in de waan te laten dat ik ook zo’n strontneuker was.

‘Prachtige kamer heb je , jongen. Gefeliciteerd daarmee,’ zei mijn vader toen hij weer op Rotterdam aan ging. Handen schudden sloeg hij deze keer over.         

 

Drie aanraders van het IFFR:

Blue Jean:           google: Blue Jean – IFFR 

Over een moeilijke periode in het leven van een lesbische gymjuf.

Aftersun:            google: Aftersun – IFFR

                               Vader en dochter (11/12) samen op zonvakantie. Heerlijke film.

Saint Omer:       google: Saint Omer - IFFR

                               Rechtszaak tegen vrouw die haar kindje vermoordde (?). Aangrijpende film

maandag 6 februari 2023

IFFR.

 

International Film Festival Rotterdam (IFFR).

Ik was op het IFFR. Met zeker 250.000 andere filmliefhebbers, waarvan er naar mijn eigen schatting vijftigduizend filmfreaks waren, want je moet toch wel een beetje gek zijn om in tien dagen tijd dertig á veertig films te gaan kijken. Ik ben er dus zo een. Zo af en toe ga ik met een vriend of vriendin maar geen van allen is zo gulzig als ik. Veel goeie films heb ik gezien. Ik zal na dit stukje iets meer over schrijven. 

Wat ik altijd weer prettig vind is om mensen te ontmoeten die ik eigenlijk al ken, sinds het begin van het festival tweeënvijftig jaar geleden. Soms zelfs nog van vòòr die tijd. Zo kom ik op de VPRO-dag Henri tegen die in 1970 bij mij op de toneelschool zat. In die periode heb ik hem ook voor het laatst gezien! Hij herkent mij gelijk. Ik moet wel even nadenken. Als hij zegt dat we samen nog in het toneelstuk Ubu Roi gespeeld hebben, weet ik het meteen weer. Hij vertelt me (trots)dat hij nog een rolletje gespeeld heeft in ‘Goede tijden, slechte tijden’. Dat vond ik echt een kutserie. Zonde van zijn talent. Dat heb ik hem maar niet gezegd. We hebben nog wel gezellig een pilsje gedronken en oude koeien uit de sloot gehaald. We hadden allebei nog toneelles gehad van de moeder van Rutger Hauer. Wat waren dat onvergetelijke lessen!

Verrassend vond ik het om Bettina tegen te komen, ze was met haar man. Ze waren net als ik op de Volkskrantdag.  Haar heb ik precies tweeënvijftig jaar geleden leren kennen. Ik werkte toen als docent dramatische expressie op een schooltje in Schiedam. Ik was toen eenentwintig en zij zeventien. Ik de leraar, zij de leerling. Ze was samen met haar man een kapsalon begonnen in Vlaardingen. Twee volwassen dochters hebben ze , even oud als mijn zonen: vierenveertig en tweeënveertig. We hebben het er nu natuurlijk niet meer over maar we waren destijds gelijk tot over onze oren verliefd op elkaar. Haar ogen stralen nu ook weer zoals toen en ik voel weer die kriebels in mijn buik. Ze ziet er nog steeds aantrekkelijk uit … achtenzestig zal ze nu zijn. We hebben destijds ook even wat met elkaar gehad, Bettina en ik.  Ik was toen al getrouwd. Mijn toenmalige, nu ex-vrouw kwam er achter en tot op de dag van vandaag is ze daar nog woedend over.

Toen ik in een rij stond te wachten tot ik de bios in mocht zag ik ineens Jan Willem staan. Ik zwaaide naar hem, hij naar mij. Vijftig jaar geleden werd hij mijn buurman samen met zijn vriendin Marja, een nichtje van mijn toenmalige vrouw. Maar ik kende Jan Willem al langer. We waren een jaar of twaalf; we woonden bij elkaar in de buurt. We voetbalden samen halverwege de zestiger jaren. Zestig jaar ken ik hem dus al. Hij komt in de bios naast me zitten. Begint  gelijk te pochen dat ie met z’n nieuwe ega een peperduurhuis heeft gekocht, vlakbij het Depôt. Dadelijk onder een pilsje vertel ik hem wel hoe het mij vergaat in die lockdownbuurt  waar ik nu woon ... en over mijn scheiding, want dat weet hij ook nog niet. Maar gelijk na die klotefilm gaat hij er als een speer vandoor terwijl hij zegt: ’Ik moet vreselijk piesen. Nou, tot ziens dan maar weer hè, Jee!’ Jan Willem bespaarde zich zo mijn klaagzang.

 

‘Dalva’ vind ik(en velen met mij) met afstand de beste film van het IFFR 2023.

Google:  Dalva IFFR 2023 voor een beschrijving en de trailer.

woensdag 25 januari 2023

WAT VRETEN ZE DAAR UIT?

Ze zijn zich wel netjes komen voorstellen maar ik vertrouw ze voor geen cent, die nieuwe buren van me. Twee zijn zich bij mij wezen voorstellen. Wie zijn die anderen lui dan, die in dat huis ‘weet ik wat’ allemaal komen uitspoken. Ze zijn van een andere cultuur, dat wel. Maar dat maakt mijn geen moer uit. Ze zitten net als ik in een tweekamerwoning. Het verschil is, dat ik  alléén ben en zij op zijn minst met een stuk of twintig. Er is altijd beweging en kabaal hiernaast. Nu komt er eens een stel binnen, dan gaat er weer stel weg … zo gaat dat de godganselijke dag door … en maar smijten met die deur … wat zou daar te halen zijn … of gebracht worden?

Het dreunt zo vreselijk door in mijn huis. Dat beeldje van de Heilige Maagd Maria, dat op mijn dressoir staat valt in gruzelementen op de vloer; gewoon van de kast afgeschoven door dat onophoudelijke gedreun! Bijna was ook het beeld van de Heilige Antonius naar beneden gekieperd. Hij stond al met z’n tenen over de rand van het dressoir. Ik kon hem nog net redden. Voor mij persoonlijk is dat beeld van de Heilige Antonius waardevoller dan dat van de Heilige Maagd. (Sorry hoor Heilige Maagd). Dat heeft te maken met het feit dat ik nogal eens wat vergeet.  Dat heb ik niet alleen nu, daar had ik al heel jong last van! Als ik weer eens iets kwijt was, mijn bril bijvoorbeeld,  gaf mijn roomse moeder mij het advies te bidden tot de Heilige Antonius: ’Heilige Antonius beste vrind, maak dat ik mijn bril weer vind.’ Geloof het of niet maar in negen van de tien gevallen was het gezochte binnen de minuut gevonden.  (Meestal zat die bril dan gewoon op mijn neus.) Wat Maria betreft heb ik ook wel eens zoiets uitgeprobeerd: ‘Heilige Maria beste vriendin, bij wie hang ik hem er vanavond het beste  in?’ maar dat doe ik nóóit meer, want of het nu de straf was van de Heilige Maagd zelf of misschien wel van Haar verbolgen Zoon: ik stond na die bede zeker wel drie maanden droog.

De buren moeten inmiddels met velen zijn.  Er wordt geschreeuwd; even is er stilte en dan wordt er plots weer gezongen en gesprongen. Wat vreten ze daar toch uit?

 Ik zit op mijn houten vloer, die meedeint op de heisa van hiernaast. De ontelbare stukjes Mariabeeld hoef ik niet eens met mijn stoffer op te vegen, ze trillen als het ware vanzelf op mijn blik.

Hé, er beweegt daar wat … in  dat gat onder in de muur tussen mij en m’n buren. Het gat zit vol met krioelende wormachtige wezentjes. Het lijken wel maden, alleen twee keer zo groot als normaal en in de kleuren zwart, rood, bruin en geel. Dat heb ik in al die jaren dat ik hier woon nog nooit gehad.

Hoe harder mijn buren schreeuwen, zingen en springen, hoe meer van dat nare ongedierte mijn huisje binnen krioelt. Ik probeer de stofzuiger maar die  zit al snel vol en (logisch) die maden krioelen razendsnel de stofzuiger ook weer uit. Mijn halve vloer is nu bezaaid met een deinende massa maden. Ik spring me een ongeluk om tussen mijn schoenzolen en het laminaat de maden tot pap te vermorzelen. Bij elke sprong schreeuw ik en als ik na een aantal sprongen zie hoeveel ik er al vernietigd heb schreeuw, zing en spring ik nog uitbundiger en zo verpletter ik er meer, zo verpletter ik ze allemaal. 

Het is hiernaast nu net zo rustig als bij mij!

IK SCHRIJF EEN PAAR DAGEN NIET.  IK DUIK 10 DAGEN ONDER IN HET IFFR, HET FILMFESTIVAL ROTTERDAM. MIJN EERSTVOLGENDE STUKJE IS WEER TE LEZEN OP DINSDAG 7 FEBRUARI 

dinsdag 24 januari 2023

EEN WEEË AFTER-SHAVE.

 

Hij kijkt haar buitengewoon vriendelijk en zachtaardig aan, met zo’n brede glimlach. We lopen elkaar tegemoet in de Zwartjanstraat. Het is waterkoud. Hij knikt haar, zo maar ineens, glimlachend  toe. Geheel onwillekeurig knikt ze, met beide ogen knipogend, naar hem  terug. Ze kent die hele man niet en als ze hem al zou kennen, dan zou ze een man als hij nooit vergeten.   Niet dat het nou zo’n superknàppe vent is. Zijn oren bijvoorbeeld flappen net een ietsje te veel en zijn ogen zijn wel lief maar staan een beetje flauw.  Hij heeft daarentegen een prachtige kop met zwart haar en een bruine huid, alsof hij nog maar net terug is van een zonvakantie.

Ze zijn allebei wezen shoppen. Bij Zeeman heeft zij ondergoed gekocht voor haar man en zichzelf. Hij draagt een kunststof reclametasje van Gall&Gall. Er zit wat zwaars in, want de handgreep van het tasje rekt flink op. Ter hoogte van het Kruidvat zijn ze elkaar gepasseerd. Ze kan moeilijk de nijging onderdrukken om achterom te kijken.

‘Niet nu gelijk al,’ zegt ze tegen zichzelf, ‘nog een paar stapjes door ... ja, nu!’ En ze kijkt om ... staat hij pal achter haar … nog steeds met die glimlach en die vriendelijke doch flauwe ogen.

‘Oh,’ zegt ze, ‘nou dacht ik toch echt dat u de andere kant op liep.’ Hij reageert niet,  behalve dan met zijn glimlach.

‘Ik woon die kant op, daar in Rubroek,’ wijst ze, ‘dus ik ga maar weer eens verder, hè?’ Keurig glad geschoren is hij. Jammer dat hij die weeë oude-mannetjes-after shave van Nivea op heeft. Hij is naast haar komen lopen; zijn Gall&Gall zakje houdt hij nu in zijn andere hand.  Mooie donkerbruine regenjas draagt hij, met daaronder een zwarte wollen sjaal ... rare combinatie … hoewel … ’t is winter, dus àla.  Hij blijft naast haar lopen in hetzelfde tempo als zij.

‘Moet u misschien ook in Rubr … ’ nee natuurlijk moet hij niet in Rubroek zijn. Zij kent daar zowat iedereen en hem heeft ze daar nog nooit gezien.

Dan beweegt hij langzaam zijn elleboog naar haar arm toe en gebaart haar, heel vriendelijk, dat wel, hem een arm te geven … heel  aardig … heel amicaal.

‘Maar dat kan toch helemaal niet!’ Denkt ze.  ‘Gearmd loop je met je moeder, je vader, je zus, je man, je dochter, je zoon maar niet met een wildvreemde.

‘Neen, neen hoor, dat niet’, lacht ze ietwat zenuwachtig: 'Ik loop wel zo, alleen, los van u naar huis, dank u wel.'

Heeft ze er verdorie nog moeite mee ook, om nee te zeggen! Dat komt gewoon omdat ie zo'n aangename uitstraling heeft. Hij blijft met haar meelopen. Dat vindt ze ook geen probleem. Als ze halt houdt bij de voordeur van haar woning, pakt hij een fles rode wijn uit zijn Gall&Gall-tasje en geeft die glimlachend aan haar. Ze krijgt niet de kans om zijn presentje af te slaan. Snel gaat hij naar de overkant en loopt langs het kanaal verder in de richting van de Vriendenbrug … en het centrum. Omkijken doet hij niet meer.

‘Er was net Amber Alert, Joke,’ is het eerste wat mijn man zegt als ik binnenkom, ‘er is een man van een jaar of veertig, licht verstandelijk gehandicapt, niet op tijd teruggekeerd in zijn woning, in het Oude Westen in Rotterdam ... een ongeluk wordt gevreesd’.

 

‘Stop maar,‘ zegt ze 'ik kan dat verhaal wel afmaken. Ik bel 0800 - 6070. Luister maar mee!'

maandag 23 januari 2023

UIT DE VOETEN MAKEN.

Ik word vroeg wakker. ’t Is nog donker en aan mijn koude neus te voelen vriest het ook.  Ik besluit om in bed te blijven liggen tot de zon opkomt. Onder mijn dekbed is het geriefelijk. Ik ga op mijn rechterzij liggen, dan blijft mijn linker neusgat open, want als ik op mijn andere zij ga liggen verstopt mijn linker neusgat en omdat mijn rechter neusgat sowieso altijd al verstopt zit, krijg ik dan het gevoel dat ik stik. Ik heb geen idee hoe laat het is. Hoeft ook niet. Meestal word ik vroeg wakker omdat ik hoog nodig moet plassen. Dat is nu niet zo. Misschien is er  buiten mijn slaapkamer iets gebeurd, toen ik nog sliep, waarvan ik wakker geworden ben. Ik kan het me haast niet voorstellen want overdag is het in deze buurt al net een lock-down, laat staat ’s avonds en ’s nachts. Hoewel … zo rond de feestdagen  is er hier aardig op los geknald. Maar ik ben er nooit door uit mijn slaap gehouden.

Het zou kunnen dat er iemand buiten hard gegild heeft, toen ik nog in slaap was. Dat kan natuurlijk. Wel raar, dat er daarna, niet meer gegild is. Of er moet iets heel ergs gebeurd zijn: een persoon is beroofd, verkracht en buiten westen geraakt of misschien nog wel erger: vermoord. De dader heeft zich snel (en geruisloos) uit de voeten gemaakt. Dat kan in deze wezenloze buurt. Het je snel uit de voeten maken is hier in feite een kans voor open doel. Zelf heb ik dat nog nooit geprobeerd, omdat dat eigenlijk nog nooit nodig was. Zeker ’s nachts niet.

Ik heb heus wel eens gedacht: ik ga me uit de voeten maken maar dat was niet ’s nachts, dat was ’s avonds. Ik was op weg naar huis en ik zie twee breedgeschouderde mannen staan op de hoek van mijn straat.  O jee, dacht ik, o jee. Want bij mij in de buurt heb je een afkickcentrum voor alcoholisten en als die niet op tijd binnen zijn, mogen ze er niet meer in en gaan ze door mijn buurt lopen schooieren. Ik kon me niet uit de voeten maken; er was geen weg meer terug.  De adrenaline spoot door mijn lichaam. Het werd billen knijpen. Naarmate ik de mannen naderde, hoorde ik ze luidruchtig lallen en lachen over iets onduidelijks. Zo af en toe namen ze een slok uit een blikje. Ik hield mijn adem in.  ‘Goedenavond heren,’  perste ik er benauwd uit. Ik liep  zo dicht mogelijk langs ze heen, om niet te laten merken dat ik bang voor ze was. Ze hadden het druk met  Feyenoord -  Ajax, Frank Berghuis en die homofanclub van Feyenoord.  Ik rook vette alcoholkegels. Ze lieten me passeren alsof ik lucht was.  Lachen en bier wegklokken ... voor de mannen was het goed zo.

Het heeft geen enkele zin om nu op mijn balkon te gaan kijken of er beneden op het gras een slachtoffer ligt. Het is nog veel te donker. Bovendien is het zó koud èn onder mijn dekbedje zó behaaglijk. Ik blijf lekker liggen tot de zon opkomt.                                           

zondag 22 januari 2023

DEUR OP EEN KIERTJE.

 Bijna acht jaar huurt, Henk een woning aan de Maaskade. Het is een tweekamerwoning met uitzicht op de Maas. Hij woont daar met veel plezier. Er was, zeg maar, sprake van zoiets als ‘duurzaam woongenot’.  Henk woont op de derde verdieping, die bereikbaar is via een trappenhuis, waar ook nog dertien andere woningen op uitkomen.  Er zijn daar twee verschillende type woningen: acht tweekamer woningen (elk geschikt voor bewoning door één persoon) en zes vierkamer woningen (elk geschikt voor maximaal zes personen).  Met zó veel personen op één trap wonen en het toch leefbaar houden, is een opgave waar de bewoners met elkaar al die jaren glansrijk in zijn geslaagd.

Niet zo gezellig maar wel erg makkelijk  zijn buren, die je niet of nauwelijks hoort of ziet. Henk heeft zijn bovenbuurvrouw, in zeven jaar tijd, hooguit drie keer gezien en alle drie de keren was het in de lift en alle drie de keren was het heel koud en dat zeiden ze dan ook tegen elkaar: ’wat is het koud, hè?! ’Een jaar terug is ze plotseling overleden … kanker.  Karel, huurder van een tweekamerwoning, heeft haar gevonden … Karel en zij waren zo’n beetje met elkaar bevriend, niks bijzonders verder, gewoon sociaal, bevriend … die dag ging Karel naar de Jumbo voor haar … en toen hij terugkwam met de boodschappen stond haar voordeur op een kiertje…. heeft ze waarschijnlijk expres gedaan … hoefde er geen deur geforceerd te worden.

Karel was, logisch, nogal verdrietig vanwege het verlies van zijn beste en enige vriendin in het  trappenhuis; eenzaam was hij ook sindsdien. Vroeger was er een soort  vriendenclubje in het trappenhuis.  Een vriendenclubje van drie vrijgezellen: Helma, die nu dus dood is, Karel en Carla, die woonde tegenover Helma. Die drie aten en kookten zeer geregeld met elkaar. Ook keken ze wel eens bij elkaar tv. Maar omdat Carla het gevoel had dat zij als enige veel energie in het clubje stopte, is ze ermee opgehouden. Sindsdien gaat ze veel met Henk om. Carla is net zo’n felle als Henk. Samen maken zij het de woningbouwvereniging bijzonder lastig, met acties tegen de huurverhoging en hoge stookkosten; niet alleen zij natuurlijk, ook andere huurders in de stad voeren actie.

Carla is niet alleen fel maar ook moedig. Waar andere mensen er voor kiezen om een andere kant op te kijken, trekt zij haar mond juist open. Zo zat er eens in de trein een dame loeihard te bellen. Op de gezichten van menige treinreiziger was de ergernis daarover af te lezen. Niemand deed iets maar Carla stond op en vroeg beleefd aan de luidruchtige dame of ze wat zachter wilde praten, omdat ze nu zichzelf niet kon verstaan. De dame reageerde als door een wesp gestoken.

‘Bemoei  je daar niet mee, trut! Dat maak ik zelf wel uit.’ Maar toen puntje bij paaltje kwam, ging ‘de dame’ toch mooi steeds iets minder luid praten. 

Moedig, die Carla!