zaterdag 21 januari 2023

BABBELEN IN HET PARK.

‘Speelweide‘ staat er te lezen op het ene bord langs het grasveld met hier en daar een wipkip. Aan een overhellende tak van een oude boom hangt een dik touw, waaraan een autoband is bevestigd. Even verderop, langs datzelfde grasperk, staat in grote letters ‘Geen hondenuitlaatplek’.  Om het helemaal duidelijk te maken is bovenop dit bord nòg een bord geplaatst. Een verbodsbord met daarop de afbeelding van een zwarte, kakkende hond.  Kan het nog duidelijker? Oprotten dus met die honden! Hier moeten kinderen kunnen spelen, zonder dat ze onder de poep komen te zitten.

Staat me daar, midden op die  op die speelweide, een tweetal hondenbezitters uitgebreid met elkaar te beppen! Ze hebben hun honden niet los lopen op het gras. Dat niet, nee. Ze hebben ze aan de lijn. Ik kan niet precies zeggen hoe lang die lijnen zijn maar ze zijn toch gauw veertig meter.  Wat is dan nog  het verschil tussen los en aan zo’n lange lijn? Geen van beiden heeft natuurlijk een plastic zakje bij zich. Zouden ze het wel bij zich hebben, dan hebben ze geen idee waar ze de drollen van hun trouwe viervoeters moeten zoeken om de doodeenvoudige reden, dat het duo, op deze lenteachtige dag, alleen maar aandacht heeft voor elkaar.

Hij is een  schriel mannetje van een jaar of zestig, grijskaal, met een te ruim zittende oranje bermuda, witte, harige beentjes, geitenwollen sokken, sandalen en een openhangend blauwwit geruit overhemd, waar zijn dikke pens onvoordelig uitpuilt. Hij is hier met zijn oude bouvier, die zo langzamerhand doodziek lijkt te worden van de opgewonden  jonge bordercollie van haar.

Zij is een vijftiger, blond, opgestoken haar, goed gebruind, beetje aan de dikke kant; ze draagt een voor haar leeftijd iets te kort blauw rokje, een strak hemdje en geen beha; ze loopt op gele crocs.

Allebei staan ze te roken met de rug naar hun honden; hun lijnen zijn inmiddels flink in de klit geraakt.  Het interesseert de hondenbezitters duidelijk helemaal niks, dat ze iets doen wat niet is toegestaan. Heerlijk ontspannen babbelen met elkaar.  Ze zijn niet eens op hun hoede, dat er wel eens een agent of een boswachter voorbij zou kunnen komen. Ze hòèven ook helemaal niet op hun hoede te zijn, want ze weten donders goed: er komt toch niemand handhaven. Nòòit.

 

Een eindje verderop in het park staan wèl agenten. Gezellig babbelen ze met elkaar. Zes maar liefst. Drie politiewagens en een geel  - blauwe ambulance staan in de buurt. In dit deel van het park mògen helemaal geen auto’s komen. Maar dit is blijkbaar een noodsituatie en nood breekt immers wetten. De dienstwagens staan alle vier op fiets- of voetpaden geparkeerd. De agenten en drie politiehonden staan in een halve cirkel om een jeugdig stel heen, dat tegen een houten schutting hangt. Het is een soort hippie stel, kralen, kettingen en ook nog eens poepbruin; vast net van vakantie terug. De jongen en het meisje trekken zich niets aan van de politie en de honden. Ze staan gewoon met elkaar te vrijen. ‘Verwarde mensen in park’, lees ik later in het AD. Van de agenten mogen ze blijkbaar doen wat ze willen. De politiehonden daarentegen reageren daar duidelijk anders op, want die slaan aan bij de minste of geringste beweging van het stel.

Het geraas komt alsmaar naderbij …  het is een helikopter … hij landt honderd meter achter het stel. Alle zes de politieagenten (en de honden) lopen gezamenlijk op het stel af en voeren het mee naar de heli. De jongen en het meisje lopen gewillig voor de agenten uit en stappen de helikopter in. Twee agenten gaan met ze mee.  De overige politieagenten, de honden en de ambulancewerkers  gaan naar hun wagens terug en rijden (met te hoge snelheid) in verschillende richtingen weg. De heli is inmiddels opgestegen en vliegt  naar het Erasmus Medisch Centrum.

Het duo hondenbezitters, kijkt de heli na. Genoeg gebabbeld. Ze gaan op huis aan.

vrijdag 20 januari 2023

DOORWEEKT.

Pokkenweer! Hier en daar een bui heet dat! Vandaag meer híér dan dáár. Binnen twee minuten ben ik doorweekt. Regenpak ligt thuis. Lekker slim. Over een uur word ik verwacht bij mijn IFFR-vriendin Hanny. Tijd niet gezien. Ik heb haar leren kennen op het (IFFR)Internationaal Film Festival Rotterdam. Wij werken daar elk jaar als vrijwilliger. Kaartjes controleren en gratis veel films kijken. Daar is alleen de laatste twee jaren door de corona niks van gekomen. Het festival ging toen online. Allebei zijn we dol op film. Zowel thuis als in de bios. We hebben een lunchafspraak om half een. Hanny woont hooguit vijf minuten fietsen hier vandaan. Het is nu pas half twaalf. Veel te vroeg nog om bij haar aan te komen.

Om de tijd te doden ga ik even naar Dudok, een cappuccinootje scoren ... Volkskrantje lezen.

Godver, wat ben ik nat.  Bij Dudok loop ik te soppen in mijn schoenen. Ik laat een langgerekt waterspoor achter. Van de ingang tot hier, naast m´n tafeltje. Om mijn schoenen heen ontstaat een klein vijvertje. Gelukkig is het niet koud.

´Wat had u gewenst, meneer?´ vraagt de ober.

´Eh, … tsja, nou, doet u mij maar wat droge kleren, maat 52, een paar droge zwarte schoenen, maat 46 en een cappuccino!'

'Neen  meneer, aan  kleren kan ik u helaas niet helpen; schoenen heb ik wèl maar 45 is de grootste maat, die ik heb staan. Die cappuccino kan ik u zo meteen brengen.’

Die ober heeft duidelijk gevoel voor humor. 'Goed, doet u mij dan alleen die cappuccino maar.'

Aan de grote tafel voor me, zit een stel mannen; maatkostuums, witte overhemden, stropdassen, type bestuurder groot bedrijf.  Een van hen staat iets te luidruchtig afscheid te nemen van zijn medebestuurders. De overige gasten van Dudok hebben er niks mee te maken, dat die persoon straks voor de Shell in Nigeria gaat werken. Fijn, dat hij niet zo lang speecht. Hij vouwt het papiertje met zijn toespraak op en stopt het in zijn binnenzak. Dan doet hij vrij abrupt een stap naar voren en glijdt uit over de natte vloer.

‘Godverdegodver,’ hoor ik … zijn chique beige regenjas is van zijn kont tot aan zijn hielen zeiknat.

‘Ach,' grapt een collega, 'tegen de tijd dat je in Soedan bent aangekomen, is je jas wel weer droog.’

‘Ik ga helemaal niet naar Soedan, man, ik ga naar Nigeria, dat is nogal wat anders.......tssssj!' Hij is echt pissig.

Er wordt uitgebreid afscheid genomen. Hem wordt succes gewenst.  Het is tijd om te gaan: hij trekt zijn koffer, een Oilily Upright, in de richting van de uitgang. Daar staat een taxichauffeur te wachten. Nog één keer draait hij zich om, zwaait naar zijn oud collega's en roept veel te protserig  gedag en verdwijnt uit beeld.

Ik kijk even in de krant of er straks nog een leuke film draait. Om vier uur vanmiddag draait in Cinerama de film ‘Prèsque’. Een ‘feel good’-film. Houden we allebei wel van! Zeker weten! Gaan we daar na de lunch heen! 

Kwart over twaalf is het. Goeie tijd om naar Hanny te gaan. Gelukkig is het eindelijk even droog.

 

donderdag 19 januari 2023

ALLEENGAAND MAAR NIET EENZAAM.

 

Het is nooit mijn bedoeling geweest om alléén door het leven te gaan. Desalniettemin ben ik sinds twee jaar alleengaand.

Ik heb er wel aan moeten wennen. Aanvankelijk ben ik passief, uit het lood geslagen door het einde van m'n relatie. Maar daarna pak ik weer van alles op. Fitness, vrijwilligerswerk, de wandelclub, theater en biosbezoek. Veel van mijn tijd besteed ik aan het schrijven  van verhalen zoals dit.  Sinds kort zing ik op een buurtkoor. Ik heb inmiddels een leuk stel vrienden en vriendinnen om me heen. Er zijn natuurlijk ook wel dagen dat ik niemand spreek of zie.  Maar dat ervaar ik niet als benauwend of hinderlijk.

Bijna twee jaar heb ik nu geen romantische relatie. Wat betekent dat voor mijn leven? Ik sta er alleen voor. Gezelschap heb ik niet continu en als ik dat wil, zal ik dat moeten uitnodigen of opzoeken.  Als ik iets wil zal ik in actie moeten komen.

 Hierboven geef ik aan hoe ik mijn tijd nu door kom. Ik ben daar wel tevreden over. Af en toe is er  iemand, die niet kan geloven, dat ik gelukkig ben en dan tegen me zegt: ‘Je vindt heus nog wel iemand, hoor.’ Irritant! Ik ben niet eens  op zoek! Eerlijk gezegd heb ik me nog nooit zo lekker gevoeld als nu: ‘in mijn uppie’.

Veelal wordt aangenomen dat vooral mensen die alléén wonen eenzaam zijn. Dat komt best wel eens voor. Maar eenzaam zijn binnen een relatie komt veel vaker voor. In de laatste relatie, die ik had,  heb ik me jarenlang heel eenzaam gevoeld.

Vriendschappen zijn voor iedereen belangrijk. Net als ieder ander verlang ik ernaar door andere mensen te worden gezien, begrepen en erkend. Van vrienden wordt nogal eens verwacht dat ze  altijd voor je klaar staan. Dat is behoorlijk veel gevraagd. Andere mensen, vrienden ook,  zijn daartoe niet in staat of bereid, in die mate, waarin ik dat zelf graag zou willen.

Hoe zijn mijn vriendschappen ontstaan? Heel simpel en toevallig ook:  we zaten in de eerste klas lagere school naast elkaar; ik vroeg een euro aan je  voor een pilsje; we werden buren; collega’s; we gingen naar dezelfde film.

Ik ben nu gelukkig, voel me compleet. Ik sta open om liefde te geven, liefde te ontvangen. Als het nodig is, weet ik de ander te vinden.

Alleengaand ben ik maar niet eenzaam.

woensdag 18 januari 2023

ZIEK.

Echt ziek ben ik haast nooit, tenminste lichamelijk ziek, bedoel ik.  Mazelen heb ik gehad, herinner ik me nu. Een of twee jaar was ik, geloof ik. Maar echt veel weet ik er ook niet meer van. Toen zat, dacht ik,  mijn hele lijf onder de rooie pukkeltjes en opengekrabde jeukbultjes en gedroogde korstjes. Jezus, ik geloof dat ik toen de ergste jeuk van mijn hele leven heb gehad, tot nu toe. Tegenwoordig kan je daartegen ingeënt worden. Dat is dan een van de nadelen als je in 1950 geboren bent: dat dat toen nog niet kon.

Geelzucht heb ik  ook gehad. Ik was een jaar of negen. Wat ik me nog heel goed weet te herinneren is, dat ik er vreselijk geel uitzag, niet te geloven zo geel. Het leek wel alsof mijn hele lijf ingesmeerd was met banaan-kerriesaus. Ook zal ik nooit vergeten dat mijn ontlasting toen geel was. Heel speciaal was …… ‘nee, ik moet het anders opschrijven’: normaal sliep ik altijd in mijn eigen kleine kamertje op de bovenverdieping. Maar nu, met geelzucht en banaan-kerriesaus over mijn lijf, mocht ik in de woonkamer ziek-liggen-zijn. Mijn bed was dus speciaal van boven naar beneden gesleept. Wie dat gedaan had weet ik niet want mijn vader was zeeman en hij was toen, zeker weten, op zee … ergens tussen New York en Rotterdam. Wie zou dat dan gedaan hebben; alléén kon mijn moeder het niet. Dus iemand moet geholpen hebben met dat bed naar beneden te brengen. De buurman … zou op zich wel kunnen maar ze zei altijd, dat ze een hekel had aan die grote bek van hem, dus dan gaat ze het ook niet aan hem vragen. Ik denk dat de kapper haar geholpen heeft … dat kappertje, hij knipte mijn moeder bij ons thuis, een leuk klein mannetje met een rode snor en een rood sikje (oftewel: ‘een rode pratende kut’ in de volksmond). Ja, het klikte wel tussen mijn moeder en dat kappertje, dus ze zal het wel aan hèm gevraagd hebben. En toen, dacht ik later, zijn ze vast ook met elkaar naar bed gegaan.

Voor de rest had ik meestal niet zo veel. Ja, ik heb wel drie kier angina gehad. Dat is een soort keelontsteking, die volgens mij alleen mensen krijgen, die veel te veel roken. Op mijn vijftiende begon ik met roken, eerst half zware shag en toen ging ik al heel snel over op zware van Nelle en Brandaris. Van mijn vijftiende tot mijn dertigste heb ik zo’n twee pakjes shag per week gerookt en drie zeer pijnlijke keelontstekingen gehad: angina.  Bij zo’n keelonsteking was het zo dat je absoluut niet in staat was om te slikken … je krijgt niks naar binnen,  geen eten … geen drinken ook.  Dat betekende dus, dat alle speeksel uitgespuugd moest worden. Als ik angina had, zette ik daarom, als ik ging slapen een teiltje naast mijn bed. Per ongeluk stapte ik dan wel eens middenin dat teiltje wanneer ik ’s nachts moest plassen … wat een ellende. De dokter schreef me steeds een  penicillinekuur voor en die hielp geweldig; maar het duurde toch zeker wel een week voordat ik weer behoorlijk kon slikken.

Geestelijk ben ik weliswaar niet zo sterk maar lichamelijk ben ik de laatste jaren kerngezond; tot opeens m’n linkerpink moeilijk ging doen: hij trekt krom en er groeit gestaag een bobbel aan de binnenkant. Een specialist in het ziekenhuis stelde de diagnose: Ziekte van Dupuytren! Over een paar weken word ik  eraan geholpen op de afdeling plastische chirurgie. Dan staat  mijn pink  hopelijk weer fier rechtop.

dinsdag 17 januari 2023

FLOWER - POWER.

 Aanstaande zaterdag heb ik  een swingfeest in de sfeer van flower-power. Ik moet wel erg diep in mijn geheugen graven om er weer achter te komen, hoe hip een hippy er ook alweer uitzag. Eind zestiger, begin zeventiger jaren was het toch? Alweer meer dan vijftig jaar geleden. Wat ik me vooral herinner is de opvallend kleurrijke kleding, de kettingen en kraaltjes. Mijn vriendin Andrea liet me afgelopen zaterdag enthousiast een truitje zien dat ze op de kop had getikt: een grijs t-shirt met daarop in bruine letters de woorden ‘love’ and ‘peace’.  Alleen die wóórden hebben wat met de flower-power te maken, maar dat grijs en bruin zijn niet bepaald hippe kleuren. Dinsdag ga ik even naar de markt om wat te scoren voor het feestje van zaterdag.  Ik wil sowieso gaan in een zwart t-shirt, een spijkerbroek met wijde pijpen en een kleurrijk gilletje. Verder heb ik nog een rood leren jasje dat goed bij die outfit past. Eigenlijk wil ik alleen een paar sjaaltjes kopen, één voor om mijn hoofd, zoals Keith Richard ook vaak heeft en misschien neem ik er ook nog een voor om mijn nek.

Voorlopig ben ik nog niet op die markt aangeland. Het is lekker weer, ik voel me fit dus ik maak een lekker ommetje. Via die prachtig groene  Crooswijksesingel, waar ik me zowat in een parkje waan, wandel ik over de drukke Oudedijk en sta, zonder dat ik er erg in heb voor het bejaardenhuis ‘de Nieuwe Plantage’. Tja, mijn vader woonde daar. Hij is daar ook overleden. November was het dertien jaar.  Heel onverwachts was het. Een broer van me wilde bij hem op bezoek gaan.  M'n vader deed niet open … terwijl mijn broer zeker wist dat hij thuis was … zijn voordeur werd geforceerd, ik weet  niet meer precies door wie of het nou mijn broer was of een politieagent, dat doet er ook niet toe. Het was snel duidelijk dat hij dood was. Een natuurlijke dood. Hartstilstand.  Nu ik zo voor dat bejaardenhuis sta, zie ik hem weer even helemaal voor me: als een lieve, rustige, oude man …. vreemd, want voor mijn gevoel is hij zo eigenlijk nooit geweest.

Ik plof even neer op een bankje naast ‘de Nieuwe Plantage’. Op een bankje verderop zit een jongeman van een jaar of twintig. Hij is bezig een joint te draaien … (hé, dat blowen is toch ook begonnen in de hippytijd, schiet me ineens te binnen) … Ik groet hem. Hij groet mij terug: ‘Goedemiddag meneer’.

Over mijn bankje hangt een goor groen colbertje met  smeerolievlekken en vogelpoep.

‘Is dat jasje van jou?’ vraag ik, besmuikt lachend.

‘Nee hoor, meneer, dat is mijn jasje niet.’

O, shit, geeft hij nog zo netjes antwoord ook, op die stomme vraag van mij! Genant.

Ik had hem die vraag nooit moeten stellen.

 Ik vertel hem over mijn vader; hij zegt dan:

‘Ja, zo gaat het in het leven. De dood hoort er bij. Iedereen gaat een keertje dood, hè meneer’,  en hij neemt een flinke haal van zijn joint.

‘Ja, zo is het,’ zeg ik. Ik vraag me af of ik me nog zal excuseren voor die lullige vraag aan hem over dat jasje; ik besluit het maar zo te laten.

‘Tot ziens, hè.’zeg ik.

‘Tot ziens meneer.’

Ik vervolg mijn weg naar de markt.

Op de markt kom ik langs een kraam waar de mooiste sjaaltjes te koop zijn; talloze kleurrijke sjaaltjes in een grote bak. Ik ben een tijdje bezig een hippe sjaal uit te zoeken, als ik de verkoopster van de kraam hoor zeggen, dat ze maar één euro per stuk kosten. Laat ik eens gek doen, dan neem ik er drie. Knoop ik zaterdag ook nog een sjaaltje om mijn bovenbeen.

maandag 16 januari 2023

SLEUTELS KWIJT.

Ik had nog geen idee waar mijn stukje vandaag over moest gaan maar toen ik opeens  mijn huissleutels kwijt was, kon het nergens anders meer over gaan.

We hadden zitten klaverjassen in het buurthuis op de hoek. Ik was, samen met mijn maat Henk,  eindelijk eens een keertje als winnaar uit de strijd gekomen. Wij ruimden met zijn allen de ruimte aan kant, zodat die er weer spic en span uitzag. Nog schoner als toen we er in kwamen. We namen afscheid van elkaar en ik sloot af. Het was regenachtig, maar desondanks stapte ik vrolijk (door onze klaverjaszege natuurlijk) op huis aan. Bijna ben ik bij huis als ik me realiseer, dat ik de sleutels van de klaverjasruimte nog bij Lies in de brievenbus moet stoppen … Lies is degene die verantwoordelijk is voor het sleutelbeheer van het buurthuisje. Zij woont zo’n tweehonderd meter verderop dus dat betekent wel weer even (vrolijk) doorstappen door de regen.

Ik druk bij Lies op de bel; ze vraagt wie daar is.

‘Ik’, zeg ‘ik’ dus en ik roep  er gelijk achteraan dat ik de sleutel van de klaverjasruimte bij haar in de brievenbus gooi ..

‘Okeehee,!’ roept zij en ik zet er weer flink de pas in naar huis. Bij mijn portiek aangekomen bemerk ik, dat ik mijn sleutelbos niet meer heb … maar, zo vraag ik me af, wanneer en waar ben ik die sleutelbos dan verloren. Ik heb niks op de straatstenen horen vallen. Dan zit er niks anders op dan maar bij mezelf aan te bellen; gelukkig is mijn vriendin thuis want ik moet er niet aan denken dat ik buiten moet blijven staan.  Mijn vriendin doet open … en … de trap oplopend in de portiek, bedenk ik me, wat ik allemaal in het werk moet stellen om weer aan een behoorlijke sleutelbos te komen. Want behalve de sleutels van de portiek en de voordeur, zat ook het lidmaatschapskaartje van de sportschool er aan … en de bonuskaart van Albert Heijn maar die laatste is het minst belangrijk. Dat gaat dus behalve behoorlijk wat tijd en moeite, ook flink wat geld kosten … en dan, als ik bijna boven ben, als ik met de sleutelbos van de klaverjasclub mijn voordeur wil openmaken realiseer ik me pas .. wat er met mijn eigen sleutelbos is gebeurd. Die heb ik natuurlijk bij Lies in de brievenbus gegooid.

Mijn vriendin had de voordeur van ons appartement al opengezet en ik bel gelijk Lies om haar te vertellen wat voor stommiteit ik heb uitgehaald.  Zij kan er de humor wel van inzien en relativeert voor mij de zaak door te stellen dat haar zoiets al zo vaak is overkomen:

‘Ik kom wel even naar beneden dan haal ik jouw sleutelbos uit mijn brievenbus en dan ruilen we de bossen. Doe maar rustig hoor.’

Een kwartiertje later dan gepland kom ik dus feitelijk pas echt thuis.

‘Had je nou net je mobiel meegenomen, want hier is tie niet meer, vraagt mijn vriendin.

Nee hè!? Ik zou het niet zo precies meer weten ... toch wel een beetje paniekerigl …  voel ik voor de zekerheid  gauw in mijn jaszak en ja hoor, gelukkig, daar zit m’n mobiel in  m’n regenjas.

Blurp! Zouden er voor dat niet ‘meer zo precies weten’ pilletjes bij het Kruidvat of zo te koop zijn? Ik ga daat morgen maar even langs.

zondag 15 januari 2023

DIT SLAAT NERGENS OP.

Dit keer een verhaaltje dat nergens over gaat. Raar maar waar: het valt niet mee om nergens over te schrijven. Zodra ik de eerste zin van een stukje heb geschreven, gaat het eigenlijk al niet nergens meer over. In dit blog, dat op zich nergens op slaat en dus nergens over gaat, moet u vele malen nergens lezen.  Waar? Hier!

‘Nergens te vinden, nergens te koop’, gaat hier over een boekje. Al jarenlang zoekt een oom van me, een ouwe Maoïst, zich overal en nergens, suf naar een exemplaar van de eerste druk van het Rode Boekje van Mao, een vroegere president van China. Hij gaat nergens anders heen op vakantie dan naar China; altijd speurend naar dat ene boekje.  Tot nu toe heeft hij het boekje niet kunnen scoren. Oom is een die-hard, een bijtertje. Hij blijft zoeken.

Als jonge gast,  ver voordat oom zijn heil bij  Mao zocht, was hij al te karakteriseren als een doordouwer ‘pur sang’. Nergens anders vind je zo’n superindividualist als oom. Hij bemoeide zich als jonge vent al nergens mee èn hij trok zich nergens maar dan ook nergens iets van aan.

Een neef, kocht in Bern (!) exact voor 50 euro het Rode Boekje, dat oom zocht. Het lijkt veel geld, 50 euro voor zo’n klein rood boekje. Als het nergens anders te vinden is dan heb je het er graag voor over. Bovendien is dat bedrag voor oom Mao een habbekrats. Hij geniet een ruim pensioen en hoeft absoluut nergens om verlegen te zitten.

Oom liet, helemaal trots, zijn Rode Boekje zien op de Mao-club afdeling Bleiswijk. Daar zagen ze al gauw dat er met het boekje geknoeid was. Het bleek niet de eerste druk maar de elfde druk te zijn.  Elf was slordig veranderd in één; die vervalsing leek helemaal nergens naar. Oom Mao schaamde zich dood. Hij kon wel door de grond zakken. Voor  de rest van de avond was hij, die altijd het hoogste woord had daar in Bleiswijk,  helemaal nergens meer.

Aan de tweede tegenvaller die avond had oom part nog deel: de nergens anders zo pittige Chinese Loempia’s van de al even pittige Jenny Ho-La smaakten dit keer jammer genoeg nergens naar.  Leuke vrouw, die Jenny, zolang je maar nergens aan komt. Voor 20 euro nam Jenny dat elfde drukje van oom over. Oom blij; Jenny blij.

De oude Mao fan ging nog wel even verhaal halen bij zijn neef. Oom moest en zou weten van wie, waar en waarom neef dat rode boekje gekocht heeft maar neef wilde nergens meer over praten. Hij vond dat hij zijn best had gedaan, hoefde zich nergens voor te schamen. Dat sloeg toch nergens op. Het adres van de verkoper had hij oom toch op zijn minst kunnen geven.

Aan het begin van dit stukje waarschuwde ik al, dat dit stukje nergens over zou gaan. Een doodzonde is dat natuurlijk ook weer niet want er staat nergens geschreven dat stukkies niet nergens over mogen gaan.

Awel deze blog is overduidelijk een shitblog geworden. Geef ik grif toe. Het ergste is, dat  ik er nog niet eens mee zit ook. Want eerlijk gezegd zit ik nóóit nergens mee, thuis niet, op mijn werk niet, nèrgens niet!