zaterdag 22 oktober 2022

DE HAL

 De hal van de flat waar ik woon, leent zich uitstekend voor openbaar vuilnisvat, toilet of hangplek voor jongeren. Het gekke is alleen, dat daarvan nooit iets merk, wanneer ik in die hal ben. Een heel enkele keer zie ik wel eens een vrijend tienerstelletje. Dat schrikt van me, als ik laat thuiskom. Ze hadden duidelijk niemand meer verwacht.

Toch zijn er tekenen, die wijzen op een druk gebruik van deze hal. Platgetrapte plakken kauwgom, peuken, lege bierblikjes en plastic bekertjes tref ik aan. Uit de penetrante pisgeur die er hangt maak ik op, dat wat hier gedronken wordt, ook weer ter plekke geloosd wordt. Ik vraag me alleen af wannéér dat allemaal gebeurt. Zelden ben ik hele dagen weg. Ik ben met pensioen. Loop dus regelmatig op verschillende tijden naar binnen en naar buiten.

Er is de laatste tijd iemand, een buurtbewoner (?), die onze hal als een voorstation gebruikt voor grofvuil. Nu eens staat er een kapot kinderzitje voor op de fiets, dan weer een afgedankte salontafel of een defecte koelkast. Het vervelende is dat die buurtbewoner niet meer langskomt om zijn grofvuil werkelijk aan de stoeprand te zetten, zodat de ROTEB het kan mee kan nemen.  Dat doe ik dan maar. Ik heb wel eens het idee, dat ik hier de enige ben die dat doet. Er moet hier ook een fietsendief actief zijn, want ik heb al een paar keer een geheel afgekloven fietsframe  uit de hal moeten wegslepen.

Waar ik me ook over verbaas zijn de misselijk makende, vaak ongelooflijk grote groenige slijmklodders, die ik aantref. Op een keer zie ik, dat een van de buren, een grote klodder op de vloer van de hal deponeert. Ik kan het niet laten om daar wat van te zeggen .

‘Zo, lekker zeg buurman, als ik daar in trap, dan loop  ik dat slijm van jou, wel mooi  mijn huis in.’ Hij reageert gelijk: ‘Dat je daar een punt van maakt, man ….. maar eh … je hebt daar geen last van als je, net als ik, je schoenen uit doet, voordat je naar binnen gaat.’ ’ Wat een brutaliteit!’, denk ik!

Een enkele keer tref ik een gebruikte condoom aan. Dàt vind ik nou weer te onsmakelijk om met mijn blote handen op te pakken en in de afvalbak te gooien. Daarom koop ik zo’n grijper waar de ROTEB ook mee werkt. Dat gaat prima.

Al met al heb ik nu zo het idee dat de meeste rotzooi gemaakt wordt in de avond of de nacht.

Toevallig kom ik van de week een beetje laat thuis, uit de bios, ’t is tegen twaalven … in de hal hangt een stel jongens tegen een muur  aan. Eigenlijk zouden ze al lang op bed moeten liggen. Ze hebben allemaal wat te eten. Verpakkingen liggen in proppen op de grond, net als de platgetrapte bierblikjes.

‘Zo, eet smakelijk  heren! Jullie gaan die troep hier straks toch wel opruimen, hè?’

‘Ja, natuurlijk meneer, wij zijn nette jongens, hoor’ lachen ze.

‘Oké, dan is het goed.’

Een half uurtje later ga ik even in de hal kijken. Het ziet er perfect uit. Aan hen ligt het dus niet.

vrijdag 21 oktober 2022

FOEBELE IN QATAR.

Van 20 november tot en met 18 december aanstaande is in Qatar (Q) het wereldkampioenschap voetbal (WK). Een lelijk toernooi dat daar nooit had mogen komen. Het ligt me al jaren zwaar op de maag. Al sinds 2010, toen de FIFA (de wereldvoetbalbond) het WK aan Q toewees. Corrupte FIFA-mannen, met dollartekens in hun ogen, konden de miljoenen van de emirs niet afslaan.

Het is natuurlijk absurd. Een WK in november, in die regio. Totaal ongeschikt is het daar voor voetbal. Veertig graden is het dan.  Voor spelers en publiek worden stadions gekoeld. Niet alleen geldverslindend maar nog milieuonvriendelijk ook. Nog nooit was er een WK  in november.  ’t is altijd ’s zomers. Nú liggen, heel irritant en onnodig, wereldwijd de voetbalcompetities stil.

Q heeft geen voetbalcultuur. Grasveldjes voor de jeugd bestaan niet; alleen zandbakken. Daar in vallen de ballen dood en zakken voetballertjes weg. Geen clubs  daar, dus ook geen competitie. Wereldwijd schraapt de voetbalbond van Q een team bijeen van zakkenvullers (ex-topvoetballers).  Mondiale topclubs komen (tegen een gigantische vergoeding) zo af en toe in Q langs om te sparren met het Qatarese vreemdelingenlegioen. Zo snuffelt Q wat aan topvoetbal. Altijd in dat ene, matig bezette, armoedige stadionnetje van het emiraat.

Frank de Boer, oud Ajax-voetballer  is één van de in Q woonachtige zakkenvullers . Tevens is hij Q-lobbyist en influencer. Sinds 2010 veel gevraagd in Nederlandse talkshows  om de loftrompet te steken over het puike woonklimaat en fijne mensenrechtensituatie aldaar. Hij leeft als Allah in Q.

De nodige grote stadions zijn inmiddels gebouwd. Niet door bouwvakkers uit Q. Welnee, de mannen met baarden en lange gewaden gaan toch niet met ontbloot bovenlijf zwoegen in de verzengende hitte.  Daarvoor worden duizenden arbeidsmigranten uit arme Aziatische landen gecharterd. De projectontwikkelaar is niet geïnteresseerd in de veiligheid en welzijn van de bouwvakkers. Door bedrijfsongevallen en oververhitting , komen volgens Amnesty International in acht jaar tijd 6.500 arbeiders om,  … Frank de Boer wordt door de emir rijkelijk beloond als hij zegt dat het er maar drie waren. Hoe dan ook , voor elke honderd dode migranten staan er in Azië toch altijd weer 100 nieuwe klaar. Een stadion wordt duur betaald.

Vrouwenemancipatie bestaat niet in Q. Zonder toestemming van een man(vader, broer, partner) mag een vrouw niks. Op straffe van slaag. Seks met een ander dan je partner? Is strafbaar. Evenals elke andere geaardheid dan heteroseksueel. Lekker landje toch?

Ik associeer dit WK met bloed, zweet, dood en repressie.  Daarom ga ik het niet volgen. Hoe zeer het me ook aan mijn hart gaat. Voor een goede voetbalwedstrijd mag je me altijd midden in de nacht wakker maken. Maar van de combinatie Q en voetbal wordt ik misselijk.

Ik heb nog een paar goeie boeken liggen en een duizend stukjes puzzel van ‘Het Nederlands elftal Europees Kampioen 1988’. Beetje meer naar de bios, beetje meer porno kijken, beetje meer wandelen, beetje meer fietsen, dan kom ik dat WK wel door.

Een meerderheid van de Nederlanders zit niet te wachten op dit WK. Desondanks stuurt ons onbekwame en oliedomme kabinet ongewenst een vertegenwoordiging naar Q. Als Oranje het goed doet, gaat zelfs Willem Alexander daar nog even heen om de geur van bloed te snuiven. 

donderdag 20 oktober 2022

DE HOGE DUIK.

Van mezelf zou ik absoluut niet durven zeggen dat ik een durfal ben.  Integendeel. Zo af en toe kies ik voor een moedige actie en dan opeens durf ik niet meer door te zetten.

Zo heb ik eens de moed opgevat van de hoge duikplank te duiken. Halverwege de trap naar de ‘hoge duik’ bedenk ik me: volgende keer duik ik … nu ga ik springen. Op het randje van de sterk verende duikplank lijkt ook dat niet zo’n goed idee. Ik spring toch ook maar niet. Er is wel flink wat moed voor nodig om me, blauwbekkend en  bibberend van de kou, langs de lange rij spottende, stoere jongelui naar beneden te wurmen.  Op deze laatste moedige daad kan ik allerminst trots zijn.

Vrij risicoloos spring ik daarna vanaf startnummer een, zo ver mogelijk bij de hoge duik vandaan, in het zwembad om twintig baantjes schoolslag te zwemmen.  Twintig baantjes van vijfentwintig meter. Baantjes die ik nodig heb om de onrust in mijn lijf kwijt te raken van mijn ondoordachte hoge duik avontuur. Over die twintig risicoloze baantjes doe ik gemiddeld tussen de dertig en vijfendertig minuten. Voldoende tijd om na te gaan hoe het toch komt dat ik ineens zo lafhartig besluit om niet te springen …..waar ben ik ineens zo  bang voor…… wat is het ergste dat me kan gebeuren?

Ik ben bang dat me onderweg de adem wordt benomen door de snelheid waarmee ik van de hoge duik in het water plons. Of dat ik te lang onder water blijf, dat ik verdrink. Misschien knal ik bovenop iemand, die toevallig net op de plek zwemt waar ik het water terecht kom, waardoor ik en die andere zwemmer gewond raken. Ook kan ik hard met mijn kop op de bodem van het zwembad terecht kunnen komen waardoor ik buiten westen raak of mijn nek breek. Ik wil er niet aan denken dat ik me mijn leven lang in een rolstoel moet voortbewegen.

Zo rustig en tevreden min baantjes zwemmend, krijg ik er een steeds beter gevoel over dat ik toch maar besloten heb om noch te springen noch te duiken van de hoge duik. Waarom is het eigenlijk nodig om van drie meter hoogte in dat water te springen?  Het water spat er alleen maar hoog van op. Er ontstaat een irritant hogere golfslag en iedere zwemmer moet met een boog om de plek heen waar duikers of springers in het water plonzen. Afschaffen die hoge-duik, dat onding….bedenk ik me als ik met baantje dertien bezig ben. Vlakbij me springt, luid lachend, een kind van de rand van het zwembad … boven op mijn rug. Hij wilde een bommetje maken, zegt hij later. Hij excuseert zich, dat hij niet goed heeft uitgekeken.

Met moeite hijs ik me uit het water …..gekneusde ribben, voel ik. Tja,  in een zwembad zit een ongeluk in een klein hoekje.    

woensdag 19 oktober 2022

DE BAL.

Meneer! Meneer!! Die bal. Meneer houd die bal tegen! Die bal!!... Meneer …  De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in.

Een wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen, trachten hun ouders om beurten na te doen. 

Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend. Ze houden halt aan weerskanten hem. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn regenjas.

‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na. Die drijft steeds verder van de kant af.

Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert. Met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed. Ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen.

Het water is hier te koud en te diep, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt hij tegen de voetballertjes. Zwanen verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met één van zijn vleugels de arm van een jongeman gebroken heeft.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door stenen of bonken klei vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.

Dat lijkt die jongens een goed idee. Ze gaan gelijk op zoek naar stenen.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer er vlak vòòr of er ver óverheen. Al  met al is de bal na vijf minuten nog verder weg gedreven dan toen ze begonnen met gooien.

‘Geef mij eens een paar stenen,’ zegt hij en trekt zijn jas uit. Gooien kan hij, zeg!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan. Nog steeds wel in het water. Bijna  één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt zijn colbertje uit en stroopt zijn mouwen op. Hij gaat op de kade liggen en rolt met één hand de bal langs de kademuur omhoog.  

‘Bedankt meneer, ….hé meneer, voetbalt u even met ons mee?’ ‘Nee, die tijd is jammer genoeg geweest. ’

De jongens vinden het goed dat hij een foto van ze maakt als ze een balletje trappen. Ook schiet hij nog een plaatje van de zwanen,  die Inmiddels weer terug zijn op het plekje in de Rotte, waarvan ze door de bal verdreven werden. Onverstoorbaar grazen ze daar nu weer.

dinsdag 18 oktober 2022

EEN LEKKER GEURTJE.

Met een min of meer bevriend stel, Rieks en zijn vrouw Beppie, doe ik ergens in mei 1983 mee aan een geheel verzorgd meditatieweekend in een gehucht boven de stad Groningen. Carola, mijn vrouw heeft geen zin in ‘die flauwekul’ zoals ze het noemt en het lijkt mij eerlijk gezegd ook drie maal niks maar Rieks heeft net zo lang aan mijn kop lopen zeuren, tot ik ‘oké’ zeg: ´Schrijf me dan maar in joh, zeikerd´.

Twee nachten blijven we slapen op een tot meditatiecentrum omgebouwde boerderij. Het is zo’n 'tachtiger-jaren-weekend' met volop wierook, veganistisch eten, allerlei soorten kruidenthee en surrogaat koffie. Enigszins van slag door de alternatieve sfeer, loop ik aarzelend wat rond te neuzen.

Opeens komt Beppie enthousiast op me afgerend, vliegt me om me nek en drukt zich stevig tegen me aan; haar benen klemt ze om mijn bovenbenen: ´O, Jee, ik vind je toch zo´n lieverd!´.

Ik ben er  helemaal beduusd van. Terwijl zij aan mijn lijf hangt, zie ik Rieks even verderop surrogaat koffie proeven. Ik weet niets beter te doen dan haar maar een beetje vast te houden, een beetje onbenullig, een beetje knullig. Ze zoent me op beide wangen, vol op mijn mond, springt van me af en samen lopen we naar Rieks, die duidelijk staat te genieten van zijn bakkie slootwater.

Beppie heeft een lekker lijf:  volslank, stevige ronde borsten, dito billen, slanke benen maar een uitgesproken lelijke kop met ultra dunne lippen en een brilletje. Ze heeft halflang blond haar; dat dan weer wel. Haar stem is zwoel, rustgevend en contrasteert met de  bijna hysterische blik in haar spleetoogjes. Een spontaan type.  Ze is kleuterleidster. Ik had haar één keer eerder gezien. Op ons werk. Ze kwam Rieks ophalen. ‘Hoe is het mogelijk dat zo’n leuke vent als Rieks op zo´n lelijk wijf valt’.

Om een lang verhaal wat korter te maken: midden in de nacht kruipt Beppie (ik herken haar stem) bij mij in mijn slaapzak. Ze heeft een lekker geurtje op (Chanel nr5?). Haar lichaam voelt zacht en warm. Zo in het donker slaagt ze er in een handomdraai in, me op te winden. Beppie is ook razendsnel op temperatuur en dat maakt dat we een kort maar krachtig  feestje vieren op die zolder. Even snel als ze bij me is, verdwijnt ze ook weer: ´Ik ga weer naar Rieks, bye, bye, Jee.´

Ik ben zelf niet zo´n ervaren overspeler. Ik hou eigenlijk helemaal niet zo van dat spelletje, dat vrijwel altijd alleen maar verliezers kent. Maar Rieks en ik gaan op het werk zoals gewoonlijk met elkaar om. Alsof er niks gebeurd is. Hij wéét waarschijnlijk ook van niks … of wel …en voert hij onverhoopt iets in zijn schild … om mij terug te pakken. Dat kan ik haast niet geloven.

Een week of zes later op het werk, we zitten aan de koffie, zegt Rieks, dat sinds het meditatieweekend zijn relatie met Beppie sterk verbeterd is. ‘Het klinkt misschien raar, Jee,’ zegt hij tegen mij, ‘maar ik wil jou daar toch even voor bedanken, want mede dankzij jou is dat weekend zo’n succes geworden voor ons.’

Een opgewekte Rieks komt op de zaak met een doos tompoezen: ‘Beppie is zwanger, Jee … eindelijk … ik heb het er hier nooit over gehad … we waren al drie jaar bezig … tevergeefs …  maar nu … in februari is ze uitgerekend. ‘Geweldig Rieks van harte! Feliciteer Beppie óók van me!´ 

Op 23 februari  komt hun dochter Chantal ter wereld.

´Wat een lekker mollig poppetje,’  zegt mijn Carola, als  we op kraamvisite zijn.  ‘Ik kan alleen echt niet zeggen op wie van jullie ze lijkt’.. en in een flits kijkt mijn vrouw me héél indringend aan: ’Wat vind jij, Jee?’ 

’Sprekend de melkboer’, zeg ik gekscherend. En daar moeten we alle drie hartelijk om lachen.

maandag 17 oktober 2022

IK BEN ME ER EEN.

 

Op die fiets!

Gisteren sprak ik op deze plaats nog mijn afschuw uit over misdragingen van e-bikers  maar ik moet er eerlijkheidshalve  aan toevoegen, dat ik er zelf, als doodgewone fietser ook wat van kan. Ik ben me er een!

Ik overtreed alle mogelijk verkeersregels.

Ik steek mijn hand niet uit als ik de hoek om ga.

Ik trek me geen bal aan van verkeerslichten.

Ik rijd op fietspaden en autowegen in de verboden richting.

Ik fiets op het trottoir.

Ik heb géén of wazig licht op mijn  fiets.

Mijn remmen zijn slecht.

Ik heb geen bel op mijn fiets.

Is mijn fiets gejat, jat ik er een terug of koop voorvijf euro een gejatte fiets bij een junk.

 

En dan ben ik niet eens de enige die zich zo misdraagt. Ik stel me erg kwetsbaar op als weggebruiker. Het is beslist niet zo dat ik er op wacht om overhoop gereden te worden. Het is me telkens weer te doen om dat piepkleine adrenalinestootje.

 

Een supergrote stroopwafel.

Ik koop  een stroopwafel in de kraam op de Hoogstraat … zo’n supergrote … gulzig neem ik een hap, te gulzig want er breekt een stuk stroopwafel af en  valt op straat … een vrij groot stuk …  op de natte straat … gatver … dan ben ik echwel heel stom bezig als ik dat stuk stroopwafel opraap en nog opeet  ook? Toch doe ik dat: inhalig gris ik dat stuk van het trottoir … vlak voor de kwijlende bek van een boxer, die er blijkbaar ook wel zin in heeft.

Ik kan er ziek van worden. Erg ziek misschien wel. Enfin, dat zie ik morgen wel weer … als ik niet ziek word, denk ik maar zo: dan heb ik mijn weerstand er mee verhoogd. Als  al die straatschooiers wèl tegen eten en drinken uit de afvalbakken opgewassen zijn, waarom moet ik  dan een groot stuk op de grond gevallen stroopwafel  laten liggen? Kom nou, ik laat me niet kennen.

 

Een passend medicijn.

Ik weet dat het slecht voor me is en toch doe ik het. Tegen iedereen houd ik mijn mond. Ook tegen mijn psych en mijn vrouw. Geheel op eigen houtje besluit ik te stoppen met lithium, hèt medicijn dat al meer dan tien jaar uitstekend werkt tegen mijn bipolaire stoornis. Lithiumgebruik heeft enkele vervelende bijverschijnselen, onder andere dat mijn gevoelens (zowel de ups als de downs) nogal pittig worden afgetopt. Daar wil ik van af.  Heel langzaam bouw ik dat medicijn af: in drie maanden tijd. Ik riskeer zo een psychose. Door het oog van de naald kruip ik. Ben een paar dagen manisch. Van mijn psych: (‘nooit meer zoiets op eigen houtje doen , hè!!)  krijg ik een ander medicijn voorgeschreven: zyprexa; dat slaat goed aan. Ik vóél tenminste weer eens wat.

 Mijn experiment was eigenlijk te  riskant. Het resultaat uiteindelijk positief:  een passen medicijn. Was ik maar eerder gaan experimenteren.

zondag 16 oktober 2022

ONGELUKJE.

Het zit me niet echt mee de laatste tijd. Ik loop in de richting van mijn fiets, géén e-bike, een doodgewone fiets. Die heb ik met een kabelslot vastgezet aan een lantarenpaal, aan de overkant van het fietspad. Ik kijk keurig naar links of er geen fietser aankomt. Er komt inderdaad niks aan. Dus ik steek over naar mijn fietsje.  Het is immers een éénrichtingsverkeersfietspad. Knalt er van rechts met gierende remmen,  een fietser, een e-biker, met een onbeschoft hoge snelheid tegen me aan. Het is een tamelijk oude vrouw, een jaar of zestig schat ik. Geschrokken slaakt dat schofterig-hard rijdende oude wijf een iel kreetje: ‘Ooooooooooo.’ En racet alsof er niks gebeurd is verder. Ik kom, denk ik, met de schrik vrij en loop door naar mijn fietsje. Die staat daar gelukkig nog steeds lekker en op zijn gemak.

Nu vóél ik wel wat, merk ik, als ik mijn fiets van slot haal. Zo bij mijn ribbenkast, daar dreunde ze tegenaan.  Thuis gekomen zie ik dat mijn jas en mijn trui beschadigd zijn. Een of twee ribben lijken gekneusd. De huid op mijn ribbenkast bloedt. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik niet gelijk even  heb nagegaan of er schade of letsel was. Dat wijf was ook zó snel weg. Wat kan ik er nú nog aan doen?

Mijn  fiets mankeert natuurlijk niks. Die stond aan de ketting aan een lantarenpaal. Die heeft het van een afstandje allemaal zien gebeuren en was niet zo bijdehand om me even te waarschuwen. Ik hoef echt geen e-bike, maar een robot achtige fietst, die een beetje meedenkt en oplet, zo’n fiets is welkom bij mij. 

Zo’n zichzelf controlerende, oplettende  fiets, die een lekke band, een vastlopende ketting, een kapot achter- en voorlichtje ziet aankomen … glas op en kuilen in de weg signaleert en mij dat meldt. Prima zo’n p-fiets, een preventieve fiets. Nooit meer ellende onderweg. Heb je van Rotterdam naar Abbenbroek gefietst krijg je daar, in dat gehucht, een lekke band, heb je natuurlijk niet alle plakspullen bij je of geen pompje. Terwijl die p-fiets, voordat je weggaat meldt: jij gaat lek rijden … neem je plakspullen mee.

Al de brokkenpiloten op die e-bikes, gaat het zo te zien alleen maar om vaak onverantwoord snel te rijden.. De kinderen, een twee,  ja zelfs soms drie (en af en toe ook nog de hond) in de bagagebak  van de e-bike-driewieler zijn hun leven niet zeker! Met een rotvaart racet pa of moe (af en toe zelfs ook nog druk in de weer met de smartphone), richting school of winkelcentrum. Scherpe bochten worden genomen en bijna ongelukken voorkomen. De e-biker realiseert zich niet wat een risico hij neemt. Zelf riskeert hij weinig maar het lijkt wel of het hem geen bal kan schelen aan welke gevaren hij zijn of andermans kinderen en zijn hond blootstelt.

Vandaag ben ik dus de lul, door die vrouw op die klote e-bike, die veel te hard, op de verkeerde kant van het fietspad, me bijna het ziekenhuis in heeft gereden. Gelukkig worden e-bikers vaak het slachtoffer van hun eigen onveilige gedrag.  Was ik verdomme bijna als eerste voetganger de dupe van een e-bike.