maandag 13 april 2015
jeejeepee zo af en toe: LOVE
jeejeepee zo af en toe: LOVE: Sinds een week is de lucht weer geklaard in de relatie tussen mij en mijn vrouw. Na een zeker twee maanden durende periode van elkaar haten...
LOVE
Sinds een week is de lucht
weer geklaard in de relatie tussen mij en mijn vrouw. Na een zeker twee
maanden durende periode van elkaar haten, met scherp sarcasme, schelden, geniepige acties, verwijten, valse
beschuldigingen, kwetsende onthullingen, huilen, zwijgen, schreeuwen, elkaar
ontlopen, treiteren, wantrouwen, elkaar afsnauwen maar leuk en
gezellig doen tegen vrienden, vriendinnen en familie, elkaar voor leugenaar
uitmaken, elkaar lelijk zitten aankijken, niet tegenover elkaar zitten met
eten, alleen je eigen kleren wassen, koffie of thee alleen voor jezelf maken, alleen
de ‘troep’ van jezelf opruimen, geen ‘hallo’ zeggen bij het thuiskomen, geen
‘dag’ zeggen bij het weggaan, niet zeggen wat je gaat doen of wat je gedaan
hebt, alleen leuke dingen doen met vrienden of vriendinnen maar niet meer met
elkaar, geen overleg over te bekijken muziek of tv programma’s: geen rekening
houden met elkaars voorkeur, niks vertellen over wat je beleefd hebt, geen
‘goede morgen’ of ‘welterusten’ zeggen, met de deuren slaan als
je weet dat de ander al slaapt en als er bezoek is, huichelen alsof er niks aan
de hand is. Gelukkig ben ik me er in onze diepste crisis ooit, steeds van
bewust geweest, dat haat en liefde ontiegelijk dicht bij elkaar liggen. Ik kon
niet bij mijn liefde, zij kon niet bij die van haar maar we wisten, dat die er
wel degelijk was. Anders houd je het natuurlijk geen 45 jaar bij elkaar uit.
Sinds een week zijn we
weer ‘on speaking terms’ en zelfs meer dan dat. Zij was eigenlijk al een paar
jaar, na mijn laatste uitgelokte psychomanie, aan het dreigen met het aanvragen
van echtscheiding. Al die jaren kwam het er niet van. Die scheiding bleef dus
als maar dreigend in de lucht hangen. Begin vorige week wilde ik duidelijkheid
van haar. Onomwonden vroeg ik haar
wanneer ze nu eindelijk eens naar een advocaat zou stappen, want ik wilde ook
wel eens weten waar ik aan toe was. Ik
voegde daar wel aan toe dat ik het doodzonde vond, zo’n echtscheiding. ’Jarenlang
hebben we lief en leed gedeeld! Dan moeten we het nu, voor die laatste paar
jaar toch niet laten ploffen!
‘Ik weet,’ zei ik haar, ‘dat
ik je een paar jaar terug, door mijn
medicijnen niet te slikken, een hoop ellende bezorgd heb. Sorry, sorry, sorry
daarvoor. Dat was echt stom. Maar ik wil wel, dat je weet, dat ik altijd veel
van je gehouden heb.’
‘Ik heb natuurlijk net zo
goed stomme fouten gemaakt, kleine, grote,’zei m’n vrouw ootmoedig. ‘Sorry
daarvoor,’ … ze stond op van tafel en met een wat gebogen hoofd zei ze tegen
mij: ‘Zullen we dan voortaan maar weer
normaal tegen mekaar doen?’
‘Hartstikke graag!’ zei
ik,’en liefst ook een stuk warmer dan het de laatste tijd geweest is graag.’
Ik stond ook op en we
hielden elkaar innig vast. Best nog lang eigenlijk. Zij kon haar tranen niet
bedwingen. Ik zei nogmaals ‘sorry’ voor mijn stomme gehannes met die pillen.
‘Nu pas kan ik je dat
vergeven’ zei ze, ‘al die jaren heeft dat onze relatie verstoord.’
En … sindsdien strelen we
elkaar weer, zoenen we (alleen nog geen tongen, hoor), praten we elkaar weer de
oren van het hoofd, lachen we weer en
doen we weer leuke dingen, vragen we weer aan elkaar wat we willen drinken of eten, kortom sindsdien doen we weer bijna alles
met en voor elkaar wat mensen die echt van elkaar houden ook met en voor elkaar
doen.
zondag 12 april 2015
DOOD
De vierde slapeloze nacht
was nog enigszins grappig te noemen met de conducteur in zijn roze onderbroek
en die grappenmaker met zijn waterpistool. De vijfde slapeloze nacht was een
ware kwelling. Dat weet ik natuurlijk
nog niet, als ik mijn bed in stap, want net als elke andere avond ga ik naar
bed met de intentie om lekker te gaan pitten. Ik stond wel een paar keer op het
punt om in slaap te vallen maar steeds werd ik weer wakker geschud, nu eens
door een deur die hard wordt dichtgeslagen, dan weer door een kat, die ineens
als een gek gaat lopen miauwen. Dan lig ik voor de rest van de nacht weer klaar
wakker.
Ik vermoed halverwege de
nacht, zit er ineens iemand naast me op
de rand van mijn bed, met zijn rug naar me toe.
‘Hallo hé, waar kom jij
nou ineens vandaan?’
‘Ineens? Ineens? Ik zit
hier al zeker drie kwartier. Ik kan er toch zeker niks aan doen, dat jij hier met
je ogen stijf dicht in je bed ligt.’ Langzaam draait hij zich naar mij toe. Een
lijkbleek, niet onvriendelijk gezicht vertoont zich aan mij. Hij draait een shagje.
‘Noem me maar Ted, dat is
makkelijk, want zo heet ik toevallig ook.’t Stinkt hier naar sigarenrook, dus
ik neem aan dat ik hier mag roken.’
‘Geen probleem Ted, ik
rook zelf ook, zoals je al dacht. Alleen geen sigaren maar Javaanse Jongens.’
‘Je weet toch zeker wel dat
roken dodelijk is, jongen?
‘Jazeker Ted, dat staat
toch op elk pakje sigaretten of shag.’
‘Voor mij maakt dat
allemaal geen reet meer uit, knul. Ik ben al jaren de pijp uit. Ik kan dus roken
zoveel ik wil. En het kost me nog niks ook. In elke supermarkt winkel ik, vermomd
als onzichtbare man, geheel gratis.
Tsja, ik zou niet anders
meer willen en eerlijk gezegd lijkt mij zoiets ook wel wat voor jou. Nee! Laat
ik het zo zeggen: ik weet het wel zeker, jongen!’
‘Nou ….. nu al dood ….. ik
ben nog zo jong. Net vijftig. Ik weet het nog niet zo net, Ted.
‘Kom op!’ zegt Ted. Hij
grijpt me opeens vast en sleurt me met kracht aan mijn bovenarm naar het balkon.
Ik woon op vijftien hoog. Hij wil me over het balkon duwen. Ted is echt sterk.
Sterker dan ik.
‘Dit wil ik niet, Ted.
Laat me godverdomme los, klootzak.’
‘Ontspan je toch jongen,
relax, geef je over.
‘Neen, dit wil ik helemaal
niet.’
‘Ontspan je, laat je toch gewoon
vallen jongen, dan ben je er geweest en ben vrij om te doen en te laten wat je
maar wilt. Alles wat je hartje begeert, huizen, auto’s, vrouwen, sigaretten,
shag en nog veel meer staat tot je beschikking en het kost je geen rooie cent.’
Neen …… neen …… neen, pleur
op. Laat me met rust!!
‘Buurman ……hé buurman! Vanwaar al die rotherrie? Ik lag net
zo lekker te pitten man...,’ hoor ik mijn buurman zeggen. Ted is ineens van de
aardbodem verdwenen.
‘Ik? Rotherrie? Geen idee.
Sorry hoor, buurman. Geen idee hoe ik hier beland ben. Rare droom denk ik.’ Het
is al weer een klein beetje licht aan het worden.
Pas na deze vijfde
slapeloze nacht krijg ik eindelijk het
slaappilletje krijgen dat mij aan een goede nachtrust helpt.
zaterdag 11 april 2015
ROZE
Het is nu half zes. Ik heb nog geen minuut geslapen deze nacht.
Daarom ben ik maar achter de pc gekropen om dit stukje schrijven. De vorige
drie nachten heb ik wel geslapen maar slecht. Woensdag drie uur, donderdag twee
uur vrijdag een uur en nu dus niks. Slechter
dan vannacht kan het niet. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn
medicijncocktail pas veranderd is. Maar dit moet niet veel langer duren. Zo weinig slapen kan funest
zijn voor mij. Als ik komende nacht weer zo slecht slaap verdubbel ik gewoon maandag
de voorgeschreven dosis lorazepam, mijn slaappil, want ik moet dan echt slapen.
Volgende week dinsdag heb ik een afspraak met mijn psych, dan moeten we het er
maar over hebben, hoe verder.
Drie jaar terug had ik ook
zo’n slapeloze periode. Die was erger. Vijf nachten achter elkaar deed ik geen oog dicht. Ik
hield me aan goed bedoelde tips van mensen in mijn omgeving, familie, vrienden
en professionals. Geen koffie, geen tv,
geen pc, niet te laat sporten, niet te laat eten, geen alcohol, enzovoorts. Na
het avondeten at ik niks meer en ik dronk alleen de lafste aller laffe thee’s: kamille
thee. Maar slapen? Ho maar! Vreemde ervaring die slapeloosheid. De eerste drie
nachten voelde ik me net een reiziger in een trein met geblindeerde ramen. Ik lag
roerloos en gedachteloos. Ook zonder besef van tijd, dat pas weer ging dagen
bij het opkomen van de zon. Met een zwaar hoofd, zo’n hoofd dat je krijgt als
je te veel hebt gezopen, stond ik op en maakte me klaar voor de dag. Alles wat
ik lees komt drie keer zo traag binnen en op straat moet ik extra voorzichtig
zijn want ik zie alles net te laat. Ook lieve buren groet ik niet. Ik zie ze
gewoon niet en mijn vrouw krijg daar moppers over. Ik ben kortom een beetje in
trance.
Na de vierde en vooral de vijfde
nacht, dacht ik dat ik gek werd. De nachtelijke trein was de vierde nacht nog
wel hetzelfde maar er reisden dwaze figuren in mee. Het begon ermee dat de
conducteur in een roze outfit binnenkwam.
‘Dames en heren, goede
nacht, mag ik uw plaatsbewijzen zien, alstublieft’. Hij was nog nauwelijks
uitgesproken of een uitgesproken chagrijn, Maarten van Rossum, dacht ik, loopt op de conducteur af, zet hem een pistool,
duidelijk een waterpistool op zijn hoofd en zegt: ’Stop toch potverdikkeme eens
met dat zogenaamd vrolijke gedoe: ‘dames en heren, goede nacht enzovoorts enzovoorts’.
Trek om te beginnen dat homo pakje eens uit en roep gewoon een beetje nors: ’Plaatsbewijzen!’’
De conducteur doet wat hem gezegd wordt;
Maarten van Rossum gaat weer naast zijn vrouw zitten en spuit haar voor
de grap nat.
Maar ach, deze norse
conducteur die, in roze onderbroek, op roze schoenen ‘Plaatsbewijzen’ roept,
werkt alleen maar op de lachspieren.
Ik zat met mijn ogen open en
ervoer de scene van zojuist alsof ik er midden in zat en er toch niks mee te
maken had. Precies wat de meeste
treinreizigers dezer dagen doen als er een
conducteur vlak naast ze in elkaar wordt geslagen.
Het was geen droom die
vierde nacht. Ik was klaarwakker. Bij zonsopkomst waren mijn medereizigers allemaal
uitgestapt. Ik ging ik me, met een zwaar hoofd, maar weer wassen en aankleden.
vrijdag 10 april 2015
HOER
Mijn vrouw en ik hebben
besloten onze benedenburen drie punten in
mindering te geven. Onze nachtrust wordt steeds verstoord door hun gesmijt met
deuren en hun veelvuldig en luidruchtig toiletbezoek. Een paar maanden geleden
hadden we ze ook al eens drie punten afgepakt maar daar trokken ze zich verder niks
van aan. Toen was de buurman jarig . Er kwam de hele dag door veel visite voor
hem. Dus ging de bel vaak. Er was druk gekrakeel in het trappenhuis.
Als mijn vrouw en ik iets
irritant vinden dan is het wel, dat de bel heel vaak en heel hard gaat bij onze
buren. Dat gekakel is natuurlijk ook niet om aan te horen. Wij zijn benieuwd of
ze nu wèl onder de indruk zijn. Ze moeten nu wel reageren, want zo kan het niet
doorgaan. Nog eens drie punten in mindering en ze worden uit hun woning gezet.
Dat is de regel bij negen minpunten. Zo staat het in het reglement ‘Huurders
Onder Elkaar Reglement’ (HOER).
Ja, kort na de tweede
reglementaire puntenaftrek stond de benedenbuurman voor onze deur. Buurman was
een schriel mannetje, erg bleek, hij had een baard van drie dagen en hij had
zich vandaag nog niet aangekleed. Ik weet niet of hij zich op andere dagen wèl
aankleedde. Maar nu stond hij hier voor mijn neus in zijn slobberende
onderbroek en zijn oranje t-shirt met het opschrift: ROBBEN.
‘Dag heer’, zeg ik zo
neutraal mogelijk, ‘waarmee kan ik u van dienst zijn?’
‘Ik heb van u en uw vrouw
twee brieven gekregen over puntenaftrek.
Ik smijt ’s nachts met deuren’ schrijft u,’ en maak lawaai op mijn wc. Op mijn
verjaardag, één keer per jaar dus, wordt er te veel op mijn te harde bel
gedrukt.’
‘Dat klopt precies,
meneer, vandaar onze brieven.’
‘Kunt u misschien
alstublieft die puntenaftrek ongedaan laten maken. Ik wil hier namelijk heel
graag blijven wonen met mijn vrouw en mijn vijf kinderen. Want als u mij straks
misschien wel wèèr een brief met een klacht stuurt, dan heb ik in totaal negen
minpunten. Dan moet ik mijn huis uit.’
‘Jaaaa, dat is mij bekend,
beste man!’
‘Maar ik smijt toch al een
paar weken niet met de deuren.’
‘Helemaal waar, waarde
heer, maar mijn vrouw en ik hadden u toch óók geschreven, dat wij last hadden
van het lawaaierige gedoe op uw toilet?’
‘Wat bedoelt u dan met
luidruchtig gedoe, meneer?’
‘Dat zal ik nu zeggen,
waarde heer: met dat luidruchtige gedoe, bedoel ik het veelvuldig en met veel
herrie doorspoelen van het toilet èn tevens het laten vliegen van oorverdovende
winden.’
‘Maar meneer ... wij
moeten toch ook gewoon onze behoeften kunnen doen ...’
‘Nee, nee, nee, brave
borst, mijn vrouw en ik willen er geen last van hebben als u, uw vrouw en uw
vijf kinderen ’s nachts hun behoefte doen.’
‘Goed meneer, dan zullen
wij beneden de wc ’s nachts niet meer doorspoelen. Trekt u dan uw brieven in?’
‘Geen denk aan, beste man
….. en wat dacht u van de winden? Wanneer u het een maand lang rustig weet te
houden, dan pas trek ik mijn brieven in. Prettige dag verder!’
donderdag 9 april 2015
POT
Mijn psychiater, Otto, belt
omdat hij me graag zo spoedig mogelijk wil zien. Dat is raar! In de afgelopen
15 jaar moest ik bellen of ik alstublieft mocht komen. Heeft iemand hem
misschien ingeseind, dat ik geld aan het verkwisten ben in het Casino of dat ik
leuke dames oneerbare voorstellen doe of dat ik onophoudelijk ruzie zoek met
mensen in mijn omgeving of dat ik er potsierlijk bijloop in een oranje kostuum
met dito hoedje. Dat zijn goede redenen voor Otto om me bij zich te roepen; zulk gedrag
is namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.
Ik mag om 13.00 uur bij
Otto op audiëntie komen. Precies om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer, om 13.05
uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand.
Volgens mij met pindakaas, dat weet ik niet zeker. Dat ruik ik dadelijk wel,
want we zitten altijd heel dicht op elkaars lip. Otto loopt om 13.07 uur nog op
zijn gemak zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn
spreekkamer in loop.
‘Hallo! Ik moet nog wel even
mijn boterhammetje opeten. Wil je even wachten in de wachtkamer?’ zegt Otto.
‘Neen Otto,’ zeg ik, ‘dat
wil ik niet, we hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik ga
vast op je kamer zitten.’
Even later komt Otto zijn
kamer binnen en doet een jammerlijke poging grappig te zijn:’Ik hoop dat je geen
last hebt van onverwachts uit mijn mond schietende broodkruimeltjes. Je hebt me
zo opgejaagd, dat ik niet alle brooddeeltjes heb kunnen door slikken.’
Ik weet het gelijk! Er zat
pindakaas op en niet zomaar pindakaas maar pindakaas met kleine stukjes noot.
‘Het is echt geen stukje brood
dat net uit je mond schoot, Otto, het was een stukje noot en het zit nu op mijn
linkerwang. Kijk, hier.’
Otto gaat achter zijn
beeldscherm zitten en doet net alsof hij niets gehoord heeft.
‘Ik ben me er niet van bewust dat ik stoms heb gedaan, Otto.’
‘Welnee! Dat was ook niet de
reden dat je gevraagd heb te komen,’ zei Otto.
Om in balans te blijven
slik ik een medicijn (lithium). Dat medicijn is een beetje riskant is voor
andere organen van mijn lichaam. Daarom moet ik elke drie maanden mijn bloed
laten controleren, zodat wanneer er in mijn lichaam iets misgaat, er bijtijds maatregelen
genomen kunnen worden.
Welnu, uit die
bloedcontrole is gebleken dat het lithiumgehalte in mijn bloed te hoog is en
dat heeft tot gevolg dat mijn nieren niet goed meer functioneren. Dat is het
goede nieuws dat Otto me even wilde doorgeven.
‘Slik je jarenlang trouw
je medicijnen,dan krijg je als beloning problemen
met je nieren, ’dacht ik vol zelfmedelijden.
Hoe erg het nu is met mijn
nieren moet ook weer onderzocht worden. Ze moeten nu niet mijn bloed maar mijn
pies hebben. Ik moet 24 uur uitsluitend
piesen in een bruine kunststof pot. Die geeft Otto mij mee. Er gaat tweeëneenhalve
liter zeik in. Overmorgen wil Otto weer een gevulde pot terug.
Het is lekker weer, de dag
dat ik die pot wil vullen. Ik wil naar
buiten, een stuk fietsen. Thuis heb ik al een half litertje in de pot gepiest.
Ik stop de pot in mijn rugzak en doe er een banaan, een appeltje en een pakje
brood bij. Zo fiets ik richting Zoetermeer
en weer terug naar huis. Een paar keer onderweg houd ik een plaspauze. Diep weggedoken
in de bosjes, niemand mag me zo met die pot zien. Nu ben ik weer thuis. De ton is al ruim voor
de helft gevuld.
Tot negen uur ’s ochtends moet
ik in de pot plassen. Ik zet de pot (afgesloten) naast mijn bed op de grond. ’s
Nachts doe ik er nog drie plasjes in. Een keer heb ik een klein beetje naast de
pot gepiest. Mijn ochtendplas wordt mijn laatste voor het onderzoek. Er is nog wat
ruimte dus ik hang mijn plasser in de pot en laat mijn plas lopen, alleen …… er is onvoldoende
ruimte in de ton. De warme urine loopt over mijn handen, op mijn voeten en over
het zeil van mijn slaapkamer.
Het onderzoek kan beginnen,
want de pot is gevuld met mijn urine van 24 uren.
dinsdag 7 april 2015
Crediteuren
Onderweg naar de afdeling is
DirkJan te kwaad om iets tegen haar te zeggen.
Waarom gedroeg Lidewij zich als een klein kind tegen Jakips, de chef? Nu heeft ze het volledig
verbruid. Ze werkt nu bijna een jaar
lang, 24 uur per week, als uitzendkracht bij Vetom BV, een bedrijf dat
smeermiddelen produceert voor de pluimvee industrie. Lidewij heeft al die tijd
op de afdeling crediteuren gewerkt, zeer tot tevredenheid van haar collegae
en afdelingshoofd Dirkjan. De twintig
jarige Lidewij houdt van aanpakken. Ze toont
initiatief. Zo belt ze bedrijven op die de rekening nog niet betaald hebben. Ze
is dan even vergeten dat ze op crediteuren zit en niet op debiteuren. Aan
crediteuren moet je immers betalen en van debiteuren vang je geld. Maar goed, binnen
twee maanden heeft Lidewij wel in de gaten hoe dat precies in elkaar steekt.
Vetom BV zelf is gevestigd
in Lidewij’s geboorteplaats Barneveld. Voor haar is het aantrekkelijke van de
baan de telefonische kontakten met medewerkers van andere bedrijven. Die zitten
voornamelijk in Venray, Ede en in Barneveld zelf, maar naar Barneveld
telefoneert ze niet graag omdat ze daar bijna iedereen al kent. Die komen haar,
bij wijze van spreken, al mijlenver haar neus uit. Lidewij’s stille wens is
eens op de debiteuren afdeling in Venray te mogen werken. Dat komt vooral omdat
Maarten daar werkt, op de debiteuren dan , hè. Maarten, dat vindt Lidewij toch
zo’n aardige man, tenminste zo aan de telefoon. Hij luistert echt naar je. Als
je Maarten iets vertelt dan kan hij heel geïnteresseerd doorvragen. Dat vind ze
toch zo prettig. Als Lidewij in de problemen zit, belt hij gerust helemaal
vanuit Venraij om, met zijn warme telefoonstem, te vragen hoe het gaat …. zo
zachtaardig als hij is. Zo’n man zal ze haar leven niet vergeten.
Maar goed, Lidewij heeft
een afspraak bij de chef, de heer Jakips, en DirkJan, hoofd crediteuren, mag
ook bij het gesprek aanwezig zijn. Het gaat om het verlengen van haar contract.
Dirkjan vertelt hoe tevreden hij is over Lidewij, hoe snel ze dingen oppikt,
hoe collegiaal ze is en hoeveel geld ze al voor het bedrijf verdiend heeft. Dan
komt Lidewij aan het woord. Ze is niet zo handig, ze zegt tegen Jakips dingen,
waar ze beter haar mond over kan houden. Heel vlug werken kan ze. Daardoor houdt ze
tijd over. Tijd voor een extra lange pauze. Tijd voor fijne gesprekken met
Maarten, die ze overigens alleen maar nog van de telefoon kent, helaas.
‘Maarten is achtenvijftig
jaar, Lidewij en al vier maal opa,’bromt Jakips
‘Nou,’ zegt ze, ‘ ik heb
toch niet gezegd dat ik met hem naar bed wil.’ Maar stiekem vindt ze het heel
erg jammer, dat Maarten al zo oud is. (De tranen schieten haar in de ogen.) Zij
had hem geschat op zevenentwintig, dat scheelt nogal wat.
Jakips zei dat hij goed
had geluister: Lidewij mag blijven bij
Vetom BV. Haar werk heeft ze al die tijd goed gedaan. Ze heeft nu een tijdelijk
contract van vierentwintig uur per week. Met ingang van de volgende maand
krijgt ze een vaste aanstelling voor twintig uur per week. Die vierentwintig
uur is, zoals u zojuist zelf al aangaf, veel te veel voor het crediteurenwerk.
Lidewij stond op, pakt de
tulpen uit de vaas, knakt ze en gooit ze naar
Jakips zijn kop en zegt zeer gepiqueerd: ’steek dat jaarcontract maar in
je reet Jakips.’
Abonneren op:
Posts (Atom)