donderdag 3 maart 2022

VOETBALCARRIËRE

Er zijn dingen, waarover ik nooit graag wil schrijven. Over mijn voetbalcarrière bijvoorbeeld. Ik begin op mijn tiende met straatvoetbal.  Op de stoep voor mijn huis in Spangen. Twee bomen, op zo’n vijf meter afstand van elkaar, zijn de doelen. Met de drie jaar jongere Arie foebel ik.  Jarenlang elke middag na school en voor het avondeten.  Vergeleken met Arie kan ik er geen hout van. Altijd word ik met groot verschil ingemaakt  door dat kleine ventje. Een paar grotere jongens willen een buurtelftal  oprichten. Arie en (zelfs) ik worden gevraagd om mee te doen.  Na een dag oefenen is het  iedereen wel duidelijk dat ze als voetballer niks aan mij hebben. 

‘Ga jij maar in de goal staan.’  Bijna alle keepers, ook die van grotere clubs als Sparta, Feyenoord of Ajax, staan júíst in de goal, omdat ze er voetballend niks van bakken.  Wij, Spangenaren,  voetballen op een veldje in de Spaanse Polder, een industrieterrein; het gras staat er veel te hoog, de bal kan nauwelijks rollen.  Het doel dat ik moet verdedigen wordt gevormd door twee stapeltjes kleren op ongeveer vijf grote stappen uit elkaar.  Het andere doel is  aan de overkant van het veld, op zo’n vijftig meter van mijn doel. Dat ziet er precies hetzelfde uit. We trainen een paar keer en spelen wat wedstrijdjes tegen andere buurtteams. We verliezen bijna alles; ook door mij, want ik blijk ook al niet zo’n goeie kééper te zijn. Ik laat ballen tussen mijn benen door glippen. Schiet de bal naar een tegenstander, die dan ineens vlak voor mijn doel opduikt en makkelijk kan scoren. Ik ben ook veel te nerveus. Als de spits van de tegenstander op me af komt, verstijf ik helemaal.  Bijna nooit rèd ik eens een wedstrijd voor mijn team.

Op mijn dertiende speel ik mijn laatste wedstrijd.  Twee onvergetelijke reddingen verricht ik dan:  bij de eerste redding werd de bal hard op mijn gezicht geschoten, daarbij gaat er een tand door mijn lip en breekt mijn bril in twee stukken (ik moet wel met die bril op keepen; zonder bril zou ik alleen maar waarde hebben als reserve cornervlag). Bij de tweede gedenkwaardige redding wordt de bal loeihard op mijn  zak(je) geschoten.  Gedurende zeker vijf minuten lang  schieten ongekend heftige pijnscheuten  heen en weer tussen mijn zak(je) naar mijn hoofd. Uiteindelijk is dit wèl de enige wedstrijd ooit die we gewonnen hebben.

Ik verhuis naar een andere buurt: IJsselmonde. Daar kan ik maar moeilijk wennen. Al mijn vrienden wonen nog in Spangen. Nieuwe vrienden maken lukt me niet zo.  Ik ben te verlegen, ik ga er niet op af. Meestal zit ik thuis, huiswerk maken, televisie kijken, patiencen of ik help mijn moeder met boodschappen doen of  huishoudelijke klusjes. 

Wij zijn thuis Rooms-Katholiek. Vandaar dat er wel eens een katholieke geestelijke met mijn moeder komt praten. Hij vertelt haar, dat ze me op de katholieke voetbalclub moet doen. Dan leer ik vanzelf andere jongens kennen. Helaas gaat dat niet zo vanzelf.  Ik word keeper bij R.K.V.V. Aeolus.  Zonder succes speel ik daar in de lagere jeugdelftallen. Na twee seizoenen stop ik. Dan pas word ik vrienden  met Robert, een klasgenoot van mij.  Samen met hem, ga ik eens in de veertien dagen, op zondag, naar de Kuip, de wedstrijden van Feyenoord bekijken èn analyseren. Jarenlang heb ik dat met veel plezier gedaan.

woensdag 2 maart 2022

DOODS

Steunend op haar rollator schuifelt Adrie (74) richting abri. Het is hier druk. Zo gaat het  elke ochtend tussen kwart over acht en kwart voor negen. Auto’s en fietsen rijden af en aan. Vaders en moeders brengen hun kinderen naar de school hier in de straat. Er komen af en toe ook wel kinderen hand in hand lopend, met vader of moeder. Heel soms ziet ze kinderen in kleine groepjes òf alleen lopen; dat zijn meestal de wat ouderen.

Over vijf minuten moet ze de bus hebben. De bus van dertien minuten over half negen. Naar metrostation Capelsebrug.  Ze gaat naar haar oudste zus Hella (76), die woont ook nog op zichzelf,  in Kralingen. Elke dinsdag gaan ze bij elkaar op de koffie. De ene week bij de een, de andere week bij de ander. Vandaag is het eigenlijk de beurt van Hella om bij Adrie op bezoek te gaan. Gisteravond belde ze af want morgen wordt er tussen tien en twaalf uur een pakketje bij haar bezorgd.

Het zal wel wennen zijn zonder al die vrolijk spelende en kwetterende kinderen op het schoolplein. Deze week zijn ze voor het laatst. Dan verhuizen ze naar de Dokter Beelstraat een beetje dieper Prinsenland in. De oude school, de Jan Antonie Bylo school, waar ik nu op uit kijk, wordt over drie weken gesloopt. Na vijftig jaar was de school wel toe aan vervanging, met name de verwarming, ventilatie en isolatie voldeden niet mee aan de eisen van deze tijd. Ze is er blij om dat op dezelfde locatie de nieuwe school zal verrijzen. Zonder kinderen is deze straat wel erg doods.

Adrie moet de altijd drukke Michelangelostraat oversteken om bij de abri te komen. Een vriendelijke automobiliste stopt en wappert met haar hand, ten teken dat ze kan oversteken. De opstap naar die bushalte is haast niet te doen, met die rollator. Veel te hoog. Het lukt nog maar net. Het moet niet gekker worden. In de abri controleert ze nog even of de bus inderdaad om dertien over half negen komt. ’t Klopt. Het busje komt zo. Op de glazen wand van de abri is met koeienletters gekalkt: ‘Fuck Poetin.’ Hoe dat zo?  Ze gaat nog even op het metalen bankje zitten. Het is vrij schoon hier; dat is ook wel eens wat anders geweest. Nu liggen er alleen twee blauwe en een zwart mondkapje. Vroeger zou ze het opgepakt en in de afvalbak gegooid hebben. Maar zo gek is ze niet meer: ‘t is onhygiënisch en ze is er sowieso veel te stram voor.

Schuin tegenover haar wordt hard gewerkt.  Een woontoren in aanbouw. Bouwvakkers, in rode overalls, met witte helmen  op, loodsen een grote vrachtwagen vol zand de bouwplaats op.  Er wordt geschreeuwd, gewezen, geschept en met water gespoten … zou niet weten waarom allemaal. Hé, daar staat de buurman van nummer 162. Hij maakt foto’s  van de werkzaamheden. Misschien kan hij daar wel een woning krijgen. Niks voor haar … ze hoeft niet meer zo nodig te verhuizen.

Wat zou Hella eigenlijk voor pakketje besteld hebben  … ze is het gisteren helemaal vergeten aan haar te vragen. Toen ze haar vorige week aan de telefoon had vertelde ze dat haar Senseo het begeven had. Zou me niks verbazen als ze een nieuwe besteld had bij Bol.com. ’t Zal straks toch wel Nescafé worden.      

Ah, daar is de bus al .. die vijf minuten zijn voorbijgevlógen.    

 

  

dinsdag 1 maart 2022

NIET GOED BIJ

“Hier. Pak aan klootzak!” Ma Troost geeft Hans met haar vlakke hand een klap voor zijn kop. Met een smak gooit ze haar deur dicht. Ma Troost is echt niet bang van hem ook al is hij twee koppen groter en twintig jaar jonger. De  buurt is getuige van een korte maar hevige burenruzie. Zij is het type rauwe volksvrouw, tegen de vijftig. Peter is haar zoon, achtentwintig jaar en niet helemaal goed bij. Waag het niet je met zijn opvoeding te bemoeien.

   Hans wou alleen maar zeggen dat Peter plantjes uit zijn tuin heeft gejat. Wrijvend over zijn wang, zwalkt Hans naar zijn huis aan de overkant. Bij zijn naaste buren kan hij wat stoom afblazen. Verontwaardigd wijst hij naar de lege plekken in zijn tuin en naar Ma Troost. Hans springt zowat uit zijn vel van woede. Wil weer op Ma Troost afstormen maar zijn buren houden hem tegen.

 

    Vanuit haar vaste stekkie achter het openstaande keukenraam lijkt Ma Troost te genieten van het opgewonden sfeertje aan de overkant; je ziet haar denken: “Kijk die zielenpoten … en allemaal meehuilen met die klootzak.”

   “Klootzak…,” krijst haar papegaai Krook.

   “Hou je bek, brutaal nest! Anders draai ik je nek om,” dreigt ze.

   Ook van Krook moet de buurt afblijven trouwens, ook al krijst  hij ‘s morgens vroeg de hele buurt wakker.

 

     “Peter, kom hier of ik geef je een pak rammel, teringjong”

Dit dreigement blijkt voor Peter voldoende om onder zijn bed vandaan te komen. Als een bang hondje schuifelt hij naar zijn moeder.  Zij kijkt hem aan met een verachtende blik. Ze wijst in de richting van de stoel waar hij moet gaan zitten.

   “Ikke niettuh guddaan plantuh…”

   “Hou je mond nu maar, Lul!”

  

Heerlijk vindt ze die verontwaardigde koppen aan de overkant. Van achter haar vitrage zit ze hen uit te lachen.

 

   Hans is er bij gaan zitten; op het stoepje voor zijn deur rookt hij een  sigaretje; neemt een slokje van zijn thee. Voor iedereen rondom hem is het duidelijk dat dit de druppel is die emmer doet overlopen. Natuurlijk, Peter weet niet beter. Lastig is het wel zo’ figuur in je buurt, zeker met zo’n moeder. Het zijn niet alleen die plantjes. Er gebeurt veel meer. Peter laat zijn hond op de stoep poepen, zonder de stront op te ruimen, hij steelt fietsen, valt kleine meisjes lastig en verlekkert zich aan de in hun tuin zonnebadende buurvrouwen. Daar mag je dus van ma Troost allemaal niks van zeggen. Peter is eigenlijk te gek om los te lopen.

 

   Ma Troost ziet dat Hans een mobieltje in zijn handen geduwd krijgt.

  “O god, nou gaan we het krijgen hoor, hij kan het weer niet alleen aan. Hij moet zo nodig de politie er weer bij halen,” schampert ze. Met een ruk draait ze zich om naar Peter en haalt met de knokkels van haar rechterhand uit naar zijn gezicht. Ze staat op en gebiedt de kreunende Peter te blijven zitten:

   “Blijf Met Je Tengels Van De Planten Van De Buren Af,” dreunt ze er bij hem in. Peter tuimelt van zijn stoel. Roerloos blijft hij liggen. Ook na een paar zachte tikjes op zijn wangen geeft hij nog geen teken van leven. Nagelbijtend en plukkend aan haar trui loopt ze onrustig heen en weer tussen de keuken en de woonkamer. Dan zwiept Ma Troost zo maar een paar planten van de vensterbank. Ze gooit een schemerlamp om en ze rukt het kleed van de keukentafel: alles, van asbak tot koffiepot ligt aan gruzelementen. De borden en potjes broodbeleg, die ze er ook nog bij gooit maken de ravage compleet.

 

   Een van de buren wijst en alle anderen kijken in de richting van waar de politiewagen aan komt. Een van de agenten loopt naar Hans om van hem te horen wat er loos is. De andere agent gaat naar Ma Troost. De agent ziet haar verslagen naast haar zoon zitten. Ma Troost aait haar zoon over zijn bol. Snotterend vertelt ze dat Peter helemaal door het lint gaat van dat plantjesverhaal. Als een dolle, gaat hij met van alles in huis lopen gooien. Om hem te laten ophouden geeft ze hem een harde klap. Misschien wel iets tè hard.

 

   De door de agent opgeroepen ambulance is er snel. Verplegers schuiven Peter, die wat begint te murmelen, de ziekenauto in. Als ma Troost samen met Krook en de hond, de politiewagen wordt in geduwd, schreeuwt ze naar de overkant:

   “Hebben jullie nou je zin, stelletje slampampers……en dat voor die paar lullige  plantjes!”

 

maandag 28 februari 2022

EEN KOPJE THEE

Zes jaar geleden leer ik een oude dame  kennen. Lichamelijk, maar veel mèèr nog geestelijk, voelt zij zich een wrak. Door haar zwakke knieën en een uitstulping aan haar bovenrug,  loopt ze niet meer zo makkelijk.  Haar leven wordt gedomineerd door angsten.  Ze is aan huis gekluisterd.  Haar dagen brengt ze door in eenzaamheid,  die gepaard gaat met smartelijk huilen en ondraaglijke migraineaanvallen … en dit al meer dan dertig jaar.

Ik leer haar kennen in onze kerk, de kerk van de Heilige Maagd  Maria.  Ik ben daar vrijwilliger op de dinsdagmiddagsoos.  Oudere dames (60+) komen daar bijeen, om de tijd te doden; te babbelen, iets te drinken, te snoepen en een spelletje te doen.  Jokeren, monopolie ook populair is mens erger je niet. Ikzelf ben een man, wat jonger dan de dames hier: vijfendertig.  Vrijwilliger. Mijn taak op deze soos is ervoor te zorgen dat alles gladjes verloopt: dat iedereen kan spelen, iedereen haar natje en haar  droogje heeft en dat niemand met haar ziel onder haar arm komt te zitten. 

Haar spelletje jokeren is afgelopen, de oude dame heeft dan even niets om handen en dan zit ze wel zo in elkaar, dat ze ‘er op af gaat’.  In dit geval op mij. Zo komt ze me complimenteren met het feit dat ik, zo belangeloos, mijn best doe om het haar en de anderen natuurlijk naar de zin te maken.  Zó positief zeker als je in aanmerking neemt hoe het haar tegen zit in het leven. Het zou niks voor háár zijn dat vrijwilligerswerk.  Werken lukt haar überhaupt niet meer.  Ze is vijftien jaar onderwijzeres geweest op de Rooms-Katholieke Sint Lazarusschool. De mooiste tijd van haar leven. Alle klassen heeft ze gedaan. Het leukst vond ze nog wel de zesde klas … dat noemden we toen nog zo … tegenwoordig heet dat groep 8.  Tja, daarna moest ze haar leerlingen loslaten; gingen ze naar de mavo, de technische school, de hbs of naar de spinazie academie, zoals ze de huishoudschool destijds ook wel eens noemden.  Ze beet even onopvallend op haar rood gestifte lippen ... glimlachte even.  Ze heeft ook altijd genoten van de schoolreisjes: naar de Kennemer Duinen, de Drunense Duinen, de Efteling. Een miskleun als schoolreisje vond ze de Passiespelen in Tegelen, Zuid-Limburg. Dat was een verplicht nummer: we waren immers een katholieke school. Zo saai. Een eindeloos toneelstuk in de buitenlucht over  het leven en lijden van Jezus. Ze draait haar zegelring  rond om de ringvinger van haar linkerhand.  Heel jeugdig heeft ze haar nagels extra lang laten groeien; ze zijn felrood gelakt.

Zevenendertig was ze toen ze heel erg ziek werd. Ze kon geen les meer geven. Zware depressies en hoofdpijnen teisterden haar. Ze werd  al gauw voor 100% afgekeurd. Haar wachtte de WAO. Tot mijn grote verbazing vertelde ze me dit laatste nog tamelijk monter.   

Overduidelijk is het dat de oude dame  alle angst, depressie en chagrijn niet heeft meegenomen naar de soos. Vriendelijk lachend nodigt ze me uit om binnenkort  eens bij  haar een kopje thee te komen drinken. Als je wil kan het zo dadelijk wel, direct na de soos.

Het opruimwerk is gedaan; de zaal is weer schoon. Eerst even mijn vrouw bellen, dat ik wat later thuis kom. Dan ga ik naar mijn thee-afspraakje. Ze verwelkomt me hartelijk. De oude dame heeft zich vliegensvlug omgekleed. Ze heeft nu een pikant  rood bloesje aan met een wat dieper décolleté dan zojuist op de soos. Haar lippen heeft ze bijgestift.  Ze gaat me vòòr naar de woonkamer, waar de thee al op een réchaud klaarstaat. Bij de thee snoepen we een bitterkoekje. Ik vertel haar dat mijn zoontje volgende week maandag zeven wordt. We gaan dan met zijn drietjes naar Blijdorp.   

Als we de thee op hebben,  zegt de oude dame opeens dat ze 64 is en vraagt er gelijk achteraan hoe oud ik ben. Eerlijk gezegd had ik haar wat jonger ingeschat.

‘Ik ben bijna 36’.  

‘Oeps,’ zegt de dame, ’wat lekker jong nog. Weet je, ik vrees dat de Heilige  Maagd Maria mij niet naast haar in de hemel zal dulden. Ik ga namelijk altijd, na het eerste kopje thee dat ik drink met een man, met hem naar bed … zélfs al is hij getrouwd.’ De oude dame staat op, maakt wat knoopjes los van haar rode bloesje en vraagt hem met haar mee te lopen.          

zondag 27 februari 2022

EEN KORSTJE

Aaauuuw! Fenny, zijn kat, springt  van schrik wel een meter de lucht in. Kees schreeuwt moord en brand. Hij haalt zijn arm lelijk open aan een onbekend soort bamboe. Die struik komt steeds dieper zijn tuin in. De bamboe komt aangewoekerd uit de tuin van zijn buurvrouw. Jaren geleden nam zij een stek mee uit Zambia, haar geboorteland. Een heel bijzondere soort. Kees zoekt op Google wat het precies voor bamboe is. Hij komt er niet precies achter maar de ‘zwarte bamboe’ komt er het meest bij in de buurt. Pas op voor de wortels, want die zijn vlijmscherp, staat er nog bij. Dat laatste is ie even vergeten, als hij een hortensia wil verplaatsen.  Kees snijdt zich dan aan een voortwoekerende bamboewortel. Hij bloedt gelijk als een rund. Het is nauwelijks te stelpen. Zijn vrouw komt, met de heggenschaar nog in haar hand, op de oerkreet van Kees af. Geen moment aarzelt ze, laat de schaar uit haar hand vallen, pakt de verbanddoos en gaat aan de slag.

 

Het genezingsproces lijkt voorspoediger  te verlopen dan verwacht. Lijkt, want twee weken later wordt zijn arm eerst rood en dan op de plek van de verwonding, griezelig dik. De dokter staat er versteld van: ‘god zegene de greep’ zegt hij. Hij weet niets beters te doen dan een antibioticakuurtje voor te schrijven.

 

Op een avond, net gegeten, krantje gelezen en onderuit gezakt voor de tv: kijken naar een voetbalwedstrijd. Terwijl hij zit te kijken draait hij onbewust met zijn rechter wijsvinger om de inmiddels dichtgegroeide wond. De pijn en jeuk nemen toe, Hij kan haast niet stil blijven zitten. Wrijven en krabbelen over het korstje helpen niets.

 

Het voetbal kabbelt voort; het was weer eens zo’n wedstrijd, waarvan  je na afloop zegt, dat je blij bent dat je niet gekeken hebt. Kees heeft niet in de gaten dat het korstje steeds losser komt te zitten.  Een grove overtreding in de voetbalwedstrijd doet Kees opveren en tegelijk geeft hij het korstje het laatste zetje. Als een dekseltje van een doosje tilt hij het korstje van de wond. Echt makkelijk gaat het niet. De korst is toch los … maar er blijkt nog iets ònder te zitten. Heel langzaam beweegt het korstje omhoog. Kees voelt nog wel wat kriebelen; maar krabbelen kan hij niet.  Dan ziet hij tussen de wond en de korst iets bewegen; iets levends, gelig, doorzichtig, een langwerpig soort plaaginsect met vele tientallen krioelende, friemelende pootjes.  Kees trekt de korst nu snel omhoog. Onder de korst hangt het insect van zeker een decimeter lang. Hij slaakt een rauwe kreet … werpt korstje en beest van zich af. Fenny, de kat springt met beide voorpoten boven op de korst en het ‘beest’. Ze verslindt het wriemelende plaaginsect en het korstje onmiddellijk.

Niet lang daarna krijgt Fenny kuren. Ze maakt sprongen, die we alleen kennen uit haar jonge jaren. Rolt meer op haar rug over de grond dan ze ooit deed. Ze maakt oorpijnigende geluiden. Drie weken later is Fenny dood en begint Frans zijn haar plotseling weer te groeien..

zaterdag 26 februari 2022

SPELLETJESAVOND

De vriendelijkheid van Peter is Agnes de eerste dag dat hij bij haar op de zaak komt werken al opgevallen. Vanavond gaan ze bij Agnes thuis scrabbelen.  Hij komt voor het eerst bij haar thuis. Kussen is er niet meer bij sinds de corona en van ‘de boks’ en ‘elleboogjes’ houden ze allebei blijkbaar niet. Hij geeft Agnes een doosje: ‘wat lekkers voor bij de koffie, ik hoop dat je het lekker vindt.’

 ‘Oh, ik lust alles.’ Agnes neemt zijn leren jack aan. Ze gaat hem voor naar de woonkamer.

 ‘Mooi hier Agnes. Je laminaat, tapijt en bank  … het combineert echt fantastisch ...en wauw, die tekeningen … oostindische inkt  … prachtig , die uitvergrote insecten ...  wie heeft ze gemaakt?’

‘We hebben ze gekocht op een kunstjaarmarkt in Beverwijk. De werken zijn van Daan Benoké. Ton en ik zijn er weg van, we hebben er gelijk maar drie gekocht. Nog geen moment spijt van gehad. Ze hangen er al vijftien jaar.’ Peter gaat op de bank zitten. Zij gaat koffie zetten.

Peter is een collega van Agnes. Ze zitten samen met  nog twee andere collega’s in de ondernemingsraad van de zorginstelling ‘Havenzicht’. Agnes is voorzitter van die o.r. Ze hebben het heel druk met de op handen zijnde fusie.

Agnes en Peter speelden beiden een paar weken geleden voor het eerst samen ‘Scrabble’ op een spelletjesavond voor medewerkers van Havenzicht. Er werd niet alleen gescrabbeld; ook geklaverjast en gerummikubd. Agnes en Peter speelden die avond twee potjes tegen elkaar. Twee keer werd Peter helemaal in de pan gehakt door haar. Hij wilde revanche. Dat kon hij krijgen. Daarom zit hij hier bij haar thuis. Dit is de enige avond dat ze kan.

Maar eerst: koffie … met appelgebak.

‘Lekker appeltaartje Peter. Goed idee van jou.‘

‘Moest je man vanavond werken, Agnes?’

‘Neen, Ton heeft een tweedaagse  cursus in Wageningen. Morgen is hij weer thuis.’

‘Wat een ellende hè, Oekraïne?’

 ‘Ja, dahag,  Peter, daar ga ik het vanavond echt niet over hebben. Ik word daar zo depri van. Trouwens, we zijn hier toch om te scrabbelen? Ik ga gauw het spel pakken.’

Ze zijn aan de eettafel gaan zitten. Daar is tenminste ruimte genoeg. Alle letterblokjes worden omgedraaid. Peter mag beginnen. Hij heeft geluk want met alle zeven letters kan hij een woord maken: RUSLAND.

‘Geldt niet, eigennamen mogen niet,’ zegt Agnes.

‘Jammer’. Dan maakt hij het woord DANS; maar dat scheelt wel mooi zestig punten.

D’r is gestommel in de gang. ‘Hallo Agnes!’

‘Hè, Ton is nou al terug?’ zegt Agnes tegen Peter.‘ Hij zou morgen pas komen.’

‘Ik voelde me niet zo lekker, schat,’ zegt Ton, terwijl hij nog wat aan het rommelen is in de gang. Ik ben wat eerder weggegaan.’ Dan komt Ton de woonkamer inlopen. Zijn bek valt zowat open: hij ziet zijn vrouw met  een vreemde kerel  aan zijn eettafel zitten.

‘Goeienavond samen.  Mag ik me even voorstellen: ik ben Ton, de echtgenoot van Agnes. Wat moet ik hiervan denken? Wat heeft dit te betekenen, Agnes?  Elke avond ben ik verdomme thuis. Behalve deze ene avond.  En héél toevallig, ga jij op deze ene avond met die man een spelletje zitten spelen.’                                                  

   

vrijdag 25 februari 2022

VOCHTIG WC-PAPIER

 Hij moest wel drie keer roepen voor ze reageerde en ze reageerde tenslotte omdat hij de derde keer ‘godverdomme’ aan haar naam vooraf liet gaan.

‘Ik kom zo naar beneden, man. Doe es effe rustig. Ik ben de was aan het opvouwen.’

‘Nee, ik doe niet rustig, Carla, kom godv … ‘

Carla heeft haar muziek al weer knetterhard aangezet; ze lalalalalalalaat mee met ‘Non je ne regrette rien’ van Edith Piaf. Dat nummer zet ze altijd op bij saaie klussen. Ook bij strijken, aardappelen schillen, ramen zemen en stofzuigen … dan is er tenminste nog iets moois om van te genieten.

Van heel ver af dringt er een iel stemmetje tot haar door. Ze zet de muziek zacht en hoort Theo.

‘ … poepen, verdomme Carla, ik moet poepen; ik kan het niet meer houden. Je moet nu gauw naar beneden komen!’

Ze stommelt meteen de trap af.

‘Ik kan toch ook niet ruiken dat jij moet poepen, Theo ... nou ja, hoewel …’

   … schiet nou maar op, ik doe het zowat in mijn broek.’

Carla rijdt haar vriend in zijn rolstoel naar de toilet; sinds kort hebben ze een invalidentoilet.‘ Dat is wel een zegen hoor, die invalidentoilet. Wat hebben we staan klooien in dat kuthokkie van één vierkante meter. Daar zijn heel wat ‘ongelukjes’ gebeurd. ‘t Is niks, maar hij moest dan ook altijd weer van onderen helemaal verschoond worden.’

Zij maakt zijn broek los, laat die alvast een beetje zakken. Om zijn rolstoel uit te kunnen komen moet hij zich optrekken aan Carla, dan draaien ze een kwartslag. Gelukkig is Theo niet zo zwaar. Ze trekt zijn broek nog wat verder naar beneden. Ze laat hem op de pot zakken, dan kan hij zijn gang gaan. Snel doet ze de wc-deur achter zich dicht. Ze loopt een eindje weg, de huiskamer in. De pers- en plonsgeluiden hoeft zij niet zo nodig te horen. Zij is nog niet klaar met hem. Deze klus is nou niet bepaald saai maar ze vindt het wel heel erg jammer dat ze hier ‘non je ne regrette rien’ niet knetterhard kan op zetten. Neuriën heeft ze al eens geprobeerd maar daarvoor heeft ze helaas geen power genoeg.

‘Carla, ik ben klaar,’ roept hij .

‘Spoel je zelf eerst even door, Theo?’ Dat vergeet hij nogal eens .. gééft helemaal niks, dan zèg ik het gewoon. Het scheelt in ieder geval een aardige lading stank. Als Theo zegt, dat hij ook al luchtverfrisser gespoten heeft, ga ik zijn kont afvegen. Ik gebruik van dat vochtige wc-papier van Edet, dat vinden we allebei wel prettig. Het veegt heel goed schoon, het ruikt ook zo lekker fris . Tot slot nog even handen wassen, Theo zijn broek aantrekken en hem weer in zijn rolstoel laten zakken. Dan zet ik hem voor de tv. Hij kijkt graag tv, die lieve schat, als het maar sport is; maakt niet uit wat.

Drie maanden geleden: Theo staat met een stel vrienden in het NEC-stadion naar de voetbalwedstrijd NEC - Vitesse te kijken. Het vriendenclubje is voor NEC en dat scoort: 1 - 0. Terwijl de uitbundige NEC-supporters juichen, dansen, en springen, stort opeens een deel van hun tribune in. Tientallen toeschouwers, waaronder Theo en twee van zijn vrienden, vallen van drie, vier meter hoog. Zijn maatjes mankeren nauwelijks iets. Theo heeft een dwarslaesie.