woensdag 17 mei 2023

INTUÏTIEF WANDELEN.

Heb ik me toch weer te zomers aangekleed op deze zonnige maar verraderlijk kille maandagmiddag.  Ik was zelfs nog van plan geweest om in mijn korte broek te gaan. Dat heb ik maar uit mijn hoofd gezet, omdat ik mijn ultra-witte benen niet aan de anderen van onze wandelclub durf bloot te stellen.

We zijn met zijn tienen en we hebben er, aan het gebabbel en gelach te horen, allemaal veel zin in. Het is zelfs zo gezellig dat we af en toe vergeten om om ons heen te kijken. O ja, dat vergeet ik helemaal  nog op te schrijven: we wandelen door ons  mooie Kralingse Bos, intuïtief begeleid door Sonja.

Het is genieten van die kleurrijke bermbloempjes langs vrijwel alle wandelpaden: vergeet-me-nietjes, ooievaarsbek, boterbloem, boerenwormenkruid, brem, koolzaad, margrieten, paardenbloem,  meidoorn … het is gewoon te veel om op te noemen.

Lang niet alle gesprekken zijn te volgen. Het zijn ook niet altijd de vrolijkste onderwerpen … soms gaat het over de (naderende)  dood. Twee wandelaars praten over verdrietige zaken: ze hebben het over kennissen en gebruiken woorden als ‘uitgezaaid’ en ’uitbehandeld’. Het bos, die fleurige bloemen verzachten enigszins de bijbehorende smart.  Het is hard, die naderende dood, in de lente.

De act van Theo Maassen, die ik dit weekend zag, sluit daar op aan. De cabaretier deed alsof hij zelf de uitgebloeide paardenbloem was, die hij in zijn hand hield. Alle pluisjes zaten er nog aan. Hij blies tegen de pluisjes, die vervolgens allemaal opvlogen en  langzaam naar de grond dwarrelden.  ’Het lijkt me mooi om zo te sterven … al mijn pluisjes  hechten zich in de aarde en komen volgend jaar weer terug.

Nou ja! Hadden we het toch bijna niet gezien: zo’n twee á drie meter boven ons hoofd een bewoond ooievaarsnest. Een echtpaar. Jongen waren niet te zien, waarschijnlijk moesten er nog eieren uitgebroed of gelegd worden.

Midden op ons mooie wandelpad ligt een aangevreten dooie rat.  Met een geroutineerde voetbeweging wip ik hem (of haar) als mest tussen de bermplantjes.

Na een dik uur wandelen, gaat het tempo omhoog. Koffie-, cappuccino-, chocomel- en biertijd is nabij. Ondanks de kilte blijven we bij de Nachtegaal buiten zitten aan ‘onze’ ronde babbel-tafel. Vol trots tonen Carla en Trudie foto’s van hun (achter)kleinkinderen. Rob laat ons ook een foto van een van z’n achterkleinkinderen zien: dat blijkt een jong taks-hondje te zijn van zijn zus. Altijd grapjes die man.

Ik vertel dat ik over twee weken een paar dagen ga fietsen rondom Valkenburg … een senioren-single midweek. ‘Single??’ vroeg een van mijn buurvrouwen, met een zweem van teleurstelling in haar stem: ‘Hoezo? Ben je op zoek dan?’ Welneen joh, op zoek ben ik niet maar wie weet  wat er op mijn pad komt. Over drie weken weten we meer.

De Nachtegaal is altijd de laatste étappe van onze wandeling. Van daar lopen we naar huis. Zeer  ongeriefelijk hier is de immense hoeveelheid ganzenpoep op het trottoir. Veel te veel ganzen. Alleen al in dit weekend heb ik zeker dertig ganzenkuikens achter hun vader en moeder aan zien waggelen en zwemmen.  Niet allemáál maar een flink aantal van hen mag van mij geruimd worden.

dinsdag 16 mei 2023

BALLETJE HOOG HOUDEN (2 SLOT)

 ‘Negen,’ zegt Berny, ‘ik ben negen, morgen.’  Sorry, negen, natuurlijk jij bent morgen al negen!’ De postbode zegt dan lachend: ‘Ik kan de bal zeker wel vijfentwintig keer hoog houden! Zal ik het je eens laten zien?'  Dat vindt Berny wel wat; hij staat met open mond te kijken naar die balvaardige postbode … dat ie dat kan zo veel keer achter elkaar, knap hoor!

‘Voor mij is het niet zo moeilijk hoor,’ zegt de postbode, ‘ik heb vanaf mijn zevende jaar heel veel geoefend en ik zal het maar eerlijk zeggen: ik ben heel lang geleden betaald voetballer geweest bij Sparta. Het is mij wel eens gelukt om de bal wel tweehonderd keer hoog te houden, echt waar. Maar dat lukt me nou niet meer.’ Nu haalt de postbode 32 keer! Dan raakt de bal een tak van de vijgenboom en schiet ie te ver weg voor hem. Als jij zo goed blijft oefenen haal jij ook vast de tweehonderd nog wel eens … en Berny gaat weer enthousiast aan het oefenen. Dan klinkt er opeens een paniekerige gekrijs  vanuit een van de bovenramen.

‘Berny dort gehtst jou Schwester, jungen …  sie ist nähe das Wasser …. Doe sollst wohl gut deine  Schwester … !!’ O jee, hij was Cathy helemaal vergeten door dat stomme balspelletje:

‘Waar is ze nu … bij het water zegt de buurvrouw. Ik zie haar helemaal niet’ Berny in paniek!

‘Nein, sie ist jetzt ins Wasser … schnell!! Sofort geht sie unter Wassernimmt…..es gibt einer schneller Strömung heute…..schnell Berny, schnell,’  kreist de Kroatische buurvrouw.

Berny rent naar het water en ziet zijn zusje net kopje onder gaan. Hij kan gelukkig goed zwemmen, ook reddend zwemmen. Zonder na te denken springt hij in het water, zijn zusje achterna … hij heeft haar snel ingehaald … pakt haar hoofdje, draait zich op zijn rug, legt Cathy’s hoofdje op zijn buik en zwemt rugslag naar de kant.’

Cathy huilt en kotst het vuile water uit. Huilen, huilen doet ze van de schrik. Haar bloemetjesjurkje, viesbruin nu, plakt aan haar lijfje. Daar is mama weer. Ze schrikt en wordt gelijk woedend op Berny. Ze houdt hem bij zijn bovenarm vast en slaat hem wel vier keer hard op zijn kop:

‘Naar binnen jij … naar je kamer. ’Noem je dat op je kleine zusje passen!?  Ben jij nou negen jaar geworden, grote lummel, dat je er bent! Ik kan ook helemaal niks aan je over laten.’ Dan zoent mama Cathy wel twintig keer achter elkaar. De buurvrouw zegt boos tegen mama:

‘Die Kinder sind noch viel zu klein, Dame, die Kinder kunnen noch nicht allein bleiben!!!’  Mama reageert er niet op, drukt Cathy stevig tegen zich aan en gaat naar huis. In de consternatie laat ze haar fiets met boodschappen buiten staan. Die zullen ze nou toch zeker niet jatten? Nouhou???? Nee, want de Kroatische buurvrouw ontfermt zich er al over.

Berny is inmiddels vlug naar huis gerend om nog meer woede van zijn moeder te ontlopen. Hij  vergeet zijn bal mee te nemen, die ligt nog op het gras. Die is hij gewoon kwijt.

‘Nou ja, liever die bal dan Cathy,’ denkt hij bij zichzelf. 'Morgen koop ik van het geld van opa en oma wel een nieuwe. Maak ik dat nieuwe record 'balletje hoog houden' wel op mijn verjaardag.'

maandag 15 mei 2023

Balletje hoog houden. (1)

Balletje hoog houden. Heel geconcentreerd was Berny daar mee bezig. Je ziet jongens, mannen het zo vaak doen, het solitaire balspelletje, dat zoveel techniek en concentratie vergt: proberen te voorkomen dat een bal, meestal een echte wedstrijdvoetbal, de grond nog raakt, nadat de bal door de speler is losgelaten; daarbij mogen alle lichaamsdelen worden gebruikt behalve de handen en de armen.

Bij de achtste keer ging het mis. Hij raakt de bal iets te hard met de punt van zijn schoen waardoor de bal buiten zijn bereik in de hortensia’s van de buurman terecht komt.

Niet getreurd Berny begint gewoon weer van voor af aan. Zijn record staat op zestien. Een uurtje geleden pas gescoord. Gisteren haalde hij er nog maar negen. .

Zijn moeder moet boodschappen doen voor het eten van vanavond. D’r is verder niemand thuis en die kleine meid, de tweejarige Cathy kan moeder absoluut niet alleen laten in huis. Meenemen naar de winkel is al helemaal geen optie; dan zou het allemaal  veel te lang gaan duren en ze is al zo laat.

'Ga jij maar even met je zusje spelen, Berny. Je bent nu  al zo'n grote jongen.'

Over een half uurtje ben ik weer terug. Berny  stopt met 'balletje hoog houden' en gaat met zijn kleine zusje ‘balletje naar elkaar toe rollen’ doen.

‘Ga maar met je benen wijd zitten,’ zegt Berny tegen zijn zusje en hij doet voor wat ze moet doen. Zo gaat hij op ongeveer twee meter bij haar vandaan zitten ook met zijn benen wijd; zijn gezicht naar Cathy toe. Hij rolt de bal naar haar en spoort haar aan de bal naar hem terug te rollen. Dat gaat een paar keer goed maar Cathy vindt er niks aan, staat op en gaan bloemetjes plukken. Er staan heel wat madeliefjes en boterbloemen op het gazon. Berny is al lang blij. Kan hij weer verder met ‘balletje hoog houden’.

Berny wordt morgen negen ………. ‘tien, elf, twaalf’ ……….hè, wat jammer nou, de bal schampt zijn knie en schiet de bal met veel effect richting de portiek, waar de postbode aan het werk is.

‘Is er ook post voor mij, postbode? Ik woon op nummer 263 … ben morgen jarig … misschien krijg ik nu al kaarten….‘

Hij is een leuke postbode:

‘Gefeliciflapstaart, ’ zegt hij jolig, ‘je hebt een kaart en een brief, jongen’ en geeft ze alvast aan Berny.  De brief is van zijn opa en oma; er zit 15 euro in.

‘Hoeveel keer kan je de bal al hoog houden,’ vraagt de postbode aan Berny ……..

‘Zestien’ zegt hij.

‘Niet slecht voor een jongen van acht….’

‘Negen,’ zegt de Berny, ‘ik ben negen, morgen.’

 Sorry, negen, natuurlijk jij bent morgen al negen!’ De postbode zegt dan lachend: ‘Ik kan de bal zeker wel 25 keer hoog houden! Zal ik het je eens laten zien?'  Dat vindt Berny wel wat; hij staat met open mond te kijken naar die balvaardige postbode….dat ie dat kan zo veel keer achter elkaar, knap hoor!

 

Morgen deel 2 (slot)

zondag 14 mei 2023

WELKOM IN ROTTERDAM

Welkom in Rotterdam.


Al een paar jaar maak ik mensen, die vanuit het buitenland in Rotterdam komen wonen enigszins wegwijs in hun nieuwe woonplaats. Met de Spanjaard Julio met een driedubbele achternaam heb ik een match. Waarom we matchen? Hij lijkt me een leuke sportieve vent en net als ik is hij supporter van de voetbalclub Barcelona en vindt hij de filmregisseur Pedro Almodovar top.

Hij was naar de kennismakingsbijeenkomst gekomen met zijn vriendin, die haast zijn moeder had kunnen zijn. Een aantrekkelijke, welgevormde vrouw, die Eva,  dat wel maar minstens vijftien jaar ouder dan de vijfentwintig jarige Julio. We spreken af om als eerste activiteit een middagje samen te gaan fietsen. 

Drie kwartier sta ik tevergeefs op Julio te wachten. Ik bel zijn vriendin, die zegt:  ‘Hij is hier al ruim een uur geleden weggefietst.’

Op een oude opoefiets, zonder versnelling maar mèt terugtraprem, arriveert Julio, een uur te laat. Totaal bezweet. Zeiknat is zijn spijkerbroek. Zeiknat zijn zwarte t-shirt.  Daar staan we dan aan de start: Ik, nog helemaal okselfris, met mijn nieuwe Gitane mountain bike, maandje oud pas, eenentwintig versnellingen … en Julio, met die rotbrik. In feite heeft hij het nu al helemaal gezien met fietsen.   

Meteen richting Gouda, besluit ik desalniettemin. Er is al tijd genoeg verspild! 

Julio komt nauwelijks vooruit op die kutfiets van hem, dus stel ik na een kwartiertje maar voor om even van fiets te wisselen. Dat voorstel is niet aan dovemansoren gericht.  

Ik vertel hem wat over mijn fiets. Wat ik echt niet had hoeven doen. Met de vingers in zijn neus komt Julio veruit als eerste in Gouda aan.

Ik, daarentegen, kom met het snot  voor mijn ogen bij de brug in Gouda aan. Op mijn eigen fiets ben ik er in drie kwartier.  Nu,  met die opoefiets, heb ik na een kwartier al pap in de benen en doe ik er twee uur over.

Dan vindt Julio het nodig om mij te gaan lopen dollen.  Meneer weigert me mijn fietssleutel terug te geven. Daar komt een onschuldig woordenwisselingetje zo van:

‘Non, desea en su moto a Rotterdam.’ Vrij vertaald: ‘Ik ga wel op jouw fiets terug.’

Ik zeg: ‘Hé, doe niet zo lullig man, geef dat sleuteltje.’ en ik geef hem vervolgens een zetje, waarvan hij uit balans raakt en bijna in het mooie riviertje de Gouwe terecht komt. Gelukkig vat hij het allemaal sportief op. Lachend geeft hij mij mijn sleuteltje terug.

‘Sólo era broma.’ (‘t Was maar een geintje.’)

‘Julio, ik weet niet wat jij doet,’ zei ik, ’maar ik heb geen fut meer. Ik pak de trein terug naar Rotterdam.’  Hij is het er helemaal mee eens. 

Met een sierlijke boog gooit Julio zijn afgeragde opoefiets de Gouwe in. ‘Adios klotefietsa.'   

Julio belt zijn vrouw en zegt haar dat we met de trein onderweg zijn naar Rotterdam CS ... of ze hem met de auto  wil komen ophalen.  

Daar staat Eva inderdaad. Ze heet ons welkom terug in Rotterdam.  

Ik fiets in een half uurtje naar huis. Geen goede match dit. Volgende keer beter.  

 

zaterdag 13 mei 2023

Lekkerrrr! (2)

Er is helaas geen enkel wasmiddel krachtig genoeg om die prachtige paarse bramenvlekken te verwijderen.  Dat betekent dus: naar de vuilnisbak dat truitje. Koos blijft maar verrukt zeggen: ‘Lekkerrrrrr.’

Op de terugweg wippen we even de super binnen om wat voor het avondeten te kopen. We houden het simpel  en  binnen de beperkte mogelijkheden van deze caravan: een soepje, sateetje met pindasaus en stokbrood. Carola is even met Bart naar de douches om hem te verschonen. Ongelooflijk hoe snel zo’n kleine caravan gevuld is met de verstikkende geur van de poepluier . Koos zit met zijn knikkerspel te spelen.

Diana en ik zorgen voor het eten. We staan elkaar voortdurend in dat kleine piemelkeukentje in de weg maar sportief als we zijn, doen we net of dat geen probleem is. Het eten is sneller  klaar dan we dachten. Dan horen we Koos weer zeggen:

‘Lekkerrrrrrr’

Hij had helemaal niks te eten gehad. Nog eens zegt hij:

Lekkerrrrr.’

Vòòr hem staat mijn potje pilletjes, tegen de kniepijn, vanmorgen bij de apotheek gehaald. De negentien pilletjes die er in zaten zijn weg; die zitten nu hoogstwaarschijnlijk in Koos zijn maag.

Ogenblikkelijk rijd ik naar die dokter; zonder aarzelen regelt hij een helikopter, die ons naar het ziekenhuis in Den Helder moet brengen.

‘Zijn maag moet onmiddellijk worden leeggepompt.’ zegt de dokter.

Het gaat allemaal razendsnel. Binnen tien minuten landt de helikopter voor het ziekenhuis. Artsen en verpleegkundigen staan daar klaar met een rijdende brancard. Nog eens tien minuten later is Kees zijn maag leeggepompt. Wat uit zijn maag gepompt is, blijkt een  kleurrijk goor toetje te zijn, gevormd door mijn roze pillen, paarse bramen en de groene gesmolten bollen pastiche ijs met daarin drijvend half verteerde stukken oubliehoorn. Die arme Koos heeft wel even pijn als dat slangetje door zijn strotje wordt geduwd. Dat mag ook best wel een keer voor dit  héle goede doel. De ziekenhuis arts zegt ons dat Kees een dodelijke dosis pillen slikte.

 Zijn maag is nog niet leeggepompt of hij vraagt gelijk weer om snoep. In de kantine van het ziekenhuis dan maar een ’gezonde’ Mars gekocht voor hem. Die gaat er in als koek.

Erg lullig wel trouwens dat we toen niet eens even met die helikopter  teruggevlogen konden worden naar onze caravan.  Moesten we verdikkeme met de pont en dan ook nog eens een half uur lopen naar de camping! Alles bij elkaar zeker nog  anderhalf uur onderweg geweest.

Maar….het belangrijkste is natuurlijk dat Koos het overleefd heeft!

vrijdag 12 mei 2023

Lekkerrrr!

Onze jongste zoon Bart, nauwelijks drie maanden oud, draait zich voor het eerst om van zijn buik op zijn rug. We zitten dan in een huurcaravan op Texel. Een korte extra vakantie. Het waait er veel en hard. De lucht is blauw; veel zon dus. Vanochtend heb ik een afspraak met de dokter. Ik heb veel last van mijn rechterknie tijdens het hardlopen. Zelfs als ik zit heb ik last. De dokter schrijft me pillen voor: dagelijks drie innemen, gedurende tien dagen. De eerste neem ik gelijk in.

Vanmiddag gaan we met zijn allen bramen plukken. Bart kan dat natuurlijk nog niet maar Koos, onze oudste, die nu drie-en-een-half is,  wel. Helemaal verrukt is hij van oogsten: aardbeien, appels, rozenbottels, aardappels. Voorafgaand aan de ‘pluk’ gaan we met elkaar een ijsje eten. Mijn zus Diana, die ook mee is, trakteert. We nemen allemaal oubliehoorns met drie bollen in verschillende smaken. Koos wil alleen groene bolletjes pastiche ijs.. Vijfenzeventig cent per hoorn, das toch voor niks, nietwaar?

Tegenwoordig  betaal je zeker vijf euro voor zo’n ijsje. Ik heb al drie jaar geen ijsje meer gekocht en als dat niet goedkoper wordt dan hoeft dat ijs voor mij helemaal niet meer. Moge dit soort ijsboeren en masse door hun ijs zakken! Maar dit terzijde. 

Die superkleine Bart krijgt natuurlijk zelf geen ijsje maar hij  mag af en toe het ijs aflikken dat door z’n moeder, Carola op zijn lipje wordt gesmeerd. Zijn glimoogjes, zijn ongeduldig zwaaiende armpjes en trappelende beentjes maken het overduidelijk: dit vindt Bartje heerrrrrlijk. Net als Koos. Herhaaldelijk zegt hij: ‘Lekkerrrrrrrrrr’. 

Het bramen plukken is voor ons allen een feest. Zoveel bramen en dan nog wel zulke grote als hier op Texel; dat hebben we nog nooit gezien. Bart ligt nu te pitten. Wij kunnen nu beginnen met de jam. Wij stoppen alle geplukte bramen in een bak. Wassen ze en morgen maken we de jam af. 

Koos schrokt al zijn bramen achter mekaar op. Het is maar goed dat we hem z’n oude kloffie hebben aangedaan. Hij propt zijn mond veel te vol, zó vol, dat ie zowel zijn slabbetje als zijn truitje onderkwijlt. Er is jammer genoeg geen enkel wasmiddel krachtig genoeg tegen de bramenvlekken. Dat truitje kan weg.

Koos geniet met volle teugen van de bramen: ‘Lekker.’

 

Morgen deel 2.

donderdag 11 mei 2023

NOG EEN GAST.

Ruim van tevoren heb ik de kaartjes voor een retourtje Rotterdam – Avignon gekocht. Hoe eerder je de Thallys boekt hoe voordeliger. Het scheelt tientallen euro’s. Voor het eerst in vijf jaar ga ik naar het Theaterfestival in Avignon, in Zuid-Frankrijk. Dat is elk jaar de eerste drie weken van juli. Ik ben er sinds 1980 zo’n tien keer geweest.

Ik logeer altijd bij Claude (53). Ze woont vlakbij het centrum van de stad.  Ik mail haar of ik weer kan komen. ‘Welkom’, mailt ze me. Tegelijk laat ze me weten dat ze dan nog een gast heeft. Een vrouw uit Reims: Rachelle.

Ik vind het fascinerend om te zien, hoe die Thallys moeiteloos alle auto’s op de Route du Soleil inhaalt, alsof ze stilstaan. In zes uurtjes heeft de trein de afstand naar Avignon, 600 kilometer, overbrugd. Blindelings loop ik naar Claude’s fraaie huis op de, Impasse Saurel 12a. Ze brengt me naar mijn kamer en stelt me en passant voor aan Rachelle. Een leuke meid, lijkt me. Ze loopt met een kunstbeen.  Vier  jaar terug was ze betrokken bij een verkeersongeluk op de Route du Soleil. Ze was achttien. Met drie vriendinnen was ze in een kunstig overgespoten Renaultbusje, op weg naar Montpellier, voor een vakantiekamp.

Ze waren vlakbij Lyon, zitten gezellig te beppen en te geinen.‘Merde! Merde! Onze chauffeur sprong zowat uit zijn vel. Een auto vòòr hem reed met een slakkengangetje. Hij gooide zijn stuur om en onze bus sloeg over de kop. We werden in ons busje heen en weer geslingerd. Onze auto eindigde op zijn kant. Mijn vriendinnen konden er uit klauteren … ik niet … ik zat met mijn been bekneld … dat been moest geamputeerd worden.  Kijk: zó zag ons busje er uit ná het ongeluk en zó ervòòr ….. wat is er’, vraagt ze,…  ‘hé, wat is er!?’ Tu es si pâle! (Wat zie je bleek!).

Juni 1998.

Rotterdam 28 juni 1998. In alle vroegte ben ik vertrokken naar Avignon in Frankrijk. Het is nog rustig op de weg. Ik rijd niet harder dan honderd. Sinds mijn crash, vorig jaar rijd ik al nauwelijks meer op de grote weg. Met invoegen en passeren heb ik nog steeds veel moeite.  Luid claxonnerend halen mijn medeweggebruikers mij in.

Op de Route du soleil in de buurt van Lyon probeert de chauffeur van een kunstig overgespoten Renaultbusje me  op te jagen. Dat laat ik echt niet gebeuren. We botsen bijna. Dat busje haalt me in en slaat over de kop. Meteen zet ik mijn auto op de vluchtstrook. Ik ben in shock. Hoor gegil en gehuil. Het busje ligt op zijn kant, bebloede meisjes klauteren uit de auto. Er komt politie; ze vragen me niks. Ze sturen me weg van de vluchtstrook.  Ik moet mijn auto een vrachtwagen oprijden en word naar een benzinepomp gebracht. Vlak bij. Nooit meer wat gehoord van dat ongeluk.

Vier jaar geleden? … eind juni 2002? … in de buurt van Lyon?  De schrik slaat me om het hart. Dat was ik! Mijn schuld, dat ongeluk. Wat afschuwelijk, … haar been … Wat nu? Ik weet niet wat ik over me afroep als ik haar zeg dat ik het was, die toen zo langzaam reed. Als ik zwijg blijf ik me er schuldig over voelen. Vertel ik het haar dan verdwijnt mijn schuldgevoel ook niet meteen maar ik ben dan tenminste eerlijk geweest.

Rachelle en ik bekijken het festivalprogramma voor vanavond. Het wordt  l’ Avare’ (de vrek) van Mollière.

Ik besluit geen slapende honden wakker te maken.