dinsdag 11 april 2023

EEN SLAAPWANDELING.

Een slaapwandeling.

Ik maak nooit wat mee maar een half jaartje terug stond ik opeens buiten in de nacht.  Alle huizen waren duister.  Kousen en schoenen, die heb ik niet aan. Koude, natte voeten. Geluiden? Neen,  geluiden hoor ik niet. Geen auto, geen vogel,  geen vliegtuig en de bomen ruisen niet. Het is windstil.

Dwalend in mijn zeiknatte pyjama. Mijn rechter schouder herstellend van een breuk. Elk stapje doet me pijn. Wat doe ik hier? Waar ben ik dan?  Wie bracht mij hier naar toe?  Hoe ben ik hier gekomen? De weg hierheen ken ik niet.

Ik draaide me, ter oriëntatie, om mijn as. Vaag meende ik het huis van een oude vriend te ontwaren. Zie een fietspad, roze, als alle fietspaden hier. Een brede sloot, belicht door wat lantaarnpalen. Zwijgzaam kabbelende zwanen. Meerkoetjes, ganzen en eenden in de sloot.

Ik woon hier pas. Herken nog geen straat, geen gebouw, geen boom, geen struik. Dit hier, een school? Ik kan de letters niet goed lezen. Mijn leesbril is thuis.

Het miezert. Daar word je het natst van. Geluid ...  Achter me komt een auto aan. Geen idee waar ik ben. Maak het ‘liftgebaar’. Misschien neemt  ie me mee. Mijn adres weet ik: Omniumakker 195, Rotterdam. Misschien weet die bestuurder, beter dan ik, waar dat adres te vinden is. Maar hij rijdt loeihard langs me heen.  Dwars door een grote plas. ’t Water spat tegen me op. Dat kan er ook nog wel bij. De automobilist toetert, twee keer.

Hoe laat zou het zijn? Zo te zien slaapt iedereen nog. Nergens brandt licht. Maar slapen ze nog maar net? Of gaat de wekker al bijna af? Zon, maan en sterren, zie ik niet. Daarvoor is het te bewolkt.

Deze wandeling kent zijn weg niet hier naar toe.

Ik woon hier pas. De naam van deze straat is met witte letters te lezen op een blauw bord: Brederodestraat. Mijn straat komt hier op uit. Met mijn grote blote voeten voel ik scherpe, harde, weke, vieze  dingetjes op de stoep. Mijn mond is droog van ’t in mezelf praten. Ik les mijn dorst; lopend, met open mond. De regen is zout.

Dan herken ik de straat. Met mijn flatgebouw.  Alleen … ik kan er niet in. M’n lichaam is met niets op pad gegaan. Zich nergens van bewust. De deur sluit. M’n geest sliep.  Liet mijn lichaam met morphine begaan.

Mijn slaapdronken geest vult mijn natte, koude lichaam en leidt me terug. Tot hier voor de deur. Ik bel aan bij buurbrouw An. Nors klinkt ze door de intercom: ‘Ja, Wàt!?’

‘Ik ben het, Jos. Mijn sleutels vergeten, An’.  Wilt je open doen?’

‘Weet je wel hoe laat het is??’ krijst  An.

‘Nee!’ Geen idee.

‘Half vier!’ en ze doet open.

Door haar huis. Via haar balkon klim ik (met de gebroken schouder)naar mijn balkon. De achterdeur  goddank niet op slot. Nu zie ik ook: mijn eigen voordeur staat nog wagenwijd open.

Een warme douche en dan is er de angst voor het weer slapen gaan, want ….



En nu nog even een gedicht. Het gaat natuurlijk over slaapwandelen. Slaapwandelen is een alom bekende wandeling die iemand maakt in zijn slaap, waarbij zijn lichaam zich zonder zijn geest uit bed beweegt.

Maar een slaapwandeling kan ook gelezen worden als een wandeling die je met iemand maakt in je droom, zoals in het gedicht van Gerrit Achterberg..

 

Slaapwandeling

 

Ik heb vannacht met u gewandeld

In de doove lanen van de slaap,

En nu het morgen is geworden

Is er niets veranderd,

Dan dat die twee, die in de nacht tesaam,

Volkomen bij elkander waren,

Mij weer alleen gelaten hebben in de morgen,

En samen verder zijn gegaan.

maandag 10 april 2023

EEN EX-PROF.

Ik woon hier al jaren maar vandaag zie ik hem voor het eerst. Peter Broere, onmiskenbaar. Keurig rechtop lopend, schouders naar achteren, mooi kort geknipt wit koppie en nog zo slank als de gemiddelde marathonloper. Kom daar tegenwoordig maar eens om bij een willekeurige 65-plusser.

Hij laat zijn hondje, een vuilnisbakkie, uit in de honden-uitlaatzone. Het verbaast me wel dàt hij hier zo rondloopt. Ik kan me haast niet voorstellen dat hij hier woont in Crooswijk. Toch iets beneden zijn stand.

Destijds woonde hij in een dure buurt:  in de Burgemeester Knappertlaan, de Schiedamse rijke-pikken-laan.  Mensen als (Prins) Pieter van Vollenhoven woonden daar. Broere liet graag en veelvuldig aan iedereen in zijn omgeving weten, dat híj daar woonde.

Op de voetbalclub hoor ik, dat Peter sinds kort in Crooswijk is komen wonen. In het goedkoopste van het goedkoopste. Via de schuldsanering. Alles is hij met gokken kwijtgeraakt. Letterlijk alles:  zijn vorstelijke villa in Schiedam, zijn prachtige vrouw, zijn leuke zonen, zijn chique auto’s … alles … alleen zijn hondje heeft hij nog.

 ‘Rustig, Kelly, rustig,’ hoor ik  Peter zeggen tegen het beestje, dat net niet met zijn snuffert bij het boompje met al die lekkere luchtjes kan komen. 

Ik spreek hem dan nog niet aan.

Later, als ik een iets te zware vuilniszak (met nat kattengrind) naar de vuilcontainer sjouw, loop ik hem tegen het lijf. 

‘Hé,’ zeg ik, ‘als dat Peter niet is, … Peter Broere!!  Dat bèn jij toch?’

‘Ehhhh…….ja, ja, dat ben ik, ja.’

‘Jahaaaaa, we kennen elkaar van Sparta,’ zeg ik, ‘weet je nog: daar speelden je zoon Sander en die van mij, Benny,  zéker zes jaar samen in één team. Van de D-tjes tot en met de B-tjes. '

‘Kelly!!!  af!!!, verdomme!!!’ schreeuwt Peter tegen zijn hondje. Het beestje is net lekker bezig een kliekje gekookte aardappelen, vette jus en prinsessenboontjes naar binnen te schrokken.

Langzaam begint het hem te dagen, zo lijkt het. Blijkbaar hebben zowel ik als mijn zoon weinig indruk op hem gemaakt. Logisch ook wel want als voetbalvader heeft hij een veel grotere staat van dienst als ik. Naar Peter wordt geluisterd!  Hij heeft zelf een paar jaar betaald voetbal gespeeld bij ADO-Den Haag! Als ik zijn verhalen moet geloven was hij een sluwe middenvelder, die een tackle op de benen van de tegenstander niet schuwde. Ik heb het nooit verder geschopt dan keeper van de B3 van een onderbondclubje.

Peter spreekt in drukke voetbalkantines vaak over zijn glorietijd, zijn voetbaljeugd  en de jeugd van tegenwoordig. De meeste andere voetbalvaders hangen aan zijn lippen en kunnen hartelijk lachen om zijn smakelijke verhalen na afloop van de wedstrijd. Het bier vloeit dan rijkelijk.  Zoon Sander, daar was hij van overtuigd,  zou zeker een nòg betere voetballer worden dan hij zelf was.

Kelly, de  hond van Peter ziet een jonge bouvier snel naderen en gaat angstig bevend zo dicht mogelijk tegen zijn baasje aan zitten piepen.

‘Jee eh ja, nu je het zegt, jij bent Jee, de vader van Benny.  Jij ging toch altijd op de fiets naar alle uitwedstrijdjes en toernooitjes? Antwerpen, Venlo, Parijs, Bielefeld, Luik. Je mag nou gerust weten dat wij, zeg maar alle voetbalouders, je destijds allemaal voor knettergek verklaarden. Maar eerlijk is eerlijk: je bent er niet slechter van geworden. Je ziet er nog patent uit, Jee,  voor een zestiger.’

Ik vertel Peter, dat mijn zoon Rob al ruim twaalf jaar voetbalt bij Sint Job in 't Goor, in de Belgische tweede klas. Als zijn contract over tweeëneenhalf jaar afloopt, is hij 35 en zou hij, in theorie althans, met zijn armen over mekaar kunnen gaan zitten.

‘En hoe is Sander gevaren?’

'Sander is al snel met voetballen gestopt, na zijn Sparta-tijd. Hij gaat nu nog wèl regelmatig bowlen met zijn vrienden.

Kelly is onrustig, trekt zijn riem zo strak dat Peter bijna zijn evenwicht verliest. ‘Je ziet het Jee, meneer wil alweer naar huis. See you!

zondag 9 april 2023

EEN ROZE LEPELREK.

 Mijn naam is Pieter. Drieënzestig. Drie keer getrouwd. Drie keer gescheiden. Woon nu samen met mijn oudere zus,  Caroline. Ik heb drie kinderen (42, 41 en een nakomertje van alweer 22). Drie kleinkinderen. 

Pieter,  gaat de kleinkinderen van school halen. Een gezellige, beetje excentrieke man, die graag en veel met de moeders op het schoolplein praat. Met Pieter kan je lachen en hij kan overal over meepraten: lekkere receptjes, afgeprijsde groenten, hoe je de ramen weer spic en span krijgt en een hagelwitte was ’. Echt van die fijne damesonderwerpen. Heerlijk vindt hij dat. Glunderend staat hij dat soort gesprekken te voeren en niet zelden heeft hij zelf het hoogste woord. Er is wel eens gekscherend over hem gezegd: ‘Iedereen hier in de buurt weet dat Pieter homoseksueel  is, alleen weet hij zelf nog niet.’

Over andere echte vrouwendingen als ongesteldheid,  make-up, watergolfje, permanentje, de poes  of de bh, heeft hij niet zoveel te zeggen. Als dit soort onderwerpen en seks ook, ter sprake komt, klapt Pieter dicht en is hij snel vertrokken. Daar ligt voor hem duidelijk een grens. 

Een piep klein beetje zwangerschap, beleefde hij, zoals hij zelf zegt, toen hij met Lenie, zijn vrouw, zwangerschapsyoga deed.  Ademhalingsoefeningen, bewust in en uitademen en samen ’puffen’. Zwangerschapyoga, ja, daar praat hij dan wel weer graag over en hij ziet aan de dames om hem heen dat ze het kunnen waarderen dat hij dat samen met zijn vrouw heeft gedaan.

Ja, Pieter is populair bij de ‘moeders’ op het schoolplein. Hij heeft een leuke kop, glad geschoren, halflang blond haar, lieve ogen en kleedt zich leuk. Draagt wijde-pijpen-broeken en fleurige overhemden. Het is een leuke, slanke vent, die ook nog goed is met de kinderen ... let wel ... op de goeie manier goed dan … ja … ….dat wordt er dan tegenwoordig altijd gelijk achteraan gezegd.

Nu moeten  ze alleen nog op de rommelmarkt een roze lepelrek zien te scoren.. Ze wil alles in haar keuken roze hebben.   

‘Hé, Pieter, moet je eens kijken wat een gaaf roze lepelrek daar staat. Laat ik daar nou net naar op zoek zijn’’, zegt zijn zus.’. Hoeveel? Vijf euro? Kom nou, ben niet achterlijk … drie kan je krijgen … ach, vent, stik d’r in!’

‘Kom maar met dat rekje. Hier heb je drie.’ zegt Pieter tegen de verkoopster.

Hij geeft het rekje aan zijn zus, die al een stukje is doorgelopen.

‘Hómooo!!’ zegt Caroline pesterig tegen haar broer  … drie euro, dat is veel te veel geld voor zo'n rekje! Zo verpest je de markt, man … nou, In ieder geval bedankt, broertje.’

Ze kust hem op zijn wang, geeft hem een arm en zo ze lopen samen de markt af.

BALKONNETJE.

Mijn woning heeft een klein balkon. Hooguit vier  vierkante meter. ’s Zomers kunnen er niet meer dan twee tuinstoelen naast elkaar staan. Met de benen languit op die heerlijke stoelen zitten is dan helaas niet mogelijk. De rest van de ruimte op de balkonvloer bezet is door plantenbakken met kleurrijke veelal eenjarige planten. Op het aan de balkonreling bevestigde balkontafeltje, is ruimte vrij gehouden voor eten, drinken, rookwaar en leesvoer.

Het balkonnetje biedt uitzicht op het verrassend groene binnenterrein, dat omzoomd wordt door tuinen van de bewoners van benedenhuizen. Op het binnenterrein staan wat fraaie bomen, struikpartijen, banken voor moeders met jonge kinderen en enkele fraai uitgevoerde speelwerktuigen. Ook aankomende softdrugsgebruikertjes voelen zich op ons binnenterrein uitermate veilig en gaan regelmatig ongestoord hun gang onder het genot van opzwepende techno-beats.

De speelwerktuigen zouden volgens het buurtopbouwwerk, door de jeugd zelf zijn uitgekozen. Uit een boekje zijn door de opbouwwerker drie foto’s van speelobjecten geknipt waaruit de jeugd vervolgens een keuze mag maken. De keus valt op de levensgrote giraf van hout, die nu door de jeugd vaker wordt gemòld dan dat er op gespeeld wordt.

Maar niet alleen kinderen gedragen zich hier vreemd. Het binnenterrein is verboden voor honden. Logisch, want wie is er nou dol op hondenpoep? Eén bewoner doet ’s ochtends in alle vroegte haar tuinhekje open en laat oogluikend toe dat haar hond een kwartiertje zijn achterpootje strekt, een plasje doet en poept. Als ze daarop wordt aangesproken vraagt ze steevast met een quasi verontwaardigde blik: 'Is die dondersteen dan potverdorie alweer weggelopen?’

Een ander, een corpulente veertiger met een vlassig baardje en een paardenstaart tussen zijn schouderbladen,  is gewoon aso: hij laat zijn tekkel zonder blikken of blozen drie keer per dag op het binnenterrein uit. Buren, die er wat van zeggen lacht of scheldt hij uit.

’s Winters is het een heel ander balkon. De plantenbakken zijn dan leeggemaakt en in de kelder opgeslagen. Uit de bakken van de balkonreling zijn de verwelkte planten verwijderd en op de aarde die er nog inzit leg ik stukjes brood en zaadjes voor hongerige vogels. Vooral duiven en merels komen hierop af.  Vanaf november staat prominent op het balkon de al vijf jaar geleden afgedankte kunstkerstboom, nu volgehangen met vetballen en zakjes noten en zaden; koolmeesjes en roodborstjes wippen meestal rond het middaguur van tak naar tak in de kerstboom. Druk kwetterend, eten ze van de vetballen.

Spreeuwen komen in grote getale langs op de dag nadat ik zuurkool of boerenkool gegeten heb. In die maaltijden doe ik wat spekjes en  het uitgekookte vet  daarvan. Wat over is gaat het balkon op voor de spreeuwen. Wat zijn die spreeuwen trouwens etterbakken, zeg! Elkaar om de haverklap wegduwen, in de kop pikken en maar vals schreeuwen. Ze gunnen elkaar helemaal niks. Het lijken verdorie net mensen.

Kater Thijs ontwikkelt zich de laatste jaren ook als een groot vogelliefhebber. Zeer geconcentreerd volgt hij de duif, die over de balkonrand paradeert, spreeuwen die elkaar de tent uitvechten en het druk-druk-druk gedoe van de koolmeesjes. Ademloos luistert Thijs naar het kwetter-, koer-, en tsjilpconcert waaraan hij zelf soms ook een bijdrage levert met z’n krakerig gemekker. Met name  de duif bekoort hem zeer. Zichtbaar gedreven door lekkere trek springt Thijs richting duif.  Helaas onbreekt bij Thijs het besef van de aanwezigheid van een glazen deur tussen hem en zijn gevederde vriendin.  Duif is gevlogen; Thijs even out.  

Tsja, het is toch zó leuk dit balkonnetje met die duiven, koolmeesjes, roodborstjes en spreeuwen en ontluikende plantjes,  op deze zaterdag 8 april 2023. Volop leven achter glas.

Het is alleen jammer dat het kunstgrasperkje op het balkon: één grote  glibberige massa vogelstront is geworden.

vrijdag 7 april 2023

DIE IS GEK!

Tijdens een wandeling door de wijk repeteer ik de tekst voor de rol, die ik in een toneelstuk ga spelen. Het stuk heeft de vage titel: ‘Luchtwortels’ en het gaat over ‘vrijheid en meningsuiting’. Wij, de spelers, hebben het stuk zelf gemaakt uit improvisaties. In mei gaan we voor publiek spelen.

Het leren van de tekst doe ik in stilte, in mijn hoofd. Natuurlijk begin ik met lezen. Dan bij stukjes en beetjes (scènes) uit mijn hoofd leren. Dat doe ik ook terwijl ik in huis loop te ijsberen.

Tijdens wandelingen of fietstochten smeed ik die scènes tot een geheel. Het toneelstuk bestaat uit vijf scènes en na tien fiets- of wandeltochten ken ik de hele tekst wel uit mijn hoofd. Daarna is het dagelijks bijhouden tot en met de laatste dag van de voorstelling. 

De vraag die bij de lezer hier zal opkomen is: ‘Waarom schrijf je dit nu allemaal in dit blog, Jee? Heb je  misschien het idee dat er lezers zijn die dit echt interessant vinden?’

Echt super interessant is dit natuurlijk allemaal niet maar dat is ook een beetje wat er aan de hand is met dit soort stukjes. Nu eens is een stukje grappig, dan weer eens wat minder.  Bovendien: niemand is verplicht om een letter hiervan te lezen, toch?.

Wanneer ik tijdens een wandeling of fietstocht mijn tekst 'in mezelf' repeteer, komt het wel eens voor, dat er ineens een stuk tekst hardop mijn hoofd uit vliegt.

Eergisteren nog fietste ik langs de Rotte. Mooi gebied, groen, rustig. Rijd langs een bejaard stel dat lekker ontspannen langs het riviertje zit te picknicken. Paps schenkt uit de thermoskan een bakkie koffie in voor mams.

Uitgerekend op de plek waar die oudjes zitten, knal ik mijn tekst er uit: ‘Nee!!! Trut dat je er bent! Niet alléén Joden!’

Uit mijn linker ooghoek zie ik dan nog net de tuinstoel van paps omver kieperen. De thermoskan, die hij van schrik loslaat, verdwijnt met een fraaie boog in de Rotte.

Vanmorgen nog: schaterend van het lachen loop ik, met mijn handen diep in mijn zak, over de Noordsingel, langs een groep basisschoolleerlingen en luidkeels roep ik over straat:

‘Hahaha. Jajajaja. Fout. Hartstikke Fout. Hahaha!!’

De kinderen zien er de lol wel van in; ze stoten elkaar lachend aan, zo van: ‘Die is gek!’

‘Doorlopen, jongens,’  zegt de onderwijzer tegen ‘zijn’  kinderen, ‘en sta die meneer niet zo stom aan te gapen! Kom, doorlopen!’

Op sommige teksten zijn de reacties wat heftiger. Kan ik me ook goed voorstellen!

Met een volle boodschappentas wandel ik van de super naar huis. Loop langs een auto met Pools kenteken. Twee Polen er in. De een zit op de bestuurdersplaats van de al wat oudere Mercedes: zijn maat zit op de achter bank. Allebei de portieren staan open. Ze zitten dwars op hun stoel. Benen bungelend buitenboord. Ze roken een tamelijk lange sigaret met filter.

Ik repeteer mijn tekst. Mij ontglipt dan: ‘Aussteigen schmutzige Schweinhunde! Und schnell, ja!!’

Ik heb het nog niet gezegd of het is me duidelijk: deze Polen verstaan Duits.  Woedend zijn ze,  boos en heel sterk.

‘Ja, sorry heren, zei ik het Duits, ‘maar ik oefen alleen maar mijn tekst voor een toneelstuk, weet u…’ Toen draaide de grootste van de twee Polen mijn arm nog net iets steviger om. Uiteindelijk wilden ze mijn verhaal godzijdank wel geloven … dat ze die tekst niet persoonlijk moesten opvatten.

Alles bij elkaar kostten die stomme Polen me wel mooi een half uur van mijn kostbare tijd  èn een volle boodschappentas.

PAS OVER DRIE WEKEN.

Het toekomstperspectief van Karin en Jef  is van de ene op de andere dag behoorlijk veranderd. Karin gaat met haar man Jef naar het ziekenhuis, eigenlijk gewoon voor een controlebezoekje maar omdat ze de laatste tijd wat last heeft van wat pijnlijke plekjes op haar linkerborst meldt ze het maar. De rechterborst is rond en gezond. De  arts voelt al meteen, dat de pijntjes waarmee Karin binnenkwam, geen kwaad kunnen.
Op foto’s van de linkerborst zijn echter andere  vlekjes te zien, die best wel eens kwaadaardig zouden kunnen. Ze neemt wat stukjes huid af voor de kweek. Over een paar dagen , na het weekend, mogen Karin en Jef terug komen voor de uitslag.

Het blijkt dat het voor Karin goed mis is: borstkanker op links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren.  Dreun! Allerlei zaken passeren dan de revue. In eerste instantie termen van de arts: borstbesparende operatie, chemokuur, bestralen enz.  Karin  en Jef, moeten zich daar maar eens goed in verdiepen. Ze krijgen daartoe ook een pakketje folders mee. Kiezen voor een bepaalde behandeling kunnen ze nu nog niet want in het ziekenhuis weten ze ook nog niet precies wat het beste is  voor Karin.  

Jef heeft meteen al zo zijn bedenkingen:
‘Waarom moet dat godverdomme allemaal zo lang duren? Drie weken. Drie weken waarin het ‘kwaad’ zich onbelemmerd kan uitzaaien. Zou Maxima als ze hetzelfde had ook zo lang moeten wachten op de werkelijke behandeling? Karin, Jef maar ook de artsen hebben nog geen flauw idee van wat de beste aanpak is.  Jef kan nu wel roepen, dat ze gegarandeerd eerder aan de beurt zouden komen ‘als ze maar geld op tafel zouden leggen’  maar zo’n kreet kan hij absoluut niet hard maken.  

Wat Karin en Jef wel gelijk doen, is bij mensen langsgaan, die zoiets al eens hebben meegemaakt; kort of lang geleden. Elke situatie is natuurlijk weer anders maar het is goed om kennis te nemen van de ervaringen van hen die er goed uit zijn gekomen.
Karin heeft contact gezocht met een vriendin van haar koor. Kort geleden is zij voor hetzelfde behandeld en ze functioneert nu weer prima: ze zingt nu ook al weer uit volle borst mee! 
Een  inmiddels hoogbejaarde tante van Karin is ruim vijftien jaar geleden behandeld aan de borstkanker links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Ruim vijftien jaar geleden! De dame is nu achtentachtig en nog bijzonder monter.   Doemscenario’s zijn dus niet bij voorbaat noodzakelijk!

Nogal wat zaken zullen anders dan anders gaan. Karin heeft een baan. Ze is nooit de kleinzerigste geweest; eerder gaat ze door haar grenzen heen, dan dat ze zich snel ziek meldt. Straks kàn ze niet anders dan zich ziek melden. Hoelang? Een, twee, drie maanden? Een half jaar? En…..hoe 
gaat ze terugkomen? Slechter dan nu ? Hoeft  natuurlijk niét persé…. 
Karin en Jef hebben eind vorig jaar al een  tien-daagse fietsvakantie in Frankrijk gepland: ’Fietsen langs de Loire’ voor straks, eind april. Moet die vakantie geannuleerd worden?
Jef heeft geen rijbewijs en Karin, zijn vaste chauffeur, is een flinke tijd uitgeschakeld.
Kunnen ze dan nog wel naar hun zomerhuisje in Chaam (NB) waar ze normaal gesproken van maart tot en met september overzomeren. Karin zal zeker voor controles en (na)behandelingen  regelmatig in het ziekenhuis moeten zijn. 
Hoe dat allemaal zal gaan???

Jef slaat zijn armen om Karin heen en zegt, met omfloerste ogen: ‘Het is vreselijk klote, Karin, het moet blijkbaar zo zijn maar mijn gevoel zegt me, dat wij hier samen stèrker uit gaan komen.’  

woensdag 5 april 2023

DE RATELENDE FIETSER

Vandaag  wordt het mooi weer; tamelijk windstil. Is er beter fietsweer? Ik besluit, na de weerman te hebben aangehoord, om mijn wielerklassieker Rotterdam – Hoek van Holland - Rotterdam  te gaan rijden. In mijn eentje, zoals gewoonlijk. Dat doe ik het liefst eigenlijk … geen  gezeik als ‘rij es beetje door ,hé!’ of ‘kan het niet wat rustiger?’ En dan belt zomaar ineens mijn ex-collega Petra. Ze vertelt enthousiast over haar ritje afgelopen zondag;  met de metro helemaal naar het Hoekse strand. Ik vertel haar wat ik vandaag van plan ben.

‘Oh, Jee, dan wil ik met je mee.

‘Nee, hè,’ denk ik. Dus ik zeg: ‘Ja, goed idee!

We zitten om precies tien over tien op de fiets. We fietsen over de Westzeedijk, via de Schiedamse wijk ‘de Gorzen’ naar Vlaardingen en  daar zo snel mogelijk naar het prachtige fietspad langs de Nieuwe Waterweg: één rechte weg naar Hoek van Holland.

Nog geen maand geleden gaf ik in het Rotterdamse deel van deze fietstocht de Argentijnse Juliëta, een kennis van het filmfestival, een lesje ‘Rotterdam voor beginners’. Nú mag ik Petra, die nog maar kort in Rotterdam woont, het een en ander vertellen over onze mooie stad. Bij Juliëta was de grote handicap, dat ik het in Engels moest doen. Haar moedertaal, Spaans, spreek ik niet. Dáár heb ik bij Petra dus geen last van. Een geslaagd  Rotterdams woordgrapje gaat over ons (oude) belastingkantoor, dat gevestigd is in de Puntegaalstraat. Juliëtta zou er niets van begrijpen als ik zou vertellen dat de Rotterdammers zeggen dat het belastingkantoor in de ‘Pluk-je-kaal-straat’ staat. Petra schiet in de lach. De poging zoiets te vertalen in het Engels, ontaardt zonder twijfel in een slap cabaretnummer.

Petra wordt, net als Juliëta destijds, helemaal lyrisch als ze, en dan nog wel van een flinke afstand, Rotterdams toeristische attractie nummer, één Delfshaven ziet liggen. Het haventje, met oude schepen, de kades met oude, keurig gerestaureerde gevels.

‘Ja, zegt Petra, ‘ik heb gehoord dat er zo veel leuke winkeltjes zijn in Delfshaven.’

Ik zeg haar dat er nauwelijks leuke winkeltjes zijn: wel leuke vreettentjes, de historische Pilgrimfatherskerk met het fraai klinkende carillon, het museumpje genaamd ‘Dubbelde Palmboom en niet te vergeten de 18e eeuwse, gerestaureerde molen ‘de Klapwiek.’ 

Bij die molen heb ik zelf nog enige tijd als vrijwilliger gewerkt. Erg leuk. Ik haal er nog steeds het kilootje volkorenmeel voor het zuurdesembrood dat ik wekelijks bak.

‘Waarom werk je er dan niet meer?’ vraagt Petra.

‘De molenaar halveert plotsklaps, zonder dat hij het er ooit met me over heeft gehad,  de vrijwilligersvergoeding. Die was altijd een kilo meel per week. Hij zegt dat hij mensen zat kan krijgen voor dat werk. Voor een pond, een half pond of nòg minder meel. Zelfs zijn er, die geld mee willen nemen om hier vrijwilliger te mogen zijn. En eigenlijk alleen maar omdat die zo mooi is! Tsja……..'Die mooie molen. Dat is toch ook een liedje ….?'

Ach ja, als de zaken er zo voor staan, dan stop ik er maar mee. Gaat hij toch lekker met die lui in zee die het voor niks willen doen. Voor mij hoeft het niet meer. Het meel is daar echter van puike kwaliteit en niet zo duur; dus kom ik  nog altijd in die molen voor mijn broodjes.

Met dit weer is fietsen volop genieten. Over vrijwel alle leuke plaatsen waar we langs fietsen in het Rotterdamse weet ik Petra wel wat te vertellen.

‘Want o,o,o,o,o wat weet ik toch vreselijk veel!?’ Over  de moeilijke wijk Schiemond (drugs, wapenhandel), waar ik bijna tien jaar naast woonde. Over de prachtige monumenten Diepenveen (1929) en het HAKA-gebouw (1914),  Petra lijkt het allemaal schitterend te vinden om te horen. Over de wijk Spangen. Het prachtige wooncomplex Justus van Effen. Mijn ouwe lagere school: de Sint Nicolaasschool. Over mijn favoriete voetbalclub Sparta  en  Schiedam, de stad waar ik geboren ben,  de Schiedamse scheepswerf Gusto en de fraaie Liduinakerk daar, genoemd naar Liduina die haar heup…’

‘Sorry hoor Jee,’ onderbreekt Petra mijn verhaal abrupt, ’ja, eh, sorry dat ik je onderbreek, Jee, ik word nu toch wel een beetje moe van je onophoudelijke geratel.  Ik wil graag veel zien van en horen over Rotterdam en omstreken maar niet alles tegelijk in één uur. Begrijp je wat ik bedoel?'

‘Ja, Petra, dat begrijp ik wel hoor,’ zeg ik enigszins beteuterd.  Vanaf Vlaardingen hebben we een stilte-fietstocht.  Over het mooie fietspad langs de Nieuwe Waterweg richting Hoek van Holland.  Na aankomst in Hoek van Holland luisteren we nog even naar het ruisen van de Noordzee, het krijsen van de meeuwen en een laag overvliegende traumaheli, die hier nu zo te zien helemaal niks te zoeken heeft.  

Deze eerste echte lentedag kan, nu, om half twee in de middag, niet meer stuk. Het wordt zelfs nog leuker voor mij als Petra zegt dat ze met de fiets in de metro terug gaat. Joepie! Dan kan ik lekker in mijn eigen tempo, met een lekker windje mee, terug naar huis racen.

Petra belt me om kwart voor vier dat ze al thuis is. Ik ben heerlijk aan het fietsen, in m’n uppie. Ik moet nu nog wel een uur!