maandag 18 april 2022

BRIEF AAN GERDA

 

Brief aan Gerda,                                                         Rotterdam, 18 april 2022

Lieve Gerda,

Ik hoop dat alles goed met je is. Vanochtend krijg ik zo maar ineens een gek idee: Werken als ‘levend standbeeld’, dat lijkt me nou echt iets voor jou. Dan ga ik met je meedoen. We kunnen dan bijvoorbeeld Dik en Dun doen. Ik zie ons al staan op de Coolsingel. Doe jij Dik met een kussen voor je buik. Wat vind jij er van, Ger? Lijkt mij leuk!

Heerlijk Gerda, ik heb snipperdagen opgenomen. Ik knap er zienderoog van op. Als ik in de spiegel kijk, dan denk ik: ‘wat is er toch met die man daar aan de hand, hij lijkt opeens zo krachtig, doortastend, opgewekt en levendig. Sterker nog: hij lijkt het niet alleen, hij ìs het nog ook. En, wat een luxe! De komende negen dagen is die man vrij.'

‘Je moet niet zo zeuren, man’, zegt Dien, mijn vrouw, vaak tegen me, ‘je hebt het helemaal zo slecht nog niet. Want, wat is dat nou helemaal: drie dagen in de week werken. Dus geen gezijk, iedereen rijk, hupsakee aan de slag!’ Eigenlijk heeft ze wel gelijk.

Hupsakee: dat woord hupsakee, Ger,  doet me altijd denken aan dat verhaal over de lapjeskat Sakee, deelnemer aan de drukke-snelweg-oversteek-wedstrijd voor katten (gesponsord door Kitekat). Sakee durft alsmaar niet over te steken, logisch. Drie katten zijn haar voorgegaan en platgereden. Het publiek langs de snelweg is dol enthousiast en moedigt Sakee aan: 'Hup Sakee,’ Hup Sakee’, klinkt het uit vele  opgewonden kelen. Het beestje is doodsbang. Uiteindelijk waagt ze het er toch op. Ze sluipt tot de vluchtstrook, dan versnelt ze haar pas, zoals alleen katten dat kunnen maar de kolossale truck van de Aldi kan ze onmogelijk ontwijken. Ook met Sakee is het helaas niet goed afgelopen. Het uitzinnige publiek gaat helemaal los; het staat te springen op de banken.

Was de bruiloft van Yvonne en Gerard trouwens nog okselfris te doorstaan, Gerda? En … zeg eens eerlijk ... denk je dat dat huwelijk stand gaat houden? Ach, ik hoop natuurlijk van wel voor Yvonne, zij heeft al zò veel ellende achter de rug met haar ex  maar ik, vrees eerlijk gezegd, dat dit huwelijk snel klapt. Eén keer heb ik die Gerard gezien en neen, het voelt niet goed......een akelig voorgevoel bekroop me toen ik die man zag. Ik heb zo’n vies vermoeden dat Yvonne onaangenaam verrast gaat worden. Op wat voor gebied precies weet ik niet, Ger maar als ik op mijn gevoel afga, zeg ik: iets fouts met de meisjes. In het bos, bij de kinderboerderij of op hun volkstuin, dat kan net zo goed. Ja, sorry Gerda, ik kan het nergens op baseren hoor, het is zo maar een gevoel, dat ik heb. Waarschuw Yvonne maar als je haar weer eens ziet. Echt, ik hou mijn hart vast voor die twee kleine meiden. Ze zijn in de gevaarlijke leeftijd voor zo'n man als Gerard. Mijn gevoel laat me zelden in de steek, dat weet je, hè Ger?‘

Je bent toch met Astrid naar die trouwerij gegaan? Zij heeft zeker gereden? Ze rijdt goed, hè? Kon jij tenminste nog wat drinken! Zou ik ook gedaan hebben, hoor. Ik weet dat jij er helemaal niet zo van houdt maar voor mij geldt: géén lol zonder alcohol.’

Nou Gerda, ik stop ermee. Ik heb geen nieuwtjes meer voor je.'

Ik wens je fijne dagen verder en tot schrijfs maar weer.

Lieve Groetjes,

Louis

zondag 17 april 2022

NUTTELOOS OF NIET?

Stukjes als deze:  voor sommigen hebben ze nut, anders zouden ze niet worden gelezen.  Ik vind het zinvol om ze te schrijven. Het ene stukje lukt beter dan het andere.  Het is voor mij een uitdaging; het vraagt om inspiratie, het geeft spanning en ontspanning.  Sommige lezers van deze stukjes vinden het maar niks anderen kunnen het wel waarderen.  Lezers worden er boos over, lachen er om, irriteren zich er aan, vinden ze leuk of kunnen ze missen als kiespijn.

Net als een unieke vingerafdruk, heeft elk mens ook een unieke tongafdruk.

Eigenlijk is niets nutteloos. Alles heeft wel een bepaalde zin, waarde.  Geeuwen lijkt nutteloos maar het is het signaal dat aangeeft dat je slaap of honger hebt  of dat je je verveelt. Een boertje laten, met of zonder geluid?  Een ex- vriendin vroeg mij  eens of mijn moeder mij nooit had geleerd om mijn boertjes geluidloos te laten. ‘Neen dat heeft toch geen nut, met dat soort zaken hield mijn moeder zich niet bezig,’ zeg ik, ‘de lucht moet er sowieso uit,  maakt niet uit hoe’.

Vrouwelijke kangoeroes hebben maar liefst drie vagina’s.

Pesten is nutteloos. Echt negatief pesten. Tja, positief pesten bestaat niet, dat noemen we plagen. Plagen  kan wel nut hebben.  Plagen is iets waar je tégen moet leren kunnen. Het heeft iets onschuldigs. Je wordt er een beetje door gehard in het leven.  Iemand kan op school, op zijn werk of op een club, het mikpunt  worden om zijn gedrag of uiterlijk. Van pesten is het de bedoeling dat het iemand sloopt en dat de pesters, er sadistisch genoegen aan beleven. Voor de pesters heeft pesten nut.  Zij slagen er in hun negatieve doel te verwezenlijken.  Ze voelen zich gesterkt als ze hun slachtoffer raken. Voor de gepesten is het volslagen zinloos; ze kunnen het gepest missen als kiespijn.

Het Nederlandse dorp Giethoorn heeft geen wegen: alle huizen zijn verbonden via kanaaltjes en loopbruggen.

Wat Poetin doet is volslagen nutteloos, zinloos en waardeloos  voor zijn duizenden slachtoffers.  Hij geeft opdracht  de levens te beëindigen  van vele mannen, vrouwen en kinderen. Hij laat gebouwen vernietigen zoals, schouwburgen, kinderziekenhuizen, scholen, woongebouwen. Ook  worden bruggen en wegen op zijn commando vermorzeld. Totaal nutteloos  voor alle Russen en Oekraïners. Voor niemand heeft het zin; alleen voor Poetin.

In 1567 overleed de man met de langste baard ter wereld nadat hij over zijn baard struikelde toen hij wegrende voor een brand.

Zeer zinvol is het nepnieuws dat de oorlogsmisdadiger Poetin, tevens dictator in Rusland,  verspreidt onder zijn eigen bevolking. Dat nieuws heeft effect omdat verder alle andere nieuwsbronnen in Rusland zijn afgesloten. De burgers in Rusland wordt wijs gemaakt, dat er terecht een militaire operatie wordt uitgevoerd tegen Oekraïne, een land met een nazi regiem, dat genocide pleegt op Russen die daar wonen. Nepnieuws: zeer nuttig voor Poetin.

Een ‘French kiss’ - een tongzoen dus - wordt in het Frans juist een ‘Engelse kus’ genoemd.

 

ZIJ HOUDT VAN MIJ

 M’n collega Rietje meldt zich ziek: ‘Ik heb zo’n last van migraine, ’Sander,’ zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is, want het is leuker op het werk als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig samen. Zo tussen het werken door een beetje praten over koetjes en kalfjes, meestal over haar kinderen. Rietje (47) neemt haar dochters veel te veel uit handen. Haar oudste, Lea(16), speelt cello en wil naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog niet zo eenvoudig te regelen. Ze is eigenlijk te jong. ... maar ma krijgt het toch voor elkaar dat Lea dispensatie krijgt. De eerste de beste schooldag gaat niet zo naar Lea’s zin. Te veel allochtonen daar in de buurt, vindt ze. Daar is ze bang voor. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station Holland Spoor naar school.  Dan besluit ze gelijk maar om niet meer naar die  school te gaan. Ze is daar amper binnen geweest. Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine dorpje; is ze weer terug op haar kleine benepen vmbo. Rietje vindt datniet zo leuk allemaal maar ze regelt het wel weer voor Lea.

Eigenlijk heeft Rietje geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor de kinderen, Lea vooral, over die andere dochter hoor ik haar eigenlijk nooit

Rietje heeft in feite geen lijf om te werken. Zó kwetsbaar. Als ze een kom erwtensoep optilt met links en een hap neemt met rechts, kan ze de eerste week haar schouders niet of nauwelijks meer bewegen.

Dan is er nog het probleem met Rietje’s moeder. Die heeft sinds kort een vriend. Daar heeft ze veel verdriet van. Want haar vader is pas acht jaar dood en nu al een nieuwe vriend nemen, dat is toch wel aan de vroege kant, vindt Rietje. Rietje zelf is er erg verdrietig onder maar haar oudere broertje is des duivels, die zou het liefst die nieuwe vriend van zijn moeder het ziekenhuis in slaan. Het allerergst is nog wel dat moeder en die nieuwe vriend binnenkort gaan  samenwonen. Ik, als buitenstaander, zeg dan: ‘Leuk toch, als die twee ouwetjes van elkaar houden en dicht bij elkaar willen zijn.’

Mijn vermoeden is dat Rietje er vandaag niet is vanwege collega Trees. Zo! Wat is zij pissig op Rietje! Ze haalt alleen koffie voor mij. Niet voor haar dus. Een doodzonde! ‘Haalt ze nou alleen koffie voor jou, Sander? zegt Trees, met een venijnige blik in haar ogen. ‘Ik heb zeker een streepje voor’, zeg ik wat verlegen. Met een veelbetekenende blik zegt Trees dan tegen me: ‘Nee, Sander ze houdt van je!’

Zou Trees nou echt geloven dat Rietje van me houdt. Het is altijd leuk om te horen, dat er van je gehouden wordt maar ik kan er niet zo veel mee. Voor mij is Rietje is een fijne collega. Niet meer en niet minder.

Trees kan natuurlijk niet weten dat ik seksueel gezien vooral val op grote breedgeschouderde mannen èn lieve kleine diertjes.

vrijdag 15 april 2022

ZUIGEN

Op de late vrijdagochtend staat stofzuigen op het programma. Een prettige activiteit tegenwoordig. Ik doe het op muziek met de blue tooth koptelefoon op. Meestal  beluister ik dan Them of the Animals.  Mijn poes wordt panisch van de stofzuiger. Hij verstopt zich zo ver mogelijk onder mijn bed.  Komt de stofzuiger daar in de buurt dan trippelt Thijs (want zo heet de kater) stilletjes en heel snel naar zijn andere veilige haven, achter het televisiemeubel … daar is al gezogen. Veel stof is niet of nauwelijks zichtbaar; het komt de woning binnengewaaid door ramen en kieren ... binnengelopen aan schoenen, meegelift op jassen en tassen van bewoners of bezoekers. Ook slijtage van meubels, vloerbedekking en gordijnen veroorzaken een continue stroom van minieme hoeveelheden stof.

Veel zichtbaarder en daardoor veel irritanter is een andere categorie opzuigsel: de haren, die mijn kater niet meer nodig heeft en van zich af schudt. Er is geen plek denkbaar of hij heeft er wel eens een dot haar laten fladderen. Thijs is er een van de langharige soort. Cypers, rood-witte vacht. Op mijn zeer donkerblauwe vloerkleed valt elk vlokje haar op.

Verder vult de stofzuiger zich voornamelijk met kruimels shag, die tijdens het draaien van sjekkies op de vloer vallen … en met de as die van peukies afgevallen is. Ook doet de stofzuiger zich te goed aan: geknoeide etensresten zoals brood- en koekkruimels … stukjes aardappel en groente …  gemorste lekkernijen als rozijntjes, die zitten vaak vastgekleefd aan de vloerbedekking omdat er op gestaan is … en met achteloos weggegooide verpakkingen van lekkernijen, als bijvoorbeeld die dunne zilverpapiertjes van paaseitjes.

Dan moet er gedweild worden. Gemorste koffie en ingetrapte koekkruimels … stukjes rauwe ui, paprika of kip, tijdens het snijden weggeschoten van de snijplank op het aanrecht … op de grond gevallen en vervolgens vermorzeld tussen schoenzool en laminaat. Door het hele huis heen zijn hiervan weer de plakkerige  gevolgen te vinden. Als ik een week niet dweil kleef ik aan de vloer vast.

In de buurt van de kattenbak moet sinds kort iets grondiger gesopt worden. Thijs is kieskeurig. Als zijn bak iets te vuil is naar zijn zin, zeikt hij er gewoon naast. Ik heb dit pas kortgeleden ontdekt. Het vieze, weeïge lijkluchtje kan ik aanvankelijk niet thuisbrengen. Vòòr de kattenbak, zie ik dan een bijna opgedroogd plasje liggen. Ik kniel voor de kattenbak, druk mijn neus bijna in dat plasje en…ja hoor, dit is de geur die al wekenlang voor een ongerieflijke luchtje zorgt in huis. Opgedroogde kattenpis dus…óók een vloerkleedje stinkt ernaar. En een over een kastje heen  hangend kleedje is door Thijs besproeid. Er zit niets anders op: weg er mee (met die kleedjes dan, met  Thijs nog even maar niet). Onder Thijs zijn kattenbak (en ervòòr) gaat vanaf nu een dik pak kranten. Ik controleer daar elke dag en dweil extra als ie er naast gezeken heeft.

Met Thijs heb ik het er ook nog over gehad om vrijwillige euthanasie op hem toe te passen maar daar zijn we nog niet helemaal uitgekomen.

donderdag 14 april 2022

JONGE MEID

Zelden zo’n energieke vrouw gekend als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze. Haar eerste en enige huwelijk loopt binnen twee jaar op de klippen. Er zijn dan al twee kinderen. De derde, Theo, het nakomertje, is nu 15 … en na die 15 jaren weet nog niemand in de buurt wie zijn vader is. Tanja staat graag, met Jan en Alleman, over van alles en nog wat te babbelen.  Maar over het hoe,  waar en waarom van Theo, rept ze met geen woord. Met niemand niet. Maakt mij niet uit. Ik ga het toch niet doorvertellen. Voor iedereen is het zo klaar als een klontje, dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japans, Vietnamees of Koreaans. Theo heeft namelijk ook van die schattige oogjes en de bouw van een Sumo worstelaar. 

Een van mijn medeburen vertelt me, dat er rond geboorte van Theo een Chinees restaurant in de buurt  is, waar Tanja zo af en toe wat bijklust. De eigenaar is een knappe, charmante man. Er wordt bij die Chinees  veel meer afgehaald dan normaal. Maar dat komt niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent is. Zijn éten is óók hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk zelfs. Maar of Tanja, die Chinees en Theo iets met elkaar te maken hebben, vertelt dat verhaal niet ....en is dat dan erg? Welnee!

Tanja’s oudste kinderen zijn al weer jaren de deur uit.  Het zijn dertigers. Getrouwd. Hebben allebei een kind. Tanja is de oppas-oma; haalt haar kleinkinderen uit school en moet ze bezighouden tot paps en mams ze op komen halen.  Soms eten de kleinkinderen ook bij oma Tanja mee.

Een keukenprinses is ze niet en zal ze ook nooit worden. Ze kookt op laag blo-niveau: ‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt, een bakje yoghurt met roosvicee toe. Daar ben ik goed in, ook in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch?!  Van mijn 19e af doe ik het al zo. Ziek ben ik zelden of nooit. Energie heb ik meestal genoeg.'

Voor haar hoeven dingen nooit zo precies op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk wel  maar zo is het nu eenmaal. Tanja eet alleen wanneer ze honger heeft. Haar kleinkinderen weten inmiddels wel, dat ze, als ze trek hebben, wat uit de kast kunnen pakken.

‘Wacht maar niet op mij hoor, jongens!’ roept Tanja dan, ‘er liggen nog tuccies en een paar bounty’s in de voorraadkast. Of neem  wat van de fruitschaal.’ Lachend voegt ze er aan toe, dat ze zich die laatste opmerking net zo goed kan besparen. 'De jeugd heeft tegenwoordig een ooftfobie’, geloof ik. Die zoete snoeptroep, die gaat er in als koek.  Tanja snoept zelf ook wel eens; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Als ze eens een dipje heeft trakteert ze zichzelf op een magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dikke laag chocola en een houtje d’r  in.  Ze zal er geen grammetje van aan komen. Daar is ze veel te energiek voor, Tanja,, een jonge meid van bijna zestig.

woensdag 13 april 2022

BLOED PRIKKEN

De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar. Haar bleke gezicht is bedekt met sproeten en een bril. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo. Hun veel te dikke dochtertje van vier heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een varkensneusje, dat alle aandacht trekt. Ik zit in de wachtruimte van de bloedprikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het damestoilet.

De oversizede vader straalt een enorme rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader strijkt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige, verzorgde indruk; is goed gekleed. Zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd verbloemen op aangename wijze zijn overgewicht.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding. Ook voor zijn vrouw heeft hij die zachtaardige, liefdevolle glimlach.

Een van de andere wachtenden zegt tegen de dikke vader: ‘Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!’  Blijkbaar kan hij niet zo goed tegen wachten of stilte, want elke minuut mekkert hij dat het wel erg langzaam gaat allemaal. Hij probeert voortdurend oogcontact te maken met zijn medewachtenden. Maar die zitten echt niet verlegen om een lulpraatje met hem.

Er komt een zwaar opgemaakte dame de wachtkamer in. Het zou zomaar kunnen dat ze net bij de kapper vandaan komt, met haar nog kakelverse, grijze permanentje. Ze trekt een nummer. ‘Die heeft nummer 17’, zegt het meisje in de rolstoel, giechelend tegen haar begeleidster. ‘Die zal nog even moeten wachten, hi, hi.’ De dame met nummer 17 ziet meteen wat voor vlees ze in de kuip heeft en accepteert de lollig bedoelde opmerking grootmoedig. Ze neemt plaats tegenover haar:

‘Ja, ik heb nummer 17 en jij, welk nummer heb jij?’

 ‘Ikke … oh, ik heb nummer 5 en ik ben lekker zo aan de beurt!’

‘Zullen we nummertje ruilen?’

‘Ja, dahag, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?’

’Maar natuurlijk denk ik dat niet, meisje’ en meewarig lachend vist de dame een Privé uit de oudbakken leesportefeuille, op het lectuurtafeltje naast haar.

Ik ben aan de beurt: nummer 2. Mijn bloed spuit de buisjes in. Ik moet gecontroleerd worden op het lithiumgehalte in mijn bloed. Uit het onderzoek moet blijken of mijn schildklier het nog wel goed doet. Als het niet goed is bellen ze me morgen.

‘Geen bloedverdunners, meneer?” vraagt de prikzuster.’

‘Nee, die heb ik al een tijdje niet meer.’ Ze hoeft dan niet zo veel verband om het prikgaatje te leggen. Een klein gaasje met een plakkertje voldoet om het bloed te stelpen.

Ik ben hier klaar. In de wachtkamer zit het kleine meisje nog steeds lief te kleuren. Of ze er ook bij neuriet kan ik hier niet horen.

dinsdag 12 april 2022

UIT BED GEROLD

 

Het is me nog nooit eerder overkomen. Maar eens moet natuurlijk de eerste keer zijn: vannacht ben ik uit mijn bed gerold. Naar mijn gevoel was het midden in de nacht. Het was in ieder geval nog donker. In mijn verbouwereerdheid ben ik vergeten op de klok te kijken.

Met een doffe dreun kom ik met mijn hoofd op het zeil terecht.  Op datzelfde moment kreeg ik mijn ogen nog niet open. Even later zie ik dat ik met mijn hoofd tussen de poten van de stoel naast mijn bed lig. Mijn schoenen, die daar altijd staan, kan ik nu veel te goed ruiken.  Aanstalten om op te staan, maak ik nog niet. Normaal als ik val sta ik altijd zo snel mogelijk weer op, nu niet. Kennelijk is er een automatisch pilootje uitgeschakeld. Het daagt me nu, dat ik er aan de rechterkant van mijn bed ben uitgerold. Raar, omdat ik altijd zo ver mogelijk aan de linkerkant slaap.  Op filmpjes van slapende mensen heb ik heb wel eens gezien dat ze driftig liggen te woelen. Alleen kan ik niet geloven, dat ik zelf ook zo druk bezig ben in mijn slaap. Het bewijs is nu wel geleverd.

Ik lig nog steeds op de grond. Vreemd genoeg voel ik geen pijn; ook geen bult. Zal morgen dan wel komen. Blijkbaar ben ik in alle opzichten een secundaire reageerder.  Want toen ik een paar weken terug, bij de gym, met mijn nek op een stoeltje viel, voelde ik pas twee dagen later de pijn. Maar dit even terzijde, want ik lig nu nog wezenloos onder die stoel. Een stukje droom denk ik me te herinneren: ik word achterna gezeten, niet door een mens maar door iets groots, bruins, snels, engs en grommends. Bijna heeft het mij te pakken  … maar dan spring ik over een sloot …  en vervolgens knal ik hard met mijn hoofd op de vloer.

Na vijf misschien tien minuten pas krijg ik de aandrang om op te staan.  Ik krijg nauwelijks beweging in mijn lijf. Mijn rug en benen hebben er duidelijk geen zin in: ‘blijf maar lekker liggen daar’  lijken ze uit te schreeuwen.  Maar dat vind ik wat overdreven. Met moeite til ik mijn bovenlijf op en stoot gelijk mijn kop tegen de onderkant van de zitting van de stoel.  Weer even liggen, de stoel wat wegschuiven en dan  nog eens proberen. Zo lukt het. Ik slaap nog half en schuif mezelf, bijna snurkend, mijn bed in en trek het dekbed over me heen.  Dan voel ik ineens de elektrische deken. Die had ik, koukleum die ik ben,  toen ik ging slapen aangezet. Op de hoogste stand nog wel. Was dus bijzonder warm; zeg maar gerust heet. Nu ik er vanochtend nog eens over nadenk, zou het me niks verbazen, als ik vannacht in mijn slaap wegrolde  van mijn veel te warme elektrische deken en op de grond terecht kwam.

Achteraf ben ik maar wat blij dat er niet iets groots, bruins, snels, engs en grommends  achter me aan zat.