zondag 13 maart 2022

PLEIN 1940

Ik ben zaterdagavond op Plein 1940 in Rotterdam. Daar staat het beeld ‘de verwoeste stad’ van de beeldhouwer Zadkine. Er is daar een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne.  Heel toepasselijk op deze locatie: een demonstratie tegen de invasie van Rusland in Oekraïne. Het beeld van Zadkine is immers gemaakt als permanent aandenken aan de verwoesting van het hart van Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Hoeveel steden zijn nu al verwoest, hoeveel mensenlevens zijn nu al vernietigd door de Russische oorlogsmachinerie onder commando van de wrede dictator Poetin?

Met deze manifestatie geeft Rotterdam gehoor aan de oproep van Eurocities, de Europese koepelvereniging van steden, om stil te staan bij de situatie in Oekraïne. Ook steden als Amsterdam, Rome, Milaan, Frankfurt en Nice doen mee.

Het voltallige college van B&W van Rotterdam is diep geraakt door de inval van het Russische leger in Oekraïne: ‘ Wij keuren het geweld tegen de inwoners van Oekraïne in de grootst mogelijke bewoordingen af. Rotterdam spreekt niet alleen haar sympathie uit naar de betrokkenen maar wil ook helpen door Oekraïense vluchtelingen op te vangen in onze stad die weet wat het is om slachtoffer te zijn van oorlogsgeweld. Dat gevoel leeft ook in de Rotterdamse samenleving: veel Rotterdammers bieden hulp aan en zijn bijvoorbeeld bereid om vluchtelingen thuis op te vangen.'

Enkele duizenden inwoners van REO (Rotterdam en Omstreken) waaronder tientallen gevluchte Oekraïners,  zijn naar Plein 1940 gekomen. Zij tonen hun afschuw van deze invasie. Willen troosten en als het kan steun en hulp bieden. Luisteren naar muziek en zang van solidaire Russische musici, naar mooie, soms harde  woorden. Woorden van de ambassadeur van Oekraïne in Nederland en van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. Aboutaleb leest een gedicht voor van de voormalige Rotterdamse stadsdichter  Derek Otte. De in Nederland bekende Oekraïners: Victoria Koblenko en Evgeniy Levchenko spreken hun angst uit maar zijn toch hoopvol op een Oekraïense overwinning. De Rotterdammer Hugo Borst vertelt een zeer positief verhaal over de beste voetbalcoach aller tijden: de Oekraïner Lobanovski. Als laatste treedt op de ‘spoken word’ artiest: Young Mitch Poetry.

Er is muziek van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Sinfonia Rotterdam en studenten van Codarts. Aan het einde van de bijeenkomst wordt twee minuten stilte gehouden, gevolgd door het Oekraïense volkslied van Michal Werbycki gezongen door: Albina Gitman, begeleid door een Blazersensemble.

Het wordt sommige aanwezigen emotioneel herhaaldelijk te veel tijdens deze  manifestatie. Vooral tijdens het Oekraïense volkslied wordt er veel gehuild. Mensen huilen uit op elkaars schouder, vallen elkaar in de armen of moeten hun verdriet alleen verwerken. Tissues om de tranen te drogen zijn er niet genoeg. Zelf lukt het me ternauwernood  om mijn tranen, mijn woede binnen te houden.

 

 

** De teksten van Derek Otte en Young Mitch Poetry ontbreken. Verschijnen later op Google. Zeer de moeite waard.

         

zaterdag 12 maart 2022

DE EERSTE KEER

 

Ik haal mijn vriend Kees op bij het Palet. Daar doet hij een schildercursus. Cora ook. Vrolijk kwebbelend komt de schilderclub naar buiten. Kees loopt, druk gebarend, één van zijn sterke verhalen te vertellen tegen Cora. Ze heeft er wel lol in. Leuke meid. Lang blond haar. Fijn gezichtje, mooi figuur, sappige beentjes en … ze draagt een sexy minijurkje in Indiaas dessin. Cora is ook uitgenodigd voor het feestje vanavond bij Ineke.

Ineke woont ongeveer drie kwartier lopen van het Palet. En in die drie kwartier is er wat gaan kriebelen in de lijven van Cora en mij. Ze heeft een mooie enigszins lage stem. Zoals gewoonlijk, in niet al te groot gezelschap, hang ik de grapjas uit. Cora lacht om vrijwel alles wat ik zeg. Steeds vaker raken we elkaar, per ongeluk expres, even aan.

Het huis van Ineke, een  typisch studentenkrot, is al in orde gemaakt voor het feest. De vriend van Ineke  heeft z’n best gedaan. De kamer zit al behoorlijk vol feestgangers.   Visnetten, slingers, wierook- en hashgeur hangen in de kamers. De kaarsen moeten straks als het echt donker wordt alleen nog maar even aangestoken te worden. Op een tafel staat wijn, bier, limonade  franse kaas en stokbrood. Voornamelijk door de gasten meegenomen; het blijkt een Amerikaanse fuif te zijn. Wij hebben niks meegenomen. Ik wist niet eens af van dit feestje. 

Er  is nog een piepklein stukje matras vrij; Cora en ik vallen daar gelijk op neer. We blowen mee aan een stevige joint, drinken een wijntje en eten een stukje stokbrood met camembert. Op de muziek van Pink Floyd dansen we. We slijpen, tongen, strelen. Het is helemaal ons feestje. De anderen hier zien ons waarschijnlijk wel maar wij hebben alleen oog voor elkaar. 

Tegen twaalven is het tijd om te op te stappen. We zeggen Kees nog even gedag. ‘Ja, tot ziens hè,’ lalt hij. Bij Fred, een kennis van me, kunnen we blijven slapen. Hij woont hier in de buurt. Ik heb zijn sleutel voor als het eens nodig is. Cora gaat liever naar huis.  Ze  is moe … heeft slaap. Toch gaat ze met me mee. 

Fred zijn kelder valt niet tegen. Een slaap- werkkamer met een mooie twijfelaar. In gedachten zie ik onze ontblote lijven al lekker van elkaar genieten. Het is voor mij de eerste keer. Cora is twee jaar ouder. Zij zal vast wel wat meer ervaring hebben. Cora gaat nu niet douchen.  Doet ze morgen wel. Ik moet mijn bezwete  lijf even afspoelen en een lekker luchie op doen, voor straks. Cora gaat alvast liggen. Moe. Haar ontspannen lichtheid van vanmiddag is ver te zoeken. 

Onder de douche ben ik al bijna klaar gekomen. Fantasieën over straks winden me op. Een mooie, schone, lekker geurende jongeman stapt de kelder binnen. Cora ligt op haar zij. Ze lijkt te slapen. Ik laat het licht aan … schuif mijn warme blote lijf tegen haar aan. Leg mijn om haar heen. Kus haar in haar nek. Zij moet mijn stijve tegen haar lijf gevoeld hebben. Toch reageert ze niet … de eerste paar minuten. Zal ze al slapen?

Opeens, met een ruk, gaat ze op haar rug liggen. Trekt haar t-shirt, maillot, bh en slip uit. ‘Oké dan,’ zegt ze, ‘maar doe voorzichtig, het is voor mij de eerste keer’. 

Binnen de minuut kom ik klaar. Zij niet. De bloedvlek op het hagelwitte laken zorgt bij mij voor  een heftig en lang naebbend schuldgevoel.

vrijdag 11 maart 2022

SLAPELOZE NACHT

Wilma heeft slecht geslapen vannacht. Haar slaappillen heeft ze toch normaal ingenomen. Meestal slaapt ze dan binnen het kwartier. Ze telt dan haar uitademingen van één tot tien … zo af en toe leiden haar gedachten haar wel af … maar mèèr dan een kwartier is ze nooit aan het tellen. Nu ligt ze al zeker  een uur wakker. Ze heeft het gevoel dat ze kan tellen tot ze een ons weegt. Koude voeten kunnen haar soms ook behoorlijk lang uit haar slaap houden maar nu ze de elektrische deken aan heeft, zijn haar voeten in een mum van tijd warm.  Dus daar kan het niet aan liggen.

Het is die klote-oorlog die haar wakker houdt. De journaalbeelden, de foto’s en artikelen in de krant. Ze zou er niet zo veel naar moeten kijken, over moeten lezen. Tegenwoordig staat de hele dag de tv bij haar aan. Het is dat ze wel eens wat moet halen bij de supermarkt, anders zat ze de hele dag kassie te kijken. Sinds die 22e februari, toen Rusland onder leiding van ‘Paranoia Poetin’, Oekraïne binnenviel komt er niks meer uit haar handen.  Terwijl er toch zat te doen is in haar huisje. Ramen zemen, stofzuigen, wassen het schiet er allemaal bij in. Zij staat er hier, sinds ze van haar man af is, wel mooi alleen voor. De kaboutertjes komen het echt niet voor haar doen.

Wilma moet erg huilen als ze de foto in de krant ziet van die zwaar getroffen man, voor zijn plat gebombardeerde huisje. Hij vond zijn zwangere vrouw  dood  terug onder het puin. Hoe wreed is deze oorlog. Vluchtende mensen, veel oude mensen ook, gehandicapten, rolstoelgebruikers. Zij moeten een rivier over. De originele brug is nota bene door de Oekraïners zelf kapot geschoten, zodat de Russen er geen gebruik van kunnen maken. Over een geïmproviseerde ‘brug’ ,een smalle plank, moeten ze de overkant zien te bereiken. Rolstoelen zijn te breed voor die plank. Er zit dus voor rolstoelgebruikers niks anders op dan te lopen ... ook al zijn ze er nauwelijks toe in staat. Het moet; het kan niet anders. Hun rolstoel wordt achter hen aangesjouwd door behulpzame medevluchtelingen.

Ze ligt nu al de halve nacht onrustig  te woelen en te piekeren  onder haar dekbed.  Een helikopter vliegt midden in de nacht over … zal wel een noodheli zijn. Normaliter doet zoiets haar niks maar nu , deze nacht, schrikt ze er toch wel van. Wilma moet gelijk denken aan die gebombardeerde flat, waar de vlammen uit sloegen … en de panische angstkreten van de getroffen bewoners te horen zijn.  Die flat is ook net zo’n gebouw als háár flat. Ze moet er niet aan denken dat hier ooit een bom op gegooid wordt.  Oekraïners zullen het ook nóóit voor mogelijk hebben gehouden, dat er zo’n crimineel als Poetin, president zou worden van Rusland. Onmenselijk gewelddadig zijn de bevelen die zijn troepen moeten opvolgen.

Ze maakt zich zorgen over haar zoon en schoondochter en haar  kleinkinderen.  Als ze maar nooit oorlog hoeven mee te maken. Maar Wilma is realistisch genoeg om te beseffen dat er altijd weer nieuwe  Hitlers, Mladicen en Poetins op zullen staan. 

Ze hoopt dat haar kinderen en Sera en Anna, haar kleinkinderen, rustig  slapen. Het is nu zes uur. Wilma moet plassen;  blijft gelijk uit bed. Ze slaapt nu toch niet meer.      

donderdag 10 maart 2022

VOLTREFFER

‘Pfeuheuho’ …Egor loopt met kleine stappen druk heen en weer in de eetzaal. Hij kan niet praten en is erg slecht ziend.  Er is net een bom gevallen, dicht in de buurt van het tehuis waarin hij woont, in de stad Lviv. Een oorverdovende knal. Hij loopt nu met zijn handen tegen zijn oren gedrukt. Egor is gehandicapt, geestelijk gehandicapt. ‘Hoeoeoeoe ...’ Hij is bang. Heeft pijn. De ruiten van zijn woning zijn gesprongen. Er zit glas in zijn benen. Hij bloedt en er is niemand in huis die hem kan helpen. Er zijn wel andere mensen in huis maar die zijn allemaal zoals hij of soms nog wel erger.  Die zijn ook bang. Begrijpen ook helemaal niks van er allemaal gebeurt. In een hoekje van de eetzaal gaat Egor, met opgetrokken knieën zitten.  Hij zit te grienen. Beweegt, met zijn ogen dicht, zijn bovenlichaam continu van voor naar achter.

Op de achtergrond is mitrailleurgeschut te horen. Angstig gegil van mensen op straat. Het is koud. Ook binnen: zes graden maar. Er kan niet meer gestookt worden. De instelling kan door een bombardement geen gas meer krijgen. De bewoners hebben allemaal wel warme kleding aan. Ze zoeken elkaar op in de eetzaal. Er zit nu een vijftal mannen bij Egor in zijn hoekje te huiveren. Zo  lijken ze toch wat warmte en troost te vinden bij elkaar.  Sommigen vallen in slaap. Egor niet. Hij is onrustig. Heeft last van het glas in zijn benen. Egor maakt zich los uit het slapende mannenclubje. Hij loopt in de richting van zijn kamer. Struikelt in het donker over  een kleedje. Valt op zijn knieën maar mankeert niks. Loopt verder en gaat in zijn kamer onder zijn bed liggen. Blijkbaar heeft hij wel het besef, dat hij daar veiliger is.

Het luchtalarm klinkt. Er komen bommenwerpers aan. Aanzwellend gebrom.  Een bombardement dreigt. Iedereen haast zich naar de schuilkelder als er tenminste een in de buurt is. Egon en zijn vrienden hebben geen flauw benul. Ze zijn afhankelijk van anderen.  Jevgen, een verpleegkundige, gaat het tehuis in. Hij komt de bewoners evacueren.  Hij kan maar twee bewoners tegelijk meenemen. Ze kunnen niet zelfstandig lopen.  De schuilkelder is een half uur verderop. Het zal niet meevallen om iedereen daar bijtijds te krijgen. Jevgen doet wat hij kan. De eerste ploeg is nu veilig. De  gewone mensen die daar zitten zijn ook als de dood. Ze zijn wel lief voor deze twee, ziet Jevgen. Nu die laatste drie nog oppikken.

Eerst die twee slaapkoppen halen, uit de hoek van de eetzaal. Dan Egor nog. Er is haast niemand meer te zien op straat. Het gebrom van de bommenwerper komt akelig dichtbij. Jevgen kan met deze huilende mannen toch echt geen stap sneller lopen.  Verstand op nul, blik op oneindig. Nòg twee in veiligheid gebracht,  in die schuilkelder, althans hij hoopt dat ze veilig zijn.

Terug in de instelling rent Jevgen naar Egors kamer. Trekt hem onder zijn bed vandaan. Zet hem overeind en loopt samen met hem in de richting van de uitgang van het gebouw. Dan is er een donderslag. De instelling wordt geraakt. Een voltreffer van de bommenwerper. Egor en Jevgen raken bedolven onder het puin. Ze overleven het niet.

Twee Oekraïners toegevoegd aan de genocide, die geregisseerd wordt door oorlogsmisdadiger Poetin.     

woensdag 9 maart 2022

ZWEMLES

Buiten, achter de grote ramen van het zwembad, staan vaders, moeders, opa’s en oma’s ingespannen te kijken. Ik sta daar ook tussen. Hun kinderen of kleinkinderen hebben les in dat zwembad. Mijn kleindochter  Lea, pas zes geworden, ook. Ze hebben allemaal opblaasvlindertjes om hun bovenarmen, een zwemgordel om hun middel en ze lopen met een zwemplankje in hun handen. Lea heeft net als alle andere meisjes  een badmuts op; de jongens niet.  Soms wordt er hier van buiten naar ze gezwaaid, gewezen, geglimlacht, ja, ook hardop gelachen. Het is vandaag goed te  doen om hier buiten te staan. Strak blauwe lucht. De zon hoog achter de toeschouwers. Windstil. Alleen een beetje koud. Door de Noorderwind.

Lea heeft vandaag voor het eerst haar nieuwe zwempak aan en badmuts op. Die heeft ze van mij gekregen voor haar verjaardag. Ze wilde graag een roze  zwempak en een roze badmuts  met  een zeemeerminprint.  Voordat ze vandaag in het water springt, komt ze trots in haar nieuwe spullen helemaal naar het grote raam gerend, om mij haar nieuwe spullen showen. Het staat haar hartstikke leuk. Ik zie haar dan voor het eerst met dat pakje aan …   ze heeft geen hulp meer nodig bij het omkleden.  Ze vindt het wèl fijn als ik haar ná de les even droog kom wrijven en  help  met aankleden … zo gauw mogelijk: wèg met de kou!

In het zwembad is het niet zo behaaglijk qua temperatuur. Dat is nu nog niet te merken als de kinderen het water in springen en hun baantjes zwemmen.  Maar als ze daarmee klaar zijn en uit het bassin klauteren, zetten ze het op een rennen en voordat ze weer het water in mogen, staan ze als kikkers te springen om zich een beetje warm te houden. Lea springt met haar armen over elkaar … ze staat nu een beetje te bibberen; haar lippen zijn paars, lijkt wel. De jongens houden elkaar warm door een beetje te stoeien met elkaar.

De kinderen moeten nu de rugslag oefenen. De meesten hebben er geen probleem meer mee. Dat moet ook wel want volgende week is het examen voor het a-diploma.  Alle vier de slagen: schoolslag,  rugslag, borstcrawl en rugcrawl moeten ze dan beheersen. En natuurlijk watertrappelen. Dat gaan ze nu doen. Lea doet het prima. Een van de jongens gaat steeds koppie onder; moet telkens met zijn armen op het water slaan om weer boven te komen. ‘Tsjonge, jonge, altijd hetzelfde liedje met dat joch. Ik kan het niet meer aanzien.’ Driftig loopt hij weg. Zal zijn vader wel zijn.

De badjuf neemt de kinderen mee naar de ‘hoge duik’. Dat vindt Lea eng, dat weet ik. De eerste keer gaat ze wel naar boven maar durft ze niet te springen. Ze gaat naar beneden. De badjuf neemt haar even apart. Dan gaat Lea toch weer naar boven. Ze waagt de sprong.  Ik ben trots op haar.  Ze is dapperder dan haar opa. Die zal nooit van de hoge springen. Hij heeft hoogtevrees.

 

dinsdag 8 maart 2022

WEER NAAR AVIGNON

 Hij gaat weer naar Avignon. Voor het theaterfestival. De eerste drie weken van juli. Alle hotels daar blijken al volgeboekt. Zelfs campings mailen me dat ze al vol zitten in die die periode. ‘Dan maar op goed geluk,’ denkt hij, ‘desnoods wordt het op straat slapen of  bij iemand die ik op het festival tegenkom.’

 

Dan krijgt hij een mail van een hotelier uit Avignon, die via via  te horen heeft gekregen,  dat hij onderdak zoekt tijdens het festival. Zij biedt hem een twee- persoonskamer voor negentig euro per dag. Niet te weinig! Desalniettemin boekt hij impulsief. Voor hem alleen. Hij regelt ook de Thalys alvast. Twaalfhonderd kilometer, Rotterdam-Avignon, in nauwelijks 5,5 uur.  Retourtje is driehonderd euro. Een koopje.

Om de kosten van zijn verblijf wat te drukken, zoekt hij, op internet, via de reisgenotensite, contact met theaterfreaken  (m/v).  Contact is er even met  een amateur-cabaretière uit Amsterdam. Die haakt uiteindelijk af. Ze ziet zich niet drie weken een hotelkamer delen met een getrouwde, sigaartjes rokende, vroege vogel.

 

Nooit zal hij weten of ze een type ‘lekker wijf’ is of een preuts tutje. Zijn reactie is dubbel. Jammer, want negentig of vijfenveertig euro hotelkosten per dag scheelt nog al wat. Opluchting is er ook, want de gedachte aan drie weken samen met een ‘vreemde’ vrouw in een hotelkamer voelt voor hem behoorlijk ongemakkelijk. Gêne was er al bij voorbaat geweest: is hij wel toonbaar in zijn onderbroek … zou hij hardop scheten en boeren kunnen laten … naakt uit de douche durven komen?

 

Identiteitsverlies. Dat is zijn valkuil: dansen naar de pijpen van een ander. Territoriumstrijd. Zou ze hem dwingen op de grond te gaan slapen. In zijn slaapzak. Gelijk de eerste nacht al? Of misschien de tweede of derde nacht, wanneer hij haar, per ongeluk, in zijn slaap, zou hebben aangeraakt. Of  als ze er de voorkeur aan geeft, het bed te delen met een in Avignon opgepikte Franse, door de zon gebruinde playboy, met een afgetraind fitnesslijf. Waar blijft hij dan met zijn spierwitte, iets te zware, boekhouderslichaam. Nou, daar hoeft hij nu niet meer over in te zitten.

 

Hij stopt met reisgenoten zoeken. Dan maar een duur en misschien wel eenzaam festival. Op de zaak zeggen zijn, voornamelijk vrouwelijke, collega’s, dat ze dat nooit zullen doen. Hij krijgt het verwijt, dat je je vrouw toch niet alleen thuis laat zitten, terwijl jij lekker gaat lopen genieten en …  alléén op vakantie, daar is toch he-le-maal niks aan?  Dan heb je niemand om lol mee te maken.

 

‘Ach,’ zei hij stoer maar toch niet helemaal overtuigend: ‘ik ben blij dat ik er eens een tijdje uit ben, zonder mijn vrouw. We zitten nu al meer dan dertig jaar op elkaars lip … en wat dat  alléén zijn betreft: dat zal heus wel meevallen? Ik kom op het festival genoeg mensen tegen. Daar ben ik helemaal niet bang voor. Dat wordt straks echt genieten in Avignon, waar drie weken lang de verbeelding aan de macht is.’

maandag 7 maart 2022

DE KIP

 

De kip

Ondanks de drukkende warmte en ondervoeding renden de jongens op het hobbelige veldje achter de lekke bal aan.  Lachen, juichen en schelden wisselden elkaar af. De jongens maken een levendige, frisse indruk. Alleen aan de verbeten felheid waarmee ze vechten om de bal is het misschien merkbaar dat ze sinds maart 1941, bijna twee jaar alweer, gevangenen zijn van de Jappen.

   In het concentratiekamp nabij Tjimahi, in het toenmalige Nederlands Indië, is voor die jongens, tieners bijna, niks te doen. Zo’n voetbalpartijtje is precies wat ze nodig hebben. Na afloop van het ‘potje’, als ze moe en bezweet zijn, nemen ze een duik in het meer aan de rand van het kamp. Dan moeten ze wel langs de muur van prikkeldraad met de Japanse kampbewakers. Ze weten allemaal dat ze voor elke Jap een buiging moeten maken. Degene die dat vergeet krijgt klapjes, met een mitrailleur wel te verstaan.

   Klaas is de keeper en een goeie ook. Een solist; dat is hij ook hij het liefst. Zeer atletisch is hij maar voor een keeper eigenlijk een beetje te klein.. Hij is pas negen, toch fantaseert hij al dat hij over een paar jaar de grootste van allemaal zal zijn. Ze doen een onderling partijtje tot  de tien .Met 10 – 8 eindigt die wedstrijd.

   Alle  jongens nemen nog even een duik, behalve Klaas. Hij gaat naar het kamp. Het is hier een vrouwenkamp. Omdat hij nog maar negen is, moet hij bij zijn moeder en zijn twee zussen blijven. Zijn twee oudere broers en zijn vader zitten in het mannenkamp; hij heeft ze al 3 jaar niet gezien.

Het voetballen heeft hem hongerig gemaakt. Het eten in het kamp is minder dan niet veel soeps. Toch loopt het water hem telkens weer in de mond, van dat smakeloze rijstepapje. De weg naar het vrouwenkamp gaat door een stukje bush-bush, langs de kazerne van de Jappen. Achter die kazerne is het kippenhok, dat grenst aan de keuken. De Jappen kunnen zich die kippen en hun eieren volop laten smaken. Klaas weet niet eens meer hoe een ei smaakt, laat staan een kip..

   Klaas rust even uit, leunt een beetje tegen het kippengaas aan. Vingers en neus er doorheen, gezicht, armen, bovenbenen er tegenaan gedrukt. Hij kakelt wat, denkt zo kippen te lokken maar daar schrikken ze alleen maar van. Ondertussen maak hij met zijn voet schoppende bewegingen op de grond. Helemaal stil staan of zitten kan hij nu eenmaal niet. Opeens merkt hij, dat er door zijn geschop een gat ontstaat tussen het gaas en de grond. Een klein gat, dat wel, maar als hij zo nog even doorgaat, kan er misschien wel een kippetje door naar buiten glippen. Kakelend en schoppend gaat Klaas zo nog even door, tot de opening groot genoeg is. Japanse kampbewakers zijn in geen velden of wegen te bekennen.

   Hij hoeft niet lang te wachten. De kip met de grootste vrijheidsdrang wordt  vliegensvlug door Klaas gevangen. Hij trapt het gat weer zo goed mogelijk dicht. Met de nog hysterisch kakelende vrijbuiter snelt hij naar zijn moeder. Zijn duim en wijsvinger knellen zich steeds vaster om de nek van het beest.  Bij aankomst in het vrouwenkamp is de kip zij doodstil.

Angstig maar tegelijk ook blij reageert zijn moeder op de vangst. Angst heeft ze voor de mogelijke répresailles van de Jap; blij is ze met dit lekkere kippetje. “Begraaf die kip voorlopig maar even daar bij de barak. Hopelijk kan ik vanavond eindelijk weer eens een smakelijk hapje voor ons maken.”.

   Dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van de middag, stappen uit een grote stofwolk, veroorzaakt door de remmende legerjeep, drie kleine Japanse militairen. Alle vrouwen en kinderen moeten op appèl komen.

  De diefstal is ontdekt. De kippendief moet zich onmiddellijk melden, maken de Jappen in hun mitrailleursalvo-taaltje duidelijk.

De groep vrouwen en kinderen, bijna honderd in getal,  staat dicht bij elkaar. Klaas verschuilt zich schuldbewust, half  achter moeders brede heupen. Naast hem hoort hij iemand fluisteren:

   :’Ik heb vanmiddag wel een hoop gekakel gehoord, heb jij iemand met een kip gezien?

  “Ja, ik heb wel wat gehoord, maar niks gezien. Heb jij wat gezien Klaas?”

   “Neen, Klaas heeft ook niets gezien anders had hij het me wel verteld,” zegt zijn moeder.

Een Japanner loopt naar de fluisterende dame toe en duwt haar tegen de grond.. ‘’Iedereen moet stil zijn,’’ beveelt hij.

Nogmaals beveelt de Jap dat de dader zich moet melden.

Je kan een speld horen vallen.

Klaas drukt zijn gezicht tegen zijn moeders rug, trekt aan haar jurk; schopt op de grond.

Er meldt zich niemand.

Dan is er even overleg tussen de Japanners.

Een van de Jappen loopt langs de groep. Hij ziet Klaas angstig weggedrukt tegen zijn moeder staan. Hij loopt verder. Dan keert hij weer om, kijkt iedere vrouw, ieder kind met een blik, vol haat in de ogen, aan. Dan  staat hij stil bij de fluisterende vrouw naast Klaas. De Jap pakt haar bij de arm, trekt haar mee, ze  schreeuwt smartelijk, valt,  haar dochtertje huilt. De vrouw kijkt nog om,

‘’Ik heb het niet gedaan,’ krijst ze, ‘ik hèb het niet gedaan’.

Jammerend, smekend bijna, kijkt zij naar de groep vrouwen en kinderen

De Jap sleurt haar twintig meter door het stof.

Klaas hoort naast zich huilen; er is woede, ongeloof.

“Wie is die lafaard, die die onschuldige vrouw laat boeten?” roept iemand. 

De diefstal moest bestraft worden. Déze vrouw of de wèrkelijke dief. De Jappen geven de kippendief nog één kans om zich te melden: ‘’Kom naar voren. Nu!!’’. Klaas drukt zijn gezicht, de ogen stijf gesloten, tegen zijn moeders rug. Hij klemt haar jurk in zijn samengebalde vuisten.

Niemand uit de groep geeft zich aan.

Een dodelijk mitrailleursalvo. Een hartverscheurend gekrijs klinkt op. De vrouw is geëxecuteerd. Dan is het stil.

.

De rol die Klaas in dit drama speelt, kan hij zichzelf nooit vergeven. Het zal hem zijn hele leven hinderlijk blijven achtervolgen.