woensdag 20 mei 2015

DICHTER

Om half vijf fiets ik die middag vlug weg bij STAR. Daar heeft een oude, kalende, chagrijnige prikzuster bloed van me afgenomen.  Eens in de drie maanden moet ik mijn bloed laten controleren, voor mijn nieren. Ik fiets nu zo snel weg uit angst voor een fietsverbod, want het alcoholpromillage in mijn bloed is zonder twijfel veel te hoog.
Ik heb eerder op de middag bij café Melief op de Binnenweg een paar Westmalles Trippel gedronken met Midas. Een oud collega. Ik had hem jaren niet gezien. Tussen 1973 en 1976 werkten we samen in een farmaceutische fabriek. Ik maakte hoestsiropen en allerlei zalfjes. Midas verpakte de flessen hoestsiroop en de potjes zalf in dozen. Die werden vervolgens geëxpedieerd naar apotheken, in het hele land.  Midas kon veel meer dan dat simpele inpakwerk. Hij was na vier jaar gesjeesd op het gymnasium. Toen is hij zich gaan toeleggen op het schrijven en voordragen van gedichten. Hij zat in het voorprogramma van Jules Deelder. Veel hoger is zijn ster niet gerezen. Gedichten schrijven deed hij nog wel … voor zichzelf … hoewel … hij kreeg een uitkering van de sociale dienst ... en als tegenprestatie moest hij eens in de zoveel tijd een bundeltje verzen bij de soos inleveren.    
Een van zijn werken zal ik niet gauw vergeten. Ik vroeg hem om het gedicht nog eens voor te dragen. Voor mij en de anderen in de kroeg maar dat weigerde hij pertinent. Hij vroeg me zelfs of ik wel goed bij mijn hoofd was. Terwijl ik juist dacht dat hij het graag deed. Hieronder het gedicht dat ik bedoel:

Behoed.
Een zaak met herenhoeden,
Een hoer met zoete zaden
Een heer met hoedenzaken
Een hoed met herenzaken
Een heer met zakenhoeden
Een hoer moet niet zaniken
Een hoed met zere haken
Een haak met hoerenzakken
Een zak met haren zoeken
Dus wees op je hoede
En zet hem op!

                                               Midas, Rotterdam, 19 februari 1975

Het lijkt zo simpel maar ga er maar eens aanstaan. Altijd een weergaloos succes op de bühne!
‘Ik sta nu zo’n negen jaar droog,’ zegt hij tegen me en giet zijn glas bier in een teug achterin zijn keel. ‘Ik ben nog anderhalf jaar opgenomen geweest in de Bouwman, voor mijn verslaving.’
Dat verbaast me nou helemaal niks, want toen we elkaar leerden kennen daar bij dat farmaceutische fabriekje, was hij al alcoholist. We moesten daar om half acht ’s ochtends beginnen maar Midas kwam nooit vòòr half negen aankakken. Met een kegel van jewelste … om half negen dus al! Hij had altijd wel geregeld, dat één van ons  zijn kaart vòòr half acht klokte. In het fabriekje was volop alcohol aanwezig. Alcohol, die nodig was als ingrediënt voor diverse medicinale drankjes en tincturen. Tussen half negen en negen uur bereidde Midas zijn cocktail. In een literfles tijmsiroop mixte hij drie delen alcohol: op een deel water. Daar nipte hij de hele dag op. Na verloop van tijd zagen we de bedrijfsapotheker, de kleine Chinees Tan, steeds radelozer zoeken in de voorraadkast. Hij vroeg ons zorgelijk of we alcohol gemorst hadden de laatste tijd en of we misschien vergeten waren om het op te schrijven. Wij waren ons van geen kwaad bewust.

Pas in 2005 is Midas opgenomen in de Bouwmankliniek. Zo ontzettend lang, bijna dertig jaar, heeft hij het blijkbaar gered zonder professionele hulp. Ik gooide bij Melief vier Westmalles Trippel achterover en Midas dronk lekker met me mee … of zijn begeleiders daar nu zo blij mee zullen zijn, betwijfel ik.

‘Nou, Midas, ik ga naar de Blaak, bloed prikken … see you.’ Ik reken die acht Trappistjes af.

Als ik mijn fiets van slot haal, hoor ik Midas nog een Duveltje bestellen.

dinsdag 19 mei 2015

LEK

Toen ik gisterenmiddag mijn fiets uit de berging op de begane grond wilde halen, bleek de voorband lek te zijn. Gelukkig had ik hier alle plakspullen bij de hand. Ik moest alleen even terug naar mijn huis op de derde verdieping, om een emmertje water te halen.
In het gangetje waar de verschillende bergingen in gesitueerd waren hing een rare lucht, die ik niet zo gauw kon thuisbrengen.
Eigenlijk belachelijk toch, dat ik helemaal naar de derde verdieping moest om daar een emmertje water te halen.  Had de architect van dit wooncomplex niet kunnen bedenken dat er ook wel eens een  bandje geplakt zou moeten worden in de berging. Met een wateraansluiting hier had trouwens het groen op binnenterrein ook op zijn tijd gespoten kunnen worden.
De toegangsdeur naar de bergingen stond op een kier en tegen de muur ernaast was een oude donkergroene fiets gekwakt. Niet op slot. Toen ik naar boven ging stond die ouwe brik hier nog niet. In de berging aan het eind van het gangetje werd ruzie gemaakt. Waarover wist ik niet, want ze maakten ruzie in het Marokkaans. De geur die ik rook voordat ik naar boven ging was de geur van wiet. Misschien was de geur toen niet zo sterk. Ze stonden toen ik terug kwam waarschijnlijk met zijn tweeën te blowen (en te ruzieën). Als ik vijf minuten in het gangetje zou blijven staan zou ik in een mum van tijd zo stoned zijn als een garnaal.
‘Band plakken Jee,’ zeg ik tegen mezelf. Oké! Ik zou bijna vergeten waarvoor ik hier met die emmer in mijn hand stond.
Het plakken van de voorband is vrij simpel. Bij de achterband zit de fietsketting in de weg.
Ik zette de fiets op zijn kop en wipte aan één kant de buitenband van de velg. De binnenband trok ik naar buiten maar liet het ventiel in de velg zitten. Ik pompte de band een beetje op en hoorde gelijk al een hevig gesis: duidelijk voelde en zag ik het lek. Het water was niet nodig. (Daar zou ik de plantjes blij mee maken.) Ik schuurde de band rondom het lek lichtjes, smeerde er wat solutie (lijm) op, liet het heel even drogen en deed er een plakkertje op. Klaar is Kees! Nog even de binnenkant van de buitenband gecontroleerd op scherpe voorwerpen … en daarbij haalde ik pijnlijk mijn middelvinger open aan een punaise. Daar was ik overheen gereden. Die veroorzaakte dus mijn lekke band. Mijn vinger bloedde als een rund. Ik had hier geen pleisters dus stak ik mijn vinger maar in mijn mond. Smaakte niet echt lekker ook al was het bloed van me eigen.
Met één hand rondde ik het band-plak-klusje af. Vooral het weer omdraaien van de fiets viel niet mee.
Ik liep door het gangetje van de bergingen. Bloed zuigend uit mijn middelvinger, een emmer water bungelend aan mijn arm. Ik rook nu niet meer alleen de geur van wiet. De geur van wiet heeft zich vermengd met die van spuitbusverf. Als ik even achterom kijk, zie ik een oude fiets tegen de wand staan: negentig procent zwart gespoten ... alleen het spatbord vòòr is nog in de originele donkergroene kleur.

Het wordt geloof ik tijd voor een gesprekje met onze wijkagent.           

maandag 18 mei 2015

DROGE MOND

Zondagochtend word ik wakker met een kurkdroge mond. Ik zal wel weer de hele nacht hebben liggen snurken. Mijn vrouw ligt tenminste niet meer naast me in bed. Zij vlucht meestal naar een andere slaapplaats als ik hard lig te snurken. Mijn droge mond zou ook kunnen komen van het vele zuipen van gisteravond. Ik heb  flink zitten zuipen bij Faas, mijn stamkroeg. Dàt weet ik me nog wèl te herinneren. Wat ik niet meer weet is, dat ik daar ben weggegaan. Wat ik ook niet meer weet is, dat ik thuis ben gekomen. Blijkbaar bèn ik wèl thuisgekomen, want ik lig hier toch in mijn eigen bed.

Nu ik wat meer ontwaak zie ik her en der wat braaksel liggen … op mijn hoofdkussen, het hoeslaken, het dekbed …  ik zal er ook wel in gelegen hebben, neem ik aan. En inderdaad er zit wat aan mijn wang geplakt en in mijn haar. Ik ga maar gauw douchen en gooi gelijk dat vieze beddengoed in de was ... dzjiezus …ik sterf van de koppijn. ‘Eigen schuld dikke bult,’ ….

Meestal  knap ik niet op van een douchebeurt bij me eigen thuis. O, we hebben toch zo’n klote douche: eentje die doet wat ie wil. Nu eens sproeit ie kokend heet water dan ineens weer ijskoud. Ook nu weer. Gek word ik er van. Met nòg meer hoofdpijn kom ik onder de douche vandaan. Maar ik stink in ieder geval niet meer naar de kots en in mijn mond is het weer goed nat.

Omdat mijn huid de neiging heeft snel uit te drogen smeer ik er vandaag eens een lekker ruikend  lotionnetje van mijn vrouw op. Ik schiet mijn lichtblauwe badjas aan.  Die staat me toch zo goed,  al zeg ik het zelf. Voor alle zekerheid kijk ik nog even in de grote spiegel;daarin kan ik me van top tot teen kan bekijken. Inderdaad prima die badjas. Alleen die onuitgeslapen kop er boven en die harige spillepootjes eronder, dat doet toch wat afbreuk aan het geheel. Goed, aan mijn gezicht valt wat te doen: ik trek mijn mondhoeken omhoog en wrijf mijn ogen nog eens goed uit. Aan die spillepootjes zit ik gewoon vast … die haren erop  scheer af, morgen!

Ik vind het zelf ook heel raar, maar  wanneer ik me flink bezopen heb, ben ik de andere dag extra opgewonden. Zeg maar ronduit bere-geil. Ik schrijf het hier maar op zoals het is, het is nu een maal niet anders. Ik ga dus maar eens kijken of ik mijn geliefde echtgenote er toe kan verleiden om met haar geliefde echtgenoot een nummertje te maken. Dan zal ik haar toch eerst  ergens in huis moeten vinden. Ze zal wel liggen slapen op de driezitsbank in de woonkamer.

 Ik wist het. Daar ligt ze. Alleen al het kijken naar haar contouren, onder het dekbed met  ‘lieve-kleine-diertjes-motief’, blijft me steeds weer opwinden.  Ze is nog zó diep in slaap. Dit vindt ze lekker, zeker weten: ik streel over het dekbed, haar schouders, armen, rug, benen … en als ik haar billen wil gaan strelen, draait ze zich als door een wesp gestoken om en zegt tegen me:

‘Blijf alsjeblieft van me af klootzak, zuiplap. Ik heb vannacht zowat geen oog dicht gedaan. Dankzij jou!  Lul, dat je d’r  bent.’


Zo snel als de opwinding kwam, is ie ook weer verdwenen. Ik loop naar de werkkamer, start de pc op en ga naar www.sudokunet.nl om de puzzel van de dag op te lossen.  

zondag 17 mei 2015

ZWAANSHALS

Eindelijk konden mijn schoonouders geen uitvluchten meer bedenken en dus kwamen ze voor de eerste keer naar het Oude Noorden om ons daar op te zoeken en om onze woning te bekijken. We woonden inmiddels al  vijf jaar op het Zwaanshals,waarvan 4 jaar officieel getrouwd.  Onze huisbaas wilde namelijk uitsluitend getrouwde stelletjes in zijn huizen hebben; geen hokkers!
Dat ze na vijf jaar bij ons op bezoek kwamen was, omdat ze niet eerder hadden willen toegeven aan het idee, dat het werkelijk wat zou worden tussen mij en hun dochter. Hun smoes om nu pas langs te komen was, dat eindelijk hun gezondheidstoestand het enigszins toeliet. Me reet! Vijf jaar terug zaten ze mijns inziens stukken beter in hun lijf. Oké, mijn schoonvader had net een hartaanval gehad, waarvan hij herstellende was en mijn schoonmoeder was constant ziek of misselijk. Ze at brood met gluten en die gluten maakten haar ziek. Coeliakie heet die ziekte. Nou, van de gevolgen van die hartaanval had schoonpapa na een half jaar geen last meer en nadat mijn schoonmoeder een paar weken het juiste dieet gevolgd had, was ze weer zo kwiek als een hoentje. Dus, zeg maar viereneenhalf jaar geleden, hadden ze net zo goed langs kunnen komen. Maar neen, alsmaar klagen, klagen, klagen,  alsmaar moeilijk doen. Ook op onze trouwdag schitterden ze door afwezigheid. Ze hadden heel graag gekomen, zeggen ze maar dat zou ten koste gaan van hun gezondheid. Mijn vrouw en ik waren nog  zulke debieltjes om op onze trouwdag bij hun langs te gaan. Met de fotograaf erbij nog wel. Ze probeerden allebei zo zuinig mogelijk te kijken en zo zuur mogelijk te lachen. Die foto moet je zien dan snappie het pas.  Vijf jaar woonden we op het Zwaanshals, vier jaar zijn we getrouwd en wij worden vereerd met een staatsiebezoek van mijn schoonouders. Zij verlaten even hun villa aan de Avenue Concordia in Kralingen  om ons te bezoeken. Na elke stap die schoonpapa zet moet hij drie stappen uitrusten. Schoonmama heeft zware migraine en ademnood. Kortom: viereneenhalf jaar terug waren ze er stukken beter aan toe.
Mijn schoonouders vonden het beneden hun stand dat hun dochter gedwongen was een woning te betrekken in de achterbuurt ‘het Oude Noorden’. De buurt met de veel te nauwe en benauwde straatjes, waarin kinderrijke  arbeidersgezinnen  in veel te kleine huizen werden gepropt. Hij kwam het liefst zo min mogelijk in die buurt, mijn schoonvader: het was daar niet pluis, vond hij, met die talrijke café’s, de dronkenlappen op straat en vechtpartijen ten gevolge daarvan. Mijn schoonouders hadden liever gezien dat hun dochter getrouwd was met een kerel uit Kralingen en in hun buurtje was blijven wonen.
Wij woonden drie hoog op het Zwaanshals. Het was drie steile trappen opklauteren, naar onze woning. Als ze überhaupt al helemaal boven zouden komen, dan zouden ze direct aan de beademing moeten. Dan moest ik gegarandeerd een ambulance laten aanrukken. Wat we verwachtten gebeurde: ze haalden het niet  … al halverwege de eerste trap maakte schoonpapa rechts omkeerd en belde een taxi.
M’n vrouw zat al een tijdje in de woonkamer te grienen. Ze hoorde haar vader die taxi bellen en snelde naar beneden. Mijn schoonmoeder trok net de deur van de taxi achter zich dicht. Somber zwaaide ze van achter het autoraampje naar haar dochter  en schudde ‘neen’. Mijn schoonvader zat ogenschijnlijk vrolijk te keuvelen met de chauffeur, toen de taxi wegreed richting Kralingen.
Op het stoepje voor ons huis heeft mijn vrouw een tijdje flink zitten janken.  


zaterdag 16 mei 2015

LEUKE DINGEN

Leuke dingen doe ik veel te weinig de laatste tijd. Vroeger ging ik volop naar toneel, cabaret, muziek, theater, hoeren, voetbal, bioscoop. Dat mag ik, alles bij elkaar genomen, toch wel ‘leuke dingen’ noemen. O, natuurlijk ging ik vroeger ook vaker dan tegenwoordig, bij mensen op bezoek. Zomaar, onverwachts ergens binnenvallen, beetje praten, drinken, lachen of met een bepaald doel: verjaardag, hapje eten, pim-pam-petten. Als ik praat over vroeger dan bedoel ik meer dan vijf jaar terug, toen ik nog werkte. Jarenlang zat ik drie dagen per week op een stoel achter een bureau met een telefoon en een pc, mijn werk te doen. Ik was een soort boekhouder bij de zorginstelling de Stromen (nu: Aafje) in Zwijndrecht.

Stomvervelend werk.
(Hallo u spreekt met mevrouw Rozengeur. Meneer, ik krijg een rekening van de Stromen voor tien uur huishoudelijke hulp in week drie,  terwijl ik maar zes uur huishoudelijke hulp in week drie gehad heb, dat klopt niet dus ………. En zoiets dus minstens 167 keer per dag ... had ik maar een vak geleerd!)
Wel met erg leuke collega’s. Vooral Wil, Mariska en Sonja! 

Mijn werkend leven was druk maar niet bepaald opwindend. Na zo’n drukke werkweek verlangde ik erg naar iets leuks. Ik zou dan ook een dvd kunnen huren maar dat is toch weer heel andere categorie. Na saai werk, naar huis … eten … koffie drinken en dan saai thuis voor de buis geplakt zitten …. nee, dat is niks.

Sinds ik gepensioneerd ben, is het leven zo veel gevarieerder. Ik ga vier  keer per week naar de sportschool. Op mijn volkstuin moet hard gewerkt worden. Helaas moet ik op de tuin veel te vaak stoppen met werken om praatjes te maken met collega - tuinders, die om een praatje verlegen zitten.
Verder geef ik aan een stel ‘nieuwe-nederlanders’ een soort Nederlandse les, daar ben ik helemaal een hoop tijd mee kwijt. Ik vind het wel leuk hoor.
 En … tja … niet te vergeten … één hele (leuke) dag per week, ben ik oppasopa.

Eigenlijk komt het in de loop van zo’n drukke week niet bij me op om eens te kijken of er ergens misschien iets leuks te doen is …. In feite is het, denk ik, gewoon zo dat mijn week, nu al leuk genoeg is …. Iets leuks erbij, is helemaal niet nodig!

Desondanks ben ik gisteravond toch iets leuks gaan doen: cabaret gaan kijken in het Oude Luxor. De groep Oeloek trad op. Nooit van gehoord. Het programma heette: Prille Roest. Spannend. Het was de laatste uitvoering van die show. Leuk dat het was! Als Oeloek weer eens komt ga ik zeker kijken!
Er waren wel dertig leuke Oeloek-acts in Prille Roest. Ik kan er hieronder maar drie kwijt:

-          boze vrouw belt postorderbedrijf: man die ze daar kocht doet ‘het’ niet.
-          begrafenisondernemer (een sprekende pop) praat met nabestaanden.
-          verstandelijk gehandicapte in rolstoel met grote softijs alleen op podium.

Is dat nou leuk? Ja! Hartstikke leuk! Maar je moet het zien

donderdag 14 mei 2015

FOOD-TRUCK

Food-Truckfestival in het Vroesenpark. Het  leek ons, mij en mijn vrouw, leuk om vandaag te doen. Een festivalletje met lekker en gezond eten. Hoeven we zelf niet te koken. Heel bijzonder daar is dat  je eerst je eigen glas moet kopen voor twee euro vijftig. Dan kan je pas een drankje bestellen, je glas leegdrinken, het laten afwassen en als je weer dorst hebt, het weer laten volgieten. In het huis-aan-huis krantje de Havenloods las ik dat er ook  grappig theater en lekkere muziek zou zijn. Het nieuwe weer.nl  voorspelde goed weer  … wat wil je nog meer?
Tsja, wat ik nog meer zou willen?? Simpel: daar naar binnen kunnen! Meer niet 
Het feest begint om twee uur. Ik dacht: laten we niet gelijk om twee uur op de stoep staan. Dan moet alles nog opgestart worden, zijn de artiesten nog niet wakker, is het bier nog lauw en zijn de bietjes nog rauw. We gaan tegen half vier. ’t Is goed weer. Niet te warm, niet te koud. Wat  ons opvalt, als wij op bijna een kilometer van het Vroesenpark zijn, is, dat tegen alle bomen, lantaarnpalen en hekken fietsen geparkeerd staan, meestal vier tegen elkaar aan soms drie soms twee.  Na lang zoeken, vinden we in een van de zijstraten een vrij tuinhek om onze fietsen ‘dubbel-op-slot’ te stallen. Achter ons horen we stevig gebonk op een raam. Waarschijnlijk van de ‘eigenaar’ van het tuinhek, die wil dat we onze fietsen daar weghalen. We doen deze keer eens net of we gek zijn en zetten er stevig de pas in, naar het park.
Er komen ons al flink wat mensen tegemoet. Mijn vrouw zegt dan : ‘Zo, die hebben het al snel bekeken  … dan zal het wel niet zo veel bijzonders wezen.’  Als we het park inlopen, verbazen we ons over de drukte.
Het is nu half vier. Op de grasperken verpozen vele stelletjes zich, al dan niet in gezelschap van  hun kleine grut. Veelal geduldig, vreedzaam glimlachend. De stroom mensen, die het Vroesenpark verlaat houdt niet op.
Een stukje park ter grote van een voetbalveld. Dat is het hele festivalterrein! Op het verharde pad dat ons naar het festival moet leiden, krijgen we van een jongeman een flyer in handen gedrukt. Zal wel een hamburger of milkshake aanbieding zijn.  
Op zo’n honderd meter voor de ingang, kunnen we onze ogen haast niet geloven. Tussen dranghekken staan honderden mensen. Velen met jonge kinderen. Ze willen allemaal naar binnen. Maar ze mogen er niet gelijk in. Want het is vol. Paar mensen eruit, paar mensen erin. Zo gaat het nu. Tussen drie en vier uur ’s middags is de wachttijd zeker een uur. Dat zien we niet zitten.
Op die flyer staat trouwens niks over goedkope hamburgers of zo. Er staat op:

Het is nu helaas te druk.
U kunt beter weg gaan.
En een andere keer terugkomen.
Vrijdag, zaterdag en zondag is het festival er ook nog. 

 ‘Ja, daaaaaag,’ zegt mijn vrouw teleurgesteld, ‘wat mij betreft kunnen ze de mooi pot op.’
Jammer,  want we hadden hier zo graag  gezond gegeten en gedronken.
De organisatie heeft blijkbaar niet geleerd van eerder gemaakte fouten.

Onderweg naar huis fietsend besloten we lekker makkelijk te eten.  Niet zo gezond misschien. Zij eet gado gado. Ik een roti rundvlees kerrie. Biertje erbij uit eigen glas! Heerlijk toch?!  

woensdag 13 mei 2015

BUUF

Mandy ligt met een rood aangelopen gezichtje in haar wieg, de wangen nat van de echte tranen. Dat ze nu al weer wakker is. Misschien heeft ze wel een kwartier liggen huilen. Ik dacht dat ik vòòr haar volgende voeding makkelijk even de was kon ophangen.  We hebben nog, ouderwets, waslijnen gespannen  van de achtergevel van ons huis tot de pergola voor in de tuin. Veertig meter waslijn, heerlijk, altijd voldoende plek. Ja, als je met zijn zessen bent, heb je dat wel nodig.  Mijn buurvrouw heeft zo’n droogmolen. Daar gaat ook wel veel was op maar als ik haar elke keer weer zie hannesen met dat ding, dan prijs ik mij gelukkig met mijn recht toe recht aan waslijnen.
Leuk mens, mijn buurvrouw.   Ze vraagt direct naar de kleine.
‘Kom straks even een bakkie doen, dan kan je haar gelijk zien.’  Zelf is de buurvrouw, ’buuf’, zeg ik altijd, al uit de kleine kinderen. Ze zijn allemaal de deur uit. Ook Carel, haar tweede man. Van haar eerste man is ze afgegaan toen hij wegens ontucht met jonge meisjes veroordeeld was tot vijf jaar cel.
 Carel heeft ze zelf om persoonlijke redenen onlangs de deur uitgewerkt.  Op zich is hij een doodgoeie man, dat ontkent buuf niet maar ze kon hem gewoon niet meer luchten of zien. Zijn asymmetrische grote hoofd niet. Zijn bril met de jampotglazen niet. Zijn uitpuilende buik niet. Zijn stemgeluid niet. Van dat laatste heeft buuf het meeste last. Sinds Carels tweede tia, hij was toen pas drieënzestig,  hangt zijn tong een beetje buitenboord. Hij is echt heel moeilijk te verstaan. Volgens buuf heeft hij er zelf geen erg in dat ie, oneerbiedig gezegd, de boel onderspettert als hij wat zegt. Dat is vervelend, vooral voor Carel zelf. Maar buuf is een harde. Ze heeft het met hem gehad. Zij is ook blij dat die stinkende brommer van hem het huis uit is.  Jazeker ook, die brommer! Carel is een Jan Lul eerste klas maar zijn brommer, een Zundapp, moet per sé binnen gestald worden. In de bijkeuken. Buuf is dolblij dat haar huis nu vrij is van die uitlaatgaslucht:
‘Bij ons thuis sloeg het bier bij het inschenken al meteen dood,’ grapt ze, want humor heeft ze altijd gehad. Buuf heeft nog wel een huisje voor Carel geregeld, want dat was hem zelf beslist niet gelukt, met zijn slechte ogen en zijn spraakgebrek.  
‘Gisteren is hij officieel verhuisd. We hebben er gisteren nog een neut op genomen met mekaar. Toen is hij vertrokken … op zijn brommertje. Zijn accordeon heeft hij ook meegenomen. Heeft ie straks wat te doen, daar. Ja, op het laatst werd hij wel een beetje emotioneel. Maar dat soort dingen druk ik altijd gelijk de kop in, hoor,’ zegt buuf.
De was hangt inmiddels. Het is prima droogweer. Er staat een zacht briesje en het zonnetje komt steeds iets meer te voorschijn van achter de wolken.
‘Nou buuf, kom  kijken naar mijn kleine meisje. Het is toch zo’n lekkere scheet!’
‘Ja, ik kom er gelijk aan.’
Mandy ligt in haar wiegje te snikken. Haar betraande gezichtje is helemaal rood aangelopen.
Daar is buuf al. Ze neemt een duik in het wiegje om Mandy te bekijken:
‘Krijg nou niks’ zegt ze, ‘dat is een mongooltje, joh! Had je dat nog niet gezien?’

‘Is het geen schatje?’ zeg ik …. ‘alleen melk in je koffie, hè buuf?’