maandag 18 mei 2015
DROGE MOND
Zondagochtend
word ik wakker met een kurkdroge mond. Ik zal wel weer de hele nacht hebben
liggen snurken. Mijn vrouw ligt tenminste niet meer naast me in bed. Zij vlucht
meestal naar een andere slaapplaats als ik hard lig te snurken. Mijn droge mond
zou ook kunnen komen van het vele zuipen van gisteravond. Ik heb flink zitten zuipen bij Faas, mijn stamkroeg.
Dàt weet ik me nog wèl te herinneren. Wat ik niet meer weet is, dat ik daar ben
weggegaan. Wat ik ook niet meer weet is, dat ik thuis ben gekomen. Blijkbaar bèn
ik wèl thuisgekomen, want ik lig hier toch in mijn eigen bed.
Nu
ik wat meer ontwaak zie ik her en der wat braaksel liggen … op mijn hoofdkussen,
het hoeslaken, het dekbed … ik zal er ook
wel in gelegen hebben, neem ik aan. En inderdaad er zit wat aan mijn wang
geplakt en in mijn haar. Ik ga maar gauw douchen en gooi gelijk dat vieze beddengoed
in de was ... dzjiezus …ik sterf van de koppijn. ‘Eigen schuld dikke bult,’ ….
Meestal knap ik niet op van een douchebeurt bij me
eigen thuis. O, we hebben toch zo’n klote douche: eentje die doet wat ie wil.
Nu eens sproeit ie kokend heet water dan ineens weer ijskoud. Ook nu weer. Gek
word ik er van. Met nòg meer hoofdpijn kom ik onder de douche vandaan. Maar ik
stink in ieder geval niet meer naar de kots en in mijn mond is het weer goed nat.
Omdat
mijn huid de neiging heeft snel uit te drogen smeer ik er vandaag eens een
lekker ruikend lotionnetje van mijn
vrouw op. Ik schiet mijn lichtblauwe badjas aan. Die staat me toch zo goed, al zeg ik het zelf. Voor alle zekerheid kijk
ik nog even in de grote spiegel;daarin kan ik me van top tot teen kan bekijken.
Inderdaad prima die badjas. Alleen die onuitgeslapen kop er boven en die harige
spillepootjes eronder, dat doet toch wat afbreuk aan het geheel. Goed, aan mijn
gezicht valt wat te doen: ik trek mijn mondhoeken omhoog en wrijf mijn ogen nog
eens goed uit. Aan die spillepootjes zit ik gewoon vast … die haren erop scheer af, morgen!
Ik
vind het zelf ook heel raar, maar wanneer ik me flink bezopen heb, ben ik de
andere dag extra opgewonden. Zeg maar ronduit bere-geil. Ik schrijf het hier maar
op zoals het is, het is nu een maal niet anders. Ik ga dus maar eens kijken of
ik mijn geliefde echtgenote er toe kan verleiden om met haar geliefde
echtgenoot een nummertje te maken. Dan zal ik haar toch eerst ergens in huis moeten vinden. Ze zal wel
liggen slapen op de driezitsbank in de woonkamer.
Ik wist het. Daar ligt ze. Alleen al het kijken
naar haar contouren, onder het dekbed met ‘lieve-kleine-diertjes-motief’, blijft me
steeds weer opwinden. Ze is nog zó diep
in slaap. Dit vindt ze lekker, zeker weten: ik streel over het dekbed, haar
schouders, armen, rug, benen … en als ik haar billen wil gaan strelen, draait
ze zich als door een wesp gestoken om en zegt tegen me:
‘Blijf
alsjeblieft van me af klootzak, zuiplap. Ik heb vannacht zowat geen oog dicht
gedaan. Dankzij jou! Lul, dat je d’r bent.’
Zo
snel als de opwinding kwam, is ie ook weer verdwenen. Ik loop naar de
werkkamer, start de pc op en ga naar www.sudokunet.nl
om de puzzel van de dag op te lossen.
zondag 17 mei 2015
ZWAANSHALS
Eindelijk konden mijn schoonouders
geen uitvluchten meer bedenken en dus kwamen ze voor de eerste keer naar het
Oude Noorden om ons daar op te zoeken en om onze woning te bekijken. We woonden
inmiddels al vijf jaar op het
Zwaanshals,waarvan 4 jaar officieel getrouwd. Onze huisbaas wilde namelijk uitsluitend
getrouwde stelletjes in zijn huizen hebben; geen hokkers!
Dat ze na vijf jaar bij
ons op bezoek kwamen was, omdat ze niet eerder hadden willen toegeven aan het
idee, dat het werkelijk wat zou worden tussen mij en hun dochter. Hun smoes om
nu pas langs te komen was, dat eindelijk hun gezondheidstoestand het enigszins
toeliet. Me reet! Vijf jaar terug zaten ze mijns inziens stukken beter in hun
lijf. Oké, mijn schoonvader had net een hartaanval gehad, waarvan hij
herstellende was en mijn schoonmoeder was constant ziek of misselijk. Ze at
brood met gluten en die gluten maakten haar ziek. Coeliakie heet die ziekte.
Nou, van de gevolgen van die hartaanval had schoonpapa na een half jaar geen
last meer en nadat mijn schoonmoeder een paar weken het juiste dieet gevolgd
had, was ze weer zo kwiek als een hoentje. Dus, zeg maar viereneenhalf jaar geleden,
hadden ze net zo goed langs kunnen komen. Maar neen, alsmaar klagen, klagen,
klagen, alsmaar moeilijk doen. Ook op
onze trouwdag schitterden ze door afwezigheid. Ze hadden heel graag gekomen,
zeggen ze maar dat zou ten koste gaan van hun gezondheid. Mijn vrouw en ik
waren nog zulke debieltjes om op onze
trouwdag bij hun langs te gaan. Met de fotograaf erbij nog wel. Ze probeerden
allebei zo zuinig mogelijk te kijken en zo zuur mogelijk te lachen. Die foto
moet je zien dan snappie het pas. Vijf
jaar woonden we op het Zwaanshals, vier jaar zijn we getrouwd en wij worden
vereerd met een staatsiebezoek van mijn schoonouders. Zij verlaten even hun
villa aan de Avenue Concordia in Kralingen
om ons te bezoeken. Na elke stap die schoonpapa zet moet hij drie
stappen uitrusten. Schoonmama heeft zware migraine en ademnood. Kortom:
viereneenhalf jaar terug waren ze er stukken beter aan toe.
Mijn schoonouders vonden
het beneden hun stand dat hun dochter gedwongen was een woning te betrekken in
de achterbuurt ‘het Oude Noorden’. De buurt met de veel te nauwe en benauwde
straatjes, waarin kinderrijke
arbeidersgezinnen in veel te
kleine huizen werden gepropt. Hij kwam het liefst zo min mogelijk in die buurt,
mijn schoonvader: het was daar niet pluis, vond hij, met die talrijke café’s,
de dronkenlappen op straat en vechtpartijen ten gevolge daarvan. Mijn
schoonouders hadden liever gezien dat hun dochter getrouwd was met een kerel
uit Kralingen en in hun buurtje was blijven wonen.
Wij woonden drie hoog op
het Zwaanshals. Het was drie steile trappen opklauteren, naar onze woning. Als
ze überhaupt al helemaal boven zouden komen, dan zouden ze direct aan de
beademing moeten. Dan moest ik gegarandeerd een ambulance laten aanrukken. Wat
we verwachtten gebeurde: ze haalden het niet … al halverwege de eerste trap maakte schoonpapa
rechts omkeerd en belde een taxi.
M’n vrouw zat al een
tijdje in de woonkamer te grienen. Ze hoorde haar vader die taxi bellen en
snelde naar beneden. Mijn schoonmoeder trok net de deur van de taxi achter zich
dicht. Somber zwaaide ze van achter het autoraampje naar haar dochter en schudde ‘neen’. Mijn schoonvader zat
ogenschijnlijk vrolijk te keuvelen met de chauffeur, toen de taxi wegreed
richting Kralingen.
Op het stoepje voor ons
huis heeft mijn vrouw een tijdje flink zitten janken.
zaterdag 16 mei 2015
LEUKE DINGEN
Leuke dingen doe ik veel
te weinig de laatste tijd. Vroeger ging ik volop naar toneel, cabaret, muziek, theater,
hoeren, voetbal, bioscoop. Dat mag ik, alles bij elkaar genomen, toch wel ‘leuke
dingen’ noemen. O, natuurlijk ging ik vroeger ook vaker dan tegenwoordig, bij
mensen op bezoek. Zomaar, onverwachts ergens binnenvallen, beetje praten,
drinken, lachen of met een bepaald doel: verjaardag, hapje eten, pim-pam-petten.
Als ik praat over vroeger dan bedoel ik meer dan vijf jaar terug, toen ik nog
werkte. Jarenlang zat ik drie dagen per week op een stoel achter een bureau met
een telefoon en een pc, mijn werk te doen. Ik was een soort boekhouder bij de zorginstelling
de Stromen (nu: Aafje) in Zwijndrecht.
Stomvervelend werk.
(Hallo u spreekt met mevrouw
Rozengeur. Meneer, ik krijg een rekening van de Stromen voor tien uur
huishoudelijke hulp in week drie, terwijl ik maar zes uur huishoudelijke hulp in
week drie gehad heb, dat klopt niet dus ………. En zoiets dus minstens 167 keer per dag ... had ik maar een vak geleerd!)
Wel met erg leuke
collega’s. Vooral Wil, Mariska en Sonja!
Mijn werkend leven was
druk maar niet bepaald opwindend. Na zo’n drukke werkweek verlangde ik erg naar
iets leuks. Ik zou dan ook een dvd kunnen huren maar dat is toch weer heel
andere categorie. Na saai werk, naar huis … eten … koffie drinken en dan saai
thuis voor de buis geplakt zitten …. nee, dat is niks.
Sinds ik gepensioneerd
ben, is het leven zo veel gevarieerder. Ik ga vier keer per week naar de sportschool. Op mijn
volkstuin moet hard gewerkt worden. Helaas moet ik op de tuin veel te vaak
stoppen met werken om praatjes te maken met collega - tuinders, die om een
praatje verlegen zitten.
Verder geef ik aan een
stel ‘nieuwe-nederlanders’ een soort Nederlandse les, daar ben ik helemaal een hoop
tijd mee kwijt. Ik vind het wel leuk hoor.
En … tja … niet te vergeten … één hele (leuke)
dag per week, ben ik oppasopa.
Eigenlijk komt het in de
loop van zo’n drukke week niet bij me op om eens te kijken of er ergens
misschien iets leuks te doen is …. In feite is het, denk ik, gewoon zo dat mijn
week, nu al leuk genoeg is …. Iets leuks erbij, is helemaal niet nodig!
Desondanks ben ik
gisteravond toch iets leuks gaan doen: cabaret gaan kijken in het Oude Luxor.
De groep Oeloek trad op. Nooit van gehoord. Het programma heette: Prille Roest.
Spannend. Het was de laatste uitvoering van die show. Leuk dat het was! Als
Oeloek weer eens komt ga ik zeker kijken!
Er waren wel dertig leuke
Oeloek-acts in Prille Roest. Ik kan er hieronder maar drie kwijt:
- boze vrouw belt postorderbedrijf: man die ze daar kocht
doet ‘het’ niet.
- begrafenisondernemer (een sprekende pop) praat met
nabestaanden.
- verstandelijk gehandicapte in rolstoel met grote softijs
alleen op podium.
donderdag 14 mei 2015
FOOD-TRUCK
Food-Truckfestival in het Vroesenpark.
Het leek ons, mij en mijn vrouw, leuk om
vandaag te doen. Een festivalletje met lekker en gezond eten. Hoeven we zelf
niet te koken. Heel bijzonder daar is dat je eerst je eigen glas moet kopen voor twee
euro vijftig. Dan kan je pas een drankje bestellen, je glas leegdrinken, het laten
afwassen en als je weer dorst hebt, het weer laten volgieten. In het
huis-aan-huis krantje de Havenloods las ik dat er ook grappig theater en lekkere muziek zou zijn.
Het nieuwe weer.nl voorspelde goed weer … wat wil je nog meer?
Tsja, wat ik nog meer zou
willen?? Simpel: daar naar binnen kunnen! Meer niet
Het feest begint om twee
uur. Ik dacht: laten we niet gelijk om twee uur op de stoep staan. Dan moet
alles nog opgestart worden, zijn de artiesten nog niet wakker, is het bier nog
lauw en zijn de bietjes nog rauw. We gaan tegen half vier. ’t Is goed weer.
Niet te warm, niet te koud. Wat ons
opvalt, als wij op bijna een kilometer van het Vroesenpark zijn, is, dat tegen
alle bomen, lantaarnpalen en hekken fietsen geparkeerd staan, meestal vier tegen
elkaar aan soms drie soms twee. Na lang
zoeken, vinden we in een van de zijstraten een vrij tuinhek om onze fietsen ‘dubbel-op-slot’
te stallen. Achter ons horen we stevig gebonk op een raam. Waarschijnlijk van
de ‘eigenaar’ van het tuinhek, die wil dat we onze fietsen daar weghalen. We
doen deze keer eens net of we gek zijn en zetten er stevig de pas in, naar het
park.
Er komen ons al flink wat
mensen tegemoet. Mijn vrouw zegt dan : ‘Zo, die hebben het al snel bekeken … dan zal het wel niet zo veel bijzonders
wezen.’ Als we het park inlopen,
verbazen we ons over de drukte.
Het is nu half vier. Op de
grasperken verpozen vele stelletjes zich, al dan niet in gezelschap van hun kleine grut. Veelal geduldig, vreedzaam
glimlachend. De stroom mensen, die het Vroesenpark verlaat houdt niet op.
Een stukje park ter grote
van een voetbalveld. Dat is het hele festivalterrein! Op het verharde pad dat
ons naar het festival moet leiden, krijgen we van een jongeman een flyer in
handen gedrukt. Zal wel een hamburger of milkshake aanbieding zijn.
Op zo’n honderd meter voor
de ingang, kunnen we onze ogen haast niet geloven. Tussen dranghekken staan
honderden mensen. Velen met jonge kinderen. Ze willen allemaal naar binnen.
Maar ze mogen er niet gelijk in. Want het is vol. Paar mensen eruit, paar
mensen erin. Zo gaat het nu. Tussen drie en vier uur ’s middags is de wachttijd
zeker een uur. Dat zien we niet zitten.
Op die flyer staat trouwens
niks over goedkope hamburgers of zo. Er staat op:
Het is nu helaas te druk.
U kunt beter weg gaan.
En een andere keer terugkomen.
Vrijdag, zaterdag en zondag is het festival er ook
nog.
‘Ja, daaaaaag,’ zegt mijn vrouw teleurgesteld,
‘wat mij betreft kunnen ze de mooi pot op.’
Jammer, want we hadden hier zo graag gezond gegeten en gedronken.
De organisatie heeft blijkbaar niet geleerd van eerder gemaakte fouten.
Onderweg naar huis
fietsend besloten we lekker makkelijk te eten.
Niet zo gezond misschien. Zij eet gado gado. Ik een roti rundvlees
kerrie. Biertje erbij uit eigen glas! Heerlijk toch?!
woensdag 13 mei 2015
BUUF
Mandy ligt met een rood
aangelopen gezichtje in haar wieg, de wangen nat van de echte tranen. Dat ze nu
al weer wakker is. Misschien heeft ze wel een kwartier liggen huilen. Ik dacht
dat ik vòòr haar volgende voeding makkelijk even de was kon ophangen. We hebben nog, ouderwets, waslijnen
gespannen van de achtergevel van ons
huis tot de pergola voor in de tuin. Veertig meter waslijn, heerlijk, altijd
voldoende plek. Ja, als je met zijn zessen bent, heb je dat wel nodig. Mijn buurvrouw heeft zo’n droogmolen. Daar
gaat ook wel veel was op maar als ik haar elke keer weer zie hannesen met dat
ding, dan prijs ik mij gelukkig met mijn recht toe recht aan waslijnen.
Leuk mens, mijn buurvrouw. Ze vraagt
direct naar de kleine.
‘Kom straks even een
bakkie doen, dan kan je haar gelijk zien.’
Zelf is de buurvrouw, ’buuf’, zeg ik altijd, al uit de kleine kinderen.
Ze zijn allemaal de deur uit. Ook Carel, haar tweede man. Van haar eerste man is
ze afgegaan toen hij wegens ontucht met jonge meisjes veroordeeld was tot vijf
jaar cel.
Carel heeft ze zelf om persoonlijke redenen
onlangs de deur uitgewerkt. Op zich is
hij een doodgoeie man, dat ontkent buuf niet maar ze kon hem gewoon niet meer luchten
of zien. Zijn asymmetrische grote hoofd niet. Zijn bril met de jampotglazen
niet. Zijn uitpuilende buik niet. Zijn stemgeluid niet. Van dat laatste heeft
buuf het meeste last. Sinds Carels tweede tia, hij was toen pas drieënzestig, hangt zijn tong een beetje buitenboord. Hij is
echt heel moeilijk te verstaan. Volgens buuf heeft hij er zelf geen erg in dat
ie, oneerbiedig gezegd, de boel onderspettert als hij wat zegt. Dat is
vervelend, vooral voor Carel zelf. Maar buuf is een harde. Ze heeft het met hem
gehad. Zij is ook blij dat die stinkende brommer van hem het huis uit is. Jazeker ook, die brommer! Carel is een Jan Lul
eerste klas maar zijn brommer, een Zundapp, moet per sé binnen gestald worden. In
de bijkeuken. Buuf is dolblij dat haar huis nu vrij is van die uitlaatgaslucht:
‘Bij ons thuis sloeg het
bier bij het inschenken al meteen dood,’ grapt ze, want humor heeft ze altijd
gehad. Buuf heeft nog wel een huisje voor Carel geregeld, want dat was hem zelf
beslist niet gelukt, met zijn slechte ogen en zijn spraakgebrek.
‘Gisteren is hij officieel
verhuisd. We hebben er gisteren nog een neut op genomen met mekaar. Toen is hij
vertrokken … op zijn brommertje. Zijn accordeon heeft hij ook meegenomen. Heeft
ie straks wat te doen, daar. Ja, op het laatst werd hij wel een beetje
emotioneel. Maar dat soort dingen druk ik altijd gelijk de kop in, hoor,’ zegt
buuf.
De was hangt inmiddels.
Het is prima droogweer. Er staat een zacht briesje en het zonnetje komt steeds
iets meer te voorschijn van achter de wolken.
‘Nou buuf, kom kijken naar mijn kleine meisje. Het is toch zo’n
lekkere scheet!’
‘Ja, ik kom er gelijk aan.’
Mandy ligt in haar wiegje
te snikken. Haar betraande gezichtje is helemaal rood aangelopen.
Daar is buuf al. Ze neemt
een duik in het wiegje om Mandy te bekijken:
‘Krijg nou niks’ zegt ze,
‘dat is een mongooltje, joh! Had je dat nog niet gezien?’
‘Is het geen schatje?’ zeg
ik …. ‘alleen melk in je koffie, hè buuf?’
dinsdag 12 mei 2015
MOEDERDAG
Zondag jongstleden was het
weer moederdag. De tweede zondag in mei. Deze dag gaat al enkele decennia aan
mijn vrouw en mij voorbij. Alleen enkele jaren na ons trouwen, begin zeventiger
jaren, deden we er nog wat aan en gingen we ’s ochtends, op de koffie bij haar
moeder en ’s middags, op de thee bij die
van mij. Met een bosje bloemen, gewoon een eenvoudig bosje bloemen, fresia’s of
zo.
Volgens de traditie zouden
we eigenlijk een bos anjers moeten geven. Althans volgens de bedenkster van moederdag:
de Amerikaanse mevrouw Anna Jarvis. Zij maakte het zelfs zo bont, door te
stellen dat ook op graven van moeders, grootmoeders en overgrootmoeders witte
anjers zouden moeten worden gelegd, op die tweede zondag in mei.
Met die moederdag zijn we destijds
gestopt om emancipatorisch-feministische, anti fascistische en anti-commerciële
redenen. Daarover later meer.
Tot onze grote verbazing …
mijn vrouw zei tegen mij: ’Ik viel zowat van mijn stoel …’, belde onze jongste zoon, afgelopen zaterdag
met de vraag of hij op moederdag kon langs komen.
De laatste keer dat hij
daar spontaan zelf iets aan gedaan had was zo’n dertig jaar terug. Hartstikke
leuk natuurlijk … toen wilde hij per sé voor zijn moeder een ontbijtje op bed
maken. Precies weet ik het niet meer maar ik dacht dat het een croissantje met
kaas was, een boterham met dik jam en een gekookt eitje, niet te hard niet te
zacht en als drinken een kop zwarte koffie met suiker. Hij had goed opgelet,
want dat was wat zijn moeder zo’n beetje elke zondagochtend wegwerkte. De grote
moeilijkheid van dit ontbijtje-op-bed was het naar boven brengen ervan. Daar
moest ik hem, tegen zijn zin, wèl even bij helpen … tsja, anders was het
hoogstwaarschijnlijk een ei geworden op een doorweekt bedje van kaascroissant,
koffie en brood. Mams was blij verrast. Zoonlief sloeg zijn etende moeder
apetrots gade en vroeg wel vier keer of ze het lekker vond.
Beneden zat de oudste. Die
deed net als zijn ouders niet aan moederdag.
Een speciale reden had hij daar niet voor. Gewoon …. In de eerste vier
of vijf groepen van de basisschool had hij braaf de
goed-bedoelde-moederdag-rotzooi in elkaar geknutseld en in zijn moeders handen
gedrukt. Daarna was het meestal weer de
hoogste tijd om een balletje te gaan trappen. Hij zat, terwijl mams op bed
ontbeet, tv te kijken, naar Rembo en Rembo. Niet echt een moederdag-duo.
De bedenkster van moederdag,
wilde dat op die dag de vrouw, als de hard werkende spil van het drukke gezin,
in het zonnetje werd gezet. Aanvankelijk werd moeders als blijk van waardering een
bosje anjers of een flesje eau de cologne gegeven ook werden wensjes voor mams opgezegd.
Maar allengs werd dat bosje bloemen een giga - boeket, het flesje eau de
cologne werd een schoonheidsbehandeling en van wensjes was al helemaal geen
sprake meer. Daar kwamen ovenwanten, strijkijzers of nog veel duurdere zaken
voor in de plaats. Moederdag werd een dag waar door bakkers, bloemisten en
Blokkers met grote dollartekens in hun ogen naar werd uitgekeken.
De zeventiger en tachtiger
jaren van de vorige eeuw was de bloeiperiode van het feminisme. Veel emanciperende
vrouwen, waaronder ook mijn vrouw, zagen in
moederdag een poging, hen in hun traditionele moeder- en vrouwenrol terug te
drukken. Dat die vrouwen niet meer aan moederdag wilden doen, noch voor
zichzelf noch voor anderen, sprak voor zich.
In de
Tweede Wereldoorlog voerden de nazi’s, ook in Nederland, de Duitse moederdag in
op de tweede zondag van mei. Voor elk gebaard kind werd moeder geëerd met medailles;
hoe meer koters, hoe mooier en duurder de medailles. Een soort fok-premie was
dat dus. Dit moederdag-idee staat me heel erg tegen en ik kan het op die tweede
zondag in mei niet loslaten.
Hoe zou
dat nou zitten met vaderdag? Dat kan toch zeker wèl normaal gevierd worden
zoals vroeger? Met voor paps eenvoudige kado’s als een luxe doos herenzakdoeken,
een paar fleurige sokken of een potje brylcreem.
zondag 10 mei 2015
WIET
Ik word wakker van het
gemorrel van een sleutel in het slot van de voordeur. Voor de tv ben ik in
slaap gevallen. In de gauwigheid zie ik de mislukte clownskop van Matthijs van
Nieuwkerk. Het is tien voor half twee in de nacht. Ik verwacht niemand meer. Mijn vouw is al
vanaf half twaalf onder zeil. Mijn kinderen zijn al jaren de deur uit.
Ik sla met mijn vuist op
de deur: ‘ Wat moet dat daar?! Oprotten. Dit is niet jouw huis!’zeg ik zo stoer
als ik maar kan.
‘Oh, sorry, ja, nu zie ik
het ook. Ik sta bij de verkeerde deur, sorry, nogmaals. Ik ben Manuel, je
buurman van nummer tweehonderd zevenentachtig. Ik herken zijn stem. Hij ziet
eruit als een verzopen kat. Zonder er goed bij na te denken bied ik hem een bak
koffie aan.
‘Dat sla ik niet af,’zegt
hij.
Hij vertelt me dat hij uit
het ziekenhuis is weggelopen. Zijn opgezwollen voeten heeft hij kapot gelopen
en de wonden waren gaan etteren. In het ziekenhuis hebben ze zijn voeten
gedesinfecteerd en verbonden. Het zou het beste zijn als hij de hele nacht in
het ziekenhuis zou blijven. Hij was te onrustig. Langer dan een half uurtje
hield hij het daar niet uit.
Normaal is het van het
ziekenhuis naar huis drie kwartier lopen. Nu, met die pijnlijke poten zou die
er zeker anderhalf uur over doen.
Het was erg druk in zijn
hoofd, dat had hij van zijn moeder. Hij had daar wel pilletjes voor ingenomen.
Die wilden nog niet zo helpen. Hij was al meer in dit ziekenhuis geweest. Nu wist
hij alleen niet welke kant hij op moest om thuis te komen.
Vanmiddag was hij nog even
langs geweest bij zijn zwaar depressieve moeder. Zij is suïcidaal, daarom zit
ze in een verpleeghuis. Zijn moeder had hem gezegd, dat hij bij het ziekenhuis
langs moest gaan voor zijn voeten. Dat deed hij braaf. Onderweg naar het
ziekenhuis kwam hij toevallig langs de coffeeshop. Hij kon de verleiding niet
weerstaan om een grammetje wiet te scoren.
Hij dacht dat ie de kant
van de parkeergarage op moest. Het liep daar dood. Dat muurtje over klimmen kon wel ... over
dat muurtje … een sloot! Tot aan zijn middel plonsde hij daar in. Niet zo best
voor zijn voeten … zo’n gore sloot.
‘Den Haag’ stond op het informatiebord
boven de weg … dat was de verkeerde kant op … of toch niet? … hij moest nog ergens een
plattegrondje hebben ... tureluurs werd hij van die krioelende sterren hoog aan
de hemel. Alsof er van binnenuit tegen zijn schedeldak gebeukt werd, zo voelde
het.
Zijn rugzak was godzijdank
nog droog. De wiet in het zijvakje ook. Hij plofte neer op een bank om een jointje te
bouwen. Wiet en Javaanse jongens waren Manuel een puike combinatie. Hij nam een
flinke lange hijs van zijn joint, hield de rook zo lang mogelijk in zijn longen
en ademde weer uit. De heftige binnenwaartse druk op zijn schedeldak nam vrijwel
meteen af. Langzaam kwam de sterrenhemel
tot rust. Schuin boven hem hing een bord
met grote oogverblindend witte letters op een knalblauwe achtergrond: ‘Oude
Noorden’ … die kant moest hij op. Hij zat niet op een bank maar op de vlijmscherpe
vangrail van de A13. Vòòr hem, op de grond lag zijn plattegrondje … zeiknat.
Dat had hij niet meer nodig, nu wist hij weer precies hoe hij thuis moest komen
... eerst lopen richting Gordelweg ... oversteken … nee stoppen … het stoplicht
stond op superknalrood. Manuel negeerde het. Er kwam toch niks aan.
Na een uurtje stond hij
hier bij mij aan de deur te morrelen.
De koffie smaakte goed.
Dat zei hij tenminste: hij was er
helemaal van bijgekomen.
Op tv zat dat ventje van DWDD nog steeds vreselijk druk te lullen (met
het geluid uit nog wel). Ik heb mijn tv snel uitgedrukt en ben naar bed gegaan.
Abonneren op:
Reacties (Atom)