vrijdag 16 januari 2015

PROSTITUTIE (2)

Dertig jaar later had ik een geheel andere ervaring met prostitutie. Ik lag in het ziekenhuis. Frits (55) lag naast me. Ik (50) had mijn linkerbeen op twee plaatsen gebroken, Frits zijn rechterbeen. Frits was een gezellige man, zo iemand die in elk gesprekje wel een leuke mop of een grappige anekdote wist te vertellen. Al een paar jaar was hij gescheiden, dat kwam, omdat hij een paar keer te veel vreemd gegaan was. Hij was een echte charmeur. Elke aantrekkelijke zuster of vrouwelijke arts klampte hij aan en maakte hij een gezellig praatje. Steevast volgde na zo’n gesprek de opmerking: ‘Nou, met haar zou ik ’s ochtends graag een beschuitje willen eten.’
 Ook met mijn vrouw probeerde hij tijdens het bezoekuur goede maatjes te worden en dat lukte hem nog aardig ook, tot het moment dat hij ‘per ongeluk expres’ aan haar kont zat. Ze had zich net even omgedraaid en ze draaide meteen weer terug om Frits een flinke klap voor z’n kop.
‘Au,’ zei Frits,’die was raak. Van zulke vrouwen houd ik nou. Die geven je meteen duidelijkheid.’
‘Ja, sorry hoor, Frits,’ zei mijn vrouw, ‘maar de enige die aan me reet mag komen is hij daar.’ Ze wees naar mij.

Enige tijd later, Frits en ik waren allebei weer wat aan de beterende hand, zei Frits dat ik een ‘pittig wijf’ had. Hij vroeg hoe ze in bed was.
‘Gewoon’, zei ik, ‘tja, kan altijd beter.’
‘Hebbie niet eens zin om samen met mij naar een sexclub te gaan?’vroeg Frits. Ik voelde er niet zo veel voor. Mijn enige contact ooit met een hoer was op een groot fiasco uitgelopen. Dat was absoluut niet voor herhaling vatbaar.
‘Nee, Frits, met hoeren heb ik slechte ervaringen en bovendien, al zou ik willen, ik heb er domweg de poen niet voor.’
Toen zei Frits, dat het mij niks hoefde te kosten, hij tracteert me op een avondje sexclub. Ik vroeg me af waar ik dat aan verdiend zou hebben. Later bedenk ik me dat Frits waarschijnlijk een maatje nodig heeft om naar de sexclub te gaan; alléén gaan wil hij niet of durft hij niet. Ik zeg hem dat ik er nog even over na moet denken.
Ik heb er best wel zin in om met Frits mee te gaan maar als ik hem alles laat betalen voel ik me weer zo’n klaploper. Als ik Frits voorstel dat ik de drankjes voor mijn rekening neem, schiet hij in de lach:
‘Die drankjes zijn in zo’n club onbetaalbaar, man. Je betaalt vijftien euro voor een pilsje, een colaatje en twee tientjes voor een wijntje.  Nee’, zei Frits  ’ik ga jou trakteren.’  Okee, we gaan het doen..
En op de eerste vrijdagavond na ontslag uit het ziekenhuis, reden Frits en ik naar Dordrecht, naar Club de Paris. Het was er niet druk. We dronken eerst  een pilsje en een colaatje. De ‘serveersters’ waren heel vriendelijk en sexy gekleed. Frits en ik konden ieder een serveerster uitzoeken. Die kwamen aan ons tafeltje zitten. De dames dronken de allerduurste cocktails, die in de club te koop waren. Daarna gingen ze met ons naar hun kamertjes. Mijn serveerster was een jonge, vriendelijke goedlachse Russische. Ze kleedde mij ontspannen uit. Daarna zichzelf. Het was  fijn dat half uurtje met haar samen te zijn.
 Ik heb het Frits niet gevraagd wat het hem heeft gekost; hij heeft het me ook nooit gezegd. Voor mij was het in ieder geval onbetaalbaar goed.


donderdag 15 januari 2015

PROSTITUTIE

Gedwongen prostitutie is het onderwerp van een documentaire serie die de EO op de dinsdagavonden in januari 2015 uitzendt. (Er komen nog twee delen). Een op de tien prostituees blijkt onder dwang te moeten werken.
In de documentaire vertelt de (onherkenbaar gemaakte) ervaren pooier Boy hoe hij een vrouw achter de ramen krijgt:
‘Met klappen! Dat hoort. Om te laten zien wie de baas is. Eens in de zoveel tijd moet dat, je kunt het vergelijken met een hond. Die moet je ook alles leren. En als een hond niet wil dan trap je of geef je een klap.  Hetzelfde geldt voor een vrouw.’Een behoorlijk riskante zaak die gedwongen prostitutie.

Toen ik 18 jaar was had ik een krantenwijk, jawel! Negentig procent van het geld dat ik met dat werk verdiende, gaf ik aan mijn moeder. Mijn vader verdiende veel te weinig om 12 personen te kunnen onderhouden. Dat kleine beetje geld van mij hielp. Maar dat was het niet alleen, want die tien procent die overbleef ging in een enveloppe in mijn bureautje en na tien weken zat er vijftig gulden in. Voldoende om eens naar Katendrecht, naar de hoeren te gaan!  Ik zocht een ranke, rijpe roodharige hoer van ongeveer 30 jaar uit en vroeg haar zo stoer mogelijk:
’Hoeveel?’
‘Vijfentwintig,’ zei ze, waarop ik knikte. Ze wenkte me naar binnen en vroeg meteen nadat ze deur achter me had gesloten om mijn geld. Ze had op vier hoog een piepklein kamertje, waar net een twijfelaar kon staan. We moesten veel steile trappen op om daar te komen. Ik voelde of die twee briefjes van tien en dat briefje van vijf nog in mijn kontzak zitten.
Ik was knap nerveus. Zij was zich al aan het uitkleden.
‘Allé’, zei ze, ‘waar wacht je nog op, jongen, kleed je uit.’ Ik was nog bezig met mijn onderbroek en mijn sokken uit te trekken, terwijl zij al in haar beha en haar slipje op bed lag. Ze trok me naar zich toe op bed en probeerde mijn angstig kleine plassen hard te maken. ‘
‘Het gaat zo niet,’ zei ik tegen haar,’het gaat misschien als je je helemaal uitkleedt.’
‘Okee,’ zei ze, ‘heb je nog meer geld bij je dan? Want daar hangt wel een prijskaartje aan.’
In m’n blootje pak ik mijn broek, en vis die andere vijfentwintig gulden uit mijn kontzak.
‘Geef maar hier!’ Ze is allesbehalve aardig.  Toen ze die andere vijfentwintig gulden uit mijn handen had gegrist, deed ze d’r beha en d’r slip uit en trok mij op haar lijf.
‘Niet zoenen op mijn mond!’, zegt ze meteen als een boze schooljuf … ik was niet eens op het idee gekomen.  
Met mijn slappe lul kon ik helemaal niks uitrichten. Zuchtend en steunend probeerde ze mijn slappe, stijf te masseren … tevergeefs. Ze had er duidelijk geen trek in.
‘We stoppen ermee, hoor, want dit gaat niet lukken. Volgende keer beter,’zei ze en ze was alweer zowat aangekleed … ze stond alweer zowat buiten voor de deur, nieuw klantjes te verleiden.

Zou deze vrouw destijds rond 1965 gedwongen in de prostitutie hebben gezeten? Moeilijk te zeggen. Haar lichaam was ongehavend. Maar …als je dat werk doet uit eigen keuze, moet je er toch een klein beetje lol in hebben. Dat had zij duidelijk niet.

Dat zal wel aan mij gelegen hebben, denk ik …... 

woensdag 14 januari 2015

WHEELYBUG TIGER

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

dinsdag 13 januari 2015

ACHTERUIT

Bijna acht jaar woon ik nu in het Rottekwartier en ik moet helaas zeggen: het gaat hier flink achteruit. En dat heeft he-le-maal niks te maken met het toenemende aantal allochtonen. Allochtoon of autochtoon dat maakt me geen reet uit. Als mensen maar een beetje normaal doen. Een beetje sociaal zijn. Een beetje rekening houden met een ander. Dan vind ik het prima. Maar de laatste paar jaar verhuurt huisbaas Havensteder vrijwel elke lege woning aan psychiatrische patiënten of andere probleemgevallen. Van de meeste psychiatrisch patiënten heb je geen centje last. Maar van sommigen wèl. En áls je last van ze hebt: hou je dan maar vast!

Henry is een junk, dat zie je op tien meter afstand aan zijn ingevallen doodskop. Heroïne en wiet verkoopt hij, jat alles wat los en vast zit met een voorkeur voor fietsen en damestasjes. Hij gaat daarvoor niet persé de buurt uit, dus niks en niemand is hier veilig. Als je hem wat ziet jatten en je zegt er wat van, waarschuwt hij je met z’n grote bek, om niet naar de politie te gaan ‘want hij weet je te vinden’.

Cindy heeft een prachtig benedenhuis toegewezen gekregen. Sinds ze hier zit veroorzaakt ze niets dan ellende. Ze is zwaar verslaafd aan van alles, van coke, heroïne, wiet tot alcohol. Ze weet soms van voren niet dat ze van achteren leeft. In de afgelopen zomer is ze zowel overdag als ’s nachts een paar keer, alleen gekleed in een slipje en een beha door de politie van straat geplukt.
Verder verkeert ze in de waan dat het halletje van haar portiek een vuilnisbelt is. Ze kiepert haar vuilnisbakzakken daar leeg. Alle denkbare soorten troep ligt daar op die portiekvloer. Ook een heel regiment gebruikte maandverbandjes. De huisbaas heeft al verschillende keren een schoonmaakbedrijf langs gestuurd om de boel te reinigen. Er wonen zes gezinnen in dat portiek. Die moeten door Cindy’s teringzooi heen banjeren.
Dan is er ook nog Cindy’s broer: een altijd boze junk. Een onversneden lul die voor Cindy’s raam gaat staan schreeuwen. Ook midden in de nacht. Ze moet met geld over de brug komen voor zijn verslaving. Als ze niet snel genoeg opendoet pakt hij een steen en gooit een ruit in. De glaszetter heeft daar gisteren weer eens een nieuwe ruit geplaatst. Uitgerekend dezelfde dag kwam ‘boze broer’ weer langs en kinkelde de splinternieuwe ruit weer in.
‘Hupsakee’ zei de huisbaas en gooide de premie voor de glasverzekering voor alle huurders  gelijk maar omhoog.


Dan is daar nog Iwan. Op zich een vriendelijke man. Doet geen vlieg kwaad. Hij doet alleen raar. Irritant raar. Als hij op stap gaat belt hij bij mij aan. Hij zegt dat hij er vandoor gaat. Meestal vertelt hij ook wat hij gaat doen. Een rondje door de wijk lopen. Poolen. Naar de kroeg of naar de hoeren. Hij komt ook altijd melden dat hij weer terug is. Ik heb hem al een paar keer gezegd dat ik daar echt niet op zit te wachten. Maar dat gaat bij hem het ene oor in en het andere oor uit.
Na de kerstdagen heeft Iwan vijftien afgedankte kerstbomen verzameld. Zonder kluit. Vervolgens heeft hij tegen elke boom op ons binnenterrein een kerstboom gezet. Zodat daar volgend jaar kerst weer vijftien nieuwe kerstbomen zullen staan??????? Deze actie voerde hij uit vòòr dat het ging stormen. De wind heeft de kerstbomen kriskras over het binnenterrein gezwiept. Het is echt een zooitje nu. Van opruimen heeft Iwan nooit gehoord.


Kort na Nieuwjaar is buurvrouw Aal  overleden. Ik bid God op mijn blote knieën dat Aals huisje voor de verandering eens toegewezen wordt aan een redelijk normale, enigszins sociale huurder, die ook rekening kan en wil houden met anderen.

maandag 12 januari 2015

KADOOTJE

Buurvrouw Sjaan is 25 december jarig geweest. Zij heeft alleen nog een kadootje tegoed van mijn vrouw, die goed bevriend is met haar. Sjaan is in haar nopjes met het kado-idee om eens naar de bioscoop gaan. Ze hebben de film Nebraska uitgekozen en ik mag ook mee. We gaan om één uur van huis zodat we om half twee bij Cinerama zijn. Het is maar een klein rot stukkie maar wij slagen er in elkaar kwijt te raken. 
Sjaan en ik stonden om tien voor half twee bij Cinerama. Mijn vrouw is in geen velden of wegen te bekennen … ook om half twee nog niet. Sjaan en ik zijn allebei zo stom geweest om ons mobieltje thuis te laten, zodat we onbereikbaar zijn voor mijn vrouw.
Het lijkt ons het beste, terug naar huis te gaan om te kijken waar mijn vrouw uithangt. Wat blijkt: zij is naar bioscoop Pathé gegaan! Dààr speelt dus de film Nebraska en niet in Cinerama, zoals ze ons gezegd had. … lekker handig.
Inmiddels staat ze bij bioscoop Cinerama om te kijken of wij daar misschien ook zijn …… maar Sjaan en ik zijn nu dus bij mij thuis.
Nu ze daar toch is gaat mijn vrouw kijken of er een goede film draait in Cinerama. Sjaan en ik vertrouwen er op dat er wel wat zou zijn en fietsen weer in de richting van Cinerama. Mijn vrouw heeft inmiddels een film gevonden: ‘You’re not you’. Een samenvatting van het verhaal staat te lezen op een a-4-tje naast de filmaffiche in de vitrines van het filmtheater.

Het leventje van de beroemde pianiste Kate (Hilary Swank) stort in als ze ALS krijgt, een ongeneeslijke spierziekte.
Kate gaat op zoek naar een geschikte verzorgster en ontmoet de chaotische studente Bec. Die is onervaren maar moet iets te doen hebben. Het duo, de pianiste en de losbol, vormt een perfect team. Kate en Bec inspireren elkaar. Gebaseerd op de gelijknamige roman van Michelle Wildgen, in Nederland uitgebracht onder de titel Jij Bent Mij.

Dat lijkt ons wel wat, die film, alleen hij begint pas om drie uur terwijl het nu kwart over twee is. Die drie kwartier overbruggen blijkt geen enkel probleem met wijntjes, ‘n biertje (in zo’n Grolsch beugelflesje) en chocolaatjes.
We zitten in totaal met z’n vieren in filmzaal 7.  Extreem weinig bezoekers. De film draait misschien al lang of het heeft er mee te maken dat het maandagmiddag is. Het is een puike film; boeiend van begin tot eind.

Mooie opmerking van Kate tegen haar man Evan:
‘Toen je verliefd op me werd zag je mij niet maar ik vond het prima. Mijn niet mij is altijd je partner geweest. Dat wilde ik ook zo.’

Mijn vrouw is in een royale bui. Ze trakteert niet alleen op film maar ook nog eens op ‘uit eten’. ‘Kom maar mee’, zei ze na de film, ‘dan gaan we naar de Bazar op de Witte de Withstraat.’

Ik ben een beetje sceptisch over de Bazar, want ik heb van enkele mensen gehoord dat die zaak achteruit gaat. Maar niks daarvan! We hebben alle drie heerlijk gegeten. En mijn vrouw, die betaalde, vertelt me dat het met de prijs kwaliteit verhouding van de Bazar wel snor zit.

zondag 11 januari 2015

OOGWIT

Nico is kort na Nieuwjaar overleden. Hij is de vader van Niels (12) en de partner van Mieke, een vriendin van mijn vrouw. Zij zitten samen in een koor. Vanmiddag kunnen we van Nico afscheid nemen, en Mieke en Niels condoleren.  Zelf heb ik Nico nooit gekend, ik heb zijn naam wel vaak  gehoord. Mieke ken ik wel,  zeker vijftien jaar al, heel oppervlakkig, dat wel. Ze komt ééns in de drie maanden bij ons thuis om te zingen … we begroeten elkaar … vragen: ‘ hoe gaat het’ en dat was het dan wel.
Nico is maar 52 jaar geworden. Hij had kanker, ruim een half jaar. Op een dag, ergens in het voorjaar van 2014 zei een collega van hem:
‘Goh, Nico, je oogwit is helemaal geel.’ Hij gaat in de spiegel kijken en verdomd het is waar, zijn oogwit is hartstikke geel, ’t was hem niet eerder opgevallen. Via de dokter,  bloedonderzoeken en scans is het al snel duidelijk: hij heeft kanker, alvleesklierkanker.  Kwaadaardig.
Nico houdt een blog bij. Ik lees het niet, vind ik niet kies, ik heb hem nauwelijks gekend. Mijn vrouw leest zijn blog en ik vraag zo af en toe hoe het met hem gaat. In het begin heeft hij nog de hoop dat er wat te redden valt met bestralingen en chemokuren ….. en inderdaad, soms lijkt het te helpen, één twee dagen voelt Nico soms wat minder pijn; heeft hij weer wat meer energie. Maar na zulke goede dagen lijkt het of de ziekte dubbel zo hard terugslaat … vele uitzaaiingen. Van de pijn kan hij dan niet anders dan over de grond kruipen.  Nico krijgt morfine; die helpt hem de pijn te lijf te gaan. Tot twee januari, dan is het afgelopen. De ziekte heeft hem finaal gesloopt.

Vandaag is het afscheid nemen en condoleren.
‘Kom allemaal in het wit en neem maar liever geen bloemen mee,’ staat er op het overlijdensbericht. Als je toch wat wil geven stop dan geld Collectebus van de Daniel den Hoedkliniek bij de ingang van de kantine. Want deze bijeenkomst wordt gehouden in de kantine van een sporthal in Zoetermeer. Het is er stampvol. Ik schat dat er drie- á vierhonderd mensen zijn. Natuurlijk, bij het overlijden van jonge mensen, is het altijd druk bij het afscheid nemen. Maar zo druk? Nico was pas 52; hij stond nog midden in het leven. Hij was personeelsmanager en in zijn vrij tijd skileraar, zijn vrouw Mieke is directeur van een basisschool en vrijwilliger van de speeltuinvereniging, de 12 jarige zoon Niels, zit op de voetbalclub … al met al zijn er flink wat mensen die weet hebben gehad van de ziekte en het overlijden van Nico … logisch dus zoveel belangstelling.
Er staat een lange rij wachtenden om Mieke en haar zoon te condoleren.  Het wachten wordt veraangenaamd door lekkere rockmuziek. Op verschillende beamers worden foto’s vertoond van een super actieve Nico. Onverwachts zie ik opeens de witte doodskist naast me met de foto van Nico erop. Een vrolijk lachende, jeugdig ogende man. Ik zie hem nu pas voor het eerst. In een schaaltje vooraan de kist liggen zijn horloge, zijn trouwring en een armband. Ik krijg kippenvel over mijn hele lijf
De rij wachtenden slinkt sneller dan verwacht. Ik sta opeens voor Mieke.
 Voordat ik gecondoleerd kan zeggen, zegt ze:’Goed dat je ook gekomen bent.’
‘Voor jou!’ zeg ik. ‘Gecondoleerd.’
Ook Niels geef ik een hand. Hij kent mij niet maar mijn vrouw wel. Ik wijs dat wij bij elkaar horen. Hij lacht, hij snapt het.

Er wordt geen koffie met cake geserveerd maar er is een bar waar biertjes, wijntjes en nog veel meer besteld kan worden. Ik houd het op een biertje.

Nico wordt tot slot van de bijeenkomst in zijn witte kist naar de grote zwarte auto gedragen. Er zijn acht dragers; één van hen is Niels. Hij is heel verdrietig maar nu ook trots.


zaterdag 10 januari 2015

10 JANUARI

Mijn moeder zou vandaag, 10 januari, zesentachtig jaar geworden zijn.  Zou, ja ….. want ze is nu ruim 10 jaar geleden overleden. Ik denk hier even aan haar terug.

 Ik hield veel van haar en ik wist: zij hield ook minstens zoveel van mij. Dat voelde ikt gewoon. Ik ben ma’s oudste zoon, de oudste van tien kinderen. Bijna zeker weet ik, dat de andere negen kinderen, diezelfde liefdevolle uitstraling van haar hebben gevoeld.

Ik herinner me de eerste dag dat ik naar de kleuterschool ga. Met tranen in haar ogen knuffelt ma me en geeft me mee aan drie meisjes, die  me naar school moeten brengen. Ma heeft daar geen tijd voor.  Ik ben dan drie. Ik mag een jaartje eerder naar de kleuterschool omdat ma zwanger is en ze het ook heel druk heeft met nog es twee kinderen, waarvan één zwaar verstandelijk gehandicapt

We hebben het thuis niet zo breed maar hoe ma het voor elkaar krijgt weet ik nu nog niet: voor ieder jarig kind is er altijd  een kado. Ook van Sinterklaas weet ze altijd een leuk snoep- en kadootjesfeest te maken. Zelf staat ma volop te stralen als wij de presentjes uitpakken en de snoep opeten. Ma zingt Sinterklaasiedjes mee alsof ze er zelf ook nog echt in hem gelooft.

Ze laat altijd zo duidelijk, zo hartelijk, blijken hoe fijn ze het vindt als je weer thuis bent, weer bij haar in de buurt bent. Of je nou uit school, van je werk komt  of zo maar eens even langs wipt, dat maakt haar allemaal niet uit: fijn dat je d’r bent.  Ze maakt ondertussen het drankje klaar waarvan ze weet dat jij dat het lekkerst vindt. Met warme belangstelling vraagt ze hoe het met je gaat en ze luistert geboeid naar je.  Ook met problemen kan je bij haar terecht ….niet dat ze zo’n grote probleemoplosser is …. maar doordat ze reageert vanuit een optimistische, positieve, blijmoedige instelling geeft dat nieuwe energie om problemen, vaak met succes, te lijf te gaan.

Het is 1962. Ma is een mooie, niet zo grote, slanke vrouw met golvend kastanjebruin haar. Ik ben twaalf jaar als ik vol trots, gearmd met ma (op pumps) door de van Lennepstraat, naar de bushalte voor de bus naar Schiedam loop. Ma is dan drieëndertig …  ze lippenstift op heeft, zacht rood, staat haar mooi; een beetje verliefd ben ik op haar. Ze draagt een fraai zomers mantelpakje gekleurd in geel en groen. We gaan naar Schiedam om een kostuum voor mij te kopen voor mijn Plechtige Communie. Dat doen katholieke jongens van 12 jaar. Daarmee treedt ik definitief toe tot de katholieke kerk.
Bij kledingmagazijn Bervoets hebben ze alles voor mij. Alleen voor de schoenen moeten we nog even naar van Haaren.  Onbegrijpelijk, hoe ma,  ook nu weer, in staat is, toch tamelijk veel geld neer te tellen.
‘Is dit allemaal niet veel te duur ma?’vraag ik bezorgd.
Ze kijkt me zo lief, lachend aan, geeft me een zoen op m’n wang en zegt: ‘Welnee, jongen, maak je daar maar geen zorgen over. Ik wil dat je er heel mooi uit ziet op die belangrijke dag.’
Dan geeft ze me weer een arm. We gaan weer naar huis. Met een trotse blik in haar ogen zegt ze:’Je bent in dat kostuum echt al een grote, knappe vent, weet je dat?’

 Ja, daar is ma ook altijd goed in geweest: trots zijn op haar kinderen en ze een goed gevoel geven over zichzelf; trots zijn op zichzelf.