donderdag 15 september 2011

Toeclips (1)

Soms heeft de ALDI,  die zaak ken je toch wel? Niet? Nou, dat is  die pakhuisachtige super, waar het altijd zo’n teringzooitje is. Mensen die daar werken, kan je nauwelijks verstaan. Ze worden pas bij ALDI aangenomen als ze eerst een halfjaartje met de straatkrant voor de winkeldeur hebben gestaan. Aldi  betaalt zo vèr mogelijk onder het minimumloon en vakbondslidmaatschap is ten strengste verboden……maar: ze hebben heerlijke jammetjes, zo vol van dat heerlijke Duitse fruit….zalig.  Zo af en toe heeft ALDI iets branche vreemds in de aanbieding, iets  wat je dus helemaal niet bij die armoedzaaierszaak zou verwachten: een printer, computer, een fiets (met elektrische motor) voor de oudere dames, net als: een setje van drie gedurfd vormgegeven vibrators in de vrolijk fluoriscerende kleuren groen, rood en geel.
Vandaag lokt Aldi me naar zijn rommelsuper om wielrenschoenen te kopen. Let op beste klant: we slaan niet zo’n grote hoeveelheid in; dus wees er snel bij, op is op.  Het zijn van die schoenen, die je met een clip, onder de zool,  vastmaakt aan het pedaal. Toevallig was ik daar net naar op zoek, want op de sportschool doe ik aan spinning. (Dat is driekwartier walgelijk hard fietsen, veel zweten en geen meter vooruit komen.) Tot op heden deed ik dat spinnen op gewone sportschoenen, die schoenen waar je ook mee wandelt, fietst, roeit en thuis de krant op leest. De laatste paar spin-sessies krijg ik echter flink pijn aan mijn tenen (vooral mijn grote kalkteen). De spin-juf vindt dat heel logisch, dat  ik pijn aan mijn tenen krijg met zulke zwerversschoenen, sorry hoor, zegt ze ook nog met een gemene glimlach. Nou, nou, die sportschooljuffen zijn ook niet bepaald tactisch te noemen.  
‘Je ken het beste schoenen met toeclips kopen, SPD systeem,’ zegt de juf. 'Toeclips hechten je schoen en jou vast aan de pedalen, zodat die druk op je tenen niet kan ontstaan.’

De ALDI heeft volgens de folder die ik dezer dagen in de bus kreeg, zijn  toeclips en bijbehorende schoenen in de aanbieding. En niet alleen dat, maar ook fietsshirtjes, broeken, jacks, handschoentjes, regenkleding en fietsverlichting. Bij de gemiddelde fietszaak zijn die wielrenschoenen vanaf een euro of vijftig te koop. Nu bij de Aldi in de aanbieding: 22.90 euro!! Kan toch nooit wat zijn zou je zeggen. Het is wel wat!! Ik heb van verschillende mensen zeer lovende woorden gehoord over dat Aldi merk.

Vanochtend eerst naar de sportschool; voornamelijk om te spinnen, nu helaas nog zonder die toeclips. Ik doe daar verder nog wat oefeningen voor mijn buik-, been- en borstspieren.  Daarna op naar de Aldi. Er zijn twee Aldi’s bij mij in de buurt. Allebei op ongeveer een kilometer lopen (fietsen ook) van mijn huis. Ik kies het filiaal langs de Rotte, een klein pakhuis, volgepropt met van alles en nog wat; elke huisvrouw zou in zo’n geval zeggen: ’Je moet maar niet op de rotzooi letten.’ Alles, werkelijk alles wat deze super belooft te verkopen verkoopt deze super, zelfs de wielrenschoenen: maat 41, 42, 43, 44 van elke maat maar liefst één paar......helaas.......maat 45, mijn maat  ontbreekt. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Had ik maar eerst eens goed nagedacht. Het is een lokkertje. De Turkse filiaalchef, die in een onbevlekte slagersjas, met een blocnote in zijn hand de voorraad staat te tellen, zei het me ook al:
‘Mieneer, deze winkel viel klein. Viel klein om verkopen fiets.’  Hij heeft niet begrepen wat ik moest hebben; maakt niet uit. Ik heb zelf geconstateerd, dat dat, wat ik wou hebben,  er gewoon niet is.

wordt vervolgd

zondag 11 september 2011

Met de bus naar Brabant (2)

Vòòr de touringcar staan de chauffeur en Wanda te bakkeleien. Zij wil Brutus persé mee hebben in de bus en wat Wanda in haar kop heeft, heeft ze beslist niet in d’r kont. Met haar onvrouwelijk zware stem, zegt ze, in plat Rotterdams:
‘Chauffeurtje, je ken twee dingen doen. Of je weigert Wodan mee te nemen en dan  loopt je een grote kans dat Wodan straks zomaar een flinke hap uit je broek neemt en dat betekent: weg leuke dag voor het  chauffeuremannetje. Of je stopt heel snel met dit gekut en je laat Wodan gewoon je bussie in; dan maken we er samen gewoon een toffe dag van.‘
‘Neen, dat kan ik echt niet maken, mevrouw, in deze bus mogen geen honden.’
‘Zit er dan misschien een lief klein kanariepietje in dat mandje van Cisca? Volgens mij zit er een 100 procent  kuttenlikkersteefje in dat mandje, jongen?’
‘Ja, maar dat is zo’n klein hondje, mevrouw. Die kan wel tien keer uit uw hond.’
‘Zo, je heb zelf zeker niet in de gaten hoe vreselijk je uit je nek staat te lullen, broer? Ik weet niet waar je vandaan komt maar in Rotterdam, is een hond gewoon een hond of tie nou groot is of klein, sorry hoor.’
‘Mevrouw, u kunt praten als Brugman, ik neem dat grote bakbeest van u echt niet mee.’

‘Meiden, kom es effe!’
 Met zijn tienen pakken ze het tenger gebouwde chauffeurtje op en dreigen hem de Rotte in te jonassen, als hij bij zijn weigering blijft.
Uiteindelijk kermt hij angstig:
‘Okee, okee, laat hem dan maar in de bus maar houd hem stevig aan de lijn……….. En als hij zijn behoefte doet in de bus, ruim je het zelf allemaal op!
‘Ja, dan schep ik die drollen wel netjes in je petje, chauffeurtje,’ zegt Wanda, ‘schei toch uit man.’ De meiden hebben grote lol.

Die kleine kuttenlikker van Cis, gaat vreselijk opgefokt zitten keffen tegen Wodan, die ruimschoots de tijd neemt om het minkukeltje in dat mandje te bestuderen.
‘Dat ze met droge ogen zoiets ook nog een hond durven noemen,’ zie je Wodam denken, ‘overigens (snuf, snuf) verspreidt ze wel geilmakend geurtje.’
‘Wodan, af! Af, Wodan,’ zegt Cisca doodsbang. Wodans staat met zijn voorpoten op de bovenbenen van Cis en zijn grote kop verdwijnt in het mandje van de bibberende Geertje. Wat er precies in dan mandje gaande is, is niet duidelijk te zien maar de buspassagiers zien en horen Wodans gretig likkende bewegingen. Geertje kan slechts wat benauwd piepen.
Ten lange leste zegt Ciska:
‘Wanda, trek jij je grote muil eens open tegen die hond van jou; hij staat dat lieve kleine poepie veel te ruw af te raspen van onderen. Echt niet normaal meer, hoor! Niet om het een of ander maar dadelijk krijg ik ook nog een beurt..’
‘Nou, nou Cis, ken het niet een toontje lager maar eh….een beurt van Wodan??....jij???....jammer voor jou Cis maar daar mag jij, op jouw leeftijd, alleen maar van dromen, wijffie. Vijftig plussers wordt ie niet meer warm of koud van.’ ’De andere meiden komen natuurlijk niet meer bij van het lachen.
'Oh,' zegt Cis, 'dus jij kan op jouw leeftijd nog lekker van Je Wodan genieten, zeker?'
Gegniffel in de bus; dat was wel een goeie van Cis.
‘Nou, hou dat beest godverdomme bij je Wanda en gauw een beetje.’
‘Wodan hier!’ Wanda dirigeert haar hond onder haar onder haar zitplaats.

‘Ik heb nog geen zitplaats, chauffeur, roept Silvia; de jongste van het stel; een mooie meid, vrijgezel en populair bij de mannen in de buurt.  Silvia  houdt het met Koos, Wanda d’r man, iedereen in de buurt weet onderhand al, behalve Wanda zelf. Ze vindt wel dat Wodan de laatste tijd wel heel veel wordt uitgelaten maar argwaan, nee dat heeft ze nog niet. Sil en Koos zijn gek op elkaar.
Hier in de bus reageert Wodan opvallend vriendelijk op Silvia. Hij laat zich gewillig aaien door haar; zoiets laat ie eigenlijk nooit toe, behalve dan van Koos of Wanda.   
‘Er is nergens een plekkie meer voor mij, chauffeur,’ zegt Silvia.’
‘Er moet plek zijn  voor iedereen, die betaald heeft. Ik kom wel even langs,’ zegt de chauffeur en hij loopt de bus door naar achter. 
‘U neemt twee zitplaatsen in beslag mevrouw,’ zegt de chauffeur tegen Wanda.
‘Neeeeeeee, meent u dat nou? Nu alle gekheid op een stokkie: je hebt helemaal gelijk, …let op….nu vraag ik u: waarom zou deze dame twee zitplaatsen in beslag nemen? Je mag twee keer raden.’
‘Ik begrijp best wel, dat u met uw postuur twee zitplaatsen nodig heeft maar in het vervolg moet wel u twee zitplaatsen voor uzelf reserveren en betalen, hè! Stel je voor dat deze bus vandaag helemaal vol geboekt zou zijn met dikke dames zoals u, dan zou  de helft van de mensen deze bus mee kunnen.’
‘Ik weet het goed gemaakt,’ gaat Wanda verder, ’naast de bestuurdersplek staat een ruime bijrijderstoel. Daar ga ik wel zitten.’ Ze maakt aanstalten om op te staan.
´Oh nee,´ schrikt de chauffeur,´ ik wil geen ongelukken, blijf maar lekker hier zitten; met u voorin wordt de bus topzwaar. Deze slanke jongedame hier,’ en hij wijst naar Silvia,’ kan wel naast mij plaats nemen. Het wordt trouwens de hoogste tijd dat we vertrekken.´
Eindelijk zet de bus zich dan in beweging richting Brabantse land, waar het leven goed schijnt te zijn….. Zelfs al zijn hun geliefden of bekenden maar voor hooguit zeven á acht uurtjes op stap, de uitzwaaiers houden het niet droog .....typisch Rottegolf.

wordt vervolgd

donderdag 8 september 2011

Met de bus naar Brabant (1)

De aankondiging ziet er aanlokkelijk uit:

Voor tien euro een dagje met een touringcar heen en weer naar Oosterhout?! Natuurlijk inclusief een origineel Brabants bakkie koffie en een flink stuk appeltaart met slagroom in Café Restaurant ‘de Zachte Heuvelen’ aldaar. Na de koffie volgt dan in die uitspanning een geheel vrijblijvende presentatie van interessante producten en daarna  rijdt de touringcar naar Breda alwaar bij Vandervalk geluncht zal worden, waarna, wederom geheel vrijblijvend, een aantal aantrekkelijk producten voor u zullen worden gedemonstreerd. Daarna gaat het zo langzamerhand weer Richting Rotterdam, alwaar we, ijs en weder dienende, tussen vijf uur en half zes willen aankomen.

De bussen staan klaar op het Noordplein. Niet één dus, zoals gepland maar vier.
Er gaan veel vrouwen alleen mee maar ook zussen, vriendinnen en moeders en dochters. De grootste groep  meiden, 38 stuks,  komt uit het buurtje Rottegolf, grenzend aan het Noordplein. Samen vullen ze 90% van de zitplaatsen in de bus. De chauffeur van de bus voor de Rottegolf-meiden is nog zo’n ouderwetse, althans qua uiterlijk: in z'n zondagse pak en met pet.   Neen, geen conducteurpet natuurlijk  maar gewoon zo’n pet die alle mannen op hun kop hebben die kaal of kalend zijn.

Zo’n pet is bij iemand als Wanda, een rauw, bonkig en volumineus type zoals Ma Flodder, niet veilig. Al gauw gaat die pet van hand tot hand. Maar als Wanda ziet dat een van de meiden die pet zwemles wil geven in de Rotte vindt ze dat afgelopen moet zijn met die gein en snauwt ze naar Truud, dat ze die man zijn pet terug moet geven en wel meteen: 
‘Het heeft nou wel weer lang genoeg geduurd, kuttenkop, straks vat die schat nog kou. We hebben die man per slot van rekening nog wel effe nodig vandaag.’

De chauffeur, weer mèt pet,  staat oogluikend toe dat Cisca met Geertje, haar Yorkshire Terrier (kuttenlikkertje) in de bus plaatsneemt. Cis heeft Geertje in haar mandje gestopt. Daar zit ie bangig rond te kijken ondanks dat de bus nog zowat leeg is.
Als Wanda ziet dat Geertje mee mag loopt ze naar Koos, haar man, en fluistert hem wat in. Met een grijns sjokt hij in de richting van hun nabije woning. Koos is meegekomen om zoals hij het zelf zo charmant pleegt uit te drukken: ‘zijn wijf’, uit te zwaaien.
Even later komt Koos weer teruggesjokt met een hond. Het is Wodan, de 12 jarige Mechelse herder van Wanda. Koos moet hem wel altijd uitlaten maar in feite is Wodan gewoon Wanda’s troeteldier. Koos heeft persoonlijk niet zo veel affiniteit met teefjes. Hij heeft het meer op reuen en dan vooral van die vechthonden. Pittbullterriers. Daar is hij gek op. Hij heeft er al eens gehad. Die  hond, Kanus, heeft twee vingers van Koos afgerukt en alsof hij uitgehongerd was, verslonden. Van zijn rechterhand! Tot overmaat van ramp is hij nog rechts ook!  Van Wanda mag tie nooit meer zo'n beest. Koos is gewoon een veel te grote goedlul voor zo’n beest. 
'Neem maar zo’n keffertje als Geertje,' had ze tegen hem gezegd, 'die kan je zonder problemen de baas, Pik!'    

Het voor veel vrouwen reeds jaren vervlogen schoolreisjesgevoel komt dan weer boven. Hoewel de bus nog niet eens vertrokken is wordt er al flink gekeet. Koek, snoep en olienoten worden rondgedeeld. Tasjes worden baldadig en tot woede van enkelen, leeg gegooid in het gangpad van de bus. De inhoud: mascara, lippenstift, eau de cologne, zakdoekjes, tampons en maandverband vliegen weldra door de bus. 
Ook de gespikkelde beer wordt weer eens van stal gehaald: Lien, met een mondvol zeer fijn gekauwde pinda's, vraagt aan Petra, die naast haar zit:
'Wel eens een gespikkelde beer gezien?'
'Nee,' zegt Petra, kan me niet herinneren.'
Dan spuugt Lien haar hele mondvoorraad pinda's krachtig in het gezichtje van Petra.
'Dan moet je nu snel in spiegel kijken, wijffie, dan zie je d'r een.'   Ja, die gespikkelde beer deed het heel goed in de bus. Pas bij de Moerdijk was Petra weer een beetje aanspreekbaar. 
Er wordt pesterig aan haren getrokken. Iedereen krijgt een beurt. Ook d’ijdele Dina. Nu pas na al die jaren blijkt dat haar fraaie lange blonde krulletjeshaar al die tijd al nep is geweest…een pruik dus. Vliegensvlug wordt Dien met haar kale koppie vereeuwigd,want zo hadden we haar nog nooit gezien.  Dien zit er niet mee, ze lijkt bijna opgelucht nu. Met een opgeheven hoofd kijkt ze bijna trots  recht in de lens.


wordt vervolgd

maandag 5 september 2011

Jonge hond.

Tanja is een bijzondere en ook bijzonder spraakzame buurvrouw. Ze staat altijd voor iedereen klaar. Althans voor iedereen, die om een praatje verlegen zit. Dat zijn er nog verbazingwekkend veel. Voor haar gaat nou het gezegde: ‘ze is van alle markten thuis’’ helemaal op. Je kan het zo gek niet noemen: van incest tot biologische aardappelteelt en van postnatale depressie tot het diervriendelijk vervoeren van kistkalveren.  Je moet alleen wel je tijd in de gaten houden want voor je het weet zijn je Ben & Jerries in je tas gesmolten en heeft de hond zijn behoefte in het gangetje gedaan, ik noem maar wat.  Zij houdt de tijd niet voor jou in de gaten; dat doet ze alleen voor zichzelf en dan nog niet eens zo superprecies. Want een babbeltje maken vindt ze eigenlijk leuker dan dingetjes op tijd doen.
Dat is nou juist een van die leuke dingen van haar. Dingen hoeven, moeten nooit op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk maar het is nu eenmaal zo. Zij eet alleen wanneer ze honger heeft en haar zoon Theo (15), weet dat hij als hij trek heeft  hij wat uit de kast kan pakken als hij honger heeft.
‘Wacht maar niet op mij hoor, Theo!’ roept Tanja tegen zoonlief, ‘ er ligt nog  een pakje Tuc in de voorraadkast en een Bounty.  Maar als je nou echt gezond wil doen, Theo,  en ook je eetlust niet wilt bederven, dan ligt er ook nog wel een appel of een banaan op de fruitschaal.’ En ze voegt er lachend aan toe, dat ze zich die laatste opmerking met zo goed had kunnen besparen. 
'De jeugd heeft tegenwoordig fruitangst geloof ik, een ooftfobie. Die zoete snoeptroep, ja, die wel, die gaat er in als koek. Daar genieten ze van met glimmende ogen ....en het is nota bene nog verslavend ook.’
Tanja weegt zelf geen grammetje te veel. Ze snoept wel; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Eens in de zoveel tijd trakteert ze zichzelf op een Magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dun laagje chocola eromheen en een houtje d'r in, om het goed beet te kunnen houden.   
Een keukenprinses is ze niet en zal ze nooit worden; vindt ze zelf ook. Ze kookt op laag blo-niveau:‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt en een bakje yoghurt met roosvicee toe, daar ben ik goed in en in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch.  Van mijn 19e tot nu toe deed ik het zo. Ziek was ik zelden of nooit en energie had  en heb ik volop!'

Inderdaad: zelden zo’n energieke vrouw gezien als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze.
Haar eerste en enige huwelijk is al vroeg op de klippen gelopen. Er waren toen al wel twee kinderen. De derde, Theo, 15 jaar is hij nu en na al die vijftien jaren weet nog geen enkele buur wie hem verwekt heeft. In ieder geval: hoe graag Tanja ook met Jan en Alleman op straat staat te kakelen, over het hoe, waar en waarom van Theo rept ze met geen woord; met niemand. Maakt mij niet uit hoor. Ik zou er toch niks over schrijven. Voor elke leek is het zonneklaar dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japanner, Vietnamees, Koreaan. Theo heeft namelijk ook van die schattige spleetoogjes, de bouw van een Sumo worstelaar……en Tanja? Zij heeft  een Hollands koppie, met grote blauwe kijkers.  
Een van de andere buren heb ik wel eens horen vertellen en of het waar is weet ik niet, dat zo rond de geboorte van Theo, vlak tegenover de woning van Tanja een Chinees restaurant gevestigd was, waar Tanja zo af en toe wat bijkluste. De eigenaar was, nog steeds volgens die andere buur, een knappe, charmante man. Er werd daar in de in de buurt van dat restaurant niet voor niets in die periode veel meer Chinees gegeten dan normaal. Maar dat kwam heus niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent was. Zijn eten was ook hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk. Daar likte je je vingers nou bij af! Zo’n simpele, uitermate gezonde maaltijd, zo voordelig en zo onvergelijkbaar lekker. Maar nu Tanja, die Chinees en Theo met elkaar te maken hebben vertelt dat hele verhaal nog steeds niet.....en is dat dan erg.....welnee!

Tanja’s oudsten zijn al weer jaren de deur uit.  Ze zijn 39 en 37. Allebei getrouwd. Hebben allebei een kind en Tanja is de oppas-oma. Tanja haalt de kids uit school en oma moet ze bezighouden tot paps en mams ze tussen vijf en zes komen halen na hun werk. Oma kwijt zich als een jonge meid van die taak.
Ik kijk uit mijn raam en zie oma Tanja op ons Cruijff-court als een jonge hond met haar kleinkinderen en nog wat buurtkinderen voetballen. Ik krijg er kriebeltjes van, voetbalkriebels wel te verstaan. Ik ga naar buiten en zeg (iets te) stoer:
‘Ik doe ook mee!’ Tot mijn verbazing is er niemand die enthousiast roept:
‘Jaaaaa, leuk.’ 
Nadat Tanja tegen de kinderen heeft gezegd, dat het wel goed is. Laat die oude man maar meedoen. Hij is niet zo eng is als hij er uitziet. Dat heeft hij wat te doen. Anders verveelt hij zich toch alleen maar en dat is toch ook niet zo leuk voor die oude man.  Pas na die woorden van Tanja vinden de kinderen het goed dat ik mee ga voetballen. Natuurlijk niet ‘bij Tanja’ maar bij die andere partij.   

donderdag 1 september 2011

Muggen

Muggen. Drieentwintig bloedspetters tel ik nu op het plafond en de wanden van mijn slaapkamer. Ook op vier kussenslopen, twee onderbroeken en een t-shirt zitten bloedvlekken. Op de onderkant van mijn pantoffels hebben ze ook gezeten maar daarop zijn ze nu niet meer te zien. Ja, ook op mijn handen zaten ze, maar daar doe ik het zelden meer mee. Allemaal bloed van door mij gedode muggen. Slechts een heel klein percentage want de meeste krijg ik niet eens te pakken. Ze nemen mij te grazen!
Middeltjes gebruik ik ook wel maar die helpen allemaal geen klote. Daar wennen ze aan. Aan het ene middel nog sneller dan aan het andere. Spuiten doe ik dus en smeren en de mug weet natuurlijk precies het onbedekte plekje te vinden. Ik gebruik zo’n vaponastrip, waarvan ze zeggen dat ie kankerverwekkend is. Lekker: tegen de muggen èn kankerverwekkend. Zo’n strip heeft trouwens alleen maar zin als de slaapkamerramen potdicht gehouden worden. Fijn bij ruim 20 graden, ’s nachts de ramen dicht houden.
Een apparaatje uitgeprobeerd dat een zoemetje produceert; de mug kan er niet tegen en  ik ook niet. Ik slaap niet met zo’n geniepig geluidje. Zet de zoem uit en schuif mijn bedje weer in. Welja, daar is tie weer met zijn gezoem om mijn kop. Ik zie niks maar geef op goed geluk mezelf een tik voor mijn kop in de hoop dat ik dat muggekreng raak. Maar nee. Tien seconden later is  er weer zo'n kreng. Mijn wang gloeit van de draai om mijn eigen oren.
Dan haalde ik weer eens een doosje in huis met een lief zoetig geurtje;  lijkt wel een afrodisiacum......ik werd me toch ineens geil als ik mijn slaapkamer binnenstapte.  Tegen de muggen helpt het primal....drie dagen lang, tientallen dooie muggen in die kamer, overal waar ik maar keek. Na drie  opwindende en uitputtende dagen, pleur ik die doos het raam uit. Ik ben tenslotte geen twintig meer.  Misschien raakt mijn benedenbuurman geïnspireerd.  
Met een dodelijk tennisracket moet ik de strijd met de mug kunnen winnen. Zoals toptennisser Federer uithaalt naar de bal, die geretourneerd is door tennistopper Nadal, zo geconcentreerd mep ik naar  de mij irriterende muggen. Als ik ze raak dan verbranden ze levend op mijn racket…..tenminste, als ik het verbrandknopje op het handvat van het racket ingedrukt houd. De geur van gegrilde mug is overigens opwindend. Daarbij doet het mij een uitermate groot genoegen om dergelijke hinderlijke creaturen zo hardhandig uit te roeien. De muggenracket is wat mij betreft het beste, leukste en meest bevredigende muggenbestrijdingsmiddel.
Op zich is natuurlijk de klamboe het middel bij uitstek om muggen van het lijf te houden.  Ik heb er wel een paar gehad; maar ze bleven nooit lekker hangen. Slaap nogal woelig. In mijn dromen trek ik dan de klamboe uit het plafond. De droom wordt nachtmerrie als ik in de klamboe  gevangen raak en het me niet lukt daaruit te ontsnappen.

Bij de anti-muggenshop  hoorde ik dat er een klamboe ontwikkeld wordt die qua uiterlijk lijkt op een kleine bungalowtent dus compleet met tentstokken (klamboestokken nu dus) en tentdoek, dat dan dus klamboedoek zal worden. Haringen zullen niet nodig zijn aangezien de tent uitsluitend voor gebruik binnenshuis is.  

Bij de anti-muggenshop weten ze me ook te vertellen dat als er één dier is dat duidelijk merkbaar geëvolueerd is de laatste tientallen jaren, dan is dat wel de mug. Nou ja, dat klopt ook wel: ik weet nog wel dat ik, ruim vijftig jaar terug, als kind dus, op klaarlichte dag,  met één simpele handbeweging drie muggen tegelijk ving, plette of bewusteloos sloeg. Ik vond het niet eens een prestatie; ik deed het als het ware ‘met twee vingers in mijn neus’. Kom daar anno 2011 nog maar eens om.

Muggen hebben zich de afgelopen tientallen jaren aangeleerd om zich verdekt op te stellen. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Vroeger gingen ze gewoon domweg op iets wits zitten. Plafond, wit stukje behang. Dat zal je ze nu echt niet meer zo veel zien doen. Ze pakken nu doorgaans zwarte donkere kastjes, donkere kleding, het raam, als het donker is natuurlijk. Ook heb ik gemerkt, dat ze tegenwoordig veel meer dan voorheen onder het bed gaan zitten. Tuig!
Nú is er geen mug te zien en doe het licht maar uit, duik het bed maar in en binnen de minuut zoemt dat kreng weer om je hoofd. Doe het licht maar weer aan en hij is nergens meer te bekennen. Ze worden ook veel sneller die insecten.
Laatst, op een ochtend vloog een mug als een kleine F16 met een rotvaart op mij  af. Boorde zich in mijn bovenarm, zoog schielijk wat van mijn bloed en keerde weer snel terug naar zijn uitvalsbasis…..waar?? Binnen vijf minuten had ik toch een vreselijk jeukbult. Ik dacht, laat ik die jeukbult nu eens op de ouderwetse manier aanpakken; zoals mijn moeder me dat leerde toen ik een kleine jongen was: ik druk met mijn nagel een kruisje in het bultje; doe op mijn vinger wat speeksel (ochtendspuug) en smeer dat op de muggenbeet. De jeuk is binnen een minuut weg. 
Muggenbeten vind ik op zich zo erg nog niet. Beten van Hollandse muggen wel te verstaan. Dat gezoem om mijn kop als ik net in slaap dreig te vallen, dat vind ik eigenlijk het ergste.


dinsdag 30 augustus 2011

Het is nu eenmaal zo

Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een saai stel. Dat weten ze zelf ook wel. Net als hun buren, hun kinderen, familie en collega’s. Het is nu eenmaal zo. Ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is vooral hij bijzonder saai. Het is wel een vriendelijke man, maar oersaai. Er gaat niks van hem uit. Werken, dammen, journaal kijken, slapen op de bank en helpen bij het eten klaar maken. Dat is het wel zo'n beetje. En om dat zij te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij net zo saai is als hij maar dat is helemáál niet zo. Want als zij samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en opwindende stripteases.  

Ze werken allebei op het stadhuis. Hij zit bij de beveiliging. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Half negen moeten ze beginnen. Hij zet de wekker op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendkusje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee. Voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek zijn zwarte uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse tikje op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo kort bij haar werkplek. Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in, schijnt hij te denken. Iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even de lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijter ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij. Een zo'n uitsmijter is wel genoeg voor met z'n tweeën, toch?

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: ‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe grapjes. 
Als ze om zes uur thuis zijn maken ze samen het eten klaar. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Na het acht uur journaal wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het zijn beurt. En zij weet al precies wat hij gaat kiezen: dammen … Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gàtverdàmme!’ Het maakt haar niet uit dat hij altijd wint maar hoe hij het speelt. Zijn slappe peutervinger met rouwrandnageltje beweegt zich traag naar die damschijf en schuift de steen dan een beetje aarzelend naar links, naar rechts, naar voren ….gàt-vèr-dàm-me. De kwelling spuit uit haar ogen. Hun avond is snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij heeft het er verder ook niet meer over.

‘Wil jij nog iets bijzonders voordat je gaat slapen, schat?’vraagt zij
‘Ja, ik zou wel weer eens een keertje lekker gepijpt willen worden. Dat is toch mijn beste slaapmutsje.' 
‘Ga er dan maar eens lekker voor liggen,  knul. Je weet, we hebben hier geen uren de tijd voor, hè? Morgen is het weer vroeg dag. Ontspan je. Nou zeg, die piemel van jou weet ook niet van ophouden.’
'Het was lekker, hoor. Kan ik jou misschien ergens mee verwennen, schat?'
‘Nee hoor, dat is niet nodig. Ga jij maar lekker slapen. Ik help mezelf zo wel, schat. Dan val ik daarna als een roosje in slaap, zeker weten.’
Tsja, zo gaat het daar nu eenmaal.

vrijdag 26 augustus 2011

Deejay

Radiozenders. Ik hoor ze alleen als ik op de sportschool ben. Thuis ben ik de afgelopen veertig jaar niet op het idee gekomen de radio aan te zetten. Nieuws en info haal ik wel uit kranten, tijdschriften en tv. Voor die tijd luisterde ik wel graag naar Radio Veronica of  Radio London  popzenders met goeie muziek en deejays die je serieus namen. Deejays die je aanspraken als volwassene en niet, zoals tegenwoordig als halve gare puber.
In de sportschool vult de radio hard en meedogenloos elk hoekje elk gaatje met een giga hoeveelheid decibels.

Het zou me niet verbazen als ik vele kilo’s zou verliezen door alleen maar stil,  midden in de fitness-ruimte te blijven staan. Alleen al het geluid trilt met gemak de nodige grammetjes vet uit mijn lijf. Maar daar kies ik niet voor. Ik ga naar het roeiapparaat. Een half uurtje cardio.

De deejay brengt een stukje wereldnieuws: over Syrië, dat land waar het leger met tanks en mitrailleurs op zijn eigen burgers schiet:
een kritische cartoonist is door de geheime dienst van Assad, de president van Syrië, opgepakt. Hij is gemarteld; zijn vingers zij gebroken en hij is als oud vuil langs de weg gesmeten. Daar werd hij gevonden. Hij was nog in leven.

Het lijkt alsof de deejay dit schokkende nieuws leest voor een groep baldadige peuters of dronken pubers. Alsof het iets verrassends lolligs is. Voor de deejays lijkt alles feest. Zelfs deze gruwelijke marteling wordt gebracht als een smakelijk hapje; een feestje. Als het enigszins kan, maken ze er nog een leuke quiz van:
‘Hoe heet deze gemartelde cartoonist ha, ha, ha? Voor de eerste beller met het goede antwoord ligt er een Manicuur Arrangement klaar bij ‘Sweety soft’ met filialen door het hele land.’

Zou er nou nooit eens iemand tegen zo’n deejay zeggen dat ie een toontje lager mot gaan zingen? Zouden ze niet gecoacht worden? Ik zal toch niet de enige zijn die me als kleuter aangesproken voelt door zo’n schreeuwlelijk.

Ik hoef niet zo nodig te fitnessen met die teringherrie. Met Bram, de sportschool schoonmaker, praat ik er wel eens over. Hij klaagde tegen mij ook al eens over pijn aan zijn oren van die muziek. Ik zeg tegen Bram:
‘Nou, jij weet toch wel waar die tuner staat?’
‘Ja, dat wel.’
‘Nou, dan trek je toch gewoon de stekker er uit en dan knip je hem een paar keer door.’
‘Ja, kan ik  proberen maar die draad ga ik niet doorknippen, ik leg hem er gewoon naast’  zei Bram, ‘dan zie ik wel hoe het loopt; hebben we in ieder geval even rust.’

Vandaag kom ik de sportschool: een weldadige rust en stilte. Ik hoor het heffen en neerkomen van de halters; het machtige gekreun na de intensieve sportprestaties; alleen uit  de spinning- en zumbaruimte klink de muziek  nog onnodig hard. Daar moet Bram morgen nog maar eens wat aan doen. Maar voor Bram is er geen morgen meer. Althans niet in deze sportschool.  Aan de koffie hoor ik dat hij Bram er uit gefikkerd is. Ontslagen omdat hij de stekker uit de tuner getrokken heeft. Hij is verraden door de receptioniste. Zij zag het hem doen; hij stond het snoer nog door te knippen boven de vuilnisbak. De baas belde hem en zei dat ie kon gaan. Bram snapte het wel.
De receptioniste kan pas om half tien in de snoertjeswinkel terecht voor een nieuw snoertje. Tot die tijd geen muziek in de sportschool.


Nu blijkt dat veel sporters niet kunnen of niet willen sporten zonder muziek. Zeventien liepen er een beetje bozig weg.  Ik zal eens gaan praten met de leiding van de sportschool over de vraag of ze een 'stilte dag' willen inlassen; een dag per week een stille sportschool. Heerlijk lijkt mij. 
Ook heel belangrijk natuurlijk is, wat mijn medesporters hier van zullen vinden. Want misschien ben ik wel de enige.